• No results found

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Middelburg, 1 juni 2004 nummer: 0405300

afd: milieuhygiene

Provincie Zeeland

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Inleiding

In het kader van de Wet bodembescherming is in onze opdracht een saneringsplan opgesteld door Verhoe- ve Milieu West B.V. te Rhoon voor de verontreiniging van de bodem op de locatie Axelsestraat 27 te Ter- neuzen.

Op deze locatie was een chemische wasserij aanwezig. De bodem van dit perceel is verontreinigd geraakt met gechloreerde oplosmiddelen en afbraakproducten. Het grondwater is in een groter gebied met deze stoffen verontreinigd. Wij hebben op 6 oktober 1999 in een beschikking, met kenmerk 999199, vastgesteld dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging en dat de sanering van deze verontreiniging van- wege actueel risico van verspreiding urgent is. Wij hebben besloten dat binnen vier jaar met de bodemsane- ring moest worden begonnen.

Het is de bedoeling de bodemsanering op korte termijn daadwerkeiijk te starten.

Op basis van artikel 6.5, eerste lid, van de Provinciale milieuverordening Zeeland dienen wij voorafgaand aan de sanering het saneringsplan vast te stellen.

Aan dit besluit tot vaststelling van het saneringsplan liggen de volgende rapporten ten grondslag:

• Aanvullend bodemonderzoek ondiep, Axelsestraat 27 te Terneuzen, opgesteld door Verhoeve Milieu West B.V., d.d. 12-03-2002, projectnummer 340026

• Aanvullend bodemonderzoek diep, Axelsestraat 27 te Terneuzen, opgesteld door Verhoeve Milieu West B.V., d.d. 12-03-2002, projectnummer 340026

• Geotechnisch en geohydrologisch advies van DHV Milieu en Infrastructuur B.V. te Eindhoven, d.d. 16 november 2003, registratienummer WG-SE20031414 en de memo van 23 maart 2004.

• Saneringsplan bodemverontreiniging VOCI, Verhoeve Milieu West B.V. te Rhoon, d.d. 30-01-2004, pro- jectnummer 04026

Voorbereidingsprocedure

Op de voorbereiding van dit besluit is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde openbare voorbereidingsprocedure van toepassing.

De ontwerp-beschikking met bijbehorende stukken heeft van 1 april tot en met 29 april 2004 ter inzage gele- gen bij onze directie ruimte, milieu en water en de gemeente Terneuzen.

Gedurende deze termijn bestond voor belanghebbenden de mogelijkheid hun zienswijze kenbaarte maken.

Zienswijzen

Per faxbericht van 13 april 2004 hebben wij zienswijzen op de ontwerp-beschikking ontvangen. De zienswijzen zijn ingediend door A. Verlinde, T. Boeije en R.W. van Voorst Vader, Postbus 212, 4530 AE Terneuzen. Zij treden op als gemachtigden van een groep van omwonenden van de Axelsestraat 27, die zich de 19 belang- hebbenden noemen. Deze 19 belanghebbenden zijn vermeld in de bijlage bij de zienswijzen. De zienswijzen zijn eveneens per brief van 13 april 2004 ingekomen op 15 april 2004.

De zienswijzen bevat onder andere een verzoek om toezending van afschriften op grond van de Wet open- baarheid van bestuur (WOB). Naar aanleiding van het verzoek zijn per brief van 22 april 2004 de volgende gegevens aan de gemachtigden van de 19 belanghebbenden toegezonden:

Bodemsaneringsverzekering Axelsestraat 27 te Terneuzen;

Advies d.d. 23 maart 2004 inzake zettingen ten gevolge van grondwaterstandsveriaging van DHV Milieu en Infrastructuur;

Tekening d.d. 20 april 2004 met daarop aangegeven (door middel van rode lijnen) de geplaatste hoogte- boutjes.

Per faxbericht en brief van 28 april 2004 zijn in aanvulling op bovenstaande informatie een nieuwe tekening met hoogteboutjes en de meest recente meetgegevens van de hoogteboutjes (nulmeting) toegezonden.

(2)

De zienswijzen houden het volgende in:

1. Effecten van de ontgraving en grondwateronttrekking op de omgeving

De 19 belanghebbenden geven aan dat het allerminst vaststaat dat de effecten van de bemaling -gezien de gehanteerde forse hoeveelheden - slechts merkbaar zullen zijn op een afstand van maximaal circa 65 meter van de piaats van ontgraving en dat de maximaal optredende zetting circa 10 millimeter zal bedragen.

