• No results found

Artikel NRC Je moet niet bang zijn voor je eigen genoom

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Artikel NRC Je moet niet bang zijn voor je eigen genoom"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

G E N E E S K U N D E Hans-Hilger Ropers weet hoe veel DNA-fouten handicaps veroorzaken.

Test dus de genen van elke foetus, vindt hij.

Sander Voormolen

L

iever wil Hans-Hilger Ro- pers er niet meer over pra- ten. Over de felle aanval op hem toen hij in1994 direc- teur van het nieuwe Max Planck In- stituut voor menselijke genetica in Berlijn zou worden.

De Keulse geneticus Benno Mül- ler-Hill vergeleek zijn land- en vak- genoot Ropers destijds in een pagi- nagroot artikel in de Frankfurter All- gemeine Zeitung met Nazi-weten- schappers. Hun eugenetische rassen- theorieën hadden de massale moord van minderheden en gehandicapten in de hand gewerkt en er rechtvaar- diging voor geboden.

Ropers zou met zijn onderzoek naar de erfelijkheid van gedrag het- zelfde nastreven, vreesde Müller- Hill. Als bewijs zag hij dat Ropers een jaar eerder met zijn onderzoeks- groep in Nijmegen een‘agressiegen’

had beschreven, bij een familie waar- in sommige mannen uiterst explo- sief konden reageren. Het groeide uit tot de Duitse versie van de Buik- huisen-affaire, de controverse die eind jaren zeventig ontstond toen de Leidse criminoloog Wouter Buik- huisen onderzoek wilde gaan doen naar de biologische oorzaken van crimineel gedrag.

Ropers was vorige week weer even terug in Nederland, als spreker op het afscheidsymposium van geneti- cus Gert-Jan van Ommen in Leiden.

Ondanks alle kritiek heeft hij zijn zoektocht naar genetische oorzaken van verstandelijke handicaps voort- gezet – en met succes. Hij vond in zijn carrière tientallen nieuwe genen voor mentale retardatie. Hij pleit er zelfs voor dat mensen met een kin- derwens hun hele genoom op dit soort afwijkingen laten onderzoe- ken. Nijmeegse genetici doen dat op iets beperktere schaal al – en juist de- ze week toonden ze in The New Eng- land Journal of Medicine aan dat dat be- langrijke resultaten oplevert.

“In Duitsland lag dit soort onder- zoek destijds nog gevoeliger”, zegt Ropers. “De Nazi’s hadden tijdens de Tweede Wereldoorlog op grote schaal geestelijk gehandicapten ver- moord, in het kader van het pro-

‘Je moet niet bang zijn voor je eigen genoom ’

gramma Vernichtung lebensunwertes Leben. Daarbij waren bekende geneti- ci van het Kaiser Wilhelm Gesell- schaft tenminste indirect betrokken.

Het Max Planck Gesellschaft was na de oorlog uit dit instituut voortge- komen. Ze zagen mijn benoeming als een voortzetting van die oude verwerpelijke politiek. Ik werd in één zin genoemd met de criminelen van het Derde Rijk.

“Als ik er nu op terugkijk, is het niet meer te begrijpen dat het zo ging. Compleet absurd zelfs. Müller- Hill vond dat je de genetische aanleg van gedrag niet zou mogen onder- zoeken, omdat je daarmee de religie, het juridisch systeem en de moraal ondermijnt. Hij en anderen waren niet bereid te aanvaarden dat gedrag en intelligentie deels door geneti- sche factoren bepaald wordt.”

De affaire heeft Ropers diep ge- raakt. Het heeft erom gespannen of hij wel naar Berlijn zou gaan, vertelt hij nu voor het eerst. “Ik vroeg het Max Planck Gesellschaft voor mij in de bres te springen, maar dat weiger- den ze. Ze waren bang dat ze de zaak verder zouden opblazen. Uiteinde- lijk heb ik de functie toch aanvaard.

Het Max Planck Gesellschaft had in- stituten in allerlei disciplines, maar nog niet in de humane genetica. Di- verse pogingen daartoe waren op niets uitgelopen, dit leek de laatste kans. Ik wilde die niet laten lopen, want ik was ervan overtuigd dat je met behulp van de genetica iets in de patiëntenzorg zou kunnen verbete- ren.”

