• No results found

OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Aan: Bison International B.V.

Postbus 160 4460 AD GOES

Kenmerk: W-AOV170589/00179118 Afdeling: Vergunningverlening Datum: 14 september 2018

Onderwerp: Omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) voor Bison International B.V.

Samenvatting besluit

Wij hebben besloten om op 14 september 2018 aan Bison International B.V., gevestigd aan de Columbusweg 14 te Goes, de gevraagde vergunning te verlenen voor diverse wijzigingen binnen de inrichting.

(2)

Inhoudsopgave

1. Besluit...3

1.1 Onderwerp...3

1.2 Besluit...3

1.3 Ondertekening...4

1.4 Rechtsmiddelen...5

2. Voorschriften ...6

3. Procedurele overwegingen...7

3.1 Gegevens aanvrager...7

3.2 Projectbeschrijving ...7

3.3 Huidige vergunningssituatie ...8

3.4 Bevoegd gezag ...8

3.5 Volledigheid aanvraag en opschorting procedure ...8

3.6 Procedure (uitgebreid) en zienswijze ...8

3.7 Advies, aanwijzing door minister, verklaring van geen bedenkingen ...9

3.8 Wijzigingen t.o.v. de ontwerpvergunning...10

3.9 Activiteitenbesluit milieubeheer ...10

3.10 Toetsing milieueffectrapportage ...10

4. Inhoudelijke overwegingen ...11

4.1 Inrichting...11

4.2 Best beschikbare technieken ...11

4.3 PGS-richtlijnen ...13

4.4 Overige aspecten ...16

4.5 Conclusie...16

(3)

1. Besluit

1.1 Onderwerp

Op 30 oktober 2017 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Bison International B.V. De aanvraag heeft betrekking op de inpandige palletopslag, het aanpassen van de sprinklerinstallatie in de expeditieruimte, de dimensionering van de bluswateropvang, de drumopslag in de expeditieruimte en over de aanwezigheid van blustoestellen. De

aanvraag gaat over Columbusweg 14 te Goes. De aanvraag is geregistreerd onder nummer W-AOV170589/00179118.

Concreet wordt verzocht om een vergunning ex artikel 2.1, lid 1 onder e van de Wabo.

1.2 Besluit

Wij besluiten, gelet de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de daarop betrekking hebbende uitvoeringsbesluiten en -regelingen aan Bison International B.V.:

I. de gevraagde omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te verlenen, voor:

- het toevoegen van schuim aan de sprinklerinstallatie in de expeditieruimte;

- het aanpassen van de inpandige palletopslag;

- de opslag van montagekitkokers.

II. aan deze vergunning de voorschriften te verbinden 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3 zoals opgenomen in hoofdstuk 2 “Voorschriften”.

III. dat de aanvraag, inclusief de bijlage(n) zoals beschreven onder paragraaf 3.5 van de procedurele overwegingen onderdeel uit maken van deze vergunning.

Verzoek om intrekking van voorschriften

IV. Wij besluiten om, op grond van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.31, tweede lid aanhef en onder b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht om de voorschriften 9.1.3, 9.1.4 en 9.1.5, van de vergunning van 1 november 2016 met kenmerk W-

AOV150471/00112836 in te trekken;

V. Wij besluiten om, op grond van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.31, tweede lid aanhef en onder b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht om de voorschriften 12.1.1, 12.1.2 en 12.1.3, van de vergunning van 1 november 2016 met kenmerk W-

AOV150471/00112836 niet in te trekken;

Verzoek om wijziging van voorschriften

VI. Wij besluiten om, op grond van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.31, tweede lid aanhef en onder b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voorschrift 10.4.4 van de vergunning van 1 november 2016 met kenmerk W-AOV150471/00112836 te vervangen door voorschrift 1.1.4 uit onderhavige vergunning;

VII. Wij besluiten om, op grond van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.31, tweede lid aanhef en onder b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voorschrift 12.1.1 van de vergunning van 1 november 2016 met kenmerk W-AOV150471/00112836 te vervangen door voorschrift 1.1.5 uit onderhavige vergunning;

(4)

1.3 Ondertekening

Gedeputeerde staten van Zeeland, namens dezen,

drs. M.M. de Hoog lid directieteam

De volgende instanties hebben een kopie van deze beschikking gekregen:

 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes

 Veiligheidsregio Zeeland;

 Inspectie Leefomgeving & Transport;

 Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

(5)

1.4 Rechtsmiddelen

Belanghebbenden kunnen schriftelijk beroep instellen tegen dit besluit bij de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda.

In het beroepschrift dient ten minste te worden opgenomen:

 de naam van degene die beroep instelt;

 het adres van degene die beroep instelt;

 het besluit waartegen beroep wordt ingesteld (datum en kenmerk en indien mogelijk een kopie van het besluit);

 de reden waarom beroep wordt ingesteld en;

 de dagtekening van het beroepschrift.

Het beroepschrift dient te worden ondertekend. Het beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage is gelegd. Overschrijding van de termijn kan er toe leiden dat met het beroepschrift geen rekening wordt gehouden. Voor de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd

Het besluit treedt in werking op de dag na afloop van de beroepstermijn. Volledigheidshalve wordt erop gewezen dat het beroep niet de werking van het besluit schorst. Er bestaat de mogelijkheid een verzoek te doen tot het treffen van een voorlopige voorziening (conform artikel 8:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). In dat geval treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Een verzoek om voorlopige voorziening wordt gericht aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. Voor de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd.

(6)

2. Voorschriften

Milieu

10 (Externe) veiligheid

10.4 Opslag verpakte gevaarlijke stoffen groter dan 10 ton (PGS15:2011)

10.4.4 De opslagvoorzieningen moeten voldoen aan paragrafen 4.3 en 4.4 van de richtlijn PGS 15:2011, met uitzondering van voorschrift 4.4.2 voor de opslag van

montagekitkokers in ruimte 02 en 03.

10.4.10 De expeditieruimte (ruimte 01, oppervlakte 484 m²) dient te voldoen aan voorschriften 4.3.1 en 4.4.1 van de richtlijn PGS 15:2011, tenzij op de automatische

sprinklerinstallatie in de expeditieruimte (Ruimte 01) middels een

schuimbijmenginstallatie (overeenkomstig met het uitgangspuntendocument met kenmerk 1704-22-01C d.d. 18 juli 2016 en de NVA met kenmerk 1704-22-02C), schuimvormend middel bijgemengd wordt.

10.4.11 Het type schuimvormend middel en het expansievoud van het schuim, genoemd in voorschrift 10.4.10, moeten zijn afgestemd op de aard en omvang van de aanwezige stoffen en gevaren. De bestendigheid en toepasbaarheid van het schuimvormend middel en het schuim moeten door testen zijn aangetoond overeenkomstig NEN-EN 1568 deel 1 t/m 4.

10.4.12 Het schuimvormende middel, genoemd in voorschrift 10.4.10, moet zo worden opgeslagen en bewaard dat het aan de specificaties van de fabrikant blijft voldoen.

Om de goede werking van het schuim te borgen, moet het schuimvormend middel minimaal eenmaal per jaar worden getest op de parameters van de leverancier. In het rapport van deze testen moet zijn aangegeven:

 de specificatie van de fabrikant;

 de test met behulp waarvan of de norm waartegen de controle is uitgevoerd;

 de gegevens van het laboratorium die de testen heeft uitgevoerd;

 de afkeurcriteria die voor het schuimvormend middel moeten worden gehanteerd.

Het rapport dient binnen de inrichting aanwezig te zijn.

12 Inpandige opslag losse pallets 12.1 Algemeen

12.1.1 In de expeditieruimte mogen lege houten pallets alleen in het

aanvraag aangegeven vak worden opgeslagen, zoals aangegeven op de tekening welke onderdeel uitmaakt van de aanvraag (ons kenmerk: 2018-379150). Tijdelijke opslag mag ook plaatsvinden in de op- en overslagvakken, zoals aangegeven op deze tekening. Daarbij mag de stapel pallets niet hoger zijn dan 2,4 meter.

(7)

3. Procedurele overwegingen

3.1 Gegevens aanvrager

Op 30 oktober 2017 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van: Bison International B.V. (verder Bison), Dr. A.F. Philipsstraat 9, 4462 EW te Goes.

3.2 Projectbeschrijving

Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven:

Inpandige palletopslag

Er wordt verzocht om op basis van de beschrijving in het bijgevoegde

uitgangspuntendocument (verder UPD) met betrekking tot de inpandige palletopslag de voorschriften 9.1.3, 9.1.4 en 9.1.5 uit de omgevingsvergunning van 1 november 2016 met kenmerk W-AOV150471/00112836 (verder revisievergunning) in te trekken. Tevens wordt verzocht om op basis van de bijgevoegde nota van aanvulling (verder NVA) de voorschriften 12.1.1, 12.1.2 en 12.1.3 uit de genoemde vergunning in te trekken.

Sprinklerinstallatie expeditieruimte

In de expeditieruimte vindt opslag plaats van gevaarlijke stoffen in emballage. De opslagvakken zijn middels een scheidingsconstructie, zoals voorgeschreven in de

revisievergunning, opgedeeld in vakken kleiner dan 300 m². Omdat de scheidingsconstructie zorgt voor gevaarlijke situaties voor het interne verkeer en omdat de bewegingsvrijheid van het interne verkeer wordt beperkt, wil Bison de scheidingsconstructie demonteren. Als gelijkwaardige maatregel wil Bison schuim toevoegen aan de sprinklerinstallatie. In de bijgevoegde NVA staat beschreven aan welke voorwaarde de sprinklerbeveiliging moet voldoen.