Het is van belang dat voldoende rekening wordt gehouden met de verschillende grondstructuren en de ver- schillende soorten bebouwing. Het is onduidelijk op welke basis de provincie meent te kunnen stellen dat schade aan panden als gevolg van zetting gezien de bodemopbouw niet verwacht hoeft te worden. Ook is niet gebleken dat rekening is gehouden met mogelijke cumulatieve effecten in samenhang met voorgaande projecten die in dezelfde buurt hebben plaatsgevonden en die (eveneens) tot schade hebben geleid. De vrees bestaat dat gezien de grote hoeveelheden grondwateronttrekking de effecten op een wat grotere af- stand merkbaar zullen worden. Bij een grondwateronttrekking van gemiddeld 200 m3 per dag zou al gedacht kunnen worden aan een straal 80-100 meter. De door de provincie ter beschikking gestelde gegevens bie- den onvoldoende basts om te kunnen nagaan dat aan een straal van slechts 65 meter vastgehouden zou kunnen worden.

Verder is het niet duidelijk of nu een verzakking van 5 of 10 mm door de provincie aanvaardbaar wordt ge- acht: in de stukken staat dat het werk bij een zetting van 5 mm gestaakt zal worden, terwijl elders een zetting van 10 mm aanvaardbaar wordt genoemd. Er wordt opgewezen dat een verzakking van 10 mm een vrij forse verzakking is, die voor veel schade kan zorgen, vooral waar geen sprake is van eenvormige (fundamenten van) bebouwing. Ook is het onduidelijk of rekening gehouden is met het feit dat veel panden onderkelderd zijn. Kelders zijn uiteraard extra gevoelig voor zettingen en scheurvorming.

2. Onafhankelijkheid van de uitvoering van de nulmeting en eventuele vooropnamen

Er bestaat twijfel over de (on)afhankelijkheid van de uitvoering van de nulmeting en de eventuele vooropna- men: het is naar de mening van de 19 belanghebbenden ongebruikelijk dat de opdrachtgever dergelijke za- ken zelf uitvoert. De 19 belanghebbenden menen te weten dat normaliter een extern bureau voor dergelijke zaken wordt ingeschakeld, met de nodige waarborgen qua onafhankelijkheid van het werk.

De 19 belanghebbenden achten het van belang dat de vooropnamen alsnog worden uitbesteed aan een onafhankelijk werkend extern bureau.

3. Aansprakelijkheid en verzekering

Er wordt verzocht een afschrift te krijgen van de verzekeringpolis(sen)die afgesloten is (zijn) voor de betref- fende werkzaamheden door de provincie en de aannemer. Er wordt op aangedrongen de aannemer tevens als verzekerde te lafen opnemen op de polis(sen) van de provincie, teneinde het risico van eventuele dis- cussies omtrent aansprakelijkheid en dientengevolge vertraging bij de afhandeling van het geval van schade te verkleinen. De provincie zal in het onverhoopte geval van schade door de betreffende belanghebbende(n) aansprakelijk worden gehouden.

Overwegingen gedeputeerde staten op de zienswijzen

1. Effecten van de ontgraving en grondwateronttrekking op de omgeving

In de ziensvvijze vvorut opgemerKt uat bij ueze sanenng terniuuen van aangrenzende ^woon^panden tot een diepte van 6 meter zal worden ontgrond. Hierover wordt het volgende opgemerkt. De diepte van de ontgra- vingsput is 3,00 meter. In het midden van deze ontgravingsput is in bijlage 4 "afweging saneringsmaatrege- len" van het saneringsplan een plek getekend van 5,00 meter diepte. Op deze piaats is het de bedoeling een zeer hoge concentratie aan verontreiniging te ontgraven. Dit is alleen noodzakelijk als de analyseresultaten van de eindbemonstering hiertoe aanleiding geven. Wanneer een diepte van 5,00 meter moet worden ge- haald dan zal deze put nog dezelfde dag worden aangevuld. Voor de beperking van de grondwateronttrek- king zal in lagen worden ontgraven. De onttrekkingstijd en hoeveelheid kan worden beperkt door het opper- vlak van de ontgraving te beperken. Zodra de einddiepte is bereikt wordt de put direct aangevuld.

Het benodigde bemalingsdebiet voor de ontgraving bedraagt circa 200 m3 per dag voor de ontgraving tot 3,00 meter diepte en 300 m3 per dag voor de ontgraving tot 5,00 meter diepte. Het bemalingsdebiet van 300 m3 per dag bij een ontgraving van 5,00 meter diepte zal, geiet op het bovenstaande motivering, van korte duur zijn.

De invloed van een lang durende bemaling is te merken tot een afstand van circa 65 meter van de ontgra- ving. In het Geotechnisch en geohydrologisch advies van 16 november 2003 van DHV (kenmerk W G - SE20031414) wordt ingegaan op de benodigde grondwateronttrekking ten behoeve van de ontgraving en de te verwachten maaiveldzettingen ten gevolge van de grondwateronttrekking. In dit advies wordt de onder- bouwing gegeven voor het feit dat de invloed van de bemaling is te merken tot een afstand van circa 65 me- ter van de ontgraving. Het advies van DHV van 16 november 2003 heeft ter inzage gelegen met de ont- werpbeschikking. Op basis van dit rapport wordt tevens een zetting van 10 mm aanvaardbaar geacht.