Bij het MPI ging hij stelselmatig op zoek naar de genetische oorzaken van mentale retardatie. Samen met zijn groep identificeerde hij honder- den verschillende mutaties. Bijna twintig jaar verder heeft de Duitse geneticus het historische gelijk ge- kregen. Hij ziet het als een bevesti- ging van zijn wetenschappelijke sta- tus dat hij nog altijd actief is als di- recteur van het instituut in Berlijn.

„Ik word deze maand 69 en ik mag nog twee jaar aanblijven. Dat is een grote uitzondering. Ik ben binnen Max Planck een van de eerste niet- Nobelprijswinnaars die mochten

doorwerken tot hun achtenzestig- ste, en ik mag zelfs door tot mijn eenenzeventigste.”

Waarom is onderzoek naar agres- siegenen niet meer zo aanstoot- gevend als destijds?

Ropers: “We hebben de feiten nu aan onze kant. Bij het onderzoek naar mentale handicaps stuitten we op een familie waarin sommige man- nen een lichte mentale achterstand hadden, die gepaard ging met een bijzonder lage frustratiedrempel.

Han Brünner, destijds een doctoran- dus in mijn afdeling, vond een muta- tie in het MAOA-gen op het X-chro-

mosoom dat dit zou kunnen verkla- ren. Dit gen maakt een enzym dat in de hersenen zorgt voor de afbraak van neurotransmitters. We wisten dat het gevoelig lag. Bij het aanbie- den van ons manuscript bij Science deden we wat we konden om te voor- komen dat dit het agressie-gen ge- noemd zou worden. We hebben er zelfs mee gedreigd dat we het artikel zouden terugtrekken als het tijd- schrift het zo zou noemen in het commentaar. Desondanks gebeurde het toch toen Science erover berichtte in een nieuwsartikel.

“We werden in eerste instantie niet geloofd; dat een mutatie in één

gen verantwoordelijk zou zijn voor gewelddadig gedrag. Twee jaar later verscheen er een onderzoek over muizen met dezelfde aandoening:

deze diertjes waren zo agressief dat ze elkaar doodbeten. De kritiek ver- stomde pas echt toen bleek dat een subtiele verandering in de genactivi- teit van dit hersenenzym van grote invloed was op de kans om met justi- tie in aanraking te komen.”

Is het taboe nu ook in Duitsland doorbroken?

“Genetisch onderzoek ligt in Duits- land nog steeds gevoelig. Het is bij- voorbeeld nog onbespreekbaar om in het kader van de diagnostiek in al- le menselijke genen naar verande- ringen te zoeken, iets wat technisch reeds kan en in Nederland op som- mige plaatsen al wel wordt gedaan.

We hebben nu een test ontwikkeld om alle genveranderingen op te spo- ren die tot dusver bij geestelijk ge- handicapten zijn beschreven.

“Daarmee kun je bij patiënten dus alleen een diagnose stellen op basis van reeds beschreven mutaties. Er is echter veel voor te zeggen om in de DNA-diagnostiek niet alleen de be- kende moleculaire oorzaken voor een bepaalde aandoening aan te wij- zen. Vele gendefecten – wellicht zelfs de meeste – zijn immers nog steeds niet opgehelderd, en een bredere aanpak is de enige manier om de vele nog onbekende ziektegenen op te sporen. We kennen inmiddels vele honderd gendefecten die leiden tot mentale retardatie, maar in totaal zijn er duizenden genen bij betrok- ken.”

Hebben ouders wat aan zo’n gen- test als het niets uitmaakt voor de behandeling van hun kind?

“Buitenstaanders realiseren zich niet wat het betekent voor de betrok- ken families als uiteindelijk duide- lijk wordt welke genetische verande- ring voor de handicap van hun kind verantwoordelijk is. Ze hebben vaak een lange geschiedenis van onder- zoeken achter zich – 7 jaar is geen uitzondering – en dan nog heeft die odyssee vaak geen diagnose opgele- verd. De publieke discussie gaat vaak over genezing, maar de families die ermee moeten leven weten heel erg goed dat hun kind nooit gezond zal worden. Echtparen gaan gebukt on- der de onzekerheid over het beloop van de ziekte. Ze durven geen verde- re kinderen aan en vaak is hun huwe- lijk er niet tegen bestand.