Dimensionering bluswateropvang

Bison wil montagekitkokers (ADR 3 in kunststofverpakking) op gaan slaan in ruimte 02 en 03. Voorschrift 10.4.4 uit de revisievergunning schrijft voor dat voldaan dient te worden aan de voorschriften uit paragraaf 4.3 en 4.4 uit de richtlijn PGS15:2011. Bison heeft in het UPD beschreven dat de montagekitkokers zijn geclassificeerd conform de NFPA 30. Bison verzoekt op basis van deze classificatie het voorschrift 10.4.4 uit de revisievergunning gedeeltelijk in te trekken.

Drumopslag in de expeditieruimte

In de revisievergunning is de opslag van 200 liter drums in de expeditieruimte vergund.

Echter mag de opslag pas plaatsvinden op het moment dat er een goedgekeurd UPD is. Het UPD van 29 oktober 2014 met kenmerk 1704-22-01A is goedgekeurd behoudens de opslag van drums in de expeditieruimte. Bison heeft bij de aanvraag een nieuw UPD, waarin de drumopslag is meegenomen, ter goedkeuring voorgelegd.

Draagbare blustoestellen

Bison gaat de aanwezige slanghaspels vervangen door draagbare blustoestellen met een inhoud van 6 kg blusstof, zodat voldaan kan worden aan voorschrift 10.3.2 uit de

revisievergunning.

Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: het veranderen van een inrichting.

(8)

3.3 Huidige vergunningssituatie

Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande vergunningen en/of ontheffingen verleend dan wel meldingen geaccepteerd:

Tabel 1: Overzicht vergunningen Bison Distributie Centrum SOORT

VERGUNNING

DATUM KENMERK ONDERWERP

Revisievergunning 1 november 2016

W-

AOV150471/00112836

Het in werking hebben van een inrichting voor de opslag van kitten, lijmen, anti-vocht-, smeer-, onderhouds- en soldeermiddelen.

Milieuneutrale wijziging

3 oktober 2017 W-

AOV170418/00173244

Het plaatsen van een scheidingsconstructie in de expeditieruimte.

3.4 Bevoegd gezag

Gedeputeerde Staten van Zeeland zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel. 3.3 lid 1 van het Bor. De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I onderdeel C categorie 4.4 onder j, 1° van het Bor en daarnaast betreft het een inrichting waarop het Besluit risico's zware ongevallen 2015 van toepassing is.

3.5 Volledigheid aanvraag en opschorting procedure De aanvraag bestaat uit de volgende onderdelen:

Tabel 2: Onderdelen aanvraag

Naam Ons kenmerk

Aanvraagformulier aanpassen sprinklerinstallatie DC 2017-341206

Niet technische samenvatting 2017-341202

UPD 1704-22 2017-341203

NVA 1704-22 2017-341204

Inspectierapport basisontwerp 04466-08-bso-01 2017-341205 Aanvulling niet technische samenvatting 2018-379149 Plattegrondtekening expeditieruimte 2018-379150

Op basis van het advies van de Veiligheidsregio Zeeland heeft Bison op 18 april 2018 de aanvraag aangevuld met een plattegrondtekening (incl. toelichting) van de palletopslag. Na ontvangst van de aanvullende gegevens hebben wij de aanvraag getoetst op volledigheid.

Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen.

3.6 Procedure (uitgebreid) en zienswijze

Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag.

Van het ontwerp van de beschikking hebben wij de kennisgeving digitaal gepubliceerd op internet: www.overheid.nl op 25 juli 2018 (nr. 5488).

Tussen 26 juli 2018 en 5 september 2018 heeft een ontwerp van de beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen.

(9)

Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

3.7 Advies, aanwijzing door minister, verklaring van geen bedenkingen

In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden:

 Veiligheidsregio Zeeland;

 Inspectie Leefomgeving en Transport;

 Inspectie SZW;

 Rijkswaterstaat Zee en Delta;

 Het college van burgemeester en wethouders van Borsele;

 Het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

Naar aanleiding hiervan hebben wij de volgende adviezen ontvangen:

Veiligheidsregio Zeeland

Op 12 februari 2018 hebben wij een advies ontvangen van de Veiligheidsregio Zeeland (verder VRZ). Zij geven het onderstaande advies:

Uitgangspuntendocument (UPD) 1704-22-01A d.d. 18 juli 2016 met de Nota van Aanvulling 1704-22-02c, d.d. 13 juli 2017 is gebaseerd op de 'good practice' voor

brandbeveiligingssystemen van (tijdelijke) opslag van gevaarlijke stoffen conform de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) 15 'Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen', beschermingsniveau 1. Gezien de expeditieruimte op verschillende kaders afwijkt van het normatief kader, zie paragraaf 4.6 van het UPD, dient het sprinklersysteem conform de Nota van Aanvulling 1704-22-02c, d.d. 13 juli 2017 te worden aangepast, zodat voldaan wordt aan de afgeleide doelstelling van het sprinklersysteem. Veiligheidsregio Zeeland adviseert in dezen goedkeuring te verlenen voor het UPD 1704-022-01c met bijbehorende Nota van Aanvulling 1704-022-02c, d.d. 13 juli 2017, met in achtneming van de onderstaande voorwaarden, te weten:

 De voorbestemde positionering van de (tijdelijke) opslag van gevaarlijke stoffen en de inpandige opslag van lege houten pallets dient door Bison International B.V.

consequent te worden nageleefd;

 Het toe te passen schuim, ten behoeve van het sprinklersysteem in de

expeditieruimte, dient aantoonbaar afgestemd te zijn op de producteigenschappen van aanwezige (tijdelijk) opslag van gevaarlijke stoffen en de technische installatie van het sprinklersysteem. De goede werking van het sprinklersysteem met

schuimbijmenging dient aantoonbaar te worden gemaakt;

 De voorbestemde positie voor opslag van lege houten pallets dient te worden gemarkeerd op tekening 1704-22-01c d.d. 22 juni 2017;

 Aanbevolen wordt de bekabeling ten behoeve van de aansturing met functiebehoud uit te voeren (zie 4.6 NvA).

(10)

3.8 Wijzigingen t.o.v. de ontwerpvergunning

Ten opzichte van de ontwerpvergunning zijn geen wijzigingen aangebracht.

3.9 Activiteitenbesluit milieubeheer

In het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) zijn voor bepaalde activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene regels opgenomen. Deze regels zijn direct werkend en mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen.

In bijlage I, onderdelen B en C van het Bor wordt aangegeven of voor een inrichting een vergunningplicht geldt.

Op type C inrichtingen, die vergunningplichtig zijn, kunnen bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen.

De inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd, wordt aangemerkt als een type C inrichting. De aangevraagde uitbreiding heeft geen invloed op activiteiten die vallen onder de werkingssfeer van hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling. Wel zijn hoofdstuk 1, afdeling 2.1, 2.2, 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2 van toepassing. Daarnaast kunnen de overgangsbepalingen uit hoofdstuk 6 van het Activiteitenbesluit van toepassing zijn.

Op basis van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit moet de verandering van de inrichting worden gemeld. De aanvraag wordt ten aanzien van de activiteiten die onder het Activiteitenbesluit vallen aangemerkt als melding.

3.10 Toetsing milieueffectrapportage

Er hoeft bij deze aanvraag geen milieueffectrapport (MER) te worden ingediend. De reden hiervoor is dat de in de aanvraag beschreven voorgenomen veranderingen niet zijn vermeld in de eerste kolom van onderdeel C en/of onderdeel D van de bijlage bij het Besluit

milieueffectrapportage (besluit m.e.r.).

(11)

4. Inhoudelijke overwegingen

Milieu

4.1 Inrichting 4.1.1 Inleiding

De aanvraag heeft betrekking op het veranderen van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van de Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het

milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden.

In het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) zijn voor een groot aantal activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, rechtstreeks werkende, algemene regels opgenomen.

4.1.2 Toetsing oprichten, veranderen of revisie Bij onze beslissing op de aanvraag hebben wij:

 de aspecten genoemd in artikel 2.14 eerste lid onder a van de Wabo betrokken;

 met de aspecten genoemd in artikel 2.14 eerste lid onder b van de Wabo rekening gehouden;

 de aspecten genoemd in artikel 2.14 eerste lid onder c van de Wabo in acht genomen.

In de onderstaande hoofdstukken lichten wij dit nader toe, waarbij wij ons beperken tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn.

4.2 Best beschikbare technieken 4.2.1 Algemeen

In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast.

Vanaf januari 2013 moet bij het bepalen van BBT rekening worden gehouden met BBT- conclusies en bij ministeriele regeling aangewezen informatiedocumenten over BBT.

BBT-conclusies is een document met de conclusies over BBT, vastgesteld overeenkomstig artikel 13, vijfde en zevende lid van de Richtlijn industriële emissies (RIE). Het vijfde lid verwijst naar BBT-conclusies vastgesteld na 6 januari 2011 onder het regime van de RIE.

Het zevende lid verwijst naar de bestaande BREFs. Het hoofdstuk uit deze BREF’s waarin de BBT-maatregelen (BAT hoofdstuk) zijn opgenomen, geldt als BBT-conclusies, totdat nieuwe BBT-conclusies zijn vastgesteld.

BBT-conclusies worden door de Europese commissie vastgesteld en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (een uitvoeringsbesluit van de Europese commissie dat gericht is tot de lidstaten). Zij worden daarom niet meer apart aangewezen in de Regeling omgevingsrecht.

(12)

Als op een activiteit of op een type productieproces binnen de inrichting waarvoor een vergunning is aangevraagd, geen BBT-conclusies of informatiedocumenten over BBT van toepassing zijn, of als de van toepassing zijnde BBT conclusies of informatiedocumenten niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelen, moet bevoegd gezag de beste beschikbare techniek zelf vast stellen. Hierbij houdt het bevoegd gezag in ieder geval rekening met:

 de toepassing van technieken die weinig afvalstoffen veroorzaken;

 de toepassing van stoffen die minder gevaarlijke zijn dan stoffen of mengsels als omschreven in artikel 3 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;

 de ontwikkeling, waar mogelijk, van technieken voor de terugwinning en opnieuw

gebruiken van de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en van afvalstoffen;

 vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd;

 de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis;

 de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies;

 de data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen;

 de tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen;

 het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energie- efficiëntie;

 de noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico's voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken;

 de noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken.

De op één van deze criteria vastgestelde BBT moet een milieubeschermingsniveau garanderen dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau in de BBT-conclusies.

4.2.2 Bepaling BBT

In de revisievergunning is in paragraaf 4.2.2 “bepaling BBT” de volgende passage opgenomen:

Met betrekking tot de bepaling van de BBT, zijn de aspecten betrokken als genoemd in artikel 5.4 lid 3 van het Bor. Hierover zijn de volgende bijzonderheden op te merken:

De PGS 15:2011 is in het Bor als een Nederlands informatiedocument over BBT

aangewezen. In september 2016 is de nieuwe PGS 15:2016 gepubliceerd, maar nog niet in het Bor aanwezen. Het bevoegd gezag mag gemotiveerd afwijken van een aangewezen PGS. Hierbij dient zij, rekening houdend met het gestelde in artikel 5.4, lid 3, van het Bor de beste beschikbare technieken zelf vast te stellen. De ervaring die is opgedaan met het gebruik van PGS 15:2011 en de wijzigingen in de stand der techniek zijn in de PGS 15:2016 meegenomen. Wij beschouwen de PGS 15:2016 daarom als BBT. Wel dient opgemerkt te worden dat, zoals in hoofdstuk 4.9.4.4 is aangegeven, niet alle hoofdstukken uit de PGS 15:2016 zijn voorgeschreven. In de PGS 15:2016 is voor opslagen met beschermingsniveau 1 een brandbeheersings-en brandblussysteem (VBB systeem) voorgeschreven. Hierbij wordt verwezen naar de PGS 14 “Brandblus- en brandbeheersingssystemen” die lopende de onderhavige procedure nog niet vastgesteld is. Hierdoor kunnen de voorschriften uit hoofdstuk 4 van de PGS 15:2016 nog niet als BBT worden gezien. De voorschriften uit hoofdstuk 4 van de PGS 15:2016 zijn dan ook nog niet opgenomen. Hierbij wordt nog bij de PGS 15:2011 aangesloten.

Op 1 oktober 2017 is de PGS 15:2016 versie 1.0 in de Mor aangewezen als een Nederlands informatiedocument over BBT en is de PGS 14 gepubliceerd. De aanvraag heeft betrekking op voorschriften voorgeschreven in de revisievergunning die zowel betrekking hebben op de

(13)

richtlijn PGS 15:2011 versie 2012 als de richtlijn PGS 15:2016. Zoals hierboven beschreven mag gemotiveerd afgeweken worden van een aangewezen PGS. De voorschriften uit

hoofdstuk 4 van de PGS 15:2016 waarop de aanvraag betrekking heeft verschillen

inhoudelijk niet van de voorschriften uit de PGS 15:2011 versie 2012. Wij beschouwen de PGS 15:2011 versie 2012 daarom als BBT. In paragraaf 4.3 wordt hier dieper op ingegaan en wordt getoetst aan de betreffende voorschriften.

4.2.3 Concrete bepaling beste beschikbare technieken

Bij het bepalen van de BBT hebben wij rekening gehouden met de volgende informatiedocumenten over BBT, zoals aangewezen in de bijlage van de Regeling

omgevingsrecht (Mor): PGS 15:2016 en de onder paragraaf 4.2.2 aangewezen PGS 15:2011 versie 2012.

4.2.4 Conclusies BBT

De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie, externe veiligheid en energiebesparing. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf.

4.3 PGS-richtlijnen

4.3.1 Op- en overslag gevaarlijke stoffen

Ten behoeve van de op- en overslag van gevaarlijke stoffen zijn richtlijnen opgesteld in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd. Deze PGS-richtlijnen zijn vermeld als Nederlandse informatiedocumenten over BBT in de bijlage van de Mor. Voor de beoordeling van de aanvraag van Bison zijn, zoals in paragraaf 4.2.2, de volgende PGS-richtlijnen relevant: PGS 15:2011 versie december 2012 en de PGS 15:2016. Hieronder wordt nader op de toetsing ingegaan.

Uitgangspunten document (UPD)

Conform voorschrift 10.4.7 van de revisievergunning moet het UPD ten behoeve van de brandveiligheidsinstallatie genoemd in voorschrift 10.4.2 van de revisievergunning worden geactualiseerd en ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. Aan de aanvraag is een geactualiseerd UPD met NVA ter goedkeuring toegevoegd.

Op 20 november 2017 hebben wij het UPD en de NVA ter beoordeling aan de VRZ gestuurd.

Op 12 februari 2018 hebben wij het advies ontvangen. Het volledige advies is te vinden in paragraaf 3.7 van dit besluit. Samengevat (in cursief) wordt het bevoegd gezag geadviseerd om het UPD en de NVA onder de volgende voorwaarden goed te keuren:

1. De voorbestemde positionering van de (tijdelijke) opslag van gevaarlijke stoffen en de inpandige opslag van lege houten pallets dient door Bison International B.V.

consequent te worden nageleefd.

Reactie: Wij hebben geen nadere eisen gesteld voor het naleven van de

voorbestemde positionering van de (tijdelijke) opslag van gevaarlijke stoffen en de inpandige opslag van lege houten pallets. De aanvraag en het UPD en de NVA maken onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Hiermee wordt invulling gegeven aan het advies.

(14)

van aanwezige (tijdelijk) opslag van gevaarlijke stoffen en de technische installatie van het sprinklersysteem. De goede werking van het sprinklersysteem met

schuimbijmenging dient aantoonbaar te worden gemaakt;

Reactie: Reactie: Voor het toe te passen schuim zijn voorschriften opgenomen in dit besluit. Middels voorschrift 2.1.4 van de revisievergunning is geborgd dat alle installaties en voorzieningen binnen de inrichting steeds in goede staat verkeren en naar behoren functioneren. Een test van de sprinklerinstallatie met schuimbijmenging maakt onderdeel uit van het onderhoud en certificering van de installatie.

3. De voorbestemde positie voor opslag van lege houten pallets dient te worden gemarkeerd op tekening 1704-22-01c d.d. 22 juni 2017;

Reactie: Bison heeft het verzoek op 18 april 2018 aangevuld met een gewijzigde beschrijving (ons kenmerk: 2018-379149) en een gewijzigde tekening (ons kenmerk:

2018-379150) waarop de inpandige palletopslag is aangegeven.

De gewijzigde tekening en beschrijving maken onderdeel uit van de aanvraag en daarmee ook onderdeel van de vergunning.

4. Aanbevolen wordt de bekabeling ten behoeve van de aansturing met functiebehoud uit te voeren (zie 4.6 NvA).

Reactie: In het UPD wordt beschreven dat de bekabeling ten behoeve van de

aansturing niet met functiebehoud behoeft te worden uitgevoerd. Deze aanbeveling is onder de aandacht gebracht van Bison en zij hebben aangegeven deze naar

aanleiding van de aanbeveling uit te gaan voeren met functiebehoud. Er worden hiervoor geen nadere eisen gesteld in de vergunning, aangezien dit niet past binnen het milieuhygiënisch toetsingskader.

Met inachtneming van bovenstaande, hebben wij middels een goedkeuringsbesluit met kenmerk: P-GKB180087 / 00193211 besloten om het UPD en de NVA goed te keuren.

Bovenstaande overwegingen maken ook onderdeel uit van de overwegingen in het betreffende goedkeuringsbesluit.

Naast goedkeuring van het UPD en de NVA, wordt ook verzocht om op basis van deze documenten af te wijken van het gestelde in de voorschriften van de revisievergunning en om voorschriften in te trekken uit de revisievergunning. Dit verzoek heeft betrekking op:

- Inpandige palletopslag;

- Vakgrootte expeditieruimte;

- Dimensionering bluswateropvang.