(3)

Mede naar aanleiding van een overleg met de verzekeraar hebben wij besloten een nieuwe berekening te laten uitvoeren naar de zettingen ten gevolge van de grondwaterstandveriagingen als gevolg van de bodem- sanering. In een rapport van 23 maart 2004 heeft DHV een advies uitgebracht. Het advies geeft een beter inzicht in de eventueel optredende zettingen als gevolg van de grondwateronttrekking. DHV heeft in dit ad- vies de tijdsduur van 30 jaar onttrekking van grondwater (dit jaartal is standaard voor geohydrologische be- rekeningen) uit de eerste berekening (advies van 16 november 2003) bijgesteid. In beide adviezen wordt bij de bemaling uitgegaan van 2 fasen. In het advies van 23 maart 2004 wordt bij fase 1 uitgegaan van een uitvoering van 4 weken en bij fase 2 van 3 weken. In het advies van 23 maart 2004 is de tijdsduur bijgesteid van 30 jaar naar 4 + 3 weken. De door de aannemer verwachte duur van de onttrekking valt ruimschoots binnen de tijdsduur van 4 + 3 weken en betreft een "worst case" scenario. Ten aanzien van de zettingen ter plaatse van de bebouwing in de omgeving van de ontgraving is berekend dat deze binnen de door de verze- keraar gestelde 5 millimeter blijft en dat er naar verwachting geen schade optreedt.

In de ontwerp-beschikking achten wij een zetting van 10 millimeter toelaatbaar. Op basis van de zienswijze en het advies van DHV van 23 maart 2004 passen wij de beschikking aan ten opzichte van de ontwerp- beschikking in die zin dat wij ter plaatse van de bebouwing het dichtst bij de rand van de ontgravingsput een zetting van 5 millimeter toelaatbaar achten. Bij zettingen ter plaatse van bebouwing aan de rand van de ont- gravingsput groter dan 5 millimeter moet de bemaling worden stilgezet en wordt in overleg met de verzeke- raar een nieuwe strategiebepaald. De tekst van de beschikking is hierop aangepast.

2. Onafhankelijkheid van de uitvoering van de nulmeting en eventuele vooropnamen

Bij de 19 belanghebbenden bestaat twijfel over de (on)afhankelijkheid van de uitvoering van de nulmeting en de eventuele vooropnamen. Zij achten het ongebruikelijk dat de opdrachtgever van een sanering zelf derge- lijke zaken uitvoert.

De vooropnamen van de betreffende panden is in overleg met de eigenaren door een extern bureau uitge- voerd.

De plaatsing en metingen van de hoogteboutjes worden uitgevoerd door landmeters werkzaam bij de pro- vincie Zeeland. Zij zijn daartoe vakkundig opgeleid en beschikken over de modemste precisie apparatuur om hoogtemetingen uit te voeren. De rapportage is onafhankelijk. Aangezien iedereen de door de landmeters uitgevoerde metingen kan en mag controleren. Het is voor ons ondenkbaar de metingen niet naar ware be- vindingen uit te voeren en te rapporteren. De hoogtemetingen dienen tevens als bewijsmateriaal naar de verzekeraar van de bodemsanering toe. Als provincie melden wij zelf de schade bij de verzekeraar en vra- gen in geval van schade om een vergoeding. Het is niet in het belang van de provincie Zeeland om onjuiste gegevens te verstrekken aan de verzekeraar of de zaken rooskleuriger voor te stellen dan ze zijn. De verze- keraar heeft geen bezwaren met het feit dat wij zelf als provincie Zeeland de metingen uitvoeren.

In het verleden hebben de landmeters bij andere bodemsaneringsprojecten van de provincie Zeeiand de metingen naar tevredenheid uitgevoerd.

3. Aansprakelijkheid en verzekering

Het ligt in onze bedoeling schade aan andermans eigendommen te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te voorkomen. Voor de uitvoering van de bodemsanering op de locatie Axelsestraat 27 te Temeuzen hebben wij een bodemsaneringsverzekering afgesloten. Het betreft een zogenaamde primaire verzekering. Dit bete- kent dat deze verzekering voorgaat boven andere verzekeringen, tenzij uitdrukkelijk een andere verzekering wordt genoemd. Bijvoorbeeld de WAM (wettelijke aansprakelijkheid motorvoertuigen). Op basis van de bo- demsaneringsverzekering dienen wij de woningen die binnen een door de verzekeraar vastgestelde risico- contour (25 meter) liggen voorafgaande aan de bodemsanering bouwkundig te laten opnemen. Tevens die- nen wij binnen deze risicocontour panden van hoogteboutjes te voorzien en voorafgaand aan de sanering en tijdens de sanering regelmatig te controleren op zettingen. Opgemerkt dient te worden dat wij ook buiten deze risicocontour van enkele panden een vooropname hebben laten maken en diverse woningen van hoog- teboutjes hebben voorzien en een nulmeting hebben uitgevoerd.

De aannemer en andere partijen betrokken bij de bodemsanering zijn opgenomen op de polis van de betref- fende bodemsaneringverzekering. Een afschrift van de polis van de bodemsaneringverzekering is aan de vertegenwoordigers van de 19 belanghebbenden toegezonden.

Gelet op bovenstaande overwegingen zien wij aanleiding de beschikking aan te passen ten opzichte van de ontwerp-beschikking. Aanleiding hiervoor is de zienswijze en de overwegingen zoals genoemd onder 1 "ef- fecten van de ontgraving en grondwateronttrekking op de omgeving" en het advies van DHV van 23 maart 2004.

In de beschikking is opgenomen dat niet 10 millimeter als maximale zetting toelaatbaar wordt geacht, maar

ter plaatse van de bebouwing het dichtst bij de rand van de ontgravingsput wordt een zetting van 5 millimeter

toelaatbaar geacht als gevolg van de bemaling van het grondwater. Wordt deze 5 millimeter overschreden

dan dient de bemaling te worden stopgezet, zodat in overleg met de verzekeraar een nieuwe strategie wordt

bepaald.

(4)

Saneringsonderzoek

Er is geen afzonderlijk saneringsonderzoek uitgevoerd. Wei zijn er in net voortraject verschillende sane- ringsmogelijkheden bekeken. Op basis van (siechte) ervaringen van saneringen van gechioreerde oplosmid- delen op andere locaties is voor deze locatie gekozen voor een uitgebreid aanbestedingstraject via een prestatiebestek met voorselectie.

Hierbij dient de gekozen aannemer de sanering met een vooraf bepaald saneringsresultaat (resultaatsver- plichting in de vorm van terugsaneerwaarden en -diepte) en binnen de vastgestelde prijs en tijd uit te voe- ren. De aannemer wordt vrij gelaten in de keuze van saneringsmaatregel.

Door het bureau DHV is hiervoor in oktober 2000 het rapport "Voorwaarden voor het doen van een presta- tieaanbieding + Nota van inlichtingen" opgesteld. Hierin staat de resultaatsverplichting vermeld, namelijk het saneren van het grondwater van de bron en de pluim tot 7 meter diepte voor zover de concentraties hoger zijn dan de terugsaneerwaarden (voor VOCI 100 ug/l en voor VC 5 ug/l) en het wegnemen van alle gechio- reerde koolwaterstoffen uit de grand tot 1,5 meter diepte tot een niveau van de interventiewaarde.

Voorts is opgenomen dat de aannemer, voordat er gesaneerd wordt, een actualisatieonderzoek en een pi- lotproef zal uitvoeren.

Uit de groep van zeven geselecteerde aannemers is op basis van een uitgebreide beoordeling gekozen voor Verhoeve Milieu. De saneringsmethode is aangeboden als een biologische in-situ sanering zijn. De totale kosten zouden 810.000 Euro (excl. B.T.W.) gaan bedragen.

Actualisatieonderzoek verontreinigingssituatie

De eerste werkzaamheden bestonden uit de uitvoering van het actualisatieonderzoek. Dit onderzoek is door TAUW/Verhoeve Milieu uitgevoerd en hierover is gerapporteerd in mei 2001. Uit de resultaten van het on- derzoek blijkt dat de bodemkenmerken en de verontreinigingssituatie duidelijk afwijkt van de resultaten van eerder uitgevoerde onderzoeken. Er is mogelijk sprake van meer dan een bron van verontreiniging. De sa- menstelling van de deklaag is afwijkend. Er zit aanzienlijk meer verontreiniging in het diepere grondwater. De biologische afbraak zal minder snel gaan verlopen dan verwacht. De afbraakprodukten zijn mobieler dan de oorspronkelijke stof tetrachlooretheen (per).

Het is voor het ontwerp van de beoogde saneringsmethode belangrijk dat de omvang van de verontreiniging en de juiste bodemparameters voldoende bekend zijn. Er is dan ook besloten tot het uitvoeren van een aan- vullend bodemonderzoek. Dit door Tauw/Verhoeve Milieu uitgevoerde onderzoek is in de rapportage van maart 2002 gesplitst in twee delen, namelijk het aanvullend bodemonderzoek ondiep (<8 meter) en aanvul- lend onderzoek diep (>8 meter). Met dit onderzoek is de omvang van verontreiniging volledig uitgekarteerd.

Uit de resultaten blijkt dat de grand onder de wasserij aanzienlijk verontreinigd is met puur product. Er is circa 1600 m3 grand verontreinigd met organische chloorverbindingen (VOCI).

De omvang van de verontreiniging van het (vooral diepere) grondwater is aanzienlijk groter. Een oppervlakte van 23.000 m2 is tot plaatselijk circa 20 meter diepte sterk verontreinigd met organische chloorverbindingen.

Van de totale verontreinigingsvracht in het grondwater (2670 kg VOCI) is 71 % aanwezig in het brongebied, 26 % aanwezig in het pluimgebied en is 3 % aanwezig in de laag van 1 7 - 2 5 meter diepte.

Door deze nieuwe onderzoeksresultaten verandert evenwel de ernst en urgentie zoals bepaald in onze be- schikking van 6 oktober 1999 niet. De grotere omvang van de grondwaterverontreiniging heeft geen invloed op de kadastrale registratie. (zie voor nadere toelichting bij Kadastrale registratie)

Keuze saneringsmethode

Door Verhoeven is in juli 2003 een notitie "Afweging saneringsmaatregelen en optimalisatie saneringsdoel- stelling" opgesteld. Deze is opgenomen in het saneringsplan. Hierin is uitgewerkt welke saneringsmethode op basis van saneringsrendement en kostenefficientie voor deze locatie het beste is. Voor de grondwatersa- nering zijn varianten met verschillende terugsaneerwaarden en saneringsdiepten opgenomen en tegen el- kaar afgewogen.

Als methode is hierin gekozen voor ontgraving van de verontreinigde grand en een in-situ sanering van het verontreinigd grondwater via chemische oxidatie.

De variant waarbij circa 96 % van de totale verontreinigingsvracht in het grondwater wordt verwijderd komt in de afweging als de beste variant naar voren. Dit is de variant waarbij de verontreinigde grand ter plaatse van de wasserij wordt ontgraven en voor het grondwater de terugsaneerwaarden van 100 ug/l voor VOCL en 5 ug/l voor vinylchloride (VC) en een terugsaneerdiepte van 17 meter wordt gehanteerd. Zowel de verontrei- niging in het brongebied als in het pluimgebied wordt hierbij gesaneerd. De kosten van alleen deze grondwa- tersanering bedragen 1.050.000 Euro (excl. B.T.W.). De totale sanering kost dan 1,3 miljoen Euro (excl.

B.T.W.).

(5)

Wij zijn van mening dat het kostenverschil tussen de variant met het hoogste milieurendement en de aanbie- ding van het prestatiecontract te groot is. Op ons verzoek is aan DHV gevraagd de variant door te rekenen, waarbij alleen de verontreiniging in het brongebied tot 17 meter diepte wordt gesaneerd tot de terugsaneer- waarden. Het pluimgebied met een verontreiniging op de diepte van 10 - 25 meter wordt dan niet aange- pakt.

Door DHV is dit in een memo onder de naam "bronvariant" globaal uitgewerkt. Deze memo zit in het sane- ringsplan. De totale kosten van deze variant bedragen 950.000 Euro (excl. (B.T.W.). Hierin zit naast de grondwatersanering ook de grondsanering. Van de grondwaterverontreiniging wordt 71 % van de totale vracht aan VOCI verwijderd.

Het voor de sanering van een mobiele verontreiniging doorlopen van de zes stappen zoals genoemd in het eindrapport "Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond" is volgens DHV met de direct betrokken partijen doorlopen. Helaas is dit niet via verslagen vastgelegd.

Gelet op het voorgaande en de volgende constateringen stemmen wij in met de uitvoering van de sanering volgens de aanpak van de bronvariant.

- Na de sanering is er in de ondergrond sprake van een redelijke stabiele eindsituatie. Er is alleen in het grondwater opgeloste VOCI aanwezig. De aanwezige dichte laag op 25 meter diepte voorkomt dat het dieper gaat. Er is geen voeding uit een bron meer aanwezig. In het pluimgebied is sprake van gedeeltelij- ke biologische afbraak. De zijwaartse verspreiding is van nature niet groot. Alleen bij afzonderlijke grond- wateronttrekkingen zal de verontreiniging zich verplaatsen. Er moeten dan ook aanvullende maatregelen worden getroffen bij grondwateronttrekkingen. Tevens is het noodzakelijk dat aangetoond wordt, dat er sprake is van een stabiele situatie over een lange periode. De in het saneringsplan genoemde periode tij- dens de uitvoering van de sanering is hiervoorte kort. Er moet minimaal vijf jaar bemonsterd en geanaly- seerd worden.

