• No results found

Vraag nr. 28 van 4 oktober 1996 van de heer MARC OLIVIER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 28 van 4 oktober 1996 van de heer MARC OLIVIER"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 28 van 4 oktober 1996

van de heer MARC OLIVIER

Analfabetisme en functionele ongeletterdheid – Situatie en maatregelen

Uit een onderzoek in Nederland uitgevoerd door d r. Willem Houtkoop van het Max Goote Ke n n i s-centrum in Amsterdam blijkt dat 10 % van de bevolking in Nederland "functioneel ongeletterd" is.

Het merendeel van deze mensen – de oudsten uit-gezonderd – heeft wel degelijk onderwijs gevolgd. Ze zijn dan ook niet analfabeet. Ze kennen de let-ters van het alfabet en zijn met enige inspanningen in staat van een aantal letters een woord te maken. Zodra het echter aankomt op het lezen en begrij-pen van samenhangende teksten, raken zij de draad kwijt en hebben de neiging af te haken. H o e vaker dit voorkomt, des te sterker hun "functionele ongeletterdheid" wordt : lezen moet blijkbaar bij-gehouden worden. Naast deze groep van 10 % is er in Nederland een aanzienlijk grotere groep (25 à 30 %) die wel eenvoudige teksten kan begrijpen, maar niet via teksten voor problemen gesteld moet w o r d e n . Hun leesgedrag zou volstrekt ontoerei-kend zijn voor de kenniseconomie en informatie-maatschappij die ons te wachten staat.

Uit het Nederlands onderzoek blijkt dat schooldi-ploma's alleen niet de oplossing bieden voor de strijd tegen "functionele ongeletterdheid". Van de mensen die niet meer dan basisonderwijs hadden, scoorde toch nog 25 % slecht op de schaal van "functionele ongeletterdheid".

1. Hoe moet het probleem van het analfabetisme in Vlaanderen worden ingeschat (welk percen-tage van de Vlaamse bevolking is analfabeet) en welke maatregelen heeft de Vlaamse regering tot dusver genomen om het analfabetisme te bestrijden ?

2. Werd er in Vlaanderen reeds onderzoek uitge-voerd naar de "functionele ongeletterdheid" en zo ja, door wie en wat waren de resultaten van dit onderzoek ? Zo neen, is dergelijk onderzoek gepland ?

3. Is de minister van oordeel dat het "leesgedrag" van de laaggeschoolden toereikend is voor deel-name aan de informatiemaatschappij van mor-gen ? Zo neen, welke maatregelen zijn er mor- geno-men om dit probleem te verhelpen ?

Antwoord

1. en 2. Het onderzoek waarnaar wordt verwezen, betreft het Nederlandse luik van de Internation-al Adult Literacy Survey (IALS), gecoördineerd door prof. dr. Max Van der Kamp (RU Gronin-gen) en dr Willem Houtkoop (Max Goote Ken-niscentrum A m s t e r d a m ) . Het betreft hier een groot internationaal onderzoeksprogramma naar functionele geletterdheid. De Nederlandse resultaten werden, samen met die van de andere aan IALS deelnemende landen, door de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) en Statistics Canada gepubli-ceerd in 1995.

Vlaanderen participeert in een tweede groep l a n d e n . Het onderzoek wordt in mijn opdracht in het kader van het "Onderwijskundig Beleids-en Praktijkgericht WetBeleids-enschappelijk Onder-zoek" uitgevoerd onder leiding van prof. d r. Johan Heene en prof. dr. Dirk Van Damme van de Universiteit Gent. De resultaten kunnen worden verwacht tegen de zomer van 1997. Een van de redenen waarom werd beslist aan dit onderzoek deel te nemen, is dat voor Vlaan-deren elke empirische indicatie over de omvang van het probleem ontbreekt. Wel kunnen uit bepaalde onderzoeksprojecten een aantal rich-tinggevende elementen worden gehaald.

De onderzoeksploeg van prof. dr. Frans Daems van de UIA (Universitaire Instelling A n t w e r-pen) trof in de studie over de kwaliteit van het moedertaalonderwijs bij laatstejaars van het secundair onderwijs 0,5 % slechte lezers en 6 % zwakke schrijvers aan op het deeldomein van de functionele taalvaardigheid. Er zijn wel scherpe verschillen tussen het algemeen vormend en het beroepssecundair onderwijs (Rymenam, L e r o y, Daems, 1991).

Het onderzoek van prof. dr. Ingrid Ponjaert van de Vrije Universiteit Brussel richtte zich meer specifiek op deze risicogroep en legde een groep van ongeveer 1000 leerlingen van 14 tot 16 jaar in het beroeps- en buitengewoon secun-dair onderwijs een testbatterij voor (Po n j a e r t e d . , 1 9 9 3 ) . Ongeveer één derde van de leerlin-g e n , maar vooral die uit het buitenleerlin-gewoon secundair onderwijs, bleek met één of meerdere lees- en schrijfproblemen te kampen te hebben. P r o f. d r. Dirk Van Damme (Universiteit Gent) gewaagt op basis van een beperkt onderzoek in 1 9 9 4 , aan de hand van een enquête bij een

(2)

steekproef van 18 tot 80-jarigen in Gent en K a p r i j k e, van 0,5 % volledig analfabeten in de Vlaamse volwassen bevolking, 6,8 % die meer-dere taaltaken niet beheersen en 16 % die min-stens één taaltaak niet beheersen (cumulatieve percentages). Het blijkt dat het probleem sterk voorkomt bij groepen die met meerdere ele-menten van kansarmoede te maken hebben. Ook hier werd vastgesteld dat er een sterk ver-band bestaat met scholingsgraad, maar dat dit verband niet lineair is. Zo zijn er respondenten met diploma lager onderwijs die goed scoren en omgekeerd zijn er personen met een hoger-onderwijsopleiding die slechts scoren inzake functionele geletterdheid.