“Maar als we dan een afwijking Fra g ie le x-s yn d ro o m is d e m e e s t vo o rko m e n d e g e n e tis ch e a fw ijkin g

die zw akzinnigheid veroorzaakt

NRC 061012 / StS / Bron: Univ. of New South Wales

Vader Moeder

Draagster

Verstandelijk gehandicapt

Draagster X Y

X Y X Y

X X

X X X X

XFragiel x-chromosoom X Normaal x-chromosoom Y Normaal y-chromosoom die zw akz inn igh eid ve roo rza akt

Als de moeder draagster is van het fragiele x-chromo- soom, kunnen haar kinderen dit erven.

Jongens worden dan ziek.

Meisjes erven van hun moeder het fragiele x-chromosoom, maar krijgen van vader een normaal x-chromosoom.

Zij zijn meestal vrij gezond.

Recessieve genmutaties zijn onzichtbaar in dragers

Elektronenmicroscoopfoto van een X-chromosoom van een patiënt met het fragiele-X-syndroom. F O T O C J H A R R I S O N E . A . , J M E D G E N

0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

MID1 OFD1 CDKL5 NHS SMS FANCB PDHA1 HCCS AP1S2

P2RY8 NLGN4 VCX3 RPS6KA3 ARX IL1RAPL1 TM4SF2 ZNF81 ELK1 ZNF41 FTSJ1 JARID1C IQSEC2 PQBP1 HUWE1 FGD1 ZNF741 DLG3 KIAA2022 ZNF261 ATRX ACSL4 PAK3 NXF5 AGTR2 CUL4B UBE2A MECP2 FMR2 GDI1 RPL10 SLC6A8

ZDHHC9 ARHGEF6

GK DMD OTS BCOR ATP6AP2 MAOA NDP SYN1 PORCN SMC1L1 KIAA1202 PHF8 ARHGEF9 SLC16A2 IGBP1 ATP7A MED12 KIAA2022 PGK1 PLP TIMM8A GRIA3 OCRL GPC3 PHF6 HPRT AIFM1 FMR1 IDS ABCD1 L1CAM FLNA IKBKG DKC1

28

27

26

25

24

23

22

21

13

12

11

11

21

22 NDUFA3 LAMP2 UPF3B

BRWD3 SLC9A6

OPHN1 PRPS1 SOX3

DCX

Klinisch geneticus Hans-Hilger Ropers: gentests voor de conceptie zullen normaler worden.

F O T O F L O R E N V A N O L D E N

vinden, dan is er opluchting. Ouders zijn vaak diep ontroerd en hebben mij ook wel eens omhelsd toen dui- delijk werd wat hun kind had.”

Zoudt u zelf een genoomtest la- ten doen?

“Het grappige is dat ik inderdaad al voor die keuze kwam te staan. Toen wij als een van de eersten in Europa een geavanceerd sequence-apparaat kregen bleef er bij iedere proef wat ruimte in het apparaat over. Toen be- dachten we dat we die extra capaci- teit wel konden gebruiken om gratis een van onze genomen te sequencen tegelijk met de lopende analyses.

“Maar van wie? De keus viel op mij, want ik was de oudste. Als er een defect zou worden gevonden, dan zou ik daar in ieder geval niet vele ja- ren onder gebukt gaan. Ik had geen behoefte mijzelf binnenstebuiten te laten keren, maar voor het goede doel wilde ik het wel doen. Toch heb ik het wel even aan mijn drie kinde- ren voorgelegd, want de kans is im- mers 50 procent dat zij eenzelfde mutatie in hun DNA hebben als ik.

Mijn oudste twee lieten het aan mij over, maar mijn dochter had haar twijfels. Uiteindelijk heb ik het daar- om toch niet gedaan.”

Dus u bent niet overtuigend ge- noeg geweest?

