• No results found

De invloed van corporate governance eigenschappen op de leesbaarheid van risicoverslaggeving in het Verenigd Koninkrijk.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van corporate governance eigenschappen op de leesbaarheid van risicoverslaggeving in het Verenigd Koninkrijk."

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van corporate governance

eigenschappen op de leesbaarheid van

risicoverslaggeving in het Verenigd

Koninkrijk.

Masterscriptie: Accountancy Naam: J.J. Landstra

Studentnummer: 1787446

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Opleiding: Master Accountancy Vakcode: EBM869A20

Eerste begeleider: dhr. J.A. van Manen Tweede begeleider: dhr. W.G. de Munnik Datum: 21-06-2013

Samenvatting

Dit onderzoek kijkt naar de relatie tussen corporate governance eigenschappen en de leesbaarheid van risicoverslaggeving. Aan de hand van jaarverslagen van Britse beursgenoteerde ondernemingen tussen 2008 en 2011 en binnen de context van impressiemanagement, wordt onderzocht of eigenschappen van de board en auditcommissie de leesbaarheid van de risicoverslaggeving beïnvloeden. Met het gebruik van de linguïstische leesbaarheidsformules ‘Fog Index’ en ‘Flesch Reading Ease’, wordt gevonden dat de risicoverslaggeving moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar is. Een positief significante relatie wordt gevonden tussen de grootte van de board, het aantal bijeenkomsten van de board, en de aanwezigheid van CEO dualiteit op de leesbaarheid van de risicoverslaggeving. Daarnaast bestaat er een negatief verband tussen het percentage onafhankelijke directors en de leesbaarheid van risicoverslaggeving. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van voldoende onafhankelijk toezicht op het management geen directe verbetering oplevert in de leesbaarheid. De resultaten suggereren dat het benutten van de kennis en ervaring van de directors, eigenschappen voortkomend uit de ‘resource provision role’ van de board, een positief effect heeft op de leesbaarheid van risicoverslaggeving.

Trefwoorden: Leesbaarheid, Corporate Governance, board of directors, auditcommissie, risicoverslaggeving, agency theory, impressiemanagement

(2)

2

INHOUDSOPGAVE

Inhoudsopgave 2 Voorwoord 3 Hoofstuk 1: Inleiding 4 1.1: Inleiding 4 1.2: Wetenschappelijke bijdrage 5 1.3: Praktische Relevantie 6 1.4: Structuur 7

Hoofdstuk 2: Theorie en hypotheses 8

2.1: Risico 8 2.2: Risicomanagement 8 2.3: Risicoverslaggeving 9 2.4: Leesbaarheid en impressiemanagement 10 2.5: Corporate Governance 11 2.6: Board of directors 11 2.7: Auditcommissie 15 Hoofdstuk 3: Methode 18 3.1: Sample en data 18 3.2: Afhankelijke variabele 18 3.3: Onafhankelijke variabelen 20 3.4: Controle variabelen 20 3.5: Statistisch model 21 Hoofdstuk 4: Resultaten 23 4.1: Beschrijvende statistieken 23 4.2: Correlatie 24 4.3: Resultaten regressieanalyse 25 4.4: Conclusies hypotheses 28 Hoofdstuk 5: Discussie 31 5.1: Bevindingen 31 5.2: Theoretische implicaties 33 5.3: Praktische implicaties 34

5.4: Sterke en zwakke punten 35

Hoofdstuk 6: Conclusie 36

Hoofdstuk 7: Referenties 37

(3)

3

VOORWOORD

Voor u ligt mijn masterscriptie die ik heb geschreven ter afronding van de master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen.

De financiële crisis heeft haar sporen nagelaten de afgelopen jaren. Vele ondernemingen hebben de negatieve gevolgen van deze tijd moeten ondervinden. Meer dan ooit hebben belanghebbenden van ondernemingen behoefte aan transparantie en duidelijkheid omtrent de relevante risico’s en de aanpak van het management ten opzichte van deze risico’s. De risicoverslaggeving van ondernemingen wordt derhalve steeds belangrijker. De kwaliteit van deze risicoverslaggeving komt onder andere tot uiting in de leesbaarheid van de tekst. Investeerders baseren beslissingen omtrent vermogensallocatie op basis van de informatie in het jaarverslag. Het is dan ook belangrijk dat de gebruiker van de informatie deze als begrijpelijk en leesbaar beschouwt. In dit onderzoek wordt gekeken in hoeverre eigenschappen van de board en de auditcommissie van invloed zijn op de leesbaarheid van de risicoverslaggeving in het Verenigd Koninkrijk.

Graag wil ik mijn begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, de heer Jaap van Manen, bedanken voor de adviezen en feedback gedurende het proces. Tevens wil ik zijn secretaresse Leanne Wiegman bij SMC Laren bedanken voor het prettige contact en haar betrokkenheid bij de feedback.

Daarnaast wil ik KPMG bedanken voor de geboden mogelijkheid om mijn masterscriptie te schrijven op het hoofdkantoor te Amstelveen. Vanuit KPMG bedank ik mijn coach Nillus Voermans voor de adviezen en gesprekken over het proces in het geheel. Ook mijn medescriptanten bij KPMG wil ik bedanken voor de erg leuke tijd die we hebben gehad en de tips die we elkaar hebben kunnen geven.

Tot slot wil mijn vriendin, ouders, vrienden, studie- en bestuursgenoten bedanken voor de steun en betrokkenheid gedurende het hele proces.

Ik wens u veel plezier tijdens het lezen van mijn masterscriptie. Jasper Landstra

(4)

4

1. INLEIDING

1.1 Inleiding

De financiële crisis die in 2008 de Europese markten raakte, heeft zijn sporen nagelaten. Het maatschappelijk verkeer zag veel ondernemingen die werden verrast door tegenvallende prestaties. Van de ondernemingen wordt verwacht dat ze inspelen op de ontwikkelingen, de risico’s in kaart kunnen brengen en aan kunnen tonen dat ze deze risico’s voldoende beheersen en erover rapporteren in het jaarverslag (NIVRA Debatbijeenkomsten, 2009). De Financial Stability Board (FSB) benadrukte onlangs het belang van een verbetering in de kwaliteit van risicoverslaggeving (FSB, 2011). Voor het maatschappelijk verkeer krijgt de risicoverslaggeving een steeds grotere betekenis. Dit komt vooral door de toenemende belangstelling van beleggers voor de belangrijkste bedrijfsrisico’s, de houding van de ondernemingen ten opzichte van deze risico’s en de mate waarin een onderneming deze risico’s beheerst (Veenis & Dinant, 2011, p. 1). Mede op basis van deze informatie kunnen beleggers rationele investeringsbeslissingen maken die moeten leiden tot een efficiënte allocatie van het vermogen. De roep om betere kwaliteit van risicoverslaggeving doet ons afvragen waardoor deze kwaliteit wordt bepaald en hoe deze wordt beïnvloedt.

Onderdeel van de kwaliteit van risicoverslaggeving is de mate van leesbaarheid. Van alle onderdelen in het jaarverslag mag worden verwacht dat deze goed leesbaar zijn, mede gezien de rol die de informatie speelt in de beslissingen van beleggers. De leesbaarheid van een tekst kan worden bepaald aan de hand van linguïstische formules, waarvan de ‘Flesch Reading Ease’ en de ‘Fog Index’ formule het meest worden gebruikt (Li, 2008). Courtis (1998) concludeert in zijn onderzoek dat onderdelen van jaarverslagen over het algemeen slecht scoren op het gebied van leesbaarheid. Jaarverslagen bevatten steeds meer informatie in de vorm van toelichtingen, de zogenaamde ‘narrative disclosures’. Als deze vorm van disclosure wordt gebruikt voor impressiemanagement, bijvoorbeeld in de vorm van leesbaarheid, in plaats van informatieve doeleinden, zal dit van invloed zijn op de kwaliteit van de verslaggeving en eventueel leiden tot misallocatie van vermogen (Merkl-Davies & Brennan, 2007). Impressiemanagement wordt gedefinieerd als: pogingen om de impressie van de gebruikers van informatie, met betrekking tot die informatie, te controleren en manipuleren (Clatworthy and Jones, 2001, p. 311). De leesbaarheid van een tekst is een van de vormen van impressiemanagement die we kennen. De ‘narrative disclosures’ bieden meer mogelijkheden om de impressie van de lezer te beïnvloeden door middel van het produceren van slecht leesbare tekst. Als de impressie van de lezer op deze wijze wordt beïnvloed, en de informatieve functie van de tekst dus niet wordt gewaarborgd, dan vergroot dit de kans op inefficiëntie in het kapitaalverkeer. De leesbaarheid van ‘narrative disclosures’ in de jaarrekening is derhalve een belangrijk onderzoeksgebied. Dit onderzoek zal zich richten op de leesbaarheid van risicoverslaggeving. Zijn de risicoverslagen van ondernemingen wel goed leesbaar en zijn er oorzaken aan te wijzen die de mate van leesbaarheid beïnvloeden?

Corporate governance eigenschappen spelen een belangrijke rol bij risicoverslaggeving. Dit omdat de board of directors betrokken is bij het opstellen van het jaarverslag voor de gebruikers. Gebruikers van het jaarverslag zijn naar verwachting geïnteresseerd in informatie met betrekking tot potentiële relevante risico’s waar de onderneming aan blootgesteld is en welke van invloed kunnen zijn op toekomstige kasstromen. Managers kunnen echter (strategische) redenen hebben om informatie over bepaalde risico’s niet volledig, of op een andere wijze, te presenteren (Solomon, 1999). Door de aanwezige scheiding tussen eigendom en leiding binnen

(5)

5

ondernemingen beschikken de managers over het algemeen over meer informatie dan de aandeelhouders, wat een situatie van informatieasymmetrie creëert. Corporate governance mechanismen kunnen de mate van informatieasymmetrie verkleinen en managers aanzetten om de transparantie te vergroten. Het vergroten van de transparantie kan worden bereikt door het produceren van goed leesbare jaarverslagen, zodat relevante informatie over de onderneming eenvoudig kan worden opgