• No results found

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Plaats:

Datum:

Kenmerk:

Afdeling:

Globiscode:

Middelburg 17februari2005 0501775

milieuhygiene ZI071500176

Provincie Zeeland

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Melding

Op 29 oktober 2004 hebben wij een melding in net kader van artikel 29 van de Wet bodembescher- ming ontvangen. De melding heeft betrekking op de bodemverontreiniging op de locatie Koepoort- straat 15 en omgeving te Zaamslag.

Het betreft een oud geval van verontreiniging, dat wil zeggen dat deze verontreiniging is veroorzaakt voor 1 januari 1987. De melding is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen en bevat tevens het "Aanvullend en nader bodemonderzoek Koepoortstraat 13 en 15 te Zaamslag", Vebes Adviseurs BV, 24 September 2004 referentienummer TRN.008.R.003.

In dit bodemonderzoeksrapport zijn de resultaten van de in 1995 en 2000 uitgevoerde verkennende bodemonderzoeken op deze locatie opgenomen.

De melding bevat voldoende gegevens om deze te kunnen beoordelen en een besluit te kunnen ne- men.

Wetgeving

Op grand van artikel 29, eerste en tweede lid, van de Wet bodembescherming dienen wij na ontvangst van een melding en/of nader onderzoek in een beschikking vast te stellen of er sprake is van een ge- val van ernstige verontreiniging.

In geval van ernstige verontreiniging dienen wij, op grand van artikel 37, eerste lid van de Wet bo- dembescherming vast te stellen of er sprake is van urgentie om te saneren.

Voorbereidingsprocedure

De Provinciale milieuverordening Zeeland bepaalt dat op bovengenoemd besluit (vaststelling ernst en urgentie) de openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing is. Dit betekent dat er eerst een ontwerpbesluit wordt opgesteld.

Deze ontwerpbeschikking en bijbehorende stukken worden voor een periode van vier weken ter inza- ge gelegd. Tijdens deze periode bestaat er voor belanghebbenden de mogelijkheid hun zienswijze mondeling of schriftelijk over de ontwerpbeschikking en bijbehorende stukken aan ons kenbaar te maken.

De ontwerpbeschikking en bijbehorende stukken hebben van 13 januari tot en met 10 februari 2005 ter inzage gelegen bij de directie Ruimte, Milieu en Water en bij de gemeente Terneuzen.

Zienswijze

Er zijn geen zienswijzen binnengekomen Beschrijving locatie

De onderzoekslocatie omvat de percelen Koepoortstraat 13 en 15 te Zaamslag en omgeving. In het verleden was op het adres Koepoortstraat 15 een sproeibedrijf gevestigd. Het bedrijf liet, volgens overle- vering, sproeimiddelen weglopen in de destijds aanwezige sloot op de locatie. Ook zouden lege vaten van bestrijdingsmiddelen op het achterterrein begraven zijn. Na beeindiging van dit bedrijf is de schuur door de vorige eigenaar verhuurd aan Oliehandel de Pooter, welke ter plaatse olievaten heeft opgesla- gen.

Verontreinigingssituatie

Uit de diverse op de locatie uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat sprake is van diverse verontreini- gingen in zowel grand als grondwater. In het bodemonderzoeksrapport is een overzicht van de veront- reinigingen opgenomen op perceelsniveau. In verband met organisatorische, ruimtelijke en technische samenhang beschouwen wij deze verontreinigingen als een geval van verontreiniging (gevalsdefinitie artikel 1 van de Wet bodembescherming). In deze beschikking wordt dan ook volstaan met de beschrij- ving van het gehele geval van verontreiniging.

(2)

Grondverontreiniging

in de grand is in de bodemlaag van maaiveld tot circa 1,70 m-mv sprake van een matige (= boven de tussenwaarde) tot sterke (= boven de interventiewaarde) verontreiniging met arseen. Plaatselijk wordt, binnen de contour van de sterke arseenverontreiniging, een lichte verontreiniging aangetoond met kwik en zink en plaatselijk wordt een sterke verontreiniging aangetoond met polycyclische aromatische kool- waterstoffen (PAK), minerale olie, koper, lood en cadmium.

De sterke verontreiniging met cadmium is aangetoond in een boring in het trottoir van de Koepoortstraat.

Zowel de verontreiniging met arseen als die met cadmium in de grond zijn verticaal, ter plaatse van de Koepoortstraat 15 (hondenuitiaatplaats), niet afgebakend. De sterke verontreiniging met PAK is aange- toond in een boring, waarin een lichte bijmenging met puin werd waargenomen. In de omliggende borin- gen wordt de sterke verontreiniging niet aangetroffen.

