• No results found

Stageverslag MA Journalistiek (RUG) bij NRC Door Karlijn Saris

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stageverslag MA Journalistiek (RUG) bij NRC Door Karlijn Saris"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stageverslag MA Journalistiek (RUG)

bij NRC

Door Karlijn Saris

S2674718

1 maart 2020 tot 1 juni 2020

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Keuze voor NRC als stageplaats 4

Meer over NRC 6

2.1 Journalistieke werkwijzen en visies 6

2.2 Werkwijze van de redactie 8

Verloop van de stage 10

3.1 Zijn verwachtingen uitgekomen? 10

3.2 De stagewerkzaamheden 11

3.3 Voorbeelden van wat je doet, meemaakt en van wat je opvalt 12

3.4 Journalistieke invalshoeken en reflectie op onderwerpen 16

Begeleiding vanuit NRC 19

4.1 Begeleiding vanuit de opleiding 20

Evaluatie 22

5.1 Aansluiting beroepspraktijk 22

5.2 Wat heb ik gemist? 23

5.3 Hoe heb ik mij ontwikkeld? 24

5.4 Wat is er terechtgekomen van het stageplan? 25

Conclusie 26

Aanbevelingen 27

7.1 Wat zou er beter kunnen, en hoe? 27

(3)

Inleiding

Dit is het stageverslag van mijn afstudeerstage bij de economieredactie van NRC, als onderdeel van de master Journalistiek aan de RUG in Groningen. Mijn stage duurde van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020. Deze stage liep al snel anders dan gebruikelijk is, door het uitbreken van de coronacrisis. Daardoor was ik genoodzaakt om bijna drie weken na het begin van mijn stage vanuit huis te werken. Ik heb hierdoor weinig tijd op de redactie doorgebracht, waardoor mijn stage zonder twijfel anders is verlopen dan dat in normale tijden zou zijn gegaan. De communicatie tussen mij en mijn collega’s verliep voornamelijk via Microsoft Teams, en door het werken op afstand was échte begeleiding soms lastig. Ook gaf het me niet de kans om andere journalisten aan het werk te zien of actief met hen samen te werken. Desalniettemin heb ik in deze periode enorm veel geleerd, ook dingen die ik in normale tijden wellicht niet of minder zou hebben geleerd, zoals uit de rest van dit verslag zal blijken.

(4)

1. Keuze voor NRC als stageplaats

Tijdens de master journalistiek had ik veel twijfels over een geschikte en leuke stageplek. Ik wilde zowel verdiepen als verbreden, heb een brede interesse voor uiteenlopende onderwerpen en genres, en wilde uitgedaagd worden. Ik kon eigenlijk zelfs niet eens kiezen tussen beeld, geluid, online en schrijven. Uiteindelijk ben ik er aan het eind van het eerste jaar van de master journalistiek toch achter gekomen dat waar ik in eerste instantie voor kwam -het schrijven- toch echt mijn grote passie is. Ik merkte tijdens de redactieweken dat ik heel veel energie kreeg van het schrijven van langere verhalen. De puzzeltocht die je aflegt van het interviewen van mensen en het observeren van de omgeving naar het in elkaar zetten van een aantrekkelijk, leesbaar en relevant verhaal heb ik altijd leuk gevonden. Ik voelde aan het einde van mijn studie ook dat ik nog lang niet uitgeleerd was, en dat goed leren schrijven iets is dat met veel jaren en ervaring komt. Meters maken dus.

Ik heb er lang en veel over nagedacht waar ik dat wilde doen. Een ding wist ik zeker: het is vooral het maken van de langere features en achtergrondverhalen waar ik plezier uithaal. Het echte harde nieuws is nooit echt iets voor mij geweest. Ik kwam daardoor voor een lastige keuze te staan wat betreft het uitzoeken van een stageplek. De grootste en meest gerenommeerde media-instituten op het gebied van schrijven zijn toch de grote kranten, die zich voornamelijk richten op het nieuws. Ik heb me daarom ook verdiept in andere media die zich meer richten op de achtergrond en minder op de actualiteit, zoals Vice, De Correspondent en de Groene Amsterdammer. Uiteindelijk besloot ik toch om niet voor een stage bij een creatieve en jonge startup of een van bovenstaande platformen te gaan, maar juist voor een gerenommeerd en groot media-instituut. Bij grote kranten is veel ervaring met stagiaires en ik wilde zeker weten dat ik mijn stage optimaal zou kunnen benutten om veel te kunnen schrijven en goede begeleiding te krijgen. Bovendien wilde ik graag meemaken hoe het er aan toe gaat op een grote en bruisende redactie. Het leek me daarom in alle opzichten het beste om in te zetten op een stageplek bij een grote krant.

Al gauw kwam ik daardoor voor de keuze te staan: Volkskrant, Trouw of NRC. Alle drie hadden op een verschillende manier iets te bieden dat ik goed bij mezelf vind passen; mijn ouders lezen zelf de Volkskrant, dus daar ben ik mee opgegroeid. Dit heb ik ook tijdens mijn opleiding journalistiek altijd een prettige krant gevonden, met veel aandacht voor human interest en cultuur. Trouw sluit goed aan bij mijn interesse in levensbeschouwing en filosofie, en NRC staat bekend om de hoge kwaliteit van de verhalen , met name onderzoeksjournalistiek, en de goede aansluiting bij jong publiek.

Mijn keuze is uiteindelijk op NRC gevallen, om meerdere redenen. Allereerst omdat NRC bekend staat als een een van de beste kwaliteitskranten van Nederland, waar veel getalenteerde journalisten werken. Ik hoopte en verwachtte bij NRC te kunnen leren van de ‘besten’ uit de Nederlandse

(5)

journalistiek, en daarmee gegarandeerd te zijn van een leerzame stageperiode. Bovendien heeft NRC een relatief jong lezerspubliek én jonge redacties. Dat maakt dat NRC erg actief is op haar online kanalen, met onder andere drie interessante podcasts en een goede website, en dat ik met collega’s van alle leeftijden kan werken. Daarnaast kent NRC een rijke traditie van goede onderzoeksjournalisten en onderzoeksverhalen. Ik hoopte daarom door een stage bij NRC ook voorbij het nieuws te leren kijken, en van dichtbij te kunnen meemaken hoe ervaren journalisten onderzoek voor hun verhalen uitvoeren.

(6)

2. Meer over NRC

2.1 Journalistieke werkwijzen en visies

NRC is een in 1970 samengevoegde combinatie van de Nieuwe Rotterdamsche courant (1844) en het Algemeen Handelsblad (1828). Tegenwoordig verschijnt in de ochtend NRC Next, met een oplage van zo’n 32.000, en NRC Handelsblad als middagkrant, oplage 151.000. De middagkrant is nagenoeg identiek aan de ochtendkrant (bijlagen, columns, etc.) maar wordt op het gebied van nieuws wel ververst en geactualiseerd.

In de NRC code wordt de kernvisie van de krant beknopt weergegeven als: ​’NRC-publicaties worden geredigeerd vanuit een liberale geesteshouding met eerbied voor het individu en de beginselen van verdraagzaamheid, redelijkheid en openheid.’ Liberaal staat in deze context oorspronkelijk voor het verzet tegen de traditionele macht en de strijd voor burgerrechten en vrijhandel. Tegenwoordig betekent dit voor de krant, in beknopte vorm, dat de journalistiek draait om waarheidsvinding waaruit ook meningen (zoals opiniestukken) voortvloeien voor burgers in een democratische samenleving. Feiten staan bij NRC centraal, en er wordt gestreefd naar een strikte scheiding tussen feiten en commentaar. Deze objectiviteit en zakelijkheid staat echter niet gelijk aan maatschappelijke neutraliteit. Integendeel: het publieke belang van onderwerpen is de doorslaggevende factor die bepaalt of verhalen wel of niet gemaakt moeten worden, in feitelijke al dan niet opiniërende vorm. Grondrechten en burgerrechten, zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering, vrijheid van godsdienst en het antidiscriminatiebeginsel zijn belangrijke uitgangspunten voor de journalistiek van NRC. Deze krant schrijft, naar eigen zeggen, voor een publiek dat bereid is om na te denken. Informatie brengen, op basis waarvan de lezer een eigen mening kan vormen en tot nadenken aangezet wordt, is daarom een belangrijk uitgangspunt voor NRC.

Op de redactie, gelegen aan het Rokin in Amsterdam, werken zo’n 350 mensen, waarvan ongeveer 200 journalisten. Daarnaast heeft NRC nog tientallen freelancers en correspondenten in dienst. Binnen de krant bestaan verschillende deelredacties, met daarin enig verschil tussen de papieren krant en de website. Grofweg zijn de volgende redacties en katernen te onderscheiden:

● Binnenland ● Buitenland ● Economie ● Den Haag ● Cultuur

(7)

● Wetenschap ● Opinie ● Sport ● Tech en media ● Leven ● Werk&Geld

De meeste deelredacties vergaderen ‘s ochtends rond half 10 onderling, om te brainstormen wat ze die dag gaan brengen, en welke verhalen er op de planning staan. Om 10 uur komen de chefs van alle deelredacties samen met de hoofdredactie om te bespreken hoe de krant van de volgende dag en de website eruit moeten komen te zien; wat speelt er vandaag? Welke onderwerpen worden uitgelicht, en groot neergezet? Wat verdient aandacht, en op welke manier? Etc.

Als duidelijk is wat er op de planning staat voor de komende dagen, gaat iedereen aan de slag. Er heerst een hele informele en luchtige sfeer in het gebouw, dat haast volledig van glas gemaakt is. Daardoor loop je makkelijk even bij een collega langs om te kletsen, te sparren of te discussiëren. Dat gebeurt dan ook regelmatig. Omdat NRC twee verschillende kranten uitbrengt, zijn er ook meerdere deadlines. Zodra de avondkrant ‘zakt’, rond 12 uur ‘s middags, wordt er op de grote gong middenin het gebouw geslagen. Om vier uur is er nog een samenkomst met de hoofdredactie, chefs, en verder iedereen die wil aansluiten. Normaal gesproken gebeurt dat in het midden van het vierkante gebouw, waardoor iedereen makkelijk kan aansluiten. Hier wordt nog even kort besproken hoe de krant van de volgende dag er uiteindelijk uit zal gaan zien en welke onderwerpen de hoofdrol zullen gaan spelen.

Verder zijn er nog een hoop andere besprekingen, waar je als redacteur vaak vrijblijvend bij kunt aansluiten. Zo ben ik aan het begin van mijn stage een aantal keren naar een ‘nabespreking’ geweest. In zo’n bespreking kaart de hoofdredactie een belangrijk thema aan, of brengen journalisten zelf een thema in waarover ze anderen iets kunnen leren, en iedereen die dat interessant vindt kan mee luisteren- en discussiëren. Zo is er een keer gesproken over de vragen ‘wat zegt onze journalistiek over ons wereldbeeld?’, ‘journalistiek en activisme’ en ‘hoe werkt WOB, en hoe kun je het gebruiken?’. Vanaf het moment dat er thuis gewerkt moest worden, zijn ook deze nabesprekingen via Microsoft Teams voortgezet. Zo is er een uur gepraat met een correspondent over de ‘do’s en dont’s van het thuiswerken’, Garrie van Pinxteren praatte iedereen bij over ‘alles wat je wilt weten over China en deze crisis’ en een aantal journalisten vertelden hoe je telefonisch toch een reportage kunt maken die lezers het gevoel geven dat je daar echt was. De meeste van deze nabesprekingen heb ik uit eigen interesse (virtueel) bijgewoond. Dan is er ook nog de ‘lunchvergadering’ op de economieredactie. Deze vergaderingen waren normaliter eens in de twee weken. De hele economieredactie kwam dan samen om dingen te bespreken onder het genot van een broodje. Ook die vergadering heb ik maar een keer in het echt meegemaakt, daarna zijn ze naar het virtuele domein verplaatst. Ik kan me nog goed de eerste lunchvergadering

(8)

herinneren, die ging over hoe NRC, en in het specifieke geval de economieredactie, minder ‘wit’ en meer ‘divers’ kon worden. Vanuit de hoofdredactie werd chefs gevraagd dit thema binnen hun eigen redactie bespreekbaar te maken, en dat leverde een interessante, maar ook heftige discussie op. Zo’n discussie legt goed bloot welke inhoudelijke afwegingen er binnen een krant, of redactie, worden gemaakt op het gebied van verslaggeving. Toen deze lunchvergaderingen eenmaal via Microsoft Teams waren opgepakt, ging het gesprek vooral over de vraag hoe het met iedereen ging. We deden dan vaak een rondje waarin iedereen even kon spuien over het thuiswerken en de bijbehorende sores. Daar bleek binnen het team veel behoefte aan te zijn, dus de lunchvergaderingen stonden vanaf het thuiswerken vooral in het teken daarvan.

Kortom: eigenlijk is iedere dag op de krant volledig anders en onvoorspelbaar, en hangt het maar net af van wat jij die dag gaat maken. De structuur van de week ligt verankerd in het aantal vaste vergaderingen en besprekingen, al kreeg ook een deel daarvan door het thuiswerken een andere invulling.

2.2 Werkwijze van de redactie

Ik werkte voornamelijk voor de economieredactie, en maakte af en toe een uitstapje naar een andere redactie. Iedere ochtend om half 10 werd er vergaderd, eerst door met z’n allen fysiek samen te komen, later deden we dat via Microsoft Teams. Om half 10 werd eerst de krant (met de nadruk op het eco-katern) van die ochtend besproken: wat was er goed, wat kon beter? Wat brachten we als eersten, met eigen nieuws, op tijd, of juist te laat? Daarna kwam de planning voor de komende dagen op tafel, met de nadruk op de producties voor de volgende dag. Wat speelt er nu, en wat moeten we dus sowieso maken? Wat zijn er verder nog voor plannen? Dit is ook het moment om een beetje met elkaar te discussiëren. Wat moeten we wel en niet brengen? Op welke manier kunnen we dat doen? Maar ook: wat speelt er nu echt, en hoe kunnen we dat duiden? Moeten we er aandacht aan besteden, of juist niet? Meestal hield ik me een beetje afzijdig in deze discussies, zeker als het over ingewikkelde economische onderwerpen ging. Maar zodra ik het gevoel had een relevante vraag of nuttige bijdrage aan het gesprek te kunnen leveren, deed ik dat vaak ook. Ik voelde me welkom om mijn mening over dingen in de vergadering gewoon te kunnen delen.

Na deze vergadering gaat de chef richting de vergadering met de andere chefs en hoofdredactie, en gaat de rest aan de slag. De meeste redacteuren hebben een eigen portefeuille, waardoor ze met hun eigen onderwerpen aan de slag kunnen (arbeidsmarkt, duurzaamheid, gezondheidszorg, luchtvaart en transport, banken en verzekeraars, macro-economie, etc). Ik laveerde daar als stagiair een beetje tussendoor, en kon eigenlijk over ieder onderwerp schrijven, mits ik het zelf niet te ingewikkeld vond. Zo heb ik regelmatig over de reisbranche geschreven, veel over carrière en arbeidsmarkt, en over ondernemers. In het begin ben ik nog regelmatig de straat opgestuurd met een opdracht, toen er eenmaal thuis gewerkt moest worden werd dat helaas minder. Al met al heb ik toch vooral thuis van achter m’n

(9)

laptop gebeld en geschreven. Het verschilde erg per dag of zelfs per week hoeveel ik kon doen en hoe druk ik het had. In principe werkte ik vijf dagen per week, ongeveer van negen tot vijf. In de praktijk loopt dat natuurlijk niet altijd zo, zeker niet als je vanuit huis werkt. Regelmatig werkte ik in de avonden of weekenden nog even door, en er waren ook dagen dat ik relatief weinig te doen had en wat rustiger aan deed.

(10)

3. Verloop van de stage

3.1 Zijn verwachtingen uitgekomen?

Ik zal maar gelijk beginnen met te benadrukken dat de verwachtingen van mijn stage niet meer hadden kunnen verschillen van hoe de stage uiteindelijk heeft uitgepakt. Al tijdens mijn eerste dagen op de redactie was corona het gespreksonderwerp van de dag, en na twee weken op de redactie geweest te zijn, moest er verplicht thuis gewerkt worden vanwege het virus. Sinds 17 maart heb ik dus niemand van de krant meer fysiek gezien, en zat ik (voornamelijk) bij m’n ouders thuis te werken. Omdat ik maar zo kort op de redactie ben geweest, is het lastig om te zeggen wat er hierdoor anders is gegaan dan in normale tijden, wat ik nu niet en juist wel heb kunnen doen en leren. In ieder geval komt de afgelopen periode niet overeen met de verwachtingen die ik ervan had.

Gek genoeg had ik vooral op persoonlijk vlak verwacht voor een uitdaging te komen, door in m’n eentje drie maanden in Amsterdam te zitten. Ik was benieuwd hoe ik die periode zou ervaren, ver weg van vrienden en familie, even weg uit de beschermde Groningse wereld die ik inmiddels op m’n duimpje ken. Ik vroeg me af hoe ik zou omgaan met stressvolle momenten, lange dagen, moeilijke situaties en de onzekerheden die horen bij een volledig nieuwe situatie. Eigenlijk vind ik het wel jammer dat ik dat nu nog steeds niet weet, en juist weer bij m’n ouders heb gewoond de afgelopen tijd. Dat heeft er andersom ook voor gezorgd dat ik mijn stageperiode vrij zorgeloos kon doorlopen; er werd voor me gekookt, schoongemaakt, ik woonde eigenlijk in een hotel de afgelopen tijd, met een goede, grote werkplek en een tuin.

Dat thuis werken heeft me voor de nodige uitdagingen en teleurstellingen gezet. Het zorgde ervoor dat ik niet het ‘redactiegevoel’ kon krijgen dat ik zou hebben gehad als ik iedere dag op de redactie had kunnen zijn. Ik had nog het ‘geluk’ twee à drie weken de redactie te ontmoeten en wat namen en gezichten te leren. Dat heeft behoorlijk geholpen met de communicatie in de maanden die volgden. Desalniettemin mis je thuis toch een hoop van de ervaring die je had kunnen hebben als je fysiek op de redactie aanwezig bent. Ik vind het jammer dat ik niet de mogelijkheid heb gekregen om met verschillende mensen te praten, over de verhalen die ze maken en dingen die ze op journalistiek gebied meemaken, over hoe ze het vinden bij de krant, en hoe hun carrièrepad eruit ziet of eruit heeft gezien.

