• No results found

Stageverslag MA History Today Gemeente Ooststellingwerf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stageverslag MA History Today Gemeente Ooststellingwerf"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stageverslag MA History Today Gemeente Ooststellingwerf W.C.P. de Wagt S2551616 Dunanthof 15 7909 GJ Hoogeveen

Tel. nr.: 0650121027 E-mail: w.c.p.de.wagt@student.rug.nl E-mail: wesseldewagt@hotmail.com

Stagedocent

Naam: Drs. G.A. Collenteur Studie: MA History Today

Stagegever

Gemeente Ooststellingwerf ’t Oost 11

8431 LE Oosterwolde

Tel.nr.: 14 0516 E-mail: gemeente@ooststellingwerf.nl Branche: overheid

Begeleider namens de stagegever Naam: Drs. M. van Bergen

Functie: Raadsgriffier van de gemeente Ooststellingwerf

(2)

1 Inhoudsopgave

Inleiding 2

Beschrijving van de stagegevende organisatie: Gemeente Ooststellingwerf 4

Rol van de stagiair/beschrijving van de werkzaamheden 5

Evaluatie

Wat heb ik kunnen betekenen voor de stagegever? 8

Welke kennis en vaardigheden uit je studie heb je kunnen benutten?

Welke nieuwe kennis en vaardigheden heb je opgedaan? 9

In welke mate zijn je leerdoelen bereikt? 10

Hoe was de aansluiting van je opleiding bij de beroepspraktijk? 13

Hoe was de begeleiding van je stage? 14

Hoe heeft de stage bijgedragen aan je carrièreperspectieven? 15

Conclusie 15

Bijlage 1: Onderzoek 17

Bijlage 2: Verslag enquête cursus Politiek Actief 2017 42

(3)

2 Inleiding

Na de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn de rollen, posities en de taken van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders gescheiden en beschikken beide organen een eigen ambtelijke ondersteuning. Wethouders maken door het dualisme geen deel meer uit van de gemeenteraad. Voor 2002 was de

gemeenteraad een soort van algemeen bestuur van de gemeente, terwijl het college gezien kon worden als het dagelijks bestuur dat namens de raad de gemeente bestuurde. Na de invoering van de wet heeft de gemeenteraad echter vooral kaderstellende en controlerende taken. Het college heeft bestuurlijke en uitvoerende taken. Deze taken geschieden binnen de door de gemeenteraad gestelde kaders, waarop de raad ook toeziet.

Om de controlerende functie van de gemeenteraad te versterken werd een

gemeentelijke rekenkamer ingevoerd in elke gemeente. De rekenkamer doet onderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gemeentelijk beleid en mag hiervoor alle gemeentelijke documenten opvragen en onderzoeken. Belangrijker is dat de gemeenteraad ook is versterkt door het recht op ambtelijke bijstand voor elk raadslid. De gemeenteraad kan zich sinds 2002 laten bijstaan door een eigen raadsgriffier.

Naar aanleiding van de Wet dualisering gemeentebestuur hebben alle gemeenteraden een griffie opgericht met aan het hoofd een raadsgriffier. De griffie biedt onafhankelijke ondersteuning aan de raad en haar voorzitter, de burgemeester. Daarnaast is de griffier de sparringpartner voor de burgermeester en de gemeentesecretaris en functioneert hij of zij als manager van politiek-bestuurlijke processen. In mijn verbeterde stageplan zijn de taken van een raadsgriffier zeer concreet beschreven aan de hand van de website van de Vereniging van Griffiers. Een herhaling van deze taken lijkt mij voor de volledigheid echter goed.

Ten eerste treedt de griffier op als eerste aanspreekpunt en eerste adviseur van de raad, commissies en presidia. Een griffier bereidt daarnaast (raads)vergaderingen voor en draagt zorg voor de totstandkoming van de termijnagenda van de raad. Daarnaast bewaakt hij of zij het nakomen van toezeggingen aan de raad en raadscommissies en de afdoening van moties, amendementen, initiatiefvoorstellen, voorstellen en vragen van de raad. Ook adviseert hij of zij de raad over (nieuwe) vormen van opendialoog tussen burgers en de plaatselijke politiek op bijvoorbeeld het gebied van communicatiebeleid of over vormen van burgerparticipatie.

Dit laatste punt duidt op een andere verantwoordelijkheid van een griffier. Hij of zij neemt ook een adviserende rol op zich inzake bestuurlijke vernieuwingen. In deze rol

(4)

3

besluitvormingsproces en initieert hij of zij ook verbetertrajecten op het gebied van bestuurlijke vernieuwing. De griffier neemt dan ook deel aan strategische bestuurlijk-ambtelijke projecten.

De griffier probeert ook de verhouding tussen de bestuurlijke kant van de gemeente en de ambtelijke kant van de gemeente te bevorderen. Dit doet hij of zij onder meer door er op toe te zien dat de informatievoorziening van en naar de gemeenteraad gestroomlijnd

plaatsvindt en door actief de kwaliteit en compleetheid van aangeleverde informatie in het kader van gemaakte afspraken en toezeggingen te waarborgen. De griffier maakt ook

afspraken met de gemeentesecretaris en managers over ambtelijke bijstand en het proces dat hierbij hoort. Hij of zij is dus samen met de gemeentesecretaris en managers verantwoordelijk voor een optimale afstemming tussen gemeenteraad enerzijds en de ambtelijke organisatie anderzijds.

Ook het verzorgen van de externe profilering van de gemeentelijke organisatie is onderdeel van het takenpakket van een griffier. Hij of zij treedt namelijk op als eerste aanspreekpunt bij vragen en verzoeken van bijvoorbeeld burgers of andere derden over raadsaangelegenheden. De griffier draagt daarnaast zorg voor organisatie en facilitering van activiteiten richting bevolking, waaronder wijkbezoeken, inspraakavonden en dergelijke. Een griffier geeft dus niet alleen vorm aan het beleid en de uitvoering met betrekking tot de communicatie door en over de raad binnen de organisatie, maar ook met betrekking tot de communicatie naar burgers.

De griffier neemt dus een spilfunctie in het lokale bestuur in, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als naar buiten toe. Hij of zij is eindverantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van secretariële, administratieve en logistieke ondersteuning van de raad, commissies en politiek en direct verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

Het feit dat de raadsgriffier en de griffie zo’n belangrijke positie innemen in het openbaar bestuur zorgden ervoor dat ik na het eerste mailcontact met de raadsgriffier van de gemeente Ooststellingwerf, mevr. drs. Mirjam van Bergen, direct geïnteresseerd was in een stage. Het eerste contact met mevrouw Van Bergen vond plaats op vrijdag 3 maart via e-mail, nadat ik al meerdere mails naar diverse overheden rond Groningen, Heerenveen en

(5)

4

zijn en de overheid leek mij daarvoor uitermate geschikt, te meer omdat je daar ook je analytische vaardigheden kan benutten.

Na het eerste contact en een verdere uitwisseling van mails besloten een gesprek aan te gaan op donderdag 9 maart. Tijdens dit gesprek heb ik mijn intenties moeten verduidelijken, omdat mijn motivatiebrief vooral ging over mijn onderzoeksvaardigheden, terwijl het mijn bedoeling was naast een mogelijk onderzoek ook in de praktijk mee te draaien bij een overheid. Het gesprek beviel van beide kanten, waarna we besloten maandag 20 maart een tweede- of kennismakingsgesprek te hebben, waarbij ook mevr. mr. Margreet van der Zwaag, commissiegriffier bij de gemeente Ooststellingwerf, aanwezig zou zijn. Dit gesprek ging over wederzijdse verwachtingen en ook meer over hoe ik als persoon ben en over hoe ik zou functioneren. Op deze manier konden zowel de griffier als de commissiegriffier, bij wie ik op kantoor zou komen, een goed beeld van mij krijgen. Na dit gesprek hebben we gezamenlijk besloten tot een stageperiode over te gaan.

Beschrijving van de stagegevende organisatie: Gemeente Ooststellingwerf

De gemeente Ooststellingwerf is een plattelandsgemeente in het zuidoosten van Friesland. De gemeente noemt zichzelf het mooiste stukje Drenthe in Friesland. De gemeente omvat

verschillende natuurgebieden, waaronder het Fochteloërveen en de duinen rond Appelscha. Ooststellingwerf heeft daarnaast een rijke geschiedenis. Dit jaar wordt namelijk het

vijfhonderdjarig bestaan van de Stellingwerven gevierd. Dit toont ook aan dat de Ooststellingwervers trots zijn op hun gebied en hun verleden.

De kern van de gemeente is Oosterwolde, waar ook de gemeente gehuisvest is. Meer dan tweehonderd mensen werken hier dagelijks voor de burgers van de gemeente. De

gemeentelijke organisatie kan worden verduidelijkt door middel van een organogram, dat de gemeente zelf

gepubliceerd heeft op de

(6)

5

verhoudt tot de rest van de organisatie. De griffie staat naast de gemeenteraad, als

onafhankelijke ondersteuning. Er zijn dan ook geen lijnen met de rest van de organisatie. De taken en de positie van de griffie zijn echter al uitvoerig besproken in de inleiding.

Wat nog niet besproken is, is de vormgeving van de griffie van de gemeente

Ooststellingwerf. De griffie van de gemeente Ooststellingwerf bestaat uit vier personen: één raadsgriffier en drie commissiegriffiers. De commissiegriffiers zitten bij de vergaderingen van de verschillende raadscommissies. Bij de gemeente Ooststellingwerf zijn dit de commissie Samenleving, de commissie Ruimte en de commissie Planning & Control. Toen ik begon, waren er twee commissiegriffiers, omdat de derde commissiegriffier, mevr. Janneke

Kampinga, op interimbasis als griffier werkte bij de gemeente Weststellingwerf, waarmee de gemeente Ooststellingwerf op ambtelijk niveau samenwerkt in OWO-verband. De tweede O staat voor de gemeente Opsterland. De nog aanwezige commissiegriffiers waren mevr. mr. Margreet van der Zwaag en de al gepensioneerde dhr. Haijo van Asperen, die het nog leuk vindt een aantal uur wat voor de gemeente te doen.

Rol van de stagiair/beschrijving van de werkzaamheden

Bij aanvang van de stage is afgesproken dat ik als volwaardig lid van de griffie zou

meedraaien, om daarnaast ook nog een onderzoek te doen naar participatie en een al dan niet bestaande crisis binnen de Nederlandse democratie en mee te werken aan het opzetten van een boekje over de afgelopen raadsperiode 2014-2018, dat de raadsleden aan het einde van dit termijn zullen ontvangen. Het volwaardig meedraaien hield in dat ik verantwoordelijk was voor de administratieve en secretariële ondersteuning van de gemeenteraad. Samen met mevrouw Van der Zwaag heb ik ervoor gezorgd dat de informatievoorziening van en naar de gemeenteraad gestroomlijnd plaatsvond en de kwaliteit en compleetheid van aangeleverde informatie in het kader van gemaakte afspraken en toezeggingen gewaarborgd werd. Daarnaast heb ik ook moeten letten op het nakomen van toezeggingen aan de raad en raadscommissies en de afdoening van moties, amendementen, initiatiefvoorstellen, voorstellen en vragen van de raad moeten controleren. Voor de afdoening van een amendement heb ik ook een geamendeerd raadsbesluit moeten opstellen.

(7)

6

van hoe ingrijpend ze zijn, behandeld worden. Als raadsleden dan op het laatste moment nog moties aanleveren, kan het dus lastig zijn het overzicht te bewaren en de moties op de correcte wijze te verwerken en te controleren.

Om de informatievoorziening gestroomlijnd te houden, heb ik stukken moeten plaatsen op iBabs, een online systeem voor vergaderingen. Als griffiemedewerker moet je ervoor zorgdragen dat de stukken op tijd komen. Dit betekent dat ik ook veel in contact stond met de ambtenaren die de verschillende stukken moesten aanleveren, maar ook bijvoorbeeld met de CMT-secretaris over de lange termijnagenda. Andere secretariële ondersteuning was het maken van conceptverslagen en agenda’s voor vergaderingen. Aan de hand van deze agenda’s moest dan ook door mij een advertentie voor de lokale krant, de Nieuwe

Ooststellingwerver, gemaakt worden. Ook verzorgde ik wekelijks de griffiebrief, waar ik voor raads- en commissieleden interessante nieuwsbrieven en dergelijke produceerde, en hield ik de activiteitenkalender bij. Over deze activiteiten moest ik de raadsleden ook informeren. Ik heb ook een van deze activiteiten in moeten plannen met de agenda van de raad in het achterhoofd. Dit ging om een bijeenkomst over de Friese Energiestrategie, waarvoor ik in contact stond met een medewerker van de gemeente Heerenveen. Daarnaast heb ik ook in Excel de betalingen aan commissieleden bijgehouden en de brieven van de halfjaarlijkse betaling aan hen geschreven.

Naast het publiceren van de stukken voor vergaderingen en de hierboven benoemde taken heb ik ook vergaderingen verslagen en de uitzending verzorgd van deze vergaderingen via het systeem Royal Company Webcast. Ik heb als vervanger van mevrouw Kampinga de commissievergaderingen van de commissie Samenleving gediend. Mevrouw Van Bergen was dan ook aanwezig op de vergaderingen, maar ik schreef het verslag om vervolgens feedback te krijgen.

Met het verzorgen van de uitzending van de vergaderingen ben ik in feite bezig geweest met de externe profilering van de gemeentelijke organisatie. Ik heb dat niet alleen op deze manier gedaan. Ik heb ook in direct contact gestaan met burgers die bijvoorbeeld in wilden spreken op commissie- en raadsvergaderingen. Ook heb ik meegewerkt aan

(8)

7

voerden en de bodes die het buffet verzorgden. Deze avond ging vooraf aan de

raadsvergadering van 23 mei, waarbij de cursisten te gast waren. Daarnaast heb ik ook de certificaten voor de cursisten die zij in ontvangst mochten nemen op 23 mei, ontworpen. Ook de evaluatie van de cursus door de cursisten verliep via mij, door middel van een enquête die ik met Google Forms heb ontwikkeld en die ik daarna geanalyseerd heb. De cursisten mogen ook een fractievergadering bijwonen in de eerste twee weken van juni. Hiervoor heb ik in samenwerking met de fractievoorzitters en/of contactpersonen van de fractievergaderingen een planning gemaakt waarop de cursisten zich konden inschrijven. Na de inschrijvingen heb ik gezorgd voor het informeren van de fracties en de cursisten. Het contact van en over de cursus liep ook via mij Burgerparticipatie stond ook centraal in het onderzoek dat ik gedaan heb naar de al dan niet bestaande crisis van de Nederlandse democratie (zie bijlage 1).

Voor dit onderzoek, maar ook als verdieping, heb ik verschillende bijeenkomsten bijgewoond. Op 19 april heb ik een diner bijgewoond in Zuidwolde, waar werd gesproken over het vernieuwen van de lokale democratie. Dit werd gedaan aan de hand van een case study over de gemeente De Wolden, die in 2016 is gestart met een vernieuwde werkwijze. De gemeente organiseerde dialoogbijeenkomsten over verschillende agendapunten en thema’s, waar belanghebbenden hun zegje konden doen. Hier waren dan ook raadsleden en

deskundigen aanwezig. Op deze manier weten raadsleden informatie in te winnen en krijgen burgers het gevoel invloed te hebben en wellicht ook een gevoel dat men dichtbij de lokale politiek staat. Een win-win situatie dus op het gebied van participatie. Verder ben ik op woensdag 10 mei aanwezig geweest op het congres “Samen bouwen aan de lokale democratie van de toekomst” in de Laurenskerk te Rotterdam. De dag werd georganiseerd door Notubiz, een organisatie die politieke besluitvorming inzichtelijk wil maken door software, kennis en ondersteuning te bieden. Na een niet heel interessante lezing van futuroloog en econoom Peter van der Wel over de toekomst en toekomstige uitvindingen, was het tijd voor twee

workshops. Tijdens de eerste workshop die ik heb gevolgd werd aan de hand van de casus Almere gesproken over een communicatieve raad en hoe de raad interactiever met burgers kan zijn. Deze workshop heb ik net als de casus De Wolden meegenomen in mijn onderzoek. De tweede workshop die ik volgde was niet heel interessant voor het participatievraagstuk, maar was wel interessant om meer te leren over het vergaderen van een gemeente of provincie. Verschillende structuren van vergaderingen kwamen aan bod tijdens een

(9)

8

Hier kwam naar voren dat de gemeente Quests en Chats organiseert om de mening van jongeren over bepaalde zaken te peilen. De rapportages van deze Quests en Chats krijg ik nog toegestuurd, om te kijken of deze vormen van jongerenparticipatie daadwerkelijk iets

opleveren. Op deze manier heb ik een goede indruk opgedaan van de Nederlandse gemeentewereld, in diverse omgevingen.

Kort gezegd heb ik mij dus beziggehouden met de secretariële en administratieve taken van een commissiegriffier en heb ik een verdiepende onderzoeksopdracht over de Nederlandse (gemeentelijke) democratie uitgevoerd. Ook heb ik meegeholpen aan het opzetten en vinden van de juiste nieuwsartikelen en stukken uit verslagen voor het raadsboekje.

Evaluatie

Wat heb ik kunnen betekenen voor de stagegever?

Allereerst heb ik ervoor gezorgd dat de rijdende trein waarop ik gesprongen ben, gewoon is blijven doorrijden. Door zaken snel op te pakken ging er geen tijd verloren aan inwerken en kon ik ook zelfstandig werkzaamheden verrichten. Het proces van informatievoorziening bleef gestroomlijnd. Op de griffie is het van belang dat er geen tijd verloren gaat, omdat je eigenlijk nooit weet wat er gaat gebeuren en hoe druk het gaat worden. Je bent afhankelijk van raadsleden en van het ambtelijk apparaat. Ik heb ervoor gezorgd dat de administratieve en secretariële taken en de overige taken die hierboven benoemd op een goede manier ingevuld werden.

Aan de hand van het gedane onderzoek over de Nederlandse democratie en participatie heb ik geprobeerd een adviserende rol op me te nemen door te stellen dat van een

democratische crisis geen sprake is en dat er geen gebrek aan vertrouwen is in de democratie. Deze conclusie heeft mij ertoe gebracht te claimen dat de beste oplossing om de

gemeentelijke democratie verder te ontwikkelen is om de gemeenteraad te versterken. Ik heb door middel van dit onderzoek een adviserende rol op me genomen rond bestuurlijke

vernieuwingen en advies uitgebracht over de functie en positie van de gemeenteraad als onderdeel van het gemeentebestuur in het lokale politiek-bestuurlijke besluitvormingsproces. Dit is van belang, omdat het de taak van een griffier is na te denken over democratie en een positie in te nemen over bestuurlijke en democratische vernieuwing.

Door mee te helpen aan het opzetten van het raadsboekje, heb ik ervoor gezorgd dat er minder werk verricht hoeft te worden voor het vullen van dit boekje. Ik heb een thema

(10)

9

Het thema is duurzaamheid, omdat de gemeente Ooststellingwerf de laatste jaren veel gedaan heeft met het oog op de toekomst. Zo is besloten enorme zonnepaneelvelden aan te leggen, is er een pilot geweest met zelfrijdend vervoer en is een Ecomunitypark geopend, waar scholen en bedrijven samen werken aan ideeën gericht op de toekomst.

De zonnepaneelvelden zijn tijdens meerdere vergaderingen aan bod gekomen. De periode dat dit onderwerp aan bod kwam, was net als de hierboven geschetste periode rond de Kaderbrief 2018-2021, erg druk. Ik denk dat ik met mijn houding tijdens deze drukke

periodes enigszins gezorgd heb voor rust binnen de griffie, omdat ik me niet gek liet maken door de druk en de enorme hoeveelheid werk. Een gestrest persoon zorgt automatisch voor stress bij anderen. Het tegenovergestelde zal dan ook opgaan. Tijdens gesprekken met mevrouw Van Bergen bleek ook dat zij dit een sterke eigenschap vond.

Door een enquête te ontwikkelen met Google Forms heb ik ervoor gezorgd dat de evaluatie van de cursus Politiek Actief makkelijk ging. Nadat ik het laatste resultaat binnen had, heb ik alle antwoorden op de vragen op een rijtje gezet. Vervolgens heb ik de

antwoorden verwerkt en geanalyseerd. Dit is vervolgens gebruikt tijdens een vergadering van de werkgroep die over de cursus gaat. Tijdens deze vergadering is besloten dat de cursus ook volgend jaar aangeboden wordt. De evaluatie was een belangrijk vergaderstuk.

Welke kennis en vaardigheden uit je studie heb je kunnen benutten? Welke nieuwe kennis en vaardigheden heb je opgedaan?

Ten eerste heb ik de manier van denken die je aangeleerd wordt tijdens de studie kunnen benutten. Het strategisch denken en het denken op conceptueel niveau heeft ervoor gezorgd dat ik snel heb kunnen schakelen tussen de verschillende niveaus die taken hadden. Deze manier van denken zorgt er ook voor dat te allen tijde een afgewogen oordeel gemaakt kan worden en dat door zaken heen geprikt kunnen worden. Door de studie heb ik ook geleerd snel te denken, om snel te kunnen constateren wat voor jou belang is. Dit snel kunnen constateren heeft er toe geleid dat ik verscheidene keren door stukken scannend te lezen op dingen stuitte die nog aandacht verdienden. Hiermee heb ik aangetoond een asset voor de organisatie te zijn. Het aanbrengen van nuance en niet alles klakkeloos aannemen zijn belangrijke vaardigheden van een historicus.

Tijdens het verslaan van de vergaderingen heb ik gemerkt dat het grote aantal

(11)

10

belang kunnen zijn het grotere geheel, dus ik kan met recht stellen dat ik geprofiteerd heb van het volgen van vele hoorcolleges.

Ook het doen van (literatuur)onderzoek en het toepassen van analyses is goed gelukt tijdens de stage. Aan de hand van de bijeenkomsten ben ik de diepte ingegaan op het bepaalde onderwerp. De onderzoeksvaardigheden die je tijdens je studie opdoet, zijn ook op

hedendaagse onderwerpen van toepassing en zorgen voor een goede analytische en kritische blik. Ook het feit dat tijdens de studie vaak peer reviews geschreven moesten worden is van belang geweest. Na het lezen van het rekenkameronderzoek over het armoedebeleid van de gemeente Ooststellingwerf en de verschillende democratische vernieuwingen die opgesomd werden door de griffie van St. Michielsgestel kon ik kritisch en weloverwogen betogen wat ik van de stukken vond. Het feit dat tijdens de studie bij het doen van onderzoek ook gehamerd wordt op taal is ook belangrijk geweest, omdat je tijdens de hierboven genoemde verslagen, maar ook tijdens het onderzoek, foutloos academisch Nederlands moet kunnen schrijven.

Nieuwe vaardigheden die ik heb opgedaan hebben vooral te maken met ICT. Ik heb geleerd met iBabs te werken en ken het systeem nu door en door. Ook Royal Company Webcast kent geen geheimen meer voor mij. Daarnaast ben ik ook enigszins bekend

geworden met het ambtenarenjargon, wat van belang kan zijn bij een toekomstige baan bij een overheid. Ook heb ik geleerd iets te organiseren voor een bedrijf (de gemeente) naar

buitenstaanders (de burgers) toe en dit bedrijf goed te representeren. Ook heb ik geleerd pro-actiever te worden in bepaalde situaties.

In welke mate zijn je leerdoelen bereikt?

De aan het begin van de stage opgestelde leerdoelen waren:

- Het vermogen de opgedane kennis en academische vaardigheden toe te passen in onder meer de beroepspraktijk van bestuur, beleid en politiek, door middel van onafhankelijk of toegepast onderzoek en het maken van op de praktijk toegesneden subsidieaanvragen, literatuuranalyses, onderzoeksrapporten en beleidsnota’s. Het onderzoek dat ik naast de gewone werkzaamheden zal verrichten zal gespitst zijn op een analyse van verschillende voorstellen/onderzoeken en literatuur. Ik zal op basis van het onderzoek een passend advies uitbrengen over bestuurlijke vernieuwing en/of het verbeteren van burgerparticipatie in de gemeente Ooststellingwerf. Ik zal dus ook mijn onderzoek moeten verdedigen en goed kunnen uitdragen waarom mijn onderzoek goed is.

(12)

11

vaardigheden hebben gezorgd voor een steile leercurve, waardoor ik mij snel dingen eigen maakte en meer verantwoordelijkheden aankon.

- Het vermogen vaardigheden toe te passen die verband houden met het vakgebied in situaties en contexten van professionele of vergelijkbare aard waarbij blijk wordt gegeven van:

persoonlijke verantwoordelijkheid, het kunnen nemen van goed gefundeerde beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties, oplossend vermogen, het zelfstandig kunnen

functioneren en als lid van een team dat zich ten doel stelt op basis van een optimale integratie van beschikbare expertises te komen tot hoogwaardige resultaten.

Door de grote hoeveelheid informatie die je tijdens de studie moet verwerken – denk aan hoorcolleges of bijvoorbeeld wetenschappelijke literatuur (en dat voor meerdere vakken per week of per dag) – was ik niet onder de indruk van de enorm drukke momenten die hierboven al geschetst zijn, zoals de periode rond de vergaderingen over de zonnepaneelvelden en de bespreking van de kaderbrief. Ook heb ik bewezen afgewogen oordelen te maken en

strategisch en conceptueel te kunnen denken. Ook paste ik goed binnen het team, ik had een goede klik met mevrouw Van der Zwaag, met wie ik het meest samenwerkte. Waar ik niet geheel tevreden over ben is de communicatie van mij uit richting met name mevrouw Van Bergen. Tijdens het tussentijdse gesprek is dit ook al uitvoerig aan bod gekomen. Een aantal weken voor dit gesprek had ik de opdracht een kleinigheid te regel voor de gasten van de raad. Ik slaagde echter niet in mijn opzet en heb dit niet voldoende gecommuniceerd richting mijn collega’s. Ik had hierin pro-actiever moeten zijn en communicatief sterker. Na dit gesprek heb ik hieraan gewerkt en heb ik ook meer geprobeerd met meerdere mensen binnen de gemeentelijke organisatie te spreken en een veel opener houding aan te nemen. Zo ben ik tijdens een teamuitje naar Appelscha met verschillende mensen in gesprek geraakt van verschillende afdelingen. Over de laatste periode ben ik over dit punt dan ook meer tevreden.

- De bovenstaande uitkomsten en competenties zijn geschetst in Ocasys. Deze specifieke stage zal mij niet alleen bovenstaande opleveren, maar ook inzicht geven in de gemeentelijke politiek en de dagelijkse werkzaamheden binnen een gemeente op bestuurlijk niveau. Ik zal werkervaring opdoen binnen deze branche.

(13)

12

- Ik zal leren officiële en wettelijke verslagen te maken voor raadsleden. Aan de hand van deze verslagen zal ik het nakomen van toezeggingen aan de raad en raadscommissies en de afdoening van moties, amendementen, initiatiefvoorstellen, voorstellen en vragen van de raad bewaken.

Dit heb ik tot volle tevredenheid gedaan. Ik heb verschillende keren contact gehad met teamleiders, omdat na contact met raadsleden bleek dat de voortgangslijsten waarop het nakomen en de afdoening van bovengenoemde zaken bijgehouden wordt, niet tot volle tevredenheid geüpdatet waren. Verder heb ik ook zorggedragen voor de afdoening van

schriftelijke vragen en van vragen voor het vragenkwartier tijdens de vergadering. Ook heb ik naar aanleiding van het afdoen van een amendement zelf een raadsbesluit moeten aanpassen.

- Ik zal leren agenda’s te maken voor vergaderingen (en dus zelf voor de flow van de vergadering zorgen) en zal me ook bezig gaan houden met de lange termijnagenda van de raad.

Ook dit ging goed. Ik heb meerdere keren met de CMT-secretaris gesproken over de lange termijnagenda.

- Ik zal leren zorg te dragen voor een goede informatievoorziening door er op toe te zien dat deze voorziening van en naar de gemeenteraad gestroomlijnd plaatsvindt en zal actief de kwaliteit en compleetheid van aangeleverde informatie in het kader van gemaakte afspraken en toezeggingen waarborgen. Ik zal ook rapporten doornemen en mondeling beoordelen.

Dit had ik ook snel onder de knie. Met name over de drukke periode rond de kaderbrief ben ik zeer tevreden, omdat dit een hectische periode was. Daarnaast heb ik ook verschillende

overleggen gehad met mevrouw Van Bergen over verschillende artikelen over de democratie en/of beleid.

- Ik zal leren verantwoordelijkheid te dragen voor het op een correcte en nette manier uitdragen van een (gemeentelijke) organisatie naar buiten toe, naar burgers en derden.

(14)

13

beschouw ik dit doel ook als bereikt. Een eigenschap die ik vanuit mijzelf al bezit, maar die tijdens de stage ten positieve ontwikkeld is, is dat ik voordat ik een mail of brief verstuur alles nog een keer doorneem, om zeker te weten dat ik geen fouten heb gemaakt en of alles wel op een nette manier geschreven is. Als je een gemeente representeert, is het uitermate belangrijk dat alles wat je naar de burgers stuurt, foutloos en in orde is.

- Ik zal tijdens het uitvoeren van de secretariële en administratieve taken

computervaardigheden opdoen door te werken met online systemen als iBabs en uitzending van de vergaderingen te verzorgen door middel van Royal Company Webcast.

Door mijn stage ben ik veel handiger geworden in Microsoft Office en Outlook en heb ik voor mij nieuwe systemen als iBabs en Royal Company Webcast heel snel onder de knie gekregen. Ik ben nooit handig geweest met computers en dergelijke, maar door mijn studie en nu met name door mijn stage ben ik veel handiger geworden.

- Ik zal leren na te denken over werkprocessen binnen een (gemeentelijke) organisatie en hier wellicht ook over kunnen adviseren. Ik zal ook leren een actieve rol te spelen tijdens

verschillende overleggen binnen en over de gemeentelijke organisatie.

Ik heb met mijn onderzoek dit doel enigszins bereikt, maar ik heb vooral naar de gemeenteraad gekeken en niet zozeer naar de gemeentelijke organisatie. Ik heb wel

verschillende overleggen bijgewoond, waaronder een geheim presidium. Dit is heel leerzaam geweest, omdat je op deze manier ziet hoe een gemeentelijke organisatie werkt en leert dat er naast de politiek ook een heel andere kant van de gemeente bestaat waar je niet dagelijks iets van meekrijgt.

Hoe was de aansluiting van je opleiding bij de beroepspraktijk?

(15)

14

anders leren denken en anders tegen bepaalde zaken aankijken dan anderen.

Toch is er wel een punt waar tijdens de studie meer aandacht aan gegeven had kunnen worden. Dit bleek ook tijdens het tussentijdse gesprek. Ik doel hier op het leren werken in teamverband. Dit gebeurt weleens voor presentaties of voor het schrijven van samenvattingen, maar naar mijn mening kan dit beter. Als student is het belangrijk om te leren samen te

werken in teamverband, op een taakgerichte manier en met een goede taakverdeling. Vaak is het samenwerken nogal vrijblijvend, omdat niet elke student zich volledig inzet. Een idee zou zijn om meer teamgerichte opdrachten te doen tijdens college en niet thuis. Docenten kunnen dan waar nodig tips of aanwijzingen geven of daar waar nodig bijsturend optreden.

Hoe was de begeleiding van je stage?

De begeleiding tijdens mijn stage was uitstekend. Mevrouw Van Bergen zat in het kantoor naast waar ik zat, dus bij vragen kon ik zo de hoek om lopen. Dit was niet altijd nodig, omdat mevrouw Van Bergen meerdere keren per dag zelf de oversteek maakte om te vragen hoe het ging. Dit ging niet alleen over de werkzaamheden, maar ook over persoonlijke dingen. Ik heb dit als heel fijn ervaren en mede hierdoor voelde ik mij snel thuis binnen de griffie. Ook met persoonlijke dingen kon ik altijd bij haar terecht. Mevrouw Van Bergen heeft ervoor gezorgd dat ik aanwezig kon zijn op een voor mijn onderzoek belangrijk diner en dacht dus ook erg mee met wat interessant voor mij zou zijn. Ik heb hierdoor ervaringen kunnen opdoen die ik anders nooit had opgedaan. Ik heb in mijn stageperiode mevrouw Van Bergen als een fijne en goede leidinggevende ervaren, die zeer begaan is met haar collega’s en dus ook met mij, in feite een passant voor een paar maanden.

Op kantoor zat ik tegenover een ervaren commissiegriffier in de persoon van mevrouw Van der Zwaag, met wie ik goed klikte. Met vragen kon ik altijd bij haar terecht. Als ik een dag alleen moest werken, stond er altijd een overdrachtsmail in mijn mailbox, waardoor ik nooit zomaar in het diepe gegooid werd. Op maandag, dinsdag en woensdag zat ik altijd samen met mevrouw Van der Zwaag op kantoor.

Het feit dat er iemand op de griffie rondliep die jarenlang aan de andere kant van het gemeentelijke spectrum werkzaam is geweest, de heer Van Asperen, zorgde ervoor dat ik ook snel contact kon leggen met anderen binnen de organisatie. Ook het feit dat ik met de heer Van Asperen altijd even over voetbal en in het bijzonder sportclub Heerenveen kon praten, was fijn. Ook met vragen kon ik bij hem terecht.

(16)

15 werknemer voel je je er binnen no-time thuis.

Hoe heeft de stage bijgedragen aan je carrièreperspectieven?

Omdat per 1 september een nieuwe commissiegriffier zou beginnen, hebben we besloten dat ik langer zou blijven, tegen een vergoeding. Ik heb dus nog ruim twee maanden langer mogen proeven aan het werken bij een overheid. Door mijn stage ben ik er dan ook achter gekomen dat ik een baan bij een overheid ambieer.

Na mijn stage heb ik bij meerdere gemeenten gesolliciteerd naar uiteenlopende functies. Uiteindelijk ben ik uitgenodigd door de gemeente Dalfsen voor de functie junior beleidsmedewerker Maatschappelijke Ondersteuning om op gesprek te komen. Dit gesprek was in de vorm van speeddates met verschillende personen van de afdeling en van

personeelszaken. Ik zat met mijn motivatiebrief en door mijn recente gemeentelijke ervaring bij de laatste 16 kandidaten van over de 70 sollicitaties. Dit gesprek liep echter op niets uit, maar was wel een goede ervaring.

Mevrouw Van Bergen had mijn curriculum vitae echter ook binnen haar netwerk verspreid, wat ertoe leidde dat na enkele telefoongesprekken op gesprek mocht komen bij Public Support B.V., een landelijk detacheringsbureau dat zich gespecialiseerd heeft in secretariële ondersteuning voor de overheid. Na een goed eerste gesprek en een foutloze taaltoets mocht ik op tweede gesprek komen. Samen met het bedrijf besloot in de week voor dit gesprek dat ik in aanmerking wilde komen voor het door hen aangeboden traineeship. Tijdens dit tweede gesprek werd ik uiteindelijk aangenomen en 20 oktober start mijn traineeship Projectmanagement. Het bedrijf was blij met een geschiedenisstudent vanwege onder andere de analytische vaardigheden.

Ik heb dus een baan overgehouden aan mijn stage, omdat mevrouw Van Bergen mij heeft aanbevolen bij een van haar contacten. Dit alles heeft zich de afgelopen maand afgespeeld en dit wilde ik hoe dan ook in mijn stageverslag kwijt, omdat ik de afgelopen maand als nasleep van mijn stage beschouw.

Conclusie

(17)

16

politiek Nederland afspeelt. Ik heb wel moeten concluderen dat het schrijven van een scriptie naast een stage lastig is. Dit is ook een waardevolle les geweest.

De vaardigheden en competenties die je tijdens een studie Geschiedenis opdoet, zijn zeer waardevol gebleken. Tijdens hectische periodes bleef ik kalm en ik wist zeer snel dingen op te pakken. Ook het conceptueel en strategisch denken zijn goed van pas gekomen, onder andere bij meningsvorming over participatie.

(18)

17

(19)

18 Inleiding

‘De signalen van onvrede over de politiek en politieke partijen zijn veelvuldig en structureel. De ontwikkeling van de vertrouwenscijfers laat zien dat de partijpolitieke representatieve democratie op zijn retour is. Maar wat dan? Uit de recente Brexit-keuze blijkt dat louter 'nee zeggen' geen eindpunt betekent. Wel maakt het zichtbaar hoezeer er behoefte is aan een nieuw perspectief. Want dat is precies de vraag: hoe zorgen we ervoor dat het 'tegen-denken' de springplank vormt naar een nieuwe, eigentijdse vorm van democratisch bestuur?’1

Bert Blase, toen nog burgemeester van de gemeente Vlaardingen, schetste in juli 2016 in een opiniestuk voor Trouw een situatie waaruit volgens hem bleek dat de Nederlandse democratie in zwaar weer verkeerde. Volgens Blase daalt het vertrouwen in instituties en staan politieke partijen onder druk. Daarnaast stelt Blase dat de oplossingsgerichtheid van het politieke debat stagneert en dat tegenstellingen worden uitvergroot vanwege de profilering van partijen. Dit zou zorgen voor onvrede en maatschappelijke polarisatie. Naast deze symptomen van het door hem geschetste probleem constateerde Blase een ontwikkeling die zorgt voor de crisis van de Nederlandse democratie, maar tegelijkertijd ook voor oplossingen zou kunnen zorgen: de razendsnelle veranderende wereld op zowel mondiaal als publiek als privé niveau.

Traditionele oplossingen bieden door deze ontwikkeling nog weinig houvast. Deze

ontwikkeling zorgt er echter ook voor dat de samenleving bruist van nieuwe kennis die tot vernieuwing en initiatieven zou kunnen leiden.2

Een van deze initiatieven was ‘Code Oranje’, refererend aan het zware weer dat de Nederlandse democratie zou teisteren. Met Bert Blase als voorman lanceerde een groep van enkele honderden burgemeesters, wethouders, raadsleden, actieve burgers, wetenschappers en ondernemers op 24 oktober 2016 dit initiatief om verandering binnen de politieke democratie te bewerkstelligen. ‘Code Oranje’ wil op nationaal niveau afscheid nemen van het traditionele politieke coalitieakkoord om een burgerakkoord mogelijk te maken. Dit akkoord zou

gebaseerd moeten zijn op ideeën vanuit de samenleving, dwars door politieke kleuren en bevolkingslagen heen.3 Het burgerakkoord zou de grote vraagstukken die de komende jaren

1 Bert Blase, “Geef burgers de ruimte,” Trouw, gepubliceerd 12 juli, 2016, geraadpleegd mei 2017,

https://www.trouw.nl/home/geef-burgers-de-ruimte~af3563f2/.