Inpandige palletopslag

In de revisievergunning zijn voorschriften opgenomen voor de inpandige opslag van pallets in de expeditieruimte. Deze voorschriften zijn opgenomen, omdat de inpandige opslag niet meegenomen was in het UPD. Het betreft de voorschriften 9.1.3, 9.1.4 en 9.1.5 en de voorschriften 12.1.1, 12.1.2 en 12.1.3. De inpandige opslag van pallets in de expeditieruimte is in de bij de aanvraag gevoegde UPD en NVA wel meegenomen. Bison verzoekt daarom om de genoemde voorschriften uit de revisievergunning in te trekken.

De VRZ heeft ons op 12 februari 2018 hierover geadviseerd. In hun advies geven zij aan dat uit het UPD en de NVA geconcludeerd kan worden dat de aanwezige

brandveiligheidsvoorzieningen voldoende bijdragen om een branduitbreiding te voorkomen en de brand kan worden beheerst. De opslag van pallets tot een hoogte van maximaal 2,4 meter kan worden toegestaan.

(15)

Mede naar aanleiding van het advies van de VRZ besluiten wij om de voorschriften 9.1.3, 9.1.4 en 9.1.5, welke betrekking hebben op het opstellen van een berekening volgens beheersbaarheid bij brand, in te trekken en het voorschrift 12.1.1 te vervangen. Voorschrift 12.1.1 wordt vervangen door eenzelfde voorschrift waarin enkel de opslaghoogte van de

pallets verhoogt wordt van 1,8 meter naar 2,4 meter (zie hoofdstuk 2 “voorschriften”).

Het verzoek om de voorschriften 12.1.1, 12.1.2 en 12.1.3 in te trekken wordt door ons geweigerd. Zoals beschreven wordt voorschrift 12.1.1 vervangen door voorschrift 12.1.1 van dit besluit. Wij zijn van mening dat betreffende voorschriften noodzakelijk zijn om het

veiligheidsniveau zoals beschreven in de revisievergunning te behouden.

Vakgrootte expeditieruimte

In de expeditieruimte vindt opslag plaats van meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen.

In voorschrift 10.4.4 van de vergunning van 1 november 2016 wordt voorgeschreven dat de maximale vakgrootte en vakscheiding binnen de opslagvoorzieningen moeten voldoen aan paragrafen 4.3 en 4.4 van de richtlijn PGS 15:2011. Voorschrift 4.4.1 van de PGS 15:2011 schrijft voor dat de grootte van een afgescheiden vak in een opslagvoorziening ten hoogste 300 m² mag bedragen. Om te kunnen voldoen aan dit voorschrift heeft Bison een

scheidingsconstructie van 14 meter lang en 4 meter hoog geplaatst, welke voldoet aan voorschrift 4.3.1 van de PGS 15:2011. Op 3 oktober 2017 is hiervoor een

omgevingsvergunning (kenmerk: W-AOV170418/00173244) verleend.

Omdat de scheidingsconstructie zorgt voor gevaarlijke situaties voor het interne verkeer en omdat de bewegingsvrijheid van het interne verkeer wordt beperkt, wil Bison de

scheidingsconstructie demonteren. Als gelijkwaardige maatregel wil Bison schuim toevoegen aan de sprinklerinstallatie. De aanvullende maatregelen zijn beschreven in het NVA.

De VRZ heeft ons op 12 februari 2018 hierover geadviseerd en geven aan dat met

inachtneming van deze maatregelen wordt voldaan aan de gelijkwaardigheidseis en evenzo aan de doelstellingen van het sprinklersysteem.

Mede naar aanleiding van het advies van de VRZ hebben wij voor de bijmenginstallatie van het schuim en het toe te passen schuim, in hoofdstuk 2 voorschriften opgenomen.

Opgemerkt dient te worden dat de aangepaste installatie niet eerder in gebruik mag worden genomen dan nadat een goedkeurend inspectierapport door een voor deze verrichting geaccrediteerde inspectie A-instelling is afgegeven of nadat een certificaat door een daartoe op basis van NEN-EN 45011 door de Raad van Accreditatie geaccrediteerde certificaat- instelling is afgegeven (voorschrift 10.4.6 van de revisievergunning).

Omdat in voorschrift 10.4.4 van de revisievergunning voorgeschreven wordt dat alle opslagvoorzieningen voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, groter dan 10 ton, moeten voldoen aan paragrafen 4.3 en 4.4 van de PGS 15:2011, zal dit voorschrift

vervangen worden door voorschrift 10.4.4 van dit besluit, waarin de opslagvoorzieningen van de expeditieruimte uitgezonderd worden.

Wij zijn van mening dat met hetgeen beschreven is in het UPD en de NVA en het stellen van de voorschriften, het veiligheidsniveau zoals vastgelegd in de revisievergunning kan worden behouden.

