Vraag nr. 53
van 4 december 1996
van de heer MARC OLIVIER
Heffing leegstand – Uitstel renov a t i e w e r k z a a m h e-den
Overeenkomstig het programmadecreet van 22 december 1995 voerde de Vlaamse regering een heffing in op leegstand en verkrotting.
Volgens artikel 42 van vermeld decreet kan schor-sing van de heffing worden verleend als de belas-tingplichtige aantoont dat hij renovatiewerkzaam-heden aan het gebouw en/of de woning gaat uit-voeren.
De opschorting wordt evenwel ongedaan gemaakt als de voorgenomen renovatiewerkzaamheden niet zijn begonnen binnen vier maanden na de bekend-making van het voornemen.
Er kunnen zich evenwel gevallen voordoen waar-b i j , door omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige, de renovatiewerkzaam-heden niet kunnen worden gestart (bijvoorbeeld indien door het talmen van de overheid de bouw-vergunning niet tijdig wordt afgeleverd, of bij juri-dische betwistingen rond het gebouw en/of de woning met een verzegeling tot gevolg).
1. Is de belastingplichtige in dergelijke gevallen de vermelde heffing verschuldigd ?
2. Dreigt de belastingplichtige daarbij in een aan-tal gevallen niet in een patstelling terecht te komen ?
3. Indien de bouwvergunning later wel werd toe-gestaan of de verzegeling werd opgeheven en de belastingplichtige effectief met de renovatie-werken start, kan de schorsing van de heffing dan vooralsnog worden verkregen en de reeds betaalde heffing (eventueel in beroep) worden teruggevorderd ?
Is met deze concrete situaties rekening gehou-den in eventuele richtlijnen terzake ?
Antwoord
1. In het decreet en het uitvoeringsbesluit wordt geen uitzondering gemaakt voor gevallen waar-bij de bouwvergunning niet tijdig wordt afgele-verd of waarbij er juridische betwistingen zijn. Volgens artikel 43 van het decreet zal de heffing
verschuldigd zijn wanneer binnen 4 maanden na het bekendmaken van het voornemen de wer-ken niet zijn gestart.
2. Indien de belastingplichtige "in een patstelling" terechtkomt, wordt dit niet veroorzaakt door de heffing. De heffing zal in die gevallen enkel pro-blemen inzake andere wetgeving duidelijk aan het licht brengen. Overigens kan het feit dat een gebouw het voorwerp van een heffing wordt, geen aanleiding zijn om welke verbouwing dan ook goed te keuren.
Als de heffing terecht werd gevestigd en de beroepsprocedure van art. 39 § 2 van het decreet bijgevolg geen uitkomst biedt, beschikt de belastingplichtige nog altijd over rechtsmid-delen van gemeen recht om de nadelige gevol-gen van de patstelling weg te werken.Zo kan hij zich eventueel wenden tot de partij die bij de juridische betwisting inzake het pand in het ongelijk werd gesteld.
3. Wanneer de bouwvergunning later wordt toege-staan of de verzegeling wordt opgeheven, k a n wel degelijk de schorsing worden aangevraagd voor de twee volgende heffingen op basis van artikel 43 van het decreet. Hierna kan nog steeds (na de beëindiging van de renovatie-werkzaamheden) vrijstelling worden verkregen voor twee heffingen wanneer het gebouw of de woning enkel nog voorkomt op de lijst van de leegstaande gebouwen en woningen. De reeds betaalde heffing kan echter niet worden terug-gevorderd.