(20)

19

aangepakt dienen te worden, behelzen en duidelijk moeten maken wie daarin betrokken zou moeten worden. Burgers zouden de behoefte en de vaardigheden hebben om hun omgeving te beïnvloeden en mee te sturen.4 Daarnaast zou een deel van de gemeenteraadsleden niet door middel van verkiezingen, maar door middel van loting moeten worden verkozen.

Enkele ‘voorhoedegemeenten’, gemeenten die willen experimenteren en

veranderingsgezind zijn, zagen weinig ruimte binnen het kader van de Gemeentewet om experimenten uit te voeren. Vanwege deze beperkte ruimte stelden Blase en zijn collega’s van ‘Code Oranje’ minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ronald Plasterk voor om in de Gemeentewet een bepaling toe te voegen ‘die met zoveel woorden zegt dat de wet voor een proef van een aantal jaar níet geldt voor een aantal gemeenten waarin politiek en bestuurlijk geëxperimenteerd mag worden’.5 Hierop heeft minister Plasterk de

initiatiefnemers toegezegd dat een aantal voorhoedegemeenten daadwerkelijk mag gaan experimenteren zonder dat er wetten worden aangepast. De minister stelde in een interview met Binnenlands Bestuur dat hoe meer men zonder wetswijziging kon doen, hoe sneller men kon handelen. Plasterk was bereid gemeenten de ruimte te willen geven: ‘Het ergste dat er kan gebeuren is dat het experiment niet slaagt. Dat hoort erbij’.6

Dit geluid van een democratische crisis, waar Blase met zijn ‘Code Oranje’ een recente representant van is, staat niet op zichzelf. Zo stelde minister-president Mark Rutte in 2003, de periode dat hij nog staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was, dat het systeem van politieke partijen failliet was.7 In een interview in 2013 met Trouw stelde Vlaams schrijver en cultuurhistoricus David van Reybrouck dat het vertrouwen in de democratie in een vrije val is beland en dat het democratisch stelsel in zijn voegen kraakt, onder meer omdat het kiesverzuim groeiende was, kabinetsformaties steeds langer duurden en kabinetten ook steeds eerder sneuvelden.8 Van Reybrouck betoogde, net als Blase dus later zou doen, dat loting een oplossing is. Loting zou de democratie representatiever maken.

Over wat deze democratische crisis precies inhoudt, verschillen de meningen. Eén van de opvattingen over deze crisis is dat deze tot uiting komt in een steeds dieper wordende

4 “Code Oranje,” https://www.civocracy.org/codeoranje/updates.

5 Hans Marijnissen, “Oude, traditionele gemeenteraad moet op de helling,” Trouw, gepubliceerd op 26 oktober,

2016, https://www.trouw.nl/democratie/oude-traditionele-gemeenteraad-moet-op-de-helling~aac583d1/.

6 Yolanda de Koster, “’Code Oranje’ mag gaan experimenteren,” Binnenlands Bestuur, gepubliceerd op 1

december, 2016, http://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/code-oranje-mag-gaan-experimenteren.9553144.lynkx.

7 Tom van der Meer, Niet de kiezer is gek (Houten: Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv, 2017), 10. 8 Co Welgraven, “’Loten is democratischer dan stemmen’,” Trouw, gepubliceerd op 6 oktober, 2013,

(21)

20

vertrouwenskloof tussen burgers en politiek. Een andere opvatting is dat burgers steeds minder politiek actief worden. Weer een ander standpunt is dat de kiezer zijn taak niet serieus neemt, wat te zien zou zijn aan de opkomst van nieuwe partijen. In al deze opvattingen speelt de burger een centrale rol, wat inhoudt dat de burger schuldig is aan de democratische crisis.

Hoogleraar Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam Tom van der Meer stelde in Niet de kiezer is gek (2017) dat de ‘democratische doemdenkers’ een verkeerde analyse van de moderne democratie maken en aan de hand daarvan fundamenteel verkeerde voorstellen presenteren. Door zich alleen op kiezers en het kiesstelsel te richten, missen zij waar het volgens Van der Meer echt om draait. Hij concludeerde dat er sprake zou zijn van een crisis van de gevestigde partijen (CDA, PvdA en VVD), als er al sprake zou zijn van een crisis binnen de Nederlandse democratie.9 Er is dus volgens Van der Meer geen crisis van de

democratie, maar een probleem met de bestuurscultuur die gedragen wordt door de gevestigde partijen en die niet langer aansluit op de emancipatie van de Nederlandse kiezer.10 De

voorgestelde oplossingen, zoals die van ‘Code Oranje’ met loting van raadsleden, zullen volgens hem niet helpen en juist andere problemen creëren.

De vraag die opkomt is dan ook in hoeverre er sprake zou zijn van een democratische crisis in Nederland. Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van secundaire literatuur van politicologen en historici. Daarnaast zullen cijfers van onder andere het Nationaal

Kiezersonderzoek en de Eurobarometer gebruikt worden om argumenten te versterken en of te verzwakken.

In het eerste hoofdstuk zal het debat rond de democratische crisis verder uitgewerkt worden, met onder meer argumenten van de eerder aangehaalde David van Reybrouck en Tom van der Meer en andere politicologen als Peter Castenmiller en Jacques Thomassen. In het tweede hoofdstuk zullen de oplossingen die aangedragen zijn door hen die het standpunt van een democratische crisis verdedigen aan bod komen.

(22)

21 Hoofdstuk 1:

Al in 1975 constateerden Michel Crozier, Samuel Huntington en Joji Watanuki in hun The Crisis of Democracy: On the Governability of Democracies dat onvrede met en wantrouwen in het functioneren van de instituties van het democratisch bestuur wijdverspreid waren geraakt.11 Dergelijke geluiden, vrijwel hetzelfde als de geluiden die nu in Nederland merkbaar zijn, bestonden dus al ruim veertig jaar eerder. In feite heeft somberheid over de toekomst van de representatieve democratie al sinds haar ontstaan bestaan. Dit heeft te maken met het begrip ‘democratie’ zelf. ‘Democratie’ is namelijk een ideaal dat in werkelijkheid nooit optimaal bereikt zal worden en altijd wat te wensen zal overlaten.12 ‘Democratie’ is dus ook altijd in ontwikkeling om dit ideaal te bereiken. Er is dus altijd een reden te bedenken van een crisis te spreken, omdat er altijd wat te verbeteren valt. ‘Democratie’ is dan ook een

‘essentially contested concept’.13

Dat ‘democratie’ een dergelijk concept is, heeft te maken met het feit dat er niet één onbetwist stelsel van waarden ten grondslag ligt aan democratie. Het begrip ‘moderne democratie’ is gebaseerd op twee pijlers of theorieën. Ten eerste is er het beginsel dat de soevereine macht door – of namens – het volk wordt uitgeoefend en ten tweede is het van belang dat deze macht aan banden is gelegd om de vrijheid van burgers te waarborgen, ofwel de collectivistische of populistische theorie en de individualistische of liberale theorie.14 Deze twee theorieën gaan gepaard met twee verschillende normatieve visies op de representatieve democratie. Aan de hand van de collectivistische visie wordt de representatieve democratie gezien als een vervanger voor een directe democratie, als ‘a sorry substitute for the real thing’.15 Dit betekent dan ook dat de wil van het volk zo goed mogelijk vertaald moet worden in overheidsbeleid. Binnen de liberale traditie wordt de representatieve democratie niet gezien als een surrogaat voor een directe democratie, maar als een op zichzelf staande staatsvorm, die daarom ook niet naar de maatstaven van een directe democratie beoordeeld mag worden.16

Politicoloog Arend Lijphart maakte wijzend op het onderscheid tussen bovenstaande

11 Michel Crozier, Samuel Huntington en Joji Watanuki, The Crisis of Democracy: On the Governability of Democracies (New York: New York University Press, 1975).

12 Jacques Thomassen, “De permanente crisis van de democratie” (Afscheidsrede aan de Universiteit Twente,

Enschede, 24 september, 2010), 4-5.

13 G. O’Donnel, “The perpetual crises of democracy,” Journal of Democracy 18, no.1 (2007): 5-11, via

Thomassen, “De permanente crisis van de democratie,” 5.

14 Thomassen, 5.

15 R.A. Dahl, Dilemmas of Pluralist Democracy: Autonomy vs. Control (New Haven: Yale University Press, 1982),

13.

(23)

22

visies op de representatieve democratie een onderscheid tussen twee democratische modellen: het majoritarian model en het consensusmodel.17 Het majoritarian model is er op gericht tijdens de verkiezingen een duidelijke parlementaire meerderheid te creëren van bij voorkeur één partij, die de regeringsmacht overneemt en waarmee dus de wil van de meerderheid van de kiezers ten uitvoer kan worden gebracht. In het consensusmodel wordt de wil van de kiezer echter gedempt: verkiezingen zijn niet zozeer gericht op de vorming van een meerderheid maar op een zo goed mogelijke afspiegeling van de verschillende politieke stromingen en maatschappelijke groeperingen.18 Brede coalities en dualisme zorgen ervoor dat niet alleen de wil van de meerderheid, maar ook de wil van de minderheid een rol speelt in het

overheidsbeleid. Met het spanningsveld tussen beide modellen is er dus altijd ruimte een democratische crisis te schetsen.