Wat bovendien anders liep dan gepland, was de redactie waar ik terecht ben gekomen. Het plan was om bij binnenland aan de slag te gaan, maar doordat daar te veel stagiaires waren ingeroosterd, werd ik naar economie verplaatst. Inmiddels weten alle betrokken partijen hoe ik daar toen over dacht. Van tevoren raakte ik gemotiveerd door de verwachting mooie verhalen te schrijven die aansluiten bij mijn interesses, waar ik al mijn ziel en zaligheid in kon stoppen en écht kon laten zien wat ik kon. Dat ging

(11)

voor mijn gevoel ineens niet meer door. Ik zag er erg tegenop aan de slag te moeten bij een deelredactie waar ik weinig over wist en waar mijn interesse niet lag. Achteraf ben ik ontzettend blij dat ik hier wel ben gebleven. Ik ben enorm open en vriendelijk door iedereen ontvangen en gedurende mijn stage heel behulpzaam behandeld. Hoewel ik natuurlijk niet in detail weet hoe het er op andere redacties aan toe ging, denk ik toch dat ik het op weinig plekken bij de krant meer naar mijn zin had gehad, en me meer op mijn gemak zou hebben gevoeld. De fijne mix van ervaren journalisten en jonge collega’s maakte ook dat ik vanuit veel verschillende perspectieven heb kunnen leren en meepraten, niet alleen over de inhoud van de verhalen, maar ook over hoe het is om voor NRC te werken en te schrijven. Wat mijn chef al in het begin tegen me zei, bleek grotendeels waar te zijn: het is erg waardevol voor je ontwikkeling als journalist, om qua onderwerpen in het diepe te worden gegooid. Uiteindelijk begin je met weinig, en bouw je steeds meer kennis en ervaring op. Uit mezelf was ik gemakkelijker in de comfortzone blijven hangen van onderwerpen waar ik me al vertrouwd mee voel, dat is door deze onverwachte wending niet gebeurd.

Iets dat zeker mijn verwachting heeft overstegen, is de hoeveelheid verhalen die ik zelfstandig heb kunnen en mogen maken voor de krant. Ik heb me er erg over verbaasd hoeveel vrijheid ik al gelijk vanaf het begin van mijn stage kreeg om aan producties te werken. Achteraf heb ik niet die ene grote productie gemaakt waar ik op had gehoopt, bijvoorbeeld in de zaterdagkrant, maar daar staat tegenover dat ik veel meer zelfstandigheid en vrijheid heb gekregen gedurende mijn hele stage, om te schrijven hoe en waarover ik wilde.

3.2 De stagewerkzaamheden

De economieredactie doet niet veel hard nieuws, en heeft een behoorlijk verdiepend katern. Ik heb dan ook weinig echte korte nieuwsberichten gemaakt, en vooral de wat langere verhalen (tussen de 700 en 1000 woorden). Zoals ik al eerder schreef, ben ik weinig op reportage geweest, en heb ik weinig mensen in levende lijve geïnterviewd. De meeste verhalen zijn tot stand gekomen vanachter mijn laptop. Over het algemeen bestonden de meeste verhalen die ik heb gemaakt uit een combinatie van interviews met mensen en uitzoekwerk. Ik heb vooral met veel mensen uit het bedrijfsleven gebeld, zoals CEO’s van reisorganisaties, veel directeuren en woordvoerders van brancheverenigingen. Daarnaast heb ik wetenschappers en hoogleraren gesproken, en uiteindelijk toch ook nog redelijk veel ‘gewone mensen’.

Ongeveer de helft van de verhalen heb ik zelfstandig gemaakt, de andere helft is door samenwerking met collega’s tot stand gekomen. Soms was dat een inzetje bij een groter stuk, andere keren was het een verhaal dat we met twee personen schreven. We verdeelden de taken, hielden telefonisch contact en schreven dan vaak ook echt ‘samen’ (op afstand samen in één document). Een enkele keer haalde ik informatie op voor een collega, die het vervolgens gebruikte in een eigen stuk, maar

(12)

ik heb voornamelijk voor mijn eigen verhalen gewerkt.

Soms kwam ik zelf met een aantal ideeën. Ik stuurde dan vaak een mailtje naar de chef, of ik gooide het idee in de groep tijdens de vergadering om half 10. Elke vrijdag werden er bovendien ‘lijstjes’ ingediend via de mail, waarop je je plannen voor de komende week doorgaf aan de chef. Op die manier liet ik weten of er dingen waren waaraan ik wilde werken. Kreeg ik een ja, dan ging ik vaak gewoon zelfstandig aan de slag, en trok in aan de bel voor hulp bij een collega bij wie dat onderwerp in de portefeuille zat. Er waren natuurlijk ook dagen dat ik weinig inspiratie had en het moeilijk vond om zelf met ideeën te komen. In die gevallen kon ik vaak bij mijn mentor Ykje of bij de chef terecht. Ik liet dan weten dat ik even weinig om handen had, en of ze een beetje met me mee konden denken. Vaak kwam er dan diezelfde dag, of iets later, iemand bij me terug met ideeën die nog op de plank lagen, of andere tips waarmee ik aan de slag kon gaan.

Aan een verhaal werken betekende voor mij vooral aan het begin van mijn stage de straat op gaan, mensen interviewen, terug naar de redactie, dat uitwerken tot een verhaal, en doorsturen naar de eindredactie. Vaak werd ik dan in de avond nog even gebeld door een eindredacteur om wat vragen te beantwoorden. Naarmate er meer thuis gewerkt moest worden, ben ik minder de deur uit geweest om mensen te spreken, en heb ik het overgrote deel van de interviews telefonisch gedaan. We werken bij NRC met het programma GN4, waarin je je teksten plaatst en waarin ze ook worden nagekeken. Het is als het ware een grote database waar alle verhalen in verschijnen en waar iedereen toegang tot heeft. Een van de eerste stagedagen kregen we een halve dag les over dit programma, om de basis te leren. Daarna kwam het vooral aan op veel proberen, vragen en bellen.

3.3 Voorbeelden van wat je doet, meemaakt en van wat je opvalt

Ik kan me nog goed mijn eerste opdracht herinneren: een belreportage over hoe bedrijven omgaan met de coronacrisis, die toen Nederland nog niet of nauwelijks had bereikt. De uitkomst van dat verhaal staat me nog goed bij: de meeste bedrijven vonden het maar een beetje overdreven gedoe allemaal, hielden zich keurig aan de richtlijnen, maar maakten zich verder weinig zorgen. Dat ene cateringsbedrijf dat ik sprak, dat moord en brand riep om financiële steun omdat hij in één klap zijn hele bedrijf zag instorten, kon ik toen nog afdoen als de uitzondering op de regel. Eenmaal terugkijkend, met de kennis van nu, is het vreemd zo’n verhaal geschreven te hebben. Het was natuurlijk niet mijn fout, en de mensen die ik sprak hebben ook geen onjuistheden verteld, maar het is vreemd achteraf te lezen hoe ontzettend achterhaald dat verhaal eigenlijk een week later al was. Dat is meerdere keren voorgekomen met verhalen die ik over de coronacrisis schreef. Een van diezelfde dagen werd ik gevraagd een verhaal te maken voor de Amsterdam-bijlage, over of de coronacrisis al een grote rol speelt in de hoofdstad. Dit voorbeeld had een

(13)

nog extremer verloop. Ik ging langs bij een aantal restaurants op de Zeedijk, een paar hotels en restaurants bij het Rembrandtplein, en bij de rondvaartboten bij het centraal station. Afgezien van de paar ondernemers op de Zeedijk, waar al weken geen klanten meer kwamen, leken alle ondernemers positief. De terrassen en hotels zaten nog vol, de rondvaartboten voeren nog volop, kortom: geen paniek. De meeste ondernemers vertelden me dat ze het maar een beetje overdreven vonden allemaal. “Eerst maar eens wachten tot het hier in Amsterdam komt.” Terwijl dat verhaal nog ongepubliceerd in ‘de bak’ lag te wachten, werden in rap tempo de maatregelen in Nederland aangescherpt en verspreidde het virus zich door het land. Toen het verhaal werd gepubliceerd, op 12 maart, was een groot deel van het verhaal eigenlijk allang achterhaald.

Dit fenomeen viel me op, en wekte mijn interesse gedurende mijn hele stage. Dit gebeurde niet alleen bij mij, maar is kenmerkend voor hoe de coronacrisis verloopt, en de manier waarop media hierover verslag doen. Als we één ding hebben geleerd de afgelopen maanden, is het dat we nog erg weinig van het virus weten, en dus moeilijk kunnen voorspellen hoe dat zich in de toekomst zal gedragen. Anderzijds wil je als krant duidelijkheid scheppen in de chaos, feiten van fabels scheiden, vooruitblikken waar dat kan, en kritische vragen stellen bij bijvoorbeeld de maatregelen die het kabinet neemt. Als ik nu de kranten van de afgelopen maanden teruglees, zie ik in een oogopslag hoe snel informatie over het coronavirus achterhaald is, en hoe voorzichtig je moet zijn met het doen van grote voorspellingen. Daar was men op de economieredactie overigens erg scherp op. De chef heeft meerdere keren benadrukt terughoudend te zijn met het doen van grote uitspraken over welke consequenties dit virus op termijn zal hebben, bijvoorbeeld voor milieu en klimaat, of de wereldeconomie. Het is voor mijn gevoel een vreemde paradox waarin de media in dit soort tijden terecht komt: enerzijds wil je duiding en informatie geven, anderzijds baseer je je verhalen op experts, rapporten en adviezen die op zichzelf nog geen volledige en eenduidige informatie over het virus kunnen bieden. Zo verspreid je niet letterlijk ​fake news, maar loop je wel het risico om (onnodige) onrust of paniek te zaaien, of juist het onterechte beeld te schetsen dat het allemaal wel snel weer over zal waaien, terwijl dat niet het geval is.