Het sterk verhoogd gehalte minerale olie is aangetoond in de bovengrond van een boring onder een betonverharding. De minerale olieverontreiniging is horizontaal niet exact in beeld gebracht, verticaal is de verontreiniging begrensd op 1,90 m-mv. Vermoedelijk is de omvang van de olieverontreiniging be- perkt en bevindt zich in ieder geval binnen de contouren van het gehele gevai van verontreiniging.

In de grond is tevens een matige tot sterke verontreiniging aangetoond met diverse chloorhoudende bestrijdingsmiddelen (OCB's). Voomamelijk worden DDT/DDD, Aldrin, Dieldrin en Chloordaan aange- toond. De verontreiniging is horizontaal niet geheel afgebakend tot de streefwaarde. Ter hoogte van de Koepoortstraat 17 wordt nog een matige verontreiniging aangetoond tot een diepte van circa 1 m-mv.

Verticaal is de verontreiniging met bestrijdingsmiddelen grotendeels afgebakend, de ondergrens wordt gesteld op circa 2,5 m-mv. De gemiddelde diepte bedraagt circa 1 m-mv. Ter piaatse van de Koepoort- straat 15 is de verontreiniging verticaal niet afgebakend. Ter plaatse van de Stoofstraat 11 is de boven- grond van de onverharde delen niet geanalyseerd.

Het gehele geval van verontreiniging is voldoende afgeperkt voor het vaststellen van de ernst en urgen- tie. Het verontreinigd bodemvolume bedraagt circa 2500 m3.

Opgemerkt wordt dat in de grond ter plaatse van het trace van de voormalige watergang (achter de wo- ningen aan de van Walravenstraat en Achterstraat) ten hoogste een lichte verontreiniging aangetoond wordt met bestrijdingsmiddelen en geen verontreiniging met arseen. Ook op de hoek van de Heetveld- straat zijn geen verontreinigingen aangetoond.

Grondwater

Het grondwater op de onderzoekslocatie is licht tot matig verontreinigd met chroom, koper, nikkel en zink en Dieldrin. Het grondwater is sterk verontreinigd met arseen en plaatselijk met bestrijdingsmid- delen ( binnen de contour van arseen). In een peilbuis is een sterk verhoogd gehalte xylenen, nafta- leen en minerale olie aangetoond. De verontreiniging met vluchtige aromaten en minerale olie is ver- moedelijk beperkt van omvang (< 100 m3) en bevindt zich binnen de contour van de sterke arseenver- ontreiniging.

De sterke arseenverontreiniging is voomamelijk aanwezig in het ondiepe grondwater. In het diepere grondwater is sprake van een lichte verontreiniging met arseen en naftaleen.

Ter plaatse van het trace van de voormalige gedempte watergang achter de woningen van de Adriaan Walravenstraat en Achterstraat is geen grondwaterverontreiniging aangetoond. Ook op de hoek van de Heetveldstraat zijn geen verontreinigingen in het grondwater aangetoond.

Het ondiepe grondwater is op een oppervlakte van circa 3.875 m2 sterk verontreinigd met arseen waarvan een deel eveneens met bestrijdingsmiddelen. De gemiddelde diepte wordt geschat op circa 2 m-mv.

Ernst van de verontreiniging.

De mate van bodemverontreiniging wordt bepaald aan de hand van vastgestelde normen (streef- en interventiewaarden). Deze normen zijn vastgelegd in de Circulaire streef- en interventiewaarden bodem- sanering (Staatscourant 2000, nr. 39). Voor grondverontreiniging geldt dat sprake is van een geval van emstige bodemverontreiniging als het gemiddelde gehalte van tenminste een stof hoger is dan de inter- ventiewaarde, in een bodemvolume van minimaal 25 m3. Voor grondwaterverontreiniging geldt hetzelf- de, maar dan voor een bodemvolume van minimaal 100 m3

Voor grond worden de interventiewaarden voor arseen, bestrijdingsmiddelen en minerale olie over- schreden in een bodemvolume van meer dan 25 m3.

• " % .

(3)

Voor grondwater worden interventiewaarden voor arseen en bestrijdingsmiddelen overschreden in een bodemvolume van meer dan 100 m3.

De omvang van de verontreiniging in net grondwater met minerale olie overschrijdt het volumecriteri- um niet.

De verontreinigingen in grond en grondwater overlappen elkaar grotendeels. Volgens de gevalsdefini- tie, zoals opgenomen In artikel 1 van de Wet bodembescherming, is op deze locatie sprake van een geval van verontreiniging, vanwege de organisatorische, mimtelijke en technische samenhang.

Op grond vande concentraties en omvang is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Op grond van de Wet bodembescherming is sprake van een saneringsnoodzaak.