“Ik denk dat mijn geval illustreert hoe verschillend mensen hierover denken. Hierover moeten we binnen de maatschappij discussiëren. We moeten de besluitvorming in ieder geval niet aan de experts overlaten, en ook niet aan de juristen, ethici of

M u t a t i e j a ge r

Hans-Hilger Ropers (1943) studeerde geneeskunde in Freiburg en Mün- chen, en specialiseerde zich tot kli- nisch geneticus. In 1984 verhuisde hij met zijn gezin naar Nederland waar hij hoogleraar genetica werd aan de Katholieke Universiteit Nijme- gen. Sinds 1994 is hij directeur van het Max Planck Instituut voor Mo- leculaire Genetica in Berlijn.

Ropers is sinds 2003 lid van de Ko- ninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Hij is honorair hoogleraar Humane Genetica aan de Humboldt Universiteit in Berlijn.

Ropers en zijn medewerkers ontdek- ten honderden nieuwe mutaties die de oorzaak zijn van erfelijke doof- heid, blindheid en zwakzinnigheid.

theologen. Die denken namelijk al- lemaal in een stramien. Daar is op zich niets op tegen, maar als er echt iets nieuws komt, zoals complete DNA-analyse, dan weten ze net zo min als wij hoe we daarmee om moe- ten gaan.

“De angst voor de uitslag van een genoomtest is irrationeel. Je moet niet bang zijn voor je eigen genoom.

Een gezonde volwassene heeft na- melijk niet zoveel te vrezen; ieder- een heeft risicofactoren in zijn of haar DNA. Het wordt tijd dat we onze schaamte voorbij zijn. Geheimzin- nig doen over onze genen, daar schieten we niets mee op.”

Waar komt het misverstand dan vandaan dat ons lot vastligt in de genen?

“De DNA-diagnostiek begon met zeldzame erfelijke ziekten die ver- oorzaakt werden door een fout in één gen. Maar in1995 hebben weten- schappers dat verbreed naar veel- voorkomende ziekten als kanker, obesitas en hart- en vaatziekten, om het Amerikaanse Congres over te ha- len in te stemmen met de financie- ring van de tweede ronde van het hu- mane genoomproject. Nadat het ge- noomproject in 2000 gereed kwam zijn de zogeheten genome wide associa- tion studiesniet meer uit te bannen.

De uitkomsten zijn in mijn ogen echter ontmoedigend, de risicofacto- ren die eruit kwamen zijn nauwe- lijks klinisch relevant. Zonde van het geld, zonde van de tijd. Doordat ie- dereen massaal daarop is gespron- gen blijft er weinig geld over over zeldzame ziekten die wel direct ver- band houden met gendefecten.”

Nog een stap verder: zouden niet alle paren een genoomtest moe- ten doen voordat zij kinderen krijgen ?

“Niemand moet, maar zeker voor bloedverwanten – en ik denk ook voor niet-verwante partners – kan

het zinvol zijn om dragerschap voor bekende recessieve aandoeningen uit te sluiten. De nu ontwikkelde tes- ten richten zich op de diagnostiek bij patiënten, maar ze zouden ook voor dragerdiagnostiek kunnen worden gebruikt, en daar is mijns inziens niets mis mee.

“Het lijkt erop dat velen nog moe- ten wennen aan de gedachte zich voor de conceptie te laten testen, maar dat zal wel veranderen. Onder Azkenazi-joden komt de ziekte van Tay- Sachs voor en zij vinden het geen probleem zich daarop te laten testen voor zij kinderen krijgen. Ook paren in landen rond de Middel- landse Zee waar erfelijke bloedar- moede thalassemie veel voorkomt laten zich al sinds veertig jaar testen.

Niemand maakt daar een punt van.”

Maar hier gaat het om de analyse van het hele genoom.

“Als je alle erfelijke aandoeningen wilt voorkomen, moet je bereid zijn het hele genoom door te pluizen. In West-Europa zijn recessieve afwij- kingen relatief zeldzaam, maar nog altijd wordt 0,25 tot 0,5 procent van de kinderen geboren met een ernsti- ge recessieve ziekte. Aangezien een kind die mutaties van beide ouders moet erven voordat de ziekte zich openbaart, betekent het dat1 tot 2 procent van alle echtparen behoren tot de hoog-risicogroep van ouders die baat zouden hebben bij zo’n test.

