• No results found

Vraag nr. 291 van 31 juli 1996 van de heer MARC OLIVIER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 291 van 31 juli 1996 van de heer MARC OLIVIER"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 291 van 31 juli 1996

van de heer MARC OLIVIER

Actieprogramma bedrijfsvervoerplannen – Evaluatie Op 28 maart 1994 werd door de heer Johan Sauwens, toenmalig Vlaams minister van Verkeer, Buitenlandse Handel en Staatshervorming, een actieprogramma rond bedrijfsvervoerplannen (BVP) voorgesteld.

Het actieprogramma zou prioritair worden gericht op die bedrijven waar het nut op het vlak van de duur-zaamheidsdoelstellingen het grootst is. Meer in het bij-zonder werd gedacht aan grote bedrijven met een hoog mobiliteitsprofiel (automobiliteit > 70 %) gelegen in de grote congestiegebieden (Brussel-Antwerpen-Leuven en het verstedelijkte gebied Gent).

In vermelde congestiegebieden zouden een vijftal grote bedrijven of bedrijventerreinen worden benaderd (met meer dan 500 werknemers) om met een voerplan te starten. Bedoeling was dat deze bedrijfsver-voerplannen als voorbeeld zouden fungeren voor de andere bedrijven in het betrokken gebied of deelge-bied. Daardoor zouden deze grote bedrijven een voor-trekkersrol spelen. Als streefdoel werd vooropgesteld : een vermindering van het aantal wagens waarmee werknemers naar hun werk rijden met 20 % in vergelij-king met het aantal wagens op het ogenblik van het opstarten van het bedrijfsvervoerplan.

Op middellange termijn (indicatief : 1996-1997) is de doelstelling van het actieprogramma dat alle in de voormelde gebieden gelegen bedrijven of bedrijventer-reinen met 500 werknemers of meer met een bedrijfs-vervoerplan starten. Op lange termijn (indicatief : 1998-1999-2000) zouden alle in de voormelde gebieden gele-gen bedrijven of bedrijventerreinen van 100 werkne-mers of meer, en alle in de regionale verstedelijkte gebieden (zoals Aalst, Hasselt-Genk, Kortrijk, Brugge en Sint-Niklaas) gelegen bedrijven of bedrijventerrei-nen van 500 werknemers of meer, met een bedrijfsver-voerplan moeten starten.

Tegen 2000 moet dit leiden tot een vermindering met 20 % van het totaal aantal wagens van alle bedrijven geviseerd door dit actieplan op lange termijn. Het aan-tal autosolisten (werknemers individueel met één wagen) moet daarenboven worden verminderd van 50 tot 30 %, naargelang de locatie van het bedrijf.

1. Welke bedrijven gelegen in de congestiegebieden Brussel-Antwerpen-Leuven en het verstedelijkte gebied Gent werden uitgekozen om te starten met een bedrijfsvervoerplan en om een voortrekkersrol te spelen ?

2. Wat zijn de resultaten van de invoering van het bedrijfsvervoerplan in deze bedrijven ? Met hoeveel procent is het aantal wagens waarmee werknemers naar het werk rijden verminderd in vergelijking met het ogenblik van het opstarten van de vermelde bedrijfsvervoerplannen ? Met hoeveel procent is het aantal autosolisten gedaald in deze bedrijven en wat is het huidige percentage autosolisten ?

3. Leidde de invoering van deze bedrijfsvervoerplan-nen spontaan tot navolging bij andere bedrijven uit de vermelde congestiegebieden ?

4. Overeenkomstig het actieprogramma op middellan-ge termijn moeten alle in de voormelde middellan-gebieden gelegen bedrijven of bedrijventerreinen met 500 werknemers of meer in 1995, 1996 of 1997 starten met een bedrijfsvervoerplan. Hoeveel bedrijven (+ het percentage t.o.v. de totaal geviseerde) werden reeds benaderd om te starten met een bedrijfsver-voerplan ? Hoeveel bedrijven (+ percentage t.o.v. de totaal geviseerde) zijn reeds gestart met een bedrijfsvervoerplan ? Wat zijn de bereikte resulta-ten ?

5. Overeenkomstig het actieprogramma op lange ter-mijn moeten alle bedrijven of bedrijventerreinen van 1000 werknemers of meer gelegen in de voor-melde gebieden, en van 500 werknemers of meer gelegen in de regionale verstedelijkte gebieden Aalst, Hasselt-Genk, Kortrijk, Brugge en Sint-Ni-klaas, starten met een bedrijfsvervoerplan. Werden deze bedrijven reeds in kaart gebracht ?

6. Acht de minister de doelstellingen van het actiepro-gramma op lange termijn haalbaar binnen de bo-venvermelde termijnen ?