De laatste jaren wordt er, zoals ook in de inleiding is geschetst, steeds vaker gesproken over een crisis waarin de Nederlandse democratie zou verkeren. Zoals bleek uit het citaat van Bert Blase, heerst het gevoel dat er sprake is van een enorm afnemend vertrouwen van de Nederlandse bevolking in de politiek. David van Reybrouck stelde bijvoorbeeld dat het vertrouwen in de democratie in een vrije val was beland. In 2010 concludeerde de Raad voor het openbaar bestuur ook een tanend vertrouwen geconstateerd te hebben, in hun advies Vertrouwen op democratie.19 In 2011 stelde Thierry Baudet in de NRC dat er sprake was van een vertrouwenscrisis tussen burger en politiek.20 Sybrand van Haersma Buma van het CDA stelde in 2014 bij het introduceren van een nieuw kiesstelsel dat het politieke systeem vastliep en dat het vertrouwen historisch laag was.21 Tijdens het debat in de Tweede Kamer in

december 2015 over de commissie-Oosting, die zich over de bonnetjes van de zogeheten Teevendeal had ontfermd, brachten Alexander Pechtold (D66), Geert Wilders (PVV), Emile Roemer (SP), Tunahan Kuzu (DENK) en Kees van der Staaij (SGP) het beschadigde

vertrouwen in de politiek ter sprake.22

Dit gevoel van een toenemend politiek wantrouwen komt niet geheel uit de lucht

17 Arend Lijphart, Patterns of Democracy. Government Forms and Performance in Thirty-Six Countries (New

Haven: Yale University Press, 1999).

18 Thomassen, “De permanente crisis van de democratie,” 7.

19 Raad voor het openbaar bestuur, Vertrouwen op Democratie (februari 2010).

20 Sarah de Lange en Tom van der Meer, “Rivaliserende elites – dat is democratie: Baudet overdrijft,” NRC,

gepubliceerd op 11 juni, 2011, https://www.nrc.nl/nieuws/2011/06/11/rivaliserende-elites-dat-is-democratie-12020480-a334956.

21 Ariejan Korteweg, “CDA na jaren aarzelen ook voor gekozen burgemeester,” de Volkskrant, gepubliceerd op 1

februari, 2014, https://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3587823/2014/02/01/CDA-na-jaren-aarzelen-ook-voor-gekozen-burgemeester.dhtml.

(24)

23

vallen. De maatschappelijke factoren die vaak als indicatie van deze ontwikkeling worden opgevoerd en die op een crisis van de democratie en toenemend wantrouwen zouden duiden, zijn een dalende opkomst bij verkiezingen, een daling van het lidmaatschap van politieke partijen, een daling van de identificatie met politieke partijen en de toegenomen

beweeglijkheid van het electoraat, dat leidt tot schommelingen in zetelaantallen na

verkiezingen.23 Een verklaring voor deze ontwikkelingen is de moderniseringstheorie. Als gevolg van economische groei, een stijging van het opleidingsniveau en de ontwikkeling van massacommunicatie hebben zich grote veranderingen voltrokken voor burgers. Na de Tweede Wereldoorlog is er geleidelijk een generatie opgegroeid met een postmaterialistisch

waardepatroon in plaats van een materialistisch waardepatroon.24 In dit postmaterialistische waardepatroon neemt zelfontplooiing een belangrijke plaats in. Deze drang tot zelfontplooiing zorgt ervoor dat deze als het ware ‘nieuwe burger’ niet langer genoegen wenst te nemen met de beperkte politieke rol als kiezer en een directere rol wil spelen in het

besluitvormingsproces.25 Dit wordt versterkt door de stijging van het opleidingsniveau en de toename van het aanbod van informatie door de massamedia. Burgers zijn beter geïnformeerd en vaardiger dan ooit om zich effectief in het politieke besluitvormingsproces te

manifesteren.26 De traditionele representatieve democratie hindert hen hier echter in, waardoor onvrede ontstaat met de beperkte rol en met de politieke leiders en instituties die staan voor de traditionele representatieve democratie. Dit idee laat ook duidelijk zien dat er geen onvrede is met de democratie, maar dat burgers juist meer democratie zouden willen.

Hoewel politicoloog Russell J. Dalton na onderzoek concludeerde dat in het algemeen ‘by almost any measure, public confidence and trust in, and support for, politicians, political parties, and political institutions has eroded over the past generation’, lijkt de constatering van een afnemend vertrouwen in Nederland echter niet op feiten gestoeld.27 Nederland lijkt ook een uitzondering te zijn op de conclusie die Dalton trok, iets dat Dalton later zelf ook toegaf. Volgens hem lag dit aan het feit dat de periode waarover politiek vertrouwen in Nederland systematisch gemeten wordt, pas begint aan het begin van de jaren zeventig. Dat is dus na de roerige jaren zestig waarin er sprake was van de ontzuiling en van een crisis van de

democratie als gevolg van deze maatschappelijke veranderingen. Dalton stelde dan ook dat in

23 Thomassen, “De permanente crisis van de democratie,” 15.

24 R. Inglehart, Modernization and Postmodernization. Cultural, Economic, and Political Change in 43 Societies

(Princeton: Princeton University Press, 1997).

25 Inglehart, Modernization and Postmodernization.

26 Thomassen, “De permanente crisis van de democratie,” 16.

(25)

24

Nederland de daling in politiek vertrouwen wellicht al plaatsgevonden zou kunnen hebben voordat deze voor het eerst gemeten werd, waardoor de trend nu stabiel lijkt.28 Dit verklaart echter niet waarom het politiek vertrouwen in Nederland relatief hoog is vergeleken met andere landen.

Dat het vertrouwen van Nederlanders in de politiek en de democratie als vorm relatief hoog is, blijkt uit recente kwantitatieve onderzoeken. Een grafiek van het Nationaal Kiezersonderzoek laat een ontwikkeling zien van het

vertrouwen in politiek in Nederland

van 1971 tot 2006, zie Figuur 1.29 Politiek vertrouwen is in deze grafiek gebaseerd op een index van de antwoorden op drie stellingen. De drie stellingen luidden: ‘Politici geven niets om de mening van mensen zoals ik’, ‘Partijen zijn enkel geïnteresseerd in mijn mening, niet in mijn stem’ en ‘Mensen zoals ik hebben geen invloed op de politiek’.30 De percentages betreffen het percentage van de respondenten dat op tenminste twee van deze stellingen een ontkennend antwoord heeft

gegeven.31 De grafiek laat in

tegenstelling tot wat de laatste jaren beweerd wordt, zie bijvoorbeeld Vertrouwen op democratie van de Raad voor het openbaar bestuur en de standpunten van Bert Blase, een positieve trend zien, in plaats van een afnemend vertrouwen. Er zijn wel

schommelingen, maar de algemene trend is toch dat het vertrouwen in de politiek toeneemt. Bovendien is er ook een positieve trend te zien over de tevredenheid van burgers over het functioneren van de democratie, met ook tijdelijke dalingen, zoals in Figuur 2 te zien is.32

Ook het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) bevestigt het beeld dat er geen sprake is

28 Dalton, Democratic Challenges, Democratic Choices, 31.

29 Nationaal Kiezersonderzoek, via Thomassen, “De permanente crisis van de democratie,” 23. 30 Nationaal Kiezersonderzoek, via Thomassen, “De permanente crisis van de democratie,” 23. 31 Nationaal Kiezersonderzoek, via Thomassen, 23.

32 Eurobarometer, via Thomassen, 23-24.

Figuur 2: Politiek vertrouwen in Nederland, 1971-2006

(26)

25

van een vertrouwenscrisis. In 2008 noemde zo’n 93 procent van de Nederlanders democratie de beste vorm van regeren, terwijl in 2012 ruim 95 procent van de Nederlanders aangaf het belangrijk te vinden in een land te wonen dat democratisch wordt bestuurd.33 Toch laten de cijfers wel zien dat het vertrouwen in de politiek lager ligt dan het vertrouwen in de

democratie. Over politiek wordt dan ook simpelweg vaak gemopperd. Van een structurele daling, zoals die door verschillende actoren geschetst wordt, is echter geen sprake, zoals ook uit de data bleek. Een daling in vertrouwen lijkt eerder conjunctureel te zijn. In figuur 1 is bijvoorbeeld een duidelijk dal te zien voor het Akkoord van Wassenaar in 1982. Economische neergang is vaak een belangrijke reden voor een dalend vertrouwen.

Waar mensen als Blase en Baudet aan voorbijgaan, is dat vertrouwen in de politiek op gespannen voet kan staan met een volwassen democratie.34 In een democratie is een

belangrijke rol weggelegd voor scepsis en wantrouwen. In de kern is een representatieve democratie in feite een systeem van georganiseerd wantrouwen, wat een voorname reden is voor het organiseren van verkiezingen.35 Voor een democratie is het dan ook goed dat burgers vertrouwen in de werking van het systeem koppelen aan scepsis over de machthebbers, omdat scepsis burgers ertoe drijft de politiek te monitoren en verantwoordelijk te houden voor beleid.36 De opkomst van nieuwe politieke partijen valt hier ook deels door te verklaren. Zij weten sceptische burgers te mobiliseren en richten zich op thema’s tegen de gevestigde orde.