- Uit oogpunt van kosteneffectiviteit achten wij het geoorloofd om het pluimgebied niet te saneren. De kos- ten zijn relatief hoog en de baten zijn relatief gering.

- Er is geen referentievariant "volledig verwijderen" uitgewerkt. Aangezien er sprake is van een in-situ sa- nering is het terugsaneren tot de streefwaarden niet realistisch. Immers de oxidator zal niet in iedere po- rie in de bodem zijn werk doen. De door Verhoeven Milieu uitgewerkte variant met 96 % vrachtverwijde- ring is als een reele referentievariant te beschouwen.

DHV gaat er in het saneringsplan vanuit dat het eindresultaat van de sanering volgens de saneringsladder uit het "Eindrapport project doorstart A-5", trede 3 is. Dit is inderdaad het geval als er uiteindelijk sprake is van een stabiele eindsituatie. Wanneer dit niet het gevai is, is er sprake van trede 4. Dit betekent dat dan de restverontreiniging blijvend gecontroleerd moet worden.

Uitvoering van de grondsanering

Voor de sanering van de bodemverontreiniging is door Verhoeve Milieu een saneringsplan opgesteld (d.d.

30 januari 2004). In dit saneringsplan wordt de bronvariant met een vrachtverwijdering voor het grondwater van 71 % uitgewerkt. Ter plaatse van het brongebied wordt de verontreiniging in het grondwater voor 96 % verwijderd.

\/oordat er gesaneerd vvorut is de uebouwmg van ue wassenj en Kantoorruimte gesioopt. uc met zanu aige- vulde ondergrondse HBO-tank wordt onder KIWA-condities schoon gemaakt en afgevoerd.

De verontreinigde grand op het perceel van de wasserij wordt voor zover als mogelijk tot circa 5 meter diepte ontgraven. Door de aanwezigheid van de panden Axelsestraat 25 en 29 kunnen er civieltechnische beper- kingen zijn. Wanneer dit het geval is wordt er onder een taiud van 1:1 ontgraven en biijft er in de grond een restverontreiniging achter. De omvang en concentratie van deze restverontreiniging moet dan worden be- paald. Als blijkt dat er een risico's van uitdamping aanwezig is, wordt via bodemluchtextractie de concentra- tie van verontreiniging tot beneden de interventiewaarde verlaagd.

Voor de ontgraving is het noodzakelijk dat de grondwaterstand tijdelijk verlaagd wordt. Dit zal gebeuren via een bronbemaling met een capaciteit van maximaal 300 m3/dag. Bij een langdurige bemaling is tot een af- stand van 65 meter een invloed van de bemaling te verwachten. De naast de put optredende zetting is ter plaatse van de dichtsbijstaande bebouwing berekend op 3,5 mm. Dit is minder dan de maximaal toelaatbare zetting waarbij geen schade aan de bebouwing wordt verwacht. Door de verzekeraar is dit op 5 mm gezet.

De grondwaterstand en de gebouwzetting moet voor, tijdens en na de bemaling periodiek gemeten worden.

Bij zettingen groter dan 5 mm moet de bemaling worden stilgezet. In overleg met de verzekeraar wordt een nieuwe strategie bepaald voor het vervolg van de sanering. De onderbouwing van de zettingen staat in het door DHV opgestelde geotechnisch en geohydrologisch advies van 16 november 2003 en de memo van 23 maart 2004.

Het opgepompte grondwater wordt na zuivering geloosd op de riolering in de straat.

(6)

De te ontgraven verontreinigde grand wordt direct afgevoerd naar een erkende grondreinigingsbedrijf.

Schoon of twijfelachtige grond wordt voor analyse op het terrein tijdelijk in een tussendepot gezet.

De ontgraving wordt laagsgewijs aangevuld met schoon zeezand en voor hergebruik geschikte van het ter- rein afkomstig zand. De bovenste laag wordt aangevuld met van buiten het terrein afkomstige schone teelaarde.

Uitvoering van de grondwatersanering

Na de grondontgraving wordt het grondwater in het brongebied via een methode van in-situ chemische oxi- dase gesaneerd.

Verhoeve Milieu beschikt over twee technieken waarmee via chemische oxidatie de verontreiniging in de bodem wordt verwijderd, namelijk C-sparge techniek en Perezone-techniek. Beide technieken worden inge- zet.

De C-sparge techniek berust op het in-situ strippen van vluchtige verbindingen en gelijktijdige chemische oxidatie door ozon. Voor het strippen worden via microporeuze filters kleine luchtbelletjes met ozon in de bodem gebracht.Via de Perezone-techniek wordt aan de luchtbelletjes met ozon ook nog waterstofperoxide toegevoegd. Er wordt gewerkt met dubbele laminaire Spargepointsfilters. Een deel van de luchtbelletjes zullen in ondieper zittende filters weer worden opgevangen. De ozon en peroxide reageren met de in de bodem aanwezige gechloreerde koolwaterstoffen en breken deze volledig af. Ook andere in de bodem aan- wezige organische verbindingen worden afgebroken.

Ter plaatse van de wasserij zal eerst een pilot-proef plaats vinden. De procesindicatoren zullen intensief gemonitoord worden. Aan de hand van de resultaten hiervan zal de invloedssfeer van de afzonderlijke Spar- gepointsfilters en de prognose van het te verwachten saneringsverloop worden bepaald. Op basis hiervan wordt de optimale fiiterstelling voor de laminaire Spargepoints bepaald.

Ten noord-westen van de wasserij, in het verlengde van de Axelsestraat, is over een behoorlijke diepte het brongebied van de verontreiniging aanwezig. In dit gebied zal de grondwatersanering plaats vinden via beide technieken. De filters zitten verspreid in het brongebied op verschillende dieptes. Er worden hier dubbele laminaire Spargepoints-Perezonefilters geplaatst. Op het percee! van de wasserij zullen dezelfde filters, maar in een dichter netwerk, worden geplaatst. Het benodigde leidingwerk voor de injectie van lucht en chemicaiien wordt ondergronds afgewerkt. Om beschadigingen te voorkomen iiggen de feidingen in een mantelbuis. De in-situ saneringsunit staat op het perceel van de wasserij.

Na installatie van het gehele systeem vindt er een beproeving op dichtheid plaats. Er wordt tevens beoor- deeld of de gemjecteerde oxidator daadwerkelijk het filter in zal stromen. VVanneer biijkt dat er uitdamping van VOC! of ozon plaats vindt, zullen ter plaatse van de wasserij drains worden-aangebracht voor de opvang van de lucht. Deze drains worden aangesloten op een bodemluchtextractie-unit. Hierin worden de schadelij- ke componenten onschadelijk gemaakt.

Monitoringsplan

In het saneringsplan is een monitoringsplan opgenomen. De monitoring kent twee hoofddoelstellingen, na- melijk:

het volgen van uc voortgang van uc sanenng en net ueeiu van ue verontreinigingssituatie

- het meten van de invloed op de omgeving, inclusief de monitoringsverplichting van de diverse vergunnin- gen. Voor dit laatste moet nog een actieplan worden uitgewerkt. Dit gaat gebeuren als de vergunningsei- sen bekend zijn.

Voor de uitvoering van de grondsanering en het aanbrengen van de leidingen voor de grondwatersanering wordt nagegaan waar de kabels en leidingen Iiggen.

Milieukundige begeleiding

De sanering wordt milieukundig begeleid. In het saneringsplan staan de taken van de milieukundige begelei- der vermeld.

Evaluatierapport/Nazorgplan

Na afloop van de sanering wordt door de milieukundige begeleider een evaluatierapport opgesteld. Dit rap- port bevat ook de resultaten van het onderzoek door een derde naar de verificatie van het saneringsresul- taat. Hierbij moet in ieder geval 95 procent van de analyseresultaten in het brongebied voldoen aan het sa- neringsresultaat.

Het evaluatierapport moet ook een nazorgplan bevatten. De inhoud van dit plan is afhankelijk van de uitein-

deiijke resultaten van de bodemsanering.

(7)

Kadastrale registratie

Een afschrift van onze beschikking van 6 oktober 1999 is destijds aan de Dienst van het Kadaster en de Open- bare Registers gezonden. De percelen met verontreinigde grond zijn hierbij geregistreerd. De grotere omvang van de grondwaterverontreiniging heeft geen invloed op de kadastrale registratie. Bij grondwaterverontreinigin- gen wordt alleen bij die percelen, waarop zich de bron van de verontreiniging bevindt, een kadastrale aandui- ding geplaatst. De bron van de verontreiniging bevindt zich op de reeds geregistreerde percelen.

Afhankelijk van de omvang van de restverontreiniging in de grond onder en nabij de aangrenzende bebou- wing, zal er na uitvoering van de sanering een kadastrale aantekening van aanwezigheid van bodemveront- reiniging aanwezig blijven op de percelen met de restverontreiniging.

Gebruiksbeperkingen Voor en tijdens de sanering

Aangezien er in de directe omgeving door particulieren geen grondwater wordt opgepompt zijn er geen ge- bruiksbeperkingen. Bij bronneringen voor bouwwerkzaamheden en dergelijke moet wel rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de grondwaterverontreiniging. Wanneer er kans op verspreiding is, zullen voor deze onttrekkingen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Na de sanering

Er blijft een verontreiniging in het diepere grondwater aanwezig. Voorkomen moet worden dat hieruit ver- spreiding van verontreiniging optreedt. Verspreiding zal optreden bij grondwateronttrekkingen. Bij het afge- ven van bouwvergunningen en grondwateronttrekkingsvergunningen moet het bevoegd gezag hier rekening mee houden via het opnemen van voorschriften.