Antwoord

1. Vier projecten zijn gestart, namelijk Alcatel Bell met vestigingen te Antwerpen, Hoboken en Kon-tich, de BRTN, de bedrijvenzone Erembodegem II en III en de bedrijvenzone Haasrode. Hiernaast loopt op dit ogenblik eveneens een bedrijfsvervoer-plan voor de politiediensten van de stad Antwer-pen. In september 1996 start het vijfde grote pro-ject, namelijk Agfa-Gevaert te Mortsel. Ook de VUB te Brussel start in het najaar met een bedrijfs-vervoerplan.

2. Zowel bij de BRTN als bij Alcatel Bell (de twee meest gevorderde bedrijfsvervoerplannen) werd de vierde fase uitgevoerd, namelijk het uitdelen van de persoonlijke reisadviezen en de implementatie van de maatregelen die werden overeengekomen in het actieplan, respectievelijk tijdens de maanden juni en augustus 1996. In september zal een evaluatie gebeuren van de opvolging van die adviezen : er wordt nagegaan in welke mate de bereidheid van de respondenten op de enquête effectief wordt omge-zet in een gedragswijziging. Geen enkele van de andere projecten staat op dit moment al zover dat concrete cijfers kunnen worden meegedeeld. 3. Voor zover mij bekend is dit nog niet het geval. Het

aantal bedrijven dat concreet aan een bedrijfsver-voerplan bezig is, is nog te beperkt en het produkt is ook nog onvoldoende bekend om als mond-aan-mondreclame te dienen.

4. Vooreerst moet worden opgemerkt dat de doel-groep op middellange termijn inderdaad diegene is die in de vraag werd aangeduid, maar het woord "moeten" is misleidend. Tot nu toe worden bedrijfs-vervoerplannen nog steeds op vrijwillige basis gemaakt. De bedrijven zijn er (tot nu toe) wettelijk niet toe verplicht.

Vermits op dit ogenblik de mobiliteitsmanagers in de provincie Antwerpen en Vlaams-Brabant op middellange termijn reeds voldoende werklast

(2)

heb-ben, werden hier nog geen bedrijven op een actieve en individuele wijze benaderd. In de provincie Oost-Vlaanderen werden totnogtoe 43 bedrijven benaderd. Eén bedrijvenzone en één bedrijf zijn tot nu toe gestart met een BVP. Het antwoord inzake de bereikte resultaten is weergegeven in het ant-woord op vraag 2.

5. Vooreerst moet dezelfde opmerking worden ge-maakt als in punt 4 (m.b.t. vrijwillige basis). Deze verzameling van bedrijven is reeds vroeger door de verschillende gewestelijke ontwikkelingsmaatschap-pijen in elke provincie in kaart gebracht.

6. Op basis van de huidige ervaring en kennis ter zake zijn de doelstellingen van het actieprogramma niet haalbaar binnen de bovenvermelde termijnen. De termijnen in kwestie werden immers steeds ook als indicatief aangeduid. Ik bereid momenteel een de-cretaal initiatief voor dat de invoering van be-drijfsvervoerplannen beoogt te versnellen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit het Nederlands onderzoek blijkt dat schooldi- ploma's alleen niet de oplossing bieden voor de strijd tegen "functionele ongeletterdheid".. Hoe moet het probleem van

Het rationeel energieverbruik in de industrie, met bijzondere aandacht voor procesgeïnte- greerde, brongerichte technieken, geldt als eer- ste criterium voor het toekennen

Op welke sectoren hebben zij betrekking en welke maatregelen voor afvalpreventie en milieuzorg worden daarin voorgesteld?. Werden deze projecten reeds geëvalueerd en zo

In 1989 werd door het toenmalige Vlaams Com- missariaat-Generaal voor Toerisme (VCGT), h e t Office de Promotion du Tourisme (OPT) – tegen- hanger van Toerisme Vlaanderen binnen de

Hoeveel procent van de instellingen voor jeugd- en sociaal toerisme zijn nog steeds niet aange- past aan gehandicapten.. Daaruit bleek inderdaad dat 65 % van de instellingen

Voorzover mij bekend, wordt in de door de V l a a m- se Gemeenschap erkende en gesubsidieerde cultu- rele centra niet op systematische wijze rekening gehouden met het probleem

Als deelnemingsvoorwaarde voor examens georga- niseerd door steden en provincies wordt meestal bepaald dat de kandidaat-sollicitant een resem documenten dient over te

Het zendbereik van regionale televisiezenders is voor elke regionale omroep beperkt tot het hem toegewezen zendgebied binnen Vlaanderen (zie artikel 52, § 1 van de decreten