De ‘crisisdenkers’ beschouwen deze opkomst van nieuwe politieke partijen en ook de instabiliteit van de verkiezingsuitslagen als problematisch, omdat beide zaken er op zouden wijzen dat de kiezer zijn taak niet serieus zou nemen. De instabiliteit van de

verkiezingsuitslagen ligt aan het feit dat kiezers steeds vaker zweven en wisselen van partij. Dit betekent echter niet de kiezers ‘maar wat doen’ en ‘elke trein pakken die voorbijkomt en er een beetje leuk uitziet’, zoals Hans van Mierlo (oprichter D’66) begin jaren ’90

verzuchtte.37 Uitspraken als die van Van Mierlo komen voort uit de gedachte dat een deel van het electoraat ongeschikt zou zijn voor democratie. Deze argwaan is echter niet terecht. De kiezer is wel assertief, maar niet wispelturig. In eerste instantie komt de kiezer tot een

keuzeset van ideologisch gelijkende partijen, bijvoorbeeld links of rechts. Pas daarna komt de kiezer tot een keuze voor een partij en deze keuze kan van verschillende factoren afhangen,

33 Van der Meer, Niet de kiezer is gek, 24. 34 Van der Meer, 25.

35 Ibid.

(27)

26

zoals bepaalde voorstellen of bijvoorbeeld een verkiezingsdebat.38 Kiezers kiezen dus wel tussen gelijkende partijen, waarmee ze ook het uiterste van het concurrerende vermogen van de politieke elites vragen.39

Er is dan ook geen sprake van een crisis van de democratie als het op vertrouwen aankomt en ook de kiezers valt niks te verwijten, omdat zij bijna altijd gewoon binnen hun ideologische keuzeset stemmen. Er lijkt eerder sprake te zijn van een crisis van de gevestigde partijen, waarmee het probleem dus bij politici zou liggen. De toegenomen veranderlijkheid van de kiezer heeft ervoor gezorgd dat de gevestigde partijen, op zoek naar een bredere groep kiezers, een groot deel van hun vaste aanhang hebben verloren.40 Tijdens de Tweede

Kamerverkiezingen van 1986 behaalden de drie grootste partijen – CDA, PvdA en VVD – nog bijna 90 procent van de stemmen, terwijl tijdens de Eerste Kamerverkiezingen van 2015 de drie partijen geen meerderheid meer haalden met 44 procent van de stemmen. De dalende aanhang van de gevestigde partijen lijkt een teken van nivellering van partijverhoudingen. De gefragmenteerde samenstelling van de Tweede Kamer die bovenstaande ontwikkeling met zich meebracht is een gevolg van de toegenomen concurrentie tussen partijen en van de emancipatie van de kiezer, die twijfelt tussen op elkaar gelijkende partijen.41 De grote groep middenpartijen onderscheidt zich steeds minder van elkaar en partijen worden door hun campagnes enigszins inwisselbaar. De partijen weten zich onvoldoende inhoudelijk te onderscheiden. Vanuit democratisch oogpunt is dit echter geen probleem, maar vanuit het perspectief van de traditionele bestuurderspartijen is dit wel een probleem.

Dit probleem werkt zich voor de partijen door in hun ledenaantallen. Waar de politieke partijen in 1980 nog zon 413.000 leden hadden, was dit in 2016 gedaald tot zo’n 285.000. Al met al is ongeveer 2,2 procent van het electoraat lid van een partij en naar schatting is zo’n 10 procent daarvan, dus 0,2 procent van de kiesgerechtigde bevolking, actief lid. Dit getal ligt dus rond de 28.000. Uit dit kleine ledenbestand rekruteren partijen hun kandidaten voor politieke en bestuurlijke functies op alle niveaus. Deze kleine groep is niet representatief voor de rest van het electoraat, omdat zij vaak behoren tot de participatie-elite van hoger opgeleide en welgestelde mannen.42 Er bestaat dan ook een inhoudelijke kloof tussen de leden van

38 Van der Meer, , Niet de kiezer is gek, 34.

39 Arnout Maat, “‘Niet de kiezer is gek’ van Tom van der Meer is een onmisbare aanvulling in het debat over

democratie,” The Post Online, gepubliceerd op 7 februari, 2017, http://politiek.tpo.nl/2017/02/07/niet-de-kiezer-is-gek-van-tom-van-der-meer-is-een-onmisbare-aanvulling-in-het-debat-over-democratie/.

40 Van der Meer, Niet de kiezer is gek, 50. 41 Van der Meer, 51.

(28)

27

partijen en de rest van het electoraat.43 Als gevolg van het dalend ledenaantal dalen ook de inkomsten van deze partijen. De toenemende afhankelijkheid van subsidies versterkt de neiging van de partijen om te focussen op electoraal succes op de korte termijn in plaats van beleidsdoelen op de langere termijn.44

Deze crisis van de gevestigde partijen vloeit over in de aansturing van het openbaar bestuur, waarin de partijen nog altijd een grote rol spelen. De gevestigde partijen hebben nog altijd een enorme greep op de selectie van kandidaten voor politieke en bestuurlijke functies en op de formatie van regeringscoalities.45 Dergelijke functies worden vrijwel altijd ingevuld vanuit het actieve ledenbestand van de gevestigde partijen, omdat de gedachte is dat op die manier functies evenredig verdeeld zouden kunnen worden en omdat actief partijlidmaatschap zou duiden op een actieve betrokkenheid bij de samenleving.46 Het dalende ledenaantal in ogenschouw nemend, naast het toegenomen opleidingsniveau van Nederlanders en de

beweeglijkheid van kiezers, doet deze argumenten echter teniet. Een groot deel van niet-leden die wellicht wel potentiële capabele bestuurders zijn, wordt op deze manier buitengesloten.

Deze greep van de gevestigde politieke partijen op het openbaar bestuur heeft regelmatig tot ophef geleid. In 1990 sprak historicus J.W. Oerlemans zijn zorgen uit over de ‘oligarchisering van de politieke macht’.47 Oerlemans constateerde toen al dat binnen het machtsblok van de drie grote partijen alle openbare functies van belang verdeeld werden, inclusief vele zetels in de top van de bureaucratie.48 Daarnaast stelde hij ook al dat slechts een minieme minderheid van het electoraat aanwezig was op partijvergaderingen, waar onder meer bepaald werd welke partijleden voor welke functies in aanmerking zouden komen.49 Dit kwam neer op zo’n 10 procent van de 4 procent van de kiesgerechtigde bevolking dat lid van een partij was. Oerlemans stelde dan ook confronterend dat ‘bij dergelijke

verhoudingsgetallen het algemeen kiesrecht nauwelijks nog een correctieve functie kan hebben en dat het begrip democratie hier nauwelijks nog van toepassing is’.50

Deze praktijk van benoemingen in het openbaar bestuur was acceptabel toen de

43 Van der Meer, 53.

44 Maat, “‘Niet de kiezer is gek’ van Tom van der Meer is een onmisbare aanvulling in het debat over

democratie.”

45 Van der Meer, Niet de kiezer is gek, 55. 46 Van der Meer, 56.

47 J.W. Oerlemans, “Eén-partijstaat Nederland,” NRC Handelsblad, gepubliceerd op 14 februari, 1990, via

vrijspreker.nl, gepubliceerd op 15 juli, 2010, http://www.vrijspreker.nl/wp/2010/07/een-partijstaat-nederland/.

48 Oerlemans, “Eén-partijstaat Nederland.” 49 Ibid.

(29)

28

verhoudingen tussen de partijen stabiel waren en toen kiezers zich sterk identificeerden met slechts één partij. Een krimpend ledenaantal en een groeiend aantal benoemingen in openbare functies leidt dus tot spanningen. In 1998 concludeerde de Raad voor het openbaar bestuur al dat door de noodzakelijkheid van een lidmaatschap van een van de grote partijen voor

dergelijke benoemingen op termijn spanningen ontstaan met Artikel 3 van de Grondwet, dat bepaalt dat alle Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn.51 De cultuur van het openbaar bestuur is dus niet goed toegerust op de nieuwe, gefragmenteerde, politieke verhoudingen en de democratische werkelijkheid van hoogopgeleide, geëmancipeerde en veranderlijke burgers.

De afname van de ledenaantallen van politieke partijen valt te wijten aan een soort gedaanteverwisseling van politieke betrokkenheid. Waar in de vorige eeuw politieke betrokkenheid nog vooral bleek uit partijpolitieke participatievormen, wordt het politieke engagement vanaf eind jaren 1990 vooral gekenmerkt door meer activisme, informaliteit en vluchtigheid.52 Meer dan ooit uiten mensen hun meningen over politieke kwesties en proberen zij anderen te overtuigen van hun standpunten. Dit gebeurt echter minder in partijpolitiek verband. De betrokkenheid wordt dus niet minder, zoals bijvoorbeeld Blase en consorten beweren, maar deze is aan verandering onderhevig.

Hoewel er dus geen sprake lijkt te zijn van een democratische crisis, worden er wel verschillende oplossingen aangedragen. Dit is echter geen probleem, omdat een democratie altijd in ontwikkeling is en sommige voorstellen wellicht de democratie dichterbij het ideaal te brengen.

51 Raad voor het openbaar bestuur, Tussen staat en electoraat: Politieke partijen op het snijvlak van overheid en samenleving (oktober 1998), 25.