Bij NRC zagen we de afgelopen periode de nieuwe abonnementhouders én de leesminuten op onze website hard toenemen, waaruit je kunt opmaken dat mensen op zoek zijn naar gedegen informatie in deze onzekere tijden. NRC had al een groot bereik, en dat bleef ook tijdens de crisis maar groeien. Dat betekent dat de krant in staat is de opinie van grote groepen mensen te beïnvloeden. Zeker in onzekere tijden als deze is dat zowel een voordeel als een risicovol gegeven. Het is mij de afgelopen weken opgevallen hoe lastig het is om hierin als nieuwsmedium een goede balans te vinden, en dat voorzichtigheid geboden is in onzekere tijden zoals deze.

Wat me bovendien opviel tijdens mijn stage, is dat journalistiek allesbehalve een negen-tot-vijf-baan is. Dat wist ik ergens natuurlijk al wel, maar tijdens mijn stage werd ik daarover soms hard met mijn neus op de feiten gedrukt. Een voorbeeld: in aanloop naar het hemelvaartsweekend zou ik

(14)

een reportage schrijven over hoe winkels zich aanpassen op een ‘anderhalvemetereconomie’. Wat doen ze zodat ze weer veilig klanten kunnen ontvangen? Voor die reportage had ik in de loop van de week met verschillende ondernemers gebeld. Daaruit ontstond eenduidig het beeld: we zijn open, maar het is nog tè rustig. Zodoende schreef ik dat op. Ik weet nog goed dat ik het maar niet voor elkaar kreeg een goede structuur in het verhaal aan te brengen, en er daardoor veel langer mee bezig was dan gepland. Het verhaal zou meegaan voor de krant van dinsdag, dus ik besloot er in het weekend gewoon aan verder te werken. Uiteindelijk besteedde ik er bijna mijn hele zaterdag en zondag ook aan. Die maandag, hemelvaartsdag, werd ik opgelucht wakker met het idee eindelijk aan mijn vrije dag te kunnen beginnen, tot ik om tien uur een appje ontving van mijn chef. Het was dat weekend overal in Nederland de spuigaten uitgelopen met winkelend publiek, dus het verhaal dat ik had gemaakt had niet de juiste insteek. Kortom: het hele verhaal moest op de schop. Ook de sprekers die ik in mijn stuk had neergezet, waren eigenlijk niet relevant en representatief meer. Ik kan me nog heel goed de paniek herinneren die dat appje me opleverde. Naast het feit dat ik er ontzettend van baalde na zeven dagen werken wéér aan de slag te moeten, was ik vooral radeloos hoe ik dat moest gaan aanpakken, op een dag dat iedereen vrij is en je moeilijk mensen kunt bereiken. Ik voelde een enorme druk om te presteren, want van een triviale reportage was mijn onderwerp ineens veranderd in iets dat wel eens voorin de krant mee zou kunnen. Gelukkig gaf de chef aan dat ik contact kon opnemen met een collega die dienst had die dag, dat heb ik ook gedaan. Hij heeft me toen heel lief en behulpzaam op sleeptouw genomen, zelf wat telefoontjes gepleegd, dat in het stuk verwerkt en mij laten meekijken of ik akkoord was. Dat was echt een ontzettende opluchting, maar ik weet nog steeds niet of het nu goed of slecht was dat ik die collega om hulp heb gevraagd. Was het echt de bedoeling geweest dat ik hier weer de hele maandag aan zou zitten schrijven? Wat als ik die dag echt een belangrijke afspraak had, had ik dat verzoek dan mogen en kunnen weigeren? Achteraf is het helemaal goed gekomen, en heb ik er zelf niet eens veel tijd aan hoeven besteden, maar het voorval is me goed bijgebleven, omdat het me echt overdonderde, en ik me realiseerde dat dit dus kan gebeuren.

Datzelfde had ik ook in de laatste week van mijn stage. Ook hier zou mijn verhaal meegaan in de krant van dinsdag, en leverde ik op zondag (na weer een weekend schrijven) mijn definitieve versie in, nadat ik feedback van een collega had verwerkt. In volledige veronderstelling dat het zo in orde was, ging ik die maandag (tweede pinksterdag) lekker kanoën, het was 26 graden. Toen ik nog geen tien minuten in die boot zat, werd ik gebeld: of ik mijn stuk kon inkorten en het dan weer in GN4 kon zetten. Paniek. Had ik dit telefoontje kunnen verwachten? Had ik een foute inschatting gemaakt? Kon ik het maken om te zeggen dat ik eigenlijk niet thuis was? Het was een vrije dag, en ik had geen computer bij de hand. De situatie maakte me erg ongemakkelijk. Uiteindelijk heeft ook hier de eindredactie het stuk zelf ingekort, maar nog steeds weet ik niet of ze dat prima vonden, of dat ik eigenlijk mijn impliciete ‘afspraak’ niet ben nagekomen. Ik nam me al meerdere keren voor dit eens met iemand te bespreken, en te vragen hoe dat in

(15)

z’n werk gaat, maar het komt er steeds niet van. Ik hoop dat ik dat de komende maanden wat beter ga leren begrijpen.

Wat me bovendien opviel, is de grote mate van vrijheid die ik mijn hele stage heb gehad om eigen verhalen te maken. Het eerste stuk dat ik maakte kwam gelijk paginagroot in de krant. Dat had ik in de verste verte niet verwacht, en nog steeds kan ik het nauwelijks begrijpen. Ook de rest van de drie maanden zijn er verschillende verhalen geweest die ik zelf heb aangedragen, en vervolgens een mooi plekje hebben gekregen in de krant. Zo schreef ik over internationale studenten die nu vastzitten in Groningen en niet naar hun familie komen, terwijl er een pandemie heerst. Na een mailtje van drie regels met mijn idee, kreeg ik groen licht en ben ik aan de slag gegaan. Eigenlijk is het aantal woorden het enige limiet dat me geboden is, verder was het helemaal aan mij hoe ik dat verhaal maakte. Er is zelfs een fotograaf op pad gegaan om een foto bij mijn verhaal te maken. Dat was de eerste keer dat ik dat meemaakte, ik weet nog dat ik dat heel erg bijzonder vond. Het heeft me onwijs veel zelfvertrouwen gegeven dat ik de vrijheid en het vertrouwen van collega’s kreeg om zelf aan de slag te gaan en er iets van te maken.

En het verhaal dat ik zeker niet onbenoemd kan laten: de feestende studenten in Groningen en Amsterdam. Hoewel ik dit verhaal, samen met mijn medestagiair, al in de tweede of derde week van mijn stage schreef, was dat zonder twijfel het meest bijzondere moment in mijn stage. Ik hielp mijn medestagiair op vrijdag met een verhaal over ‘uitgaan tijdens corona’. Scholen waren al dicht en iedereen moest thuis werken, maar de kroegen waren die vrijdag nog open. Mijn medestagiair en ik zaten nog met een been in het studentenleven, en wisten als geen ander hoe die vrijdagavond er in Groningen en Amsterdam uit zou gaan zien: de straten zouden, net als altijd, vol staan met feestende en drinkende studenten. Zodoende kwam de chef bij ons met het verzoek of we die vrijdagavond een kijkje wilden gaan nemen, mijn medestagiair in Amsterdam, ik in Groningen. Ons vermoeden werd bevestigd: de kroegen waren vol, studenten bleven feesten, drinken, knuffelen en zoenen. De volgende ochtend belden we elkaar, en zijn we op afstand samen het stuk gaan schrijven. In de loop van de zaterdag kwam het online, en het ging viral! Onder studenten werd het artikel wijd verspreid (altijd leuk als Groningen een keertje in de landelijke krant staat natuurlijk, zelfs met zo’n onderwerp) en ook via NRC ging het hard. In de loop van de dag ontvingen we van collega’s mailtjes met felicitaties: de leescijfers schoten door het dak. We zijn een groot deel van de dag het meest gelezen verhaal van de dag geweest op de website. Sterker nog: begin april ontving ik het mailtje met de statistieken van de afgelopen maand, en we bleken ook het best gelezen verhaal van de maand te hebben gemaakt. Ik vond het leuk om te merken dat de juiste timing van een verhaal heel veel kan toevoegen aan de relevantie ervan. Natuurlijk was het een rare situatie: alles sluit, maar mensen mogen nog wel tegen elkaar aangeplakt in de kroeg staan. Het was natuurlijk een kwestie van tijd voordat de overheid ook hier zou ingrijpen, maar juist doordat we er gelijk die avond op af gingen, en beide als student een makkelijke ingang hadden om het verhaal te maken, werd het een

(16)

succes.

Dat was overigens ook voor de rest van mijn stage een wijze les: maak gebruik van de situatie waarin je zit om je verhalen beter te maken. Meerdere keren als ik een verhaal over studenten schreef, voelde het voor mij een beetje als ‘valsspelen’. Het voelde alsof ik het mezelf te makkelijk maakte door lekker in mijn eigen kringen rond te blijven hangen. Achteraf realiseer ik me dat het juist erg waardevol kan zijn om gebruik te maken van je contacten en connecties, en van jouw kennis van een wereld waar anderen misschien weinig van weten. Een veertigjarige had er misschien niet bij stilgestaan dat er duizenden internationale studenten op hun kleine kamertje eenzaam zitten te zijn nu ze voor onbepaalde tijd niet naar hun ouders kunnen, voor mij zijn dat verhalen die ik dagelijks om me heen hoor. Hetzelfde geldt voor wat geneeskundestudenten doen nu hun studie niet doorgaat: ik hoor die verhalen dagelijks van mijn vrienden, maar dat maakt ze niet minder de moeite waard om op te schrijven.

