Vraag nr. 292 van 31 juli 1996
van de heer MARC OLIVIER
Juridische maatregelen inzake mobiliteit – Stand van zaken
Tijdens de vorige legislatuur werden verschillende werkgroepen opgericht met als doel het onderzoek van juridische maatregelen met een invloed op de mobili-teit, in het bijzonder juridische maatregelen die beogen het wagengebruik af te remmen door een efficiënte inzet van de dienstverlening, een rationeel ruimtege-bruik en een financiële regeling.
De werkgroepen onderzochten onder meer volgende aspecten :
– het prioriteitsrecht voor De Lijn met betrekking tot het organiseren van bedrijfsvervoer (meer alge-meen met betrekking tot alle vormen van bijzonder geregeld vervoer) ;
– het zogenaamde vorktariefsysteem ; – de verpachtingsvergoeding ;
– de mogelijke initiatiefnemers voor het organiseren van bijzonder geregeld vervoer ;
– de kwaliteitsnormen waaraan voertuigen moeten voldoen ;
– de aanpassing van de omzendbrief van 20 februari 1982 betreffende de eis om bij bouwwerken par-keerruimte te scheppen.
1. Wat zijn de resultaten van de verschillende werk-groepen in verband met de bovenvermelde aspec-ten ?
2. Welke juridische maatregelen werden nog onder-zocht en wat zijn de resultaten van dit onderzoek ? 3. Hebben de resultaten vermeld onder 1 en 2 reeds
geleid tot concrete beleidsvoorstellen ? Antwoord
1. Ter verduidelijking moet worden gesteld dat er geen speciale werkgroepen werden opgericht om dit te onderzoeken, maar dat deze maatregelen werden besproken in de bestaande Commissie voor Bijzon-der Geregeld Vervoer. OnBijzon-dertussen heb ik echter reeds de volgende initiatieven genomen ter bevor-dering van het organiseren van bijzondere vormen van geregeld vervoer. Momenteel is er bovendien een volledige modernisering van de basiswetgeving in voorbereiding.
In het decreet tot begeleiding van de begroting 1997 werd een bepaling opgenomen waarbij het priori-teitsrecht van de VVM De Lijn m.b.t. het bijzonder geregeld vervoer wordt ingetrokken.
Om juridische redenen werd door de Vlaamse administratie sedert 1 april 1993 geen standaard-kostprijs voor het bijzonder geregeld vervoer meer goedgekeurd.
De verpachtingsvergoeding werd met ingang van 1 januari 1996 afgeschaft.
Momenteel worden de aanvragen voor het organi-seren van vervoerdiensten in het bijzonder geregeld
vervoer door de administratie onderzocht, rekening houdend met de bepalingen van de besluitwet van 30 december 1946. Voor de aanvragen die voldoen aan de bepalingen wordt de machtiging afgegeven. De kwaliteitsnormen waaraan de voertuigen moe-ten voldoen zijn geldig voor het ongeregeld vervoer. Dit is evenwel een federale materie. Voor bijzonder geregeld vervoer is op dit ogenblik nog steeds enkel de ouderdom van het voertuig een norm.
Wat de aanpassing betreft van de omzendbrief van 20 februari 1982 over de eis om bij bouwwerken parkeerruimte te scheppen, werd ter zake een eva-luatiestudie uitgevoerd. E en werkgroep werd samengesteld en heeft de opdracht een voorstel te formuleren, wat tot op heden nog niet is gebeurd. 2. Er werden nog geen specifieke juridische
maatrege-len onderzocht. Wel zouden, met het oog op de bevordering van een duurzame mobiliteit, de vol-gende juridische maatregelen worden genomen : – de opheffing van de vrijstelling van verplichting
tot terugbetaling door de werkgever van (een gedeelte van) de kosten van het openbaar ver-voer voor woon-werktrajecten kleiner dan 5 km ;
– het mogelijk maken van vergoedingen voor fiet-sers voor (een gedeelte van) een realistisch for-fait per kilometer ;
– het fiscaal aftrekbaar maken van schoolabonne-menten ;
– het afschaffen van de belastbaarheid van de werkgeversbijdrage voor het woon-werkverkeer, ter stimulering van het openbaar-vervoerge-bruik :
– het verhogen van de werkgeversbijdrage voor vervoersbewijzen woonst-werk.
Deze aangelegenheden, die een federale bevoegd-heid zijn, werden ingeleid op de Interministeriële Conferentie voor Verkeer en Infrastructuur. Recentelijk werd met de federale minister van Ver-keer afgesproken dat een werkgroep deze voorstel-len verder zou onderzoeken en uitwerken, ter voor-bereiding van de eerstvolgende Interministeriële Conferentie van Verkeer en Infrastructuur.
3. Voor zover dit het geval is, werd dit aangegeven onder punt 1 of 2.