En foetussen? Heeft het ook zin om hun genoom te sequencen?

“Het percentage kinderen dat gebo- ren wordt met een ernstige recessie- ve ziekte – 0,25 tot 0,5 procent – is exact het risiconiveau dat wij accep- tabel achten voor het uitvoeren van een invasieve prenatale test: name- lijk aanbieden van een vlokkentest of vruchtwaterpunctie aan zwange- ren ouder dan 36 jaar om bij het kind het syndroom van Down uit te slui- ten. Veel mutaties van mensen met een ernstige verstandelijke handicap blijken nieuw ontstaan. Die zou je dus alleen kunnen uitsluiten door het DNA van de foetus prenataal te se- quencen.

“Zo bezien is er eigenlijk geen re- den voor weerstand tegen een alles- omvattende test voor ouders én foe- tus. Straks kan zo’n onderzoek mis- schien eenvoudig door analyse van het bloed van de moeder waarin ook cellen van de foetus circuleren. Die methode is weliswaar nog uiterst ex- perimenteel, maar het wijst wel de weg naar de toekomst.”

Menselijk X-chromosoom, met daarop aangegeven de verschil- lende mutaties die zwakzinnig- heid kunnen veroorzaken (in zwart de reeds bekende genen, in rood de mutaties die de groep van Ropers ontdekte, en in blauw die genoomonderzoekers in Cam- bridge ontdekten). Veertig pro- cent van de genen op het X-chro- mosoom speelt een rol in de her- senen. Mede daardoor worden re- latief veel mutaties voor geestelij- ke handicaps op dit chromosoom aangetroffen. De meest voorko- mende afwijking is het fragiele X-syndroom, aangegeven met de code FMR1.

0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

MID1 OFD1 CDKL5 NHS SMS FANCB PDHA1 HCCS AP1S2

P2RY8 NLGN4 VCX3 RPS6KA3 ARX IL1RAPL1 TM4SF2 ZNF81 ELK1 ZNF41 FTSJ1 JARID1C IQSEC2 PQBP1 HUWE1 FGD1 ZNF741 DLG3 KIAA2022 ZNF261 ATRX ACSL4 PAK3 NXF5 AGTR2 CUL4B UBE2A MECP2 FMR2 GDI1 RPL10 SLC6A8

ZDHHC9 ARHGEF6

GK DMD OTS BCOR ATP6AP2 MAOA NDP SYN1 PORCN SMC1L1 KIAA1202 PHF8 ARHGEF9 SLC16A2 IGBP1 ATP7A MED12 KIAA2022 PGK1 PLP TIMM8A GRIA3 OCRL GPC3 PHF6 HPRT AIFM1 FMR1 IDS ABCD1 L1CAM FLNA IKBKG DKC1

28

27

26

25

24

23

22

21

13

12

11

11

21

22 NDUFA3 LAMP2 UPF3B

BRWD3 SLC9A6

OPHN1 PRPS1 SOX3

DCX

*

*

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In alle andere geloofsgemeenschappen van Mechelen gebeurt de voorbereiding op het vormsel wanneer de kinderen zich bevinden in het 6de leerjaar van de lagere school.. In de

Al snel kwamen we erachter dat niet één systeem als effectief te benoemen was, maar dat het vooral gaat om een combinatie van methoden die aan- slaat; de ene keer is dat heet

graag op deze pagina, over DE HELE PAGINA, dus ook over de gekleurde balken heen, onze

Dat kan nuttig zijn als ouders nog in dialoog kunnen gaan met elkaar, maar het niet eens zijn over welke zorgen hun kind nodig heeft: wel of geen therapie of andere ondersteuning,

1 Een biologische ouder die zijn/haar kind niet erkend heeft, alsook een pleegouder en een stiefouder, zijn ouders die geen juridische band hebben met het kind en dus geen

Het burgerplatform wil bovendien een lans breken voor meer dagcentra voor palliatieve patiënten, zodat ze thuis kunnen blijven wonen en niet naar het ziekenhuis hoeven als de

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),

Weliswaar is het wenselijk dat een jeugdige jeugdhulp zoveel mogelijk binnen de regio kan krijgen, echter verplicht de Jeugdwet gemeenten niet om alle vormen van