3.4 Journalistieke invalshoeken en reflectie op onderwerpen

Wat ik vooral vaak heb gemaakt, zijn reportages en achtergrondverhalen, gerelateerd aan een nieuwsonderwerp. Vaak moest ik me van tevoren eerst goed verdiepen in een onderwerp, omdat ik er weinig achtergrondkennis van had. Zo schreef ik aan het begin van mijn stage meerdere verhalen over de luchtvaart- en toeristensector, waarbij het vaak ging over de zogenaamde ‘coronavoucher’, en de recht van consumenten: mogen zij wel/niet hun geld terug bij een geannuleerde reis en waarom? Dat bleek ingewikkelde materie, en ik vond het soms lastig om daar vol overtuiging een genuanceerd verhaal over te schrijven. Dat resulteerde dus soms in heel veel telefoontjes naar een collega die me daarmee kon helpen of er meer vanaf wist. Andere keren probeerde ik het toch meer zelf uit te vogelen, maar dat heeft niet altijd geleid tot een overtuigend resultaat.

Zo herinner ik me het verhaal dat ik maakte over ‘tickets van tienduizenden euro’s voor vlucht naar huis’. Van een bron kreeg ik een berichtje met het verhaal dat zij voor heel veel geld terug uit Costa Rica moeten komen, omdat er geen gewone vliegtickets meer te krijgen waren om hen terug naar huis te vliegen. Naar aanleiding van dat verhaal ben ik, in overleg met een collega, een stuk gaan maken. De bron in kwestie had een dergelijk overtuigend verhaal dat we dat goed konden gebruiken ter illustratie van het grotere probleem: woekerprijzen voor vliegtickets aan gestrande reizigers. Ik liep al enkele dagen rond met het idee iets met dat verhaal te doen, omdat het in die week uit de hand dreigde te lopen wat betreft ticketprijzen. Maar op het moment dat ik mijn bron uitgebreid had gesproken, brak eigenlijk net het kantelpunt aan: het ministerie van buitenlandse zaken begon zich ermee te bemoeien, KLM begon repatriëringsvluchten in te zetten tegen speciale, lage tarieven, en ook bij andere vliegmaatschappijen leken de waanzinnige prijzen te verdwijnen. Bovendien heb ik ook KLM zelf nog aan de lijn gehad, zij hebben na flink wat uitzoekwerk teruggebeld met de boodschap: wij zien geen gekke dingen gebeuren qua prijzen, en we doen zelf hard ons best om mensen te helpen. Mijn gevoel zei dus al dat het niet een

(17)

enorm sterk verhaal zou opleveren, terwijl de insteek en toon van het verhaal wel verwijtend en verontwaardigd was. Vlak voor de deadline kreeg ik nota bene mijn bron opnieuw aan de lijn. Hij vertelde dat ze door KLM waren teruggebeld en onwijs aardig en behulpzaam waren geholpen. Hun dure ticket hoefden ze niet te betalen en ze konden voor een lage prijs mee met een repatriëringsvlucht. Kortom: goed nieuws voor hen. Het bevestigde voor mij bovendien het beeld dat het probleem aangepakt werd, maar mijn verhaal was eigenlijk niets meer dan onjuist sentiment.

Ik heb toen contact met een collega gehad, die me in het kort zei: ik denk toch dat er wel een verhaal in zit, maak het maar gewoon. Haast met buikpijn heb ik het toen afgemaakt en gepubliceerd, en zoals ik kon verwachten ontving ik de volgende ochtend een teleurgesteld appje van de woordvoerder van KLM, die mij de dag daarvoor zo vriendelijk en behulpzaam te woord had gestaan.

Achteraf gingen er in het proces naar mijn mening verschillende dingen mis. Bovenal was ik denk ik domweg een beetje geïntimideerd door het feit dat mijn verhaal op de planning stond, en ik niet wist wat er zou gebeuren als ik op het laatste moment zou zeggen: ik heb geen verhaal. Zeker toen ook mijn collega mij bevestiging gaf maar gewoon door te gaan, kreeg ik het gevoel dat er niet echt meer een uitweg was. Ik had achteraf duidelijker moeten zijn richting mijn collega over mijn gevoelens over de situatie. Ik had meer moeten benadrukken dat ik me er niet fijn bij voelde dit verhaal op deze manier (of überhaupt) te brengen. Eerlijk gezegd was ik er ook enigszins van geschrokken dat het blijkbaar zo relatief makkelijk gaat: als ik iets opschrijf, gaat er nog een eindredacteur doorheen met kritische vragen, maar wat betreft de inhoud zijn het natuurlijk mijn woorden. Er wordt van mij verwacht dat ik het goed heb uitgezocht, en dan komt het in de krant. En zo geschiedde.

Uiteindelijk is het niet uitgelopen op een drama, het was ook maar een klein stukje ergens achterin de krant. Het ergste vond ik het appje van de woordvoerder van KLM, als bevestiging van mijn vermoeden, en het feit dat ik daar nooit op gereageerd heb. Ik wist niet goed wat ik haar vanuit professioneel oogpunt moest vertellen, en vond het blijkbaar lastig om daar nógmaals diezelfde collega over te bellen (want zo gaat dat met thuiswerken, je trekt elkaar niet even aan de mouw).

Een zelfde soort voorval is me nog één keer overkomen. Ook dat vond ik vanuit journalistiek en ethisch oogpunt een lastige situatie. Toen zou ik een collega helpen met een verhaal over uitgestelde zorg door corona. Daarvoor hadden we een enquête uitgestuurd onder NRC-lezers, met de vraag of en op welke manier zij te maken hadden met uitgestelde zorg. Ik wist van tevoren niet precies wat mijn rol zou zijn in de productie, of ik ook mee zou schrijven of alleen zo helpen met redactioneel werk. Uiteindelijk kregen we reacties binnen op de enquête, en spraken we af de paar meest interessante casussen te verdelen en te bellen voor een interview.

Wat mij al gelijk opviel aan de inzendingen van de lezers, is dat er veel verhalen tussen zaten van, zoals dat in de geneeskunde heet, somatisch onverklaarbare lichamelijke klachten (SOLK), vaak ernstige pijnsyndromen waarbij geen lichamelijke oorzaak kan worden vastgesteld en in veel gevallen uiteindelijk

(18)

psychische of psychiatrische hulp wordt ingeschakeld. Ik wil natuurlijk niets afdoen aan de klachten en pijn van deze mensen, maar weet vanuit mijn studieachtergrond wel dat je vaak op je hoede moet zijn met dergelijke verhalen, omdat er op z’n minst geen medische onderbouwing voor bestaat.

Daar tegenover stond de flinke claim van het verhaal: dit is de pijn en het verdriet dat uitgestelde zorg door corona heet. In mijn optiek moet je met zo’n beladen onderwerp alert zijn welke mensen je aan het woord laat. Al tijdens mijn opleiding ben ik veel met dit thema bezig geweest: de foutieve of eenzijdige berichtgeving over medische onderwerpen. Mijn scriptie heb ik zelfs volledig aan dit onderwerp gewijd, dus ik was extra alert op dit thema.

Helaas zag ik dat mijn collega inderdaad voornamelijk aansloeg op juist die verhalen waar ik mijn vraagtekens bij had. Ik heb het haar, aan het begin van het proces, één keer voorzichtig geprobeerd uit te leggen, maar merkte zelf al dat dat niet overtuigend was. Uiteindelijk heeft mijn collega het verhaal geschreven, maar beide namen stonden onder het artikel. Eigenlijk voelde ik me beschaamd en een beetje ongemakkelijk over het verhaal, omdat wat er in mijn optiek mis was met het artikel, precies datgene is dat ik had kunnen en willen voorkomen.

Al relativerend zie ik natuurlijk in dat het geen groot drama is geweest, maar ik was toch wat teleurgesteld in mezelf. Ik heb me lang afgevraagd hoe ik dit had kunnen voorkomen, maar ik vond het allesbehalve gepast om mijn oudere collega met véél meer journalistieke ervaring aan te spreken op een gebrek aan inzicht of iets dergelijks. Nog steeds zie ik niet helemaal voor me hoe ik dit had moeten aanpakken, maar erg trots op hoe het verlopen is ben ik niet.

(19)

4. Begeleiding vanuit NRC

De eerste weken was er nog enige miscommunicatie over wie vanuit NRC mijn stage zou begeleiden. In principe zou dat de chef zijn (of een van de chefs), maar ik kreeg al redelijk snel in de gaten dat zij erg druk zijn door de dag heen. Ik kreeg ook twee mentoren aangewezen, één op mijn eigen redactie en iemand van binnenland. Mijn mentor op de eigen redactie was voornamelijk bedoeld om vakinhoudelijke vragen te stellen over verhalen maken op de eco-redactie (Wie redigeert mijn stuk? Hoe laat begint de vergadering? Kun je meedenken over onderwerpen voor een verhaal? etc.). De mentor op de andere redactie was meer voor dingen die ik juist niet binnen mijn eigen redactie wilde bespreken. Met deze mevrouw heb ik één keer koffie gedronken, maar verder ben ik gelukkig niet in situaties terecht gekomen waarbij ik het nodig vond om met haar te praten. Wel heb ik veel met mijn eco-mentor (Ykje Vriesinga) gepraat. We spraken aan het begin van mijn stage af om iedere maandag samen te lunchen, maar door corona werden dat telefoongesprekken. Zeker op het laatst spraken we elkaar niet meer elke week, maar we hebben al die drie maanden geregeld contact met elkaar gehouden, en ik kon altijd aankloppen als ik iets wilde vragen.

De plaatsvervangend chef bij Economie viel al in het begin van mijn stage uit wegens ziekte, waardoor de andere eco-chef tot over zijn oren in het werk zat, en het bleek moeilijk om daarnaast tijd te vinden om mij goed in de gaten te houden. Bij Ykje heb ik dan ook aangeklopt toen ik na een aantal weken stage lopen nog steeds niet precies wist wie mij uiteindelijk ging begeleiden en beoordelen. Toen is in overleg met de chef besloten dat Ykje het grootste deel van de begeleiding op zich zou nemen, inclusief het evaluatiegesprek halverwege de stage.

Dat ging heel erg goed. Ykje kon me niet alleen inhoudelijk heel goed helpen, ze was ook ontzettend aardig en behulpzaam. Vaak belde ze mij uit zichzelf om even polshoogte te nemen. In het begin was dat elke maandag, later in de stage soms een weekje niet, of op een willekeurig moment. Andersom kon ik ook altijd bij haar aankloppen. Ykje hielp me met brainstormen over ideeën, kon me helpen als ik een vraag had over redactiezaken, en keek af en toe de eerste versie van mijn verhalen na en gaf feedback. Voor ieder klein dingetje kon ik bij haar terecht, vaak belde ze me zelfs gelijk terug als ik haar een berichtje stuurde. Ik heb me nooit ‘te veel’ gevoeld en heb altijd het idee gehad dat ik bij haar kon aankloppen.

Na het evaluatiegesprek halverwege mijn stage heb ik ook met Ykje en Greta afgesproken meer expliciet om feedback te vragen. Ik heb zodoende eerst een mailtje naar alle eindredacteuren gestuurd, met de vraag of ze wat extra feedback op mijn stukken kunnen geven als ze daar tijd voor hebben. Dat mailtje werd heel goed opgepakt. Meerdere keren kreeg ik van een collega net even wat meer dan een telefoontje met wat korte vragen, maar name ze echt de tijd om het hele verhaal even met met door te nemen. Andere collega’s deden dat via suggesties in mijn geschreven stukken. Ik merkte dat dat me

(20)

ontzettend hielp om inzicht te krijgen in waardoor mijn stukken beter worden.

Bovendien kon ik altijd aankloppen bij portefeuillehouders als ik inhoudelijke vragen had over een verhaal waaraan ik werkte. Zo heb ik vaak met een collega overlegd over verhalen die ik maakte over de reisbranche en de luchtvaart, en met iemand anders over ondernemers. Ik vond het erg fijn het gevoel te hebben dat er altijd iemand was die me eventjes kon helpen. Als Ykje een dag vrij was, of de chef had het druk, kon ik de vraag gewoon in de groep gooien en kreeg ik vaak snel een reactie, of belde iemand me even op. Die behulpzaamheid heeft er heel erg aan bijgedragen dat ik mijn stage vanuit huis relatief goed heb kunnen volbrengen.

4.1 Begeleiding vanuit de opleiding

Vanuit de opleiding was Greta Riemersma mijn begeleider. Zonder overdrijven was ik daar erg blij mee. Ik ken mezelf inmiddels een beetje, en weet dat ik behoorlijk onzeker kan worden in nieuwe situaties. Ik vind het erg fijn om te weten dat ik in zo’n situatie ergens terecht kan om even te kletsen of stoom af te blazen, en ik wist van tevoren dat ik me daarvoor bij Greta goed op mijn gemak zou voelen.

Het begin van de stage liep, zoals ik al eerder vermeldde, een beetje raar en rommelig. Ik werd op een andere redactie geplaatst dan ik had verwacht en gehoopt, wat stom genoeg een grote domper voor mij was. Ik was daar in het begin behoorlijk van slag van. Dat was ook het eerste moment dat ik bij Greta aan de bel heb getrokken. Zij wist toen eigenlijk nog niet dat ik al met mijn stage begonnen was, maar dat was snel in orde. We hebben toen heel lang met elkaar gepraat en dat gesprek was echt ontzettend fijn. Ook het feit dat Greta met de stagecoördinator van NRC heeft gemaild om haar beklag te doen over de gang van zaken, heeft mij gesterkt in het idee dat ik niet maar gewoon ‘een beetje moeilijk liep te doen’, en dat ze zich mijn teleurstelling kon voorstellen. Greta heeft me echt gemotiveerd om m’n schouders er toch onder te zetten en er het beste van te maken, en kon tegelijkertijd luisteren en mijn zorgen goed relativeren. Die peptalk aan het begin van mijn stage heeft voor mij wel de toon gezet om moedig voorwaarts te gaan en met een frisse blik aan mijn stage te beginnen.

Na een aantal weken kwam natuurlijk ter sprake dat ik thuis moest werken. Ook toen heeft Greta uitgebreid contact met mij gehad en bleef ze polshoogte nemen of het goed met me ging, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak. Ik heb op geen enkel moment het gevoel gehad iets niet bespreekbaar te kunnen maken, terwijl het tegelijkertijd niet altijd makkelijk was om vanuit het pittoreske Zweeloo, volledig afgesloten van de buitenwereld, mijn stage te doen. Tijdens onze gesprekken kon ik al mijn twijfels en onzekerheden op tafel leggen. Het deed me goed om het gevoel te krijgen dat Greta mijn struggles begreep, en met me mee kon denken. Ik kan wel zeggen dat ze in die tijd echt een soort journalistieke moeder voor me is geweest, ik ben bang dat ik dat toch eigenlijk wel ga missen.

Tijdens het evaluatiegesprek halverwege mijn stage heb ik met zowel Greta als Ykje terug-en vooruitgeblikt. Dat gesprek vond ik erg fijn, omdat ik halverwege het traject even kon bespreken hoe het

(21)

ging, en wat ik er de komende weken nog uit zou kunnen halen. Zo bespraken we dat ik meer expliciete feedback zou gaan vragen over mijn verhalen, en dat het leuk zou zijn om aan het eind van mijn stage aan een iets langer verhaal of project te werken. Het was erg fijn even halverwege te concretiseren hoe je ervoor staat, wat je al hebt bereikt, en wat je nog zou willen doen en leren voordat je stage voorbij is. Het gaf me ook motivatie om weer met goede moed de laatste weken tegemoet te gaan.

(22)

5. Evaluatie

5.1 Aansluiting beroepspraktijk

Terugkijkend op de afgelopen maanden, ben ik vooral erg positief verrast over hoe weinig moeite ik had om over te schakelen van de studie naar een ‘echte’ redactie. Hoewel je een hoop nieuwe mensen leert kennen en de specifieke werkwijze van het medium en bedrijf moet leren kennen, was de basis voor mij echt bekend. Ik was bekend met de redactievergaderingen, met ideeën pitchen, een verhaal opbouwen, de journalistieke conventies en ethiek, en het benaderen van bronnen.

Ik deed een schrijvende stage, dus heb uiteindelijk ook vooral die vaardigheden ingezet. Ik heb geen beeld, geluid of onlineproducties gemaakt. Reportages beslaan het grootste deel van de producties die ik heb gemaakt. Wat ik daarin vanuit de opleiding vooral heb meegekregen, is het ‘gewoon gaan bellen’. Pak de telefoon, of stap op iemand af. Inmiddels is vooral telefonisch interviewen voor mij ​piece of cake. Ook heb ik meerdere keren complimenten ontvangen over mijn “mooie beginzinnen”. Ik denk dat dat grotendeels te danken is aan de degelijke en intensieve lessen in hoe je een goed en leesbaar verhaal schrijft. ​Show don’t tell, sprekende anekdotes, het uitwerken van kleine details die het verhaal levendig maken en in de actieve vorm schrijven hebben mijn verhalen sterker en leesbaarder gemaakt.

En daarnaast natuurlijk het structureren van je verhaal. Welke informatie moet erin, op welke manier, wie moet er aan het woord, welk geluid wil je daar tegenover zetten, welke informatie is cruciaal en wat maakt een tekst langdradig? De opleiding heeft mij goed geleerd kritisch te kijken naar hoe je een verhaal opbouwt, zodat het recht doet aan de werkelijkheid en complexiteit van de situatie. Daarnaast hebben de redactieweken mij enorm geholpen om te wennen aan het redactieproces. Daardoor wist ik voor mijn stage al hoe het is om onder tijdsdruk en met deadlines te werken, om over allerlei onderwerpen te schrijven, ook als het in eerste instantie niet je interesse lijkt te hebben, hoe je constructief samenwerkt, hoe je goed met feedback omgaat, hoe je nieuwswaardigheid herkent, en hoe je van tevoren, tijdens en na het publiceren omgaat met je bronnen. Hierdoor kan ik met overtuiging zeggen dat de aansluiting van de opleiding op de praktijk goed en soepel is.

Wellicht heeft dat ook te maken met mijn keuze voor een schrijvende stage. Ik heb ook tijdens mijn opleiding al het gevoel gehad dat schrijven iets minder specifieke skills vereist dan bijvoorbeeld het maken van een beeld- of radioreportage. Uiteindelijk is het een kwestie van veel schrijven, en ieder medium, zelfs iedere eindredacteur, heeft andere wensen en eisen voor een verhaal. Ook dat maakt dat je snel aanvoelt hoe verhalen er op op jouw stageadres ongeveer moeten uitzien, en wat binnen de kaders van NRC de mogelijkheden zijn. Ik denk dus dat zeker een schrijvende stage vooral een kwestie is van zoveel mogelijk (verschillende) verhalen schrijven. De basistips heb ik daarbij van de opleiding goed

(23)

meegekregen.

Overigens heb ik tijdens mijn opleiding meermaals gevloekt over de lange dagen, de keren dat een stuk moest worden herschreven, plotseling niet actueel genoeg meer was, of bronnen die onbruikbaar bleken. Ik ben erg dankbaar dat al die struggles ook tijdens de opleiding al aan bod zijn gekomen. Op die manier weet je voor welke hordes je kunt komen te staan als je eenmaal het werkveld in gaat. Al vroeg in de opleiding werden we geconfronteerd met harde en directe feedback, flinke tijdsdruk en hoge verwachtingen. Naar mijn mening is het goed om die toon zo vroeg mogelijk te zetten, zodat je tijdens je stage niet voor grote verrassingen komt te staan. Ook wat dat aangaat viel de overgang naar NRC me erg mee. Ik had me ingesteld op nóg krappere deadlines, nóg meer nadruk op nieuwswaardigheid, nóg fellere feedback en langere dagen. Dat viel me achteraf echt ontzettend mee. Ik kan zelfs zeggen dat ik de redactieweken tijdens de studie als zwaarder en stressvoller heb ervaren dan een gemiddelde week op de redactie bij NRC. Dat heeft ongetwijfeld ook te maken met het soort redactie waar ik werkte, dat niet extreem op de korte klap van het snelle nieuws gericht was, maar het blijft fijn dat je niet pas tijdens je stage met je neus op de feiten wordt gedrukt.

5.2 Wat heb ik gemist?

Uiteindelijk ben ik weinig dingen tegengekomen die ik in de opleiding gemist heb. De dingen die bij me opkomen, hebben denk ik grotendeels te maken met de ervaring in het vak, en zijn misschien lastig vanuit het klaslokaal aan te leren. Voor de vorm zet ik ze toch maar even op papier.

Ten eerste zou ik het fijn hebben gevonden om wat meer tijd te besteden aan de ‘ethiek’ en het ‘werkethos’ van de journalistiek. Hoewel dit soort gespreksonderwerpen al discussierend vaak wel klassikaal aan de orde kwamen, kan het nuttig zijn hier een dag(deel) volledig aan te wijden. Dingetjes waar ik tegenaan liep, en waarvan ik niet goed wist hoe ik ermee om moest gaan, waren bijvoorbeeld:

- Hoe benader je ‘gewone’ mensen als je op reportage gaat? Hoe stel je ze gerust, informeer je ze wat je aan het maken bent en wat daarmee gebeurt, en hoe open je op een handige manier zo’n gesprek?

- Hoe ga je om met feedback van je bronnen, voordat het stuk gepubliceerd wordt? Wat pas je wel aan, wat laat je naar eigen smaak op jouw manier staan? Hoe ver moet/kun je meegaan in de feedback van geïnterviewden? En wat doe je als ze geen feedback hebben gegeven voordat het stuk gepubliceerd moet worden? Is dat een reden om te wachten met publiceren?

- Hoe ga je om met feedback van lezers of geïnterviewden achteraf? Neem je zelf verantwoordelijkheid als iets bijvoorbeeld door de eindredactie is aangepast, of kun je dat laatste gewoon benoemen?

(24)

- Hoe ga je om met het interviewen van mensen onder invloed, bijvoorbeeld studenten die gedronken hebben? Mag je dat publiceren? Zijn ze toerekeningsvatbaar genoeg om daar toestemming voor te geven?

Wat ook van pas was gekomen, is iets meer handigheid in hoe je informatie in je eigen woorden sterk opschrijft. Ik bleef vaak hangen in ‘hij zei…’, ‘zij zei…’ terwijl ik andere journalisten dat vaak minder zie doen. Zij benoemen minder expliciet de bron van de informatie, waardoor het stuk vaak leesbaarder en overtuigender is. Ik denk dat die manier van schrijven ook zou kunnen helpen bij het maken van een analyse, of een onderzoeksverhaal. Ik kan me voorstellen dat het zeker als je net begint met schrijven ook een kwestie van onzekerheid is, waardoor het spannend kan zijn om dingen ‘sterk’ op te schrijven, maar ik heb tijdens mijn stage wel geleerd dat dat je stuk vaak beter maakt.

5.3 Hoe heb ik mij ontwikkeld?

Wat ik voornamelijk heb geleerd, is hoe je op gedegen niveau en voor de juiste doelgroep een verhaal schrijft. Ook heb ik geleerd op een professionele manier mijn bronnen te benaderen en te interviewen. Ik merk zeker een ontwikkeling als ik kijk naar hoe ik aan het begin van mijn stage bronnen benaderde, en hoe ik dat nu doe. Ik pak met meer overtuiging de telefoon om te vertellen waar ik aan werk en wat ik graag van die persoon wil weten. In het begin voelde ik me bezwaard als stagiair mensen op te bellen, nu weet ik dat de mensen aan de andere kant van de lijn niet hoeven te weten dat ik nog relatief onervaren ben. Als ik het er niet bij vertel, komen ze er vaak ook niet achter. Dat heeft me geleerd in te zien dat ik best aardig kan meekomen, en me niet hoef te verschuilen achter het excuus dat ik een stagiair ben.

Bovendien heb ik natuurlijk heel veel economische kennis opgedaan. Ik kwam echt als groentje de redactie binnen, en snap nog steeds vrij weinig van macro-economische discussies, maar in de loop van mijn stage heb ik zeker geleerd gewoon in het diepe te springen en dingen uit te zoeken. Ook als je er vooraf nog weinig van wist, kun je over datzelfde onderwerp prima twee dagen later een verhaal schrijven. De woorden ‘garantiefonds’, kredieten’ en ‘aandeelhoudersvergadering’ bezorgen me geen hartkloppingen meer. Dat heeft me zelfvertrouwen gegeven dat het niet erg is, en erbij hoort, om je eerst in zaken te verdiepen en nog relatief onwetend te zijn. Als je je zaken maar goed uitzoekt, collega’s om hulp durft te vragen en op de juiste plekken je informatie haalt, kom je vaak al een heel eind.

Natuurlijk heb ik door de omstandigheden wat minder verschillende dingen kunnen leren dan ik van tevoren had gehoopt. Ik kon weinig de deur uit, laat staan met andere journalisten mee. Deze periode heeft me toch een beetje ‘mensenschuw’ gemaakt, ik moet weer even leren om mensen echt onder ogen te komen voor verhalen. Deze periode heeft er ook voor gezorgd dat ik verschillende dingen die ik van

(25)

tevoren graag had willen leren, nu niet heb kunnen doen. Daarover praat ik verder in de volgende paragraaf.

5.4 Wat is er terechtgekomen van het stageplan?

Weinig. Daar kan ik heel kort over zijn. Dat begon er natuurlijk al mee dat ik op een geheel andere redactie geplaatst werd dan waarop ik me had ingesteld. Ik had gehoopt en gedacht bij binnenland wat mooie verhalen te maken die ook aansluiten bij mijn achtergrond in de geneeskunde bijvoorbeeld. Dat is natuurlijk geen onderwerp voor economie. Ook af en toe even over de schutting kijken en voor andere redacties werken werd lastiger door de coronacrisis, omdat je thuis al snel in je eigen bubbel verdwijnt en overleggen met collega’s die je eigenlijk niet kent niet echt makkelijk gaat. Het hele thuiswerken heeft ervoor gezorgd dat een hoop dingen die ik had willen of kunnen doen, niet van de grond zijn gekomen. Interviewen via de telefoon of via videobellen is toch minder persoonlijk dan in het echt, waardoor je minder makkelijk een band met iemand opbouwt. De langere verhalen, waarvoor je iemand twee, drie, misschien wel vier keer wilt spreken, waarvoor je dingen met eigen ogen wilt zien of meemaken, en waarvoor je veel door het land moet reizen, waren per definitie haast onmogelijk te maken onder deze omstandigheden. De lange features zijn daardoor niet echt van de grond gekomen.

Nu moet ik ook eerlijk zeggen dat ik na drie weken stage lopen, toen het nieuws kwam dat iedereen thuis moest werken, een weloverwogen keuze heb gemaakt: ik blijf, omdat het vanuit NRC mogelijk wordt gemaakt, en omdat ik mijn stage wil afronden. Ik wist dat vanaf dat moment mijn stage niet zou uitpakken zoals gehoopt, en dat ik kansen zou mislopen door mijn stage onder deze omstandigheden te doen. Als ik nu terugkijk, vind ik het jammer dat ik niet het gevoel heb dat ik er het maximale uit heb gehaald of kunnen halen, maar ik help mezelf er ook aan herinneren dat ik dat van tevoren eigenlijk al wist. Daar tegenover staat dat ik een hoop dingen nu wel heb geleerd, die ik anders nooit had meegemaakt. Ik weet nu hoe het er op een krant aan toe gaat in tijden van een wereldwijde ramp die letterlijk iedereen raakt. Qua nieuwswaardigheid was dit natuurlijk een bizarre tijd, ik ben echt blij dat ik dat van dichtbij heb meegemaakt. De turbulentie en opwinding op de redactie, de vurige discussies tussen collega’s over wat wel en niet uit te lichten en op welke manier, de constante afweging ergens wel of niet in mee te gaan, om vervolgens achteraf in te zien dat we te veel probeerden de toekomst te voorspellen die volkomen ander uitpakte.

Kortom: de langere features, het onderzoekswerk, de grote producties zijn (nog) niet erg van de grond gekomen, zoals ik wel had gehoopt, maar geen haar op mijn hoofd heeft spijt dat ik mijn stage in deze periode heb volbracht. Daarom ga ik nu op eigen houtje nog drie maanden naar de binnenlandredactie, om te kijken of ik daar mijn oorspronkelijke stagedoelen alsnog, puur voor mijn eigen ontwikkeling, kan behalen.

(26)

6. Conclusie

Terugkijkend was het een gekke stage, onverwachts geheel vanuit huis. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik niet alles heb kunnen doen en meemaken waar ik van tevoren op had gehoopt, zoals een reportage op een spectaculaire locatie, of een groot interview. Ook zorgde het thuiswerken af en toe voor een motivatiedipje, ook omdat je makkelijk vergeten wordt als je jezelf niet actief laat zien of horen, en je weinig inspirerende dingen meemaakt of collega’s met leuke verhalen spreekt. Toch heb ik er absoluut geen spijt van dat ik mijn stage in deze ongewone tijd heb doorgezet. Ik heb ook zonder meer veel geleerd van het werken bij de krant in tijden van crisis, en ik ben ontzettend dankbaar dat NRC mij de kans heeft gegeven om te blijven schrijven. Inmiddels kan ik mezelf een expert op het gebied van thuiswerken noemen, en ik denk dat deze situatie me ook zelfstandig en zelfredzaam heeft gemaakt. Journalistiek-inhoudelijk zijn er nog een hoop dingen die ik graag wil leren, vandaar dat ik heb besloten om nog drie maanden bij NRC te blijven, op de binnenlandredactie. Maar op persoonlijk vlak heeft deze stage mij veel gebracht. Ik hoop dat ik de komende maanden de opgedane kennis en ervaring iets meer in de praktijk zal kunnen brengen, en ik zie de afgelopen periode als een waardevol opstapje naar alles dat nog gaat komen.

(27)

7. Aanbevelingen

7.1 Wat zou er beter kunnen, en hoe?

Het is natuurlijk lastig om te reflecteren op wat er beter had gekund, als je niet weet hoe je stage er in normale omstandigheden uit had gezien. Ik ben eigenlijk vooral dankbaar voor het feit dat NRC mij niet naar huis heeft gestuurd, maar de keuze om te blijven bij mij heeft neergelegd. Ik kon daarna op de volledige ondersteuning van de krant rekenen, voor zover dat lukte natuurlijk.

Wat ik jammer genoeg echt niet buiten beschouwing kan laten, is de gang van zaken rondom mijn verplaatsing naar een andere redactie. Met NRC en de opleiding is hier inmiddels al uitgebreid over gesproken, maar ik hoop dat mijn situatie bij toekomstige studenten voorkomen kan worden. Wat er naar mijn gevoel vooral fout ging, is de manier waarop deze beslissing met mij gecommuniceerd werd, namelijk de dag voordat mijn stage begon, even snel tien minuten voordat de introductiedag begon. Ik kon er ook niet echt meer tegenin gaan, de beslissing was al gemaakt. Hoewel ik achteraf kan inzien dat de economieredactie een leuke en leerzame stageplek is, kwam mijn frustratie vooral voort uit de gang van zaken rondom de communicatie hierover. Het feit dat ik als enige student uit Groningen kwam, en de rest afkomstig was van de UvA, met hun hoofddocent als plaatsvervangend chef op de krant, gaf mij het idee dat ik de makkelijkste optie was om naar een andere redactie te verplaatsen. Ik hoop dat zowel NRC als de opleiding dit de volgende keer in de gaten houden, en hierover met elkaar het gesprek kunnen aangaan. Vanuit NRC is het denk ik goed om te beseffen dat voor studenten die vanuit het noorden komen, een stage in Amsterdam niet even zomaar iets is. Je zult er speciaal voor moeten verhuizen, je zit in je eentje in een stad waar je niemand kent, er komt nogal wat op je af. Ik was teleurgesteld dat zonder overleg juist ik degene was die een teleurstellende boodschap voor de kiezen kreeg. Ik denk nog steeds dat mijn mede-binnenlandstagiair net zo goed naar die redactie had kunnen worden geplaatst, en ik snap dus ook niet waarom wij hier niet op z’n minst met zijn tweeën onderling over hebben kunnen praten. Gelukkig heb ik een leuke en leerzame stageperiode gehad en ben ik ontzettend warm ontvangen bij economie. Over de redactie heb ik geen slecht woord in deze discussie, maar de gang van zaken rondom dit gedoe heeft me de eerste weken van mijn stage erg dwarsgezeten. Het zorgde ervoor dat ik niet met goede moed aan mijn stage begon, iets wat toch fijn is als je net bij een nieuw bedrijf binnenstapt.

Wat in het begin van mijn stage bovendien beter had gekund, is een duidelijke afspraak over wie mij uiteindelijk zou begeleiden en beoordelen. Doordat daar wekenlang niet veel duidelijkheid over was, wist ik niet goed bij wie ik moest en kon aankloppen voor vragen, en ik wist niet of er überhaupt iemand kritisch naar mijn stukken zou kijken. Ik wilde graag feedback op wat ik maakte, en wilde weten of ik een beetje op het gevraagde niveau kon meekomen. Daarover werd ik dus de eerste weken een beetje aan mijn

(28)

lot overgelaten, al weet ik dat dat totaal niet vanuit slechte bedoelingen is gebeurd. Toen ik er zelf meer pro-actief achteraan ging, bleek het al snel opgelost en kon er iemand aangewezen worden om deze taken op zich te nemen.

Als verbeterpunt aan mezelf zou ik twee dingen willen meegeven: wees minder onzeker, en durf meer te vertrouwen op je creativiteit. Ik krijg vaak van mensen te horen dat wat ik doe prima is, maar dat ik te onzeker ben over het idee of de uitwerking. Uiteindelijk kan die onzekerheid of bescheidenheid ook verkeerd overkomen op de ontvanger, heb ik de afgelopen tijd ervaren. Ik hoop mezelf hierin de komende tijd te ontwikkelen, door af en toe mijn twijfels iets meer voor mezelf te houden, en met wat meer zelfvertrouwen een idee of verhaal te brengen. Ik merk dat die onzekere houding me ook in de weg kan zitten als het aankomt op het pitchen van ideeën. Ik merk dat ik onderwerpen vaak al afschiet voor ze goed en wel mijn gedachten zijn doorkruist. Ik vind veel dingen al snel niet belangrijk, leuk, serieus of groot genoeg om het op papier te zetten, terwijl het vaak uitdraait op hele leuke producties. Die afwachtende houding zorgt er dus ook voor dat ik kansen laat liggen om zelf mooie verhalen te maken. Ook hier wil ik de komende maanden hard aan gaan werken.

Bijlagen

De links naar de verhalen die ik in de afgelopen drie maanden heb geschreven, staan hieronder vermeld.

1. Reisadvies Europa

2. ‘Hartstikke benauwd’, zo’n mondkapje in de hitte

3. Een slechtnieuwsgesprek voeren via het scherm, hoe doe je dat?

4. Ondernemen in crisistijd: ‘Je merkt dat de mensen nu wel een beetje uitgesteund zijn’ 5. Geen scholieren, dus doodse stilte in de coupés

6. De nagelstylist is helemaal volgeboekt, tot haar eigen verbazing 7. Historische vloot dreigt door corona te kapseizen

8. Wat heb je aan thuis stage lopen?

9. Iedere dag wachten betekent een extra dag pijn

10. De haaien en schildpadden zijn terug – zó leeg zijn de stranden 11. Thuiswerken heeft voordelen, maar hoe hou je die straks vast?

12. Winkelen is nu geen dagje uit, maar de ‘funshopper’ trekt zich er weinig van aan 13. Geen coschap, wel bingo spelen in het verzorgingshuis of assisteren op de IC 14. Zeelieden stranden op hun eigen schip

15. Buitenlandse studenten in Nederland bestrijden heimwee met bellen, koken en wachten 16. Kluswinkels: buiten in de rij, binnen is het rustig

(29)

17. Hoe staat Nederland er financieel voor? En 30 andere vragen over de coronarecessie 18. Tickets van tienduizenden euro’s voor vlucht naar huis

19. Vooral de ‘totaalvakantie’ kost touroperators nu bakken met geld 20. Ondernemen in crisistijd: ‘We deden niks online. Tot nu’

21. Naar de kroeg, ondanks corona? ‘Vijftig man in een slecht geventileerde, kleine ruimte, dat is echt gevaarlijk’

22. Chaos op Schiphol: ‘Dit was onze huwelijksreis’

23. Corona in Amsterdam: een stuk stiller op straat, maar nog geen paniek 24. De klant moet even afstand houden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“Dit soort maatregelen kunnen op zichzelf al tot problemen leiden”, zegt onderzoeker mr. André 

Aangezien een kind die mutaties van beide ouders moet erven voordat de ziekte zich openbaart, betekent het dat 1 tot 2 procent van alle echtparen behoren tot de

Dit heb ik, achteraf gezien, nooit helemaal goed kunnen maken omdat ik simpelweg deze skills niet had, maar ook omdat hier niet altijd mijn interesse lag.. Tijdens de twee weken op

Vooral door mijn werkzaamheden voor het online platform heb ik het idee dat ik een goede toevoeging was aan de vaste staf van het Talencentrum: Ik ben van mening dat mijn project

Dat de patiënt juist na deze uiting acceptatie laat zien, geeft helder aan dat deze vooruitblik van de arts meer in de buurt komt van de gewenste behandeling van de patiënt en dat

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

Dit zijn jongeren van 16 of 17 jaar die nog geen recht hebben op een uitkering en jongeren van 18 jaar die het wettelijk minimumloon niet kunnen verdienen, nog thuis wonen

 Mensen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm hebben weinig tot geen bestedingsruimte voor maatschappelijke participatie en sport; Mede hierdoor wordt voorgesteld