52 Paul Dekker, “Sterkere democraten, zwakkere democratie? Veranderingen in politieke betrokkenheid en

(30)

29 Hoofdstuk 2:

Voor veel gemeenten was en is het publieke debat over een al dan niet afnemend politiek vertrouwen aanleiding om aandacht te besteden aan de stem van de burger. De historisch lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 – slechts 53,8 procent van het electoraat bracht zijn stem uit – speelde hierin ook een belangrijke rol.53 Een inventarisatie van de gemeentelijke coalitieakkoorden na deze verkiezingen liet zien dat veel gemeenteraden zich hadden voorgenomen te werken aan bottom-up democratische ideeën en vernieuwing.54

De Engelse politicoloog Graham Smith onderscheidt drie vormen van democratische vernieuwing. De eerste vorm is de volksvergadering of popular assembly, waarbij grote groepen mensen in een vergadering bijeen zouden moeten komen om te beslissen over lokale onderwerpen en begrotingen.55 De tweede vorm is directe democratie via de stembus via referenda, die burgers een directe stem geven in politieke besluitvorming. Het zou wel moeten gaan om bindende referenda en niet om adviserende.56 De laatste vorm van democratische vernieuwing van Smith heeft van doen met zogenoemde mini-publics, ook wel deliberatieve fora genoemd, die onder te verdelen zijn in burgerfora, burgerjury’s en

consensusconferenties.57 De selectie van deelnemers aan deze fora is gericht op diversiteit van de groep. De nadruk tijdens deze fora wordt gelegd op het proces en het volgen van

procedures die van belang zijn voor het organiseren van een ideale omgeving voor deliberatie. Meningsvorming en het aanhoren van verschillende argumentaties zijn belangrijker dan besluitvorming. Het zoeken van consensus staat centraal.

Hoewel deliberatieve fora in Nederland minder vaak voorkomen dan in landen als Duitsland en Denemarken, zijn er de afgelopen tien jaar in Nederland wel dergelijke fora georganiseerd. Met name de laatste jaren, vanaf 2014, zijn er deliberatieve burgertoppen georganiseerd in verschillende gemeenten onder de noemer van of naar het idee van G1000. Het Platform G1000 uit Amersfoort is de drijvende kracht achter het grootste deel van deze burgertoppen. De ambitie van dit platform is kennis en ervaring te verbinden met nieuwe

53 Yolanda de Koster, “Minder kiezers dan ooit,” Binnenlands Bestuur, gepubliceerd 20 maart, 2014,

http://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/minder-kiezers-dan-ooit.9232503.lynkx.

54 Job Cohen, “De vierde D” (oratie aan de Universiteit Leiden, Rechtsgeleerdheid, 2015), 7.

55 Graham Smith, Democratic Innovations. Designing Institutions for Citizen Participation (Cambridge:

Cambridge University Press, 2009).

(31)

30

initiatieven voor het organiseren van dergelijke toppen.58 Om richting te geven aan de ontwikkeling van het concept heeft het Platform zeven basisprincipes opgesteld, die samen aangeven waar de kern en de potentie van G1000 zit. Eén principe is het meest van belang voor dit onderzoek, namelijk loting. Het Platform benoemt dit principe als volgt: ‘Iedereen kan meedoen aan de G1000. Als deelnemer heb je geen speciale opleiding of kennis nodig. Elke mening is waardevol en telt. Omdat er geen fysieke ruimte is voor alle inwoners, wordt er gewerkt met loting. Zo heeft iedereen kans om mee te doen’.59 Zoals in de inleiding bleek, wordt door diegenen die geloven in een democratische crisis, zoals Bert Blase en David van Reybrouck, loting gezien als een oplossing om burgers meer te betrekken bij de politiek.

Voordat verder op loting wordt ingegaan, is het eerst van belang het begrip ‘G1000’ verder uit te diepen. Op 22 maart 2014 vond in de Rijtuigenloods te Amersfoort de allereerste Nederlandse G1000 plaats. Als voorbeeld dienden het gedachtegoed van David van

Reybrouck en de Belgische G1000, waarvan Van Reybrouck een van de initiators was. Op deze Belgische burgertop praatten circa duizend burgers over de verbetering van de Belgische democratie. Het idee voor deze burgertop ontsproot uit de politieke impasse die ontstond na de federale verkiezingen van 2010. De G1000 is ingericht als een deliberatief forum met een dialoog van gelijkwaardige deelnemers en een goede uitwisseling van argumenten en is bedoeld als groepsproces om eigenaarschap bij deelnemende burgers te bevorderen en als vehikel om via loting de gemeenteraad naar de volksvertegenwoordigende kroon te steken.60 Enerzijds is de G1000 een burgertop, waar burgers zelf plannen maken en als het nodig is de gemeente vragen te participeren. Anderzijds is de G1000 ook een soort burgerraad waarin burgers na een dag ‘delibereren’ een agenda vaststellen, zoals in Amersfoort de Agenda van Amersfoort werd vastgesteld.61 De G1000 staat echter niet tegenover de gemeenteraad, maar is een aanvulling daarop in een proces van ‘co-creatie’.62

Om het proces van een G1000 te begrijpen, is het goed te kijken naar een van de G1000-burgertoppen. Aangezien de Amersfoortse G1000 de eerste was die in Nederland werd georganiseerd, zal deze als voorbeeld dienen. Zesduizend Amersfoortse burgers werden voor

58 Geerten Boogaard en Ank Michels, “Dialoog, democratische vernieuwing en politieke invloed,” in G1000: Ervaringen met burgertoppen, ed. Geerten Boogaard en Ank Michels (Den Haag: Boom bestuurskunde, 2016),

11.

59 Boogaard en Michels, “Dialoog, democratische vernieuwing en politieke invloed,” 11-12.

60 Geerten Boogaard en Harmen Binnema, “De politieke invloed van de G1000 in Amersfoort en Uden,” in G1000: Ervaringen met burgertoppen, ed. Geerten Boogaard en Ank Michels (Den Haag: Boom bestuurskunde,

2016), 17.

(32)

31

22 maart ingeloot en uitgenodigd, waarvan ongeveer 450 bij aanvang aanwezig waren. Het aantal deelnemers op basis van loting was beperkt tot 600. De overige 400 plaatsen zouden worden ingevuld door politici, ambtenaren, kunstenaars en ondernemers. Op deze manier zou ‘het gehele systeem’ deelnemen.63 In totaal waren er 780 aanmeldingen, waarvan uiteindelijk 680 deelnemers aanwezig waren bij aanvang. Tijdens het eerste deel van het programma stelden de deelnemers zes thema’s vast, waarna tijdens het tweede deel van het programma deelnemers aan tafels van 9 personen één thema uitwerkten, met één thema verspreid over tien tafels. Aan het einde van de middag werden verschillende plannen gepresenteerd, waarna de overgebleven gelote deelnemers elk vier stemmen uitbrachten. Door middel van deze stemming werd een top tien gemaakt, die de Agenda van Amersfoort opleverde. Deze Agenda werd vervolgens aangeboden aan de burgemeester in zijn hoedanigheid als voorzitter van de gemeenteraad, terwijl deelnemers ook werd gevraagd zich aan te melden bij een van de tien plannen om die in themagroepen uit te gaan voeren. Deze themagroepen functioneerden echter niet geheel volgens plan, waardoor het Platform G1000 naar aanleiding van de

Amersfoortse ervaringen een verbetering en professionalisering van de nazorg in het concept heeft opgenomen.64 Uiteindelijk bleek de G1000 weinig invloed te hebben op de

Amersfoortse beleidsagenda.

Zoals gezegd, werden de deelnemers aan de G1000 geloot. De verwachting bij loten was en is dat een grotere diversiteit en legitimiteit kan worden bereikt vergeleken met de vertegenwoordigende democratie. David van Reybrouck is een sterke proponent van loting binnen democratie. Van Reybrouck betoogt dat de tegenwoordige democratie in feite aristocratisch is.65 De nieuwe elite van de achttiende eeuw, de gegoede burgerij, greep de macht en werd hierin gelegitimeerd door verkiezingen, waar de gehele bevolking pas meer dan een eeuw later aan mocht deelnemen. Ook met het algemeen kiesrecht bleef volgens Van Reybrouck het onderscheid tussen kiezer en politici intact, waardoor ‘democratie door

verkiezingen bleef daardoor iets houden van een zelfgekozen feodalisme, een vorm van intern kolonialisme waarmee men instemde’.66 In een interview met Trouw wees Van Reybrouck op het succes van loting in de Atheense stadsstaat in de vijfde en vierde eeuw voor Christus en in latere perioden in de stadsstaat Florence en in Spanje. De meeste publieke functies werden in Athene door loting ingevuld en verkiezingen speelden een beperkte rol. Van Reybrouck

63 Boogaard en Binnema, “De politieke invloed van de G1000 in Amersfoort en Uden,” 18.

64 Over de Amersfoortse G1000: Boogaard en Binnema, “De politieke invloed van de G1000 in Amersfoort en

Uden,” 18-20.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik heb daarom besloten om de gids op te splitsen in drie delen; in het eerste deel uitleg over de opbouw van de gids, wat de gebruiker kan verwachten en hoe de gids te gebruiken

In de tabel zie je dat er in deze twee jaren in totaal 9726 namen waren die elk één keer aan een jongen zijn gegeven.. Van alle jongens geboren in 1996 en 1997 zijn er 19 988

Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen maken be- kend dat zij in de periode van 28 maart 2015 tot en met 3 april 2015 de volgende aanvragen voor een

B&W willen die laatste mo- gelijkheid (door de nieuwe woonwijk heen) niet uitslui- ten, maar achten de kans erop niet heel groot. Daarom hou- den ze er bij de planontwikke-

Een gemeente die er voor al haar burgers moet zijn en de macht en taak heeft om racisme in de openbare ruimte te bestrijden, zou een intocht die veel mensen buitensluit niet

Buddezand 25 in Wilp Plaatsen houten voetgangersbrug over Fliert Aanvraag ontvangen SXO-2021-0562 Derk Brouwerstraat 3 in Twello Veranderen achter- en zijgevel woning

Wellerweg 6A in Nijbroek Veranderen bedrijfswoning naar plattelandswoning Aanvraag ontvangen SXO-2021-0066 Zwarte Kolkstraat 104 in Wilp Verbouwen zaal tot bed &

onderwijsgebied. Zij was en is in dit opzicht schoolpartij, omdat zij was en is politieke partij in de ware betekenis van het woord, omdat haar uitgangspunten waren en zijn gelegen