Rechtsbescherming

Tegen dit besluit kan door belanghebbenden schriftelijk bezwaar worden gemaakt. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan:

Gedeputeerde Staten van Zeeland Stafafdeling KJB

Postbus 6001

4330 LA MIDDELBURG

In het bezwaarschrift dient tenminste opgenomen te worden:

* naam

* adres

* datum

* tegen welk besluit bezwaar wordt gemaakt

* waarom bezwaar wordt gemaakt

* handtekening

Het bezwaarschrift moet binnen zes weken vanaf de dag na de dag, waarop de beschikking ter inzage is naionH inngr(jci|-i(S tg worden Overschri'din'"1 van de termi'n kan er toe leiden dat met de bezwaren ne e n rekening meer wordt gehouden.

Indien overwogen wordt bezwaar te maken, kan desgewenst een informatiefolder worden toegezonden (tele- foonnummer 0118-631700).

Gedurende de behandeling van een bezwaarschrift kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet be- stuursrecht, juncto artikel 36 van de Wet op de Raad van State, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend. Dit verzoek moet worden gericht aan de voorzitter van de Afdeling Bestuurs- rechtspraak van de Raad van State, Kneuterdijk 22, 2514 EN 's-Gravenhage.

Inwerkingtreden besluit

Dit besluit treedt in werking als de bezwaartermijn (zes weken) is verstreken, tenzij binnen die termijn een ver- zoek om een voorlopige voorziening is gedaan. In dat geval treedt het besluit niet in werking, voordat op dat verzoek is beslist.

B e s l u i t

Het saneringsplan voor de bodemverontreiniging op de locatie Axelsestraat 27 te Temeuzen, opgesteld in onze opdracht door Milieu Verhoeve West B.V. te Rhoon, d.d. 30 januari 2004, met projectnummer 04026, stellen wij hierbij vast met de volgende aanvullingen:

(8)

1. Voor de putwanden zal als terugsaneerwaarde voor de grand de streefwaarde (i.p.v. de interventiewaar- de) worden aangehouden. Alleen als gevolg van civieltechnische beperkingen door de aanwezige be- bouwing mogen er hogere gehalten achterblijven. Wei zal door het nemen van isolatie- of ontrekkings- maatregelen verspreiding voorkomen worden.

2. Bij de grondsanering wordt ter plaatse van de bebouwing het dichtst bij de rand van de ontgravingsput een gebouwzetting ten gevolge van de grondwaterstandverlaging van maximaal 5 millimeter toelaatbaar geacht. Boven een gebouwzetting van 5 millimeter wordt de bemaling stopgezet, zodat in overleg met de verzekeraar een nieuwe strategie voor het vervolg van de sanering wordt bepaald.

3. Minimaal vijf jaar zal onderzoek plaatsvinden naar de stationariteit van de grote restverontreiniging van de pluim. In net op te stellen evaluatierapport zal een en ander via een monitoringsplan uitgewerkt wor- den.

4. In het evaluatierapport wordt een nazorgplan opgenomen.

Bij het afgeven van bouwvergunningen waarbij grondwater wordt onttrokken en bij grondwateronttrek- kingsvergunnipgen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de verontreiniging in het grondwater^n rfioet middels voorschriften voorkomen worden dat er verspreiding optreedt.

gedeputeefde state namens.dezen,/,

/

(ZI071500015)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten aanzien van de risico's als gevolg van de activiteiten zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de aan deze vergunning verbonden voorschriften en andere

De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.10 Wabo

Plaatselijk wordt, binnen de contour van de sterke arseenverontreiniging, een lichte verontreiniging aangetoond met kwik en zink en plaatselijk wordt een sterke

Dit betekent dat belanghebbenden die de beschikking niet hebben aangevraagd, indien aan de voor- waarden van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht wordt voldaan, in de

• Binnen een half jaar na afronding van de sanering dient een evaluatierapport (in drievoud) aan ons te worden toegezonden, waarbij afzonderlijk wordt gerap- porteerd over de

Ten aanzien van de risico's als gevolg van de activiteiten zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de aan deze vergunning verbonden voorschriften en andere

Conform artikel 39d, eerste lid Wet bodembescherming moet, indien na de sanering verontreiniging in de bodem is achtergebleven en indien in het evaluatieverslag is aangegeven dat

Secretaris/algemeen direc- teur oefent bevoegdheid uit ten aanzien van de direc- teuren Programma's en projecten en Organisatie, Concernstaf, Kabinet en Strategie.. Op grond van