Saneringsurgentie

Indien sprake is van een ernstige verontreiniging dient op grond van artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming te worden vastgesteld of de sanering urgent is. De urgentie om een geval van verontreiniging te saneren wordt bepaald conform bijlage 7 van de Circulaire saneringsregeling Wet bodembescherming beoordeling en afstemming (Staatscourant 1998, nr. 4)

De systematiek voor de beslissing of de sanering van een verontreiniging urgent dan wel niet-urgent is, gaat uit van de actuele risico's die de aanwezige bodemverontreiniging, gezien het huidig en toe- komstig gebruik van de bodem, met zich meebrengt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen actuele risico's voor de mens (humaan), actuele risico's voor plant of dier (ecosystemen) en actuele versprei- dingsrisico's. De toetsing of sprake is van bovengenoemde risico's is gebaseerd op de Handleiding Urgentie van bodemsanering met als hulpmiddel het computerprogramma "Sanering Urgentie Syste- matiek (SUS)".

Bij de voor deze locatie uitgevoerde toetsing is, ondanks het feit dat er plaatselijk wel sprake is van het gebruik als moestuin, getoetst op 'wonen met tuin'. De reden hiervoor is dat ook bij het gebruik 'wonen met tuin' rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een moestuin in een deel van de tuin.

Van 'wonen met moestuin' is pas sprake, indien meer dan 80 % van de jaarlijkse hoeveelheid gecon- sumeerde groente en fruit afkomstig is van de eigen moestuin.

Op basis van deze toetsing blijkt dat bij het gebruik als wonen met tuin geen sprake is van acute hu- mane risico's. Dit betekent dat, volgens het computerprogramma SUS, normaal gebruik van de tuin in principe niet leidt tot risico's voor de volksgezondheid.

Er is, vanwege de sterk verhoogde arseengehaltes in grond en grondwater, wel sprake van ecologi- sche risico's. Erzijn geen verspreidingsrisico's.

Vanwege de aanwezige ecologische risico's is de sanering van het geval van ernstige verontreiniging urgent. Er dient te worden bepaald op welk tijdstip met de sanering moet worden begonnen.

Saneringstijdstip

Artikel 37, tweede lid, van de Wet bodembescherming bepaalt dat, bij ernstige gevallen van verontrei- niging waarvan sanering urgent is, een tijdstip voor aanvang van de sanering moet worden vastge- steld. In de Circulaire bepaling saneringstijdstip voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarvoor sanering urgent is (Staatscourant 1997, nr. 47), is voor de tijdstipbepaling een systematiek beschreven die toegepast dient te worden. Deze systematiek is opgenomen in het eerder genoemde computerprogramma SUS. Voor het bepalen van het saneringstijdstip wordt in de meeste gevallen volstaan met dezelfde gegevens als voor het bepalen van de saneringsurgentie.

Op basis van milieuhygienische criteria worden gevallen van ernstige bodemverontreiniging in drie categorieen ingedeeld:

1. Start sanering binnen 4 jaar na inwerkingtreding beschikking emst en urgentie 2. Start sanering binnen 10 jaar na inwerkingtreding beschikking ernst en urgentie.

3. Start sanering voor 2015.

(4)

Voor dit geval wordt het tijdstip van saneren bepaald door de actuele ecologische risico's, waardoor net geval valt in categorie 2. De sanering dient binnen 10 jaar na inwerkingtreding van deze beschik- king ernst en urgentie een aanvang te nemen. De Circulaire tijdstipbepaling is in 1997 in werking ge- treden. Met ingang van 2005 ontstaat een overlap tussen categorie 2 en 3. Om deze reden bepalen wij dat voor 2015 met de sanering moet worden begonnen. Een en ander sluit aan bij het standpunt van het Kabinet dat alle urgente saneringsgevallen voor 2015 dienen te zijn onderzocht en gesaneerd of beveilgd.

Kadastrale registratie

Ingevolge artikel 55 van de Wet bodembescherming wordt een afschrift van dit besluit gestuurd aan het kantoor van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers. Daarmee wordt de aard van dit besluit bij de betrokken percelen in de kadastrale registratie vermeld.

Het geval van verontreiniging bevindt zich op een gedeelte van de percelen kadastraal bekend ge- meente Zaamslag, sectie F, nummers 4463, 2768, 3351, 4461, 2181, 4452, 4568 en 4569. Het per- ceel kadastraal bekend gemeente Zaamslag, sectie F, nummer4462 is volledig verontreinigd.

Deze percelen worden geregistreerd. Bij dit besluit is een kadastrale kaart gevoegd waarop de betrok- ken percelen zijn aangegeven.

Bij een ernstig geval van verontreiniging wordt op de kadastrale kaart de verontreiniging boven de interventiewaardecontour gearceerd aangegeven. Deze aanduiding heeft plaatsgevonden op de per- celen kadastraal bekend gemeente Zaamslag, sectie F, nummers 4463, 2768, 3351, 4452, 4568 en 4569 (alle gedeeltelijk). Het perceel kadastraal bekend gemeente Zaamslag, sectie F, nummer 4462 is volledig gearceerd.

Het besluit zal bij laatstgenoemd perceel in de kadastrale registratie worden geregistreerd onder de code WB (d.w.z. het besluit betreft het gehele perceel). Voor de overige percelen geldt de code WBD (d.w.z. het besluit betreft een gedeelte van de percelen).

Gebruiksbeperkingen

Vanwege de verontreiniging wordt, om eventuele risico's zoveel mogelijk uit te sluiten, geadviseerd geen grondwater te gebruiken en diep graafwerk te vermijden. Tevens wordt aanbevolen de verhar- dingen zover aanwezig te handhaven en tot na de sanering geen groenten en fruit uit de tuin te con- sumeren.

Deze gebruiksbeperkingen gelden voor de percelen kadastraal bekend gemeente Zaamslag, sectie F, nummers 4463, 2768, 3351, 4461, 2181, 4462, 4452, 4568 en 4569 en worden door registratie van dit besluit bij het kadaster vastgelegd.

Rechtsbescherming

Tegen dit besluit kan door belanghebbenden schriftelijk bezwaar worden gemaakt. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan:

Gedeputeerde staten van Zeeland Stafafdeling KJB

Postbus 6001

4330 LA MIDDELBURG

In het bezwaarschrift dient tenminste opgenomen te worden:

naam adres datum

tegen welk besluit bezwaar wordt gemaakt waarom bezwaar wordt gemaakt

handtekening.

Het bezwaarschrift moet binnen zes weken vanaf de dag na de dag waarop de beschikking ter inzage is gelegd, ingediend te worden. Overschrijding van de termijn kan er toe leiden dat met de bezwaren geen rekening meer wordt gehouden. Indien overwogen wordt bezwaar te maken, kan desgewenst een informatiefolder worden toegezonden (telefoonnummer 0118-631700)

(5)

Gedurende de behandeling van een bezwaarschrift kan op grand van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, juncto artikel 36 van de Wet op de Raad van State, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend. Dit verzoek moet worden gericht aan de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Kneuterdijk 22, 2514 EN 's-Gravenhage.

Inwerking treden besluit

Dit besluit treedt in werking als de bezwaartermijn (zes weken) is verstreken, tenzij binnen die termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. In dat geval treedt het besluit niet in werking, voor- dat op dat verzoek is beslist.

B E S L U I T

Ernst van het geval van verontreiniging

1. De verontreiniging van de bodem op de locatie Koepoortstraat 15 en omgeving te Zaamslag (ka- dastraal bekend gemeente Zaamslag, sectie F, nummers 4463, 2768, 3351, 4461, 2181, 4452, 4568 en 4569 (alien gedeeltelijk) en nummer 4462 (geheel)) is een ernstig geval van verontreini- ging.

Urgentie van het geval van ernstige verontreiniging

2. Met de sanering dient voor 2015 dient te worden begonnen.

Aan het besluit worden de volgende voorschriften verbonden:

V O O R S C H R l F T E N

De noodzaak en omvang van aanvullend onderzoek is afhankelijk van de saneringsmethode. Deze sa- neringsmethode dient te worden bepaald door een saneringsonderzoek. Tijdens het saneringsonder- zoek dient te worden overlegd met de directie ruimte milieu en water over het eventuele aanvullende onderzoek.

gedeputeerde staten namens dezen, V

I

mr. G.J. Meijler-/ X hoofd^afdeling Milieuhygiene

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de verbreding en gedeeltelijke verplaatsing van de snelweg A2 en door de aanleg van het watersysteem Leidsche Rijn kunnen effecten optreden op de grondwaterstand onder

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten er, door middel van vergunningen overeenkomstig de artikelen 6 en 8 of op passende

Ten aanzien van de risico's als gevolg van de activiteiten zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de aan deze vergunning verbonden voorschriften en andere

Het voornemen tot de verwijdering van een grafbedekking wordt gedurende tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd, op het te

(Waterschappen/UvW) en Interim Functies (Rijkswaterstaat) voor een periode van maximaal twee maal 1,5 jaar. Geconstateerd is dat dit model de doelen van de programmadirectie

gemeente recht op eerste koop. Karel Nijholt geeft aan dat hij daar graag op wil reageren: Karel heeft nauw contact gehad met de nabestaanden van deze woning en die mensen zijn door

Naar aanleiding van dit verzoek hebben GS op 20 april 2004 een besluit genomen (kenmerk MB/04.040437/L) dat er op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging

• Op het voormalig pompstation aan de Hoge Sluisweg 39 te Marknesse is er sprake van een onaanvaardbare verspreidingsrisico bij het huidige gebruik (industrie en infrastructuur),