3. Als gevolg van de explosieve groei van de beschikbare informatie, evolueert V l a a n d e r e n naar een duale maatschappij. Steeds meer men-sen behalen het minimale redzaamheidsniveau n i e t . Het minimale redzaamheidsniveau omschrijft welke taal-, reken- en/of sociale vaar-digheden men minimaal moet beheersen om in de samenleving te kunnen functioneren en par-ticiperen.

Ten aanzien van de toenemende erkenning van de ernst van dit probleem in onze informatiesa-menleving, heeft de overheid aandacht en mid-delen besteed aan een specifieke voorziening voor laaggeschoolde volwassenen, namelijk de centra voor basiseducatie. Die zijn in de begro-ting 1997 goed voor een totale subsidie van 513,5 miljoen.

Een van de doelstellingen van de 29 centra voor b a s i s e d u c a t i e, verspreid over gans V l a a n d e r e n , is de minimale redzaamheid van laaggeschoolde volwassen te verhogen.

Onder "laaggeschoolde volwassen" wordt ver-staan : "meerderjarigen die niet beschikken over hetzij een gehomologeerd getuigschrift van lager secundair, hetzij een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs". Migranten worden tot de basiseducatie toegela-ten als zij maximaal tien jaar onderwijs hebben genoten in hun land van herkomst. De nood aan educatie in basiskennis en -vaardigheden laat zich echter niet altijd zo strikt begrenzen. De centra voor basiseducatie organiseren cur-sussen in volgende leerdomeinen :

Nederlands moedertaal (21,2 % van het aantal deelnemersuren) ;

Nederlands tweede taal (59,2 % van het aantal deelnemersuren) ;

sociale kennis en vaardigheden (12,5 % van het aantal deelnemersuren) ;

rekenen (3,8 % van het aantal deelnemers-uren) ;

alfabetisering in de eigen taal (0,5 % van het aantal deelnemersuren) ;

samengestelde cursussen (d.w. z . c u r s u s s e n samengesteld uit verschillende leerdomeinen – 2,7 % van het aantal deelnemersuren).

Met het oog op de verschillende leerperspectie-ven van cursisten, worden cursusprogramma's met een verschillende finaliteit ontworpen. We onderscheiden voor het cursusaanbod drie fina-liteiten :

– sociale redzaamheid : deze cursussen focus-sen op basiscompetenties die men nodig heeft in het dagelijks leven als burger, consu-m e n t , o u d e r, lid van een vereniging, e n z o-voort ;

– professionele redzaamheid : deze cursussen focussen op basiscompetenties die men nodig heeft om te functioneren op de arbeidsmarkt en in beroepsopleidingen ; – educatieve redzaamheid : deze cursussen

focussen op competenties die men nodig heeft om deel te nemen aan andere vormen van onderwijs.

Sociale redzaamheid blijft in de basiseducatie de belangrijkste finaliteit (89,3 % van het aantal deelnemersuren).

Anderzijds is de preventie in het kader van het basisonderwijs een constante zorg, onder meer in het kader van de zorgverbreding.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Welke acties werden in het kader van het Inter- nationaal Toeristisch Marketingplan onderno- men in het buitenland, opgesplitst per land.. Wat was de inhoud van deze acties en

In 1989 werd door het toenmalige Vlaams Com- missariaat-Generaal voor Toerisme (VCGT), h e t Office de Promotion du Tourisme (OPT) – tegen- hanger van Toerisme Vlaanderen binnen de

2. Quid indien enkel de overnemende vennoot- schap gronden bezit ? Moet in dit geval een bodemattest worden aangevraagd voor de per- celen van de

Een overzicht van de analyseresultaten en de waterkwaliteitsindexen van de door de V M M (Vlaamse Milieumaatschappij) bemonsterde meetpunten bij de grens tussen

Wat de bedenkingen van sommigen betreft bij het principe van zorg kopen in een instelling, wil ik toch wijzen op artikel 9 en 10 waarin wordt gesteld dat het

Voor het beleidsplan 1996 wordt geopteerd om het experiment "sociale vernieuwing" voort te zetten en tevens uit te breiden naar andere wijken toe.. Gent neemt

Vanaf het schooljaar 1996-1997 worden de per- soneelsgegevens van 306 secundaire scholen en 326 basisscholen op elektronische wijze aan het departement Onderwijs overgemaakt en op

Als aanbeveling formuleert het verslag dat het domein van de wetgeving inzake (sociale) huisves- ting dan ook zou worden opgenomen in de pro- g r a m m a ’s van de sociale