Dimensionering bluswateropvang

Bison is voornemens om montagekitkokers (ADR 3 in kunststofverpakking) op te gaan slaan in ruimte 02 en 03. In voorschrift 10.4.4 uit de revisievergunning wordt verwezen naar

voorschrift 4.3.2 uit de PGS15:2011 waarin voorschreven wordt dat indien in een vak stoffen

(16)

Bison heeft in het UPD beschreven dat de eigenschappen van de montagekitkokers

(handelsnaam: Montagekit Original) conform het veiligheidsinformatieblad dusdanig zijn dat deze conform de NFPA 30 geclassificeerd mag worden als kunststof, omdat deze stof zich bevindt in het schaduwgebied van figuur 2.4-1 uit de NFPA 30. Door de classificatie als kunststof zijn er geen eisen voor de uitstroom van vloeistof van vak naar vak en is het volgens Bison gerechtvaardigd om voorschrift 4.3.2 uit de PGS15:2011 niet van toepassing te verklaren.

Bovenstaande hebben wij voorgelegd aan de VRZ en zij hebben ons op 12 februari 2018 hierover geadviseerd. De VRZ geeft in hun advies aan dat het gerechtvaardigd is om voorschrift 4.3.2 van de PGS15:2011 te laten vervallen.

Mede naar aanleiding van het advies van de VRZ besluiten wij om voorschrift 10.4.4 uit de revisievergunning in te trekken en te vervangen door voorschrift 10.4.4 uit dit besluit, waarin voorschrift 4.3.1 uit de PGS15:2011 voor de opslagvoorzieningen van de expeditieruimte (zie

“vakgrootte expeditieruimte”) en voorschrift 4.3.2 uit de PGS15:2011 voor de opslag van montagekitkokers in ruimte 02 en 03 uitgezonderd worden.

Bij de aanvraag is een uitgangspuntendocument gevoegd, waarin de uitgangspunten voor ontwerp, aanleg, onderhoud, beheer, opleveringsinspectie en periodieke inspectie van de brandbeveiligingsinstallatie is weergegeven. Wij hebben dit uitgangspuntendocument goedgekeurd. Op basis van het uitgangspuntendocument zal een inspectieplan worden opgesteld. Wij hebben in de voorschriften opgenomen dat een brandbeveiligingsinstallatie conform het goedgekeurde uitgangspuntendocument bedrijfsgereed moet zijn, alvorens de opslag van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden. Tevens hebben wij voorschriften

opgenomen met betrekking tot periodieke herkeuring van de brandbeveiligingsinstallatie alsmede periodieke herziening van het uitgangspuntendocument.

De voorschriften in deze vergunning sluiten aan bij de inzichten welke zijn vastgelegd in PGS 15. Wij zijn van mening dat hiermee de veiligheid voldoende is gewaarborgd.

4.3.2 Beoordeling en conclusie

Ten aanzien van de risico's als gevolg van de activiteiten zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de aan deze vergunning verbonden voorschriften en andere wettelijke regels gewerkt wordt, er geen sprake is van onaanvaardbare risico's voor de omgeving ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen en dat de risico's in voldoende mate worden beheerst.

4.4 Overige aspecten

De aanvrager heeft voldoende aannemelijk gemaakt, dat er voor de overige milieuaspecten geen toename zal zijn van de milieubelasting.

4.5 Conclusie

Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het veranderen van een inrichting of mijnbouwwerk zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.

In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten opzichte van de bestaande (en ook vergunde) situatie zijn de volgende, voor de geluidemissie relevante, wijzigingen aangevraagd: de locatie Havenlaan 20 behoort niet meer tot

Hierin staat de resultaatsverplichting vermeld, namelijk het saneren van het grondwater van de bron en de pluim tot 7 meter diepte voor zover de concentraties hoger zijn dan

Conform artikel 39d, eerste lid Wet bodembescherming moet, indien na de sanering verontreiniging in de bodem is achtergebleven en indien in het evaluatieverslag is aangegeven dat

Ten aanzien van de risico's als gevolg van de activiteiten zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de aan deze vergunning verbonden voorschriften en andere

Plaatselijk wordt, binnen de contour van de sterke arseenverontreiniging, een lichte verontreiniging aangetoond met kwik en zink en plaatselijk wordt een sterke

 nu het bouwen van het bouwwerk strijdig is met de regels gesteld in de provinciale verordening ingevolge artikel 2.10, lid 1, aanhef en onder c van de Wabo, de aanvraag

Voor het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu, die kunnen worden veroorzaakt door opstarten, lekken, storingen, korte stilleggingen,

Op 12 november 2018 (laatstelijk gewijzigd 9 januari 2019) hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, alsmede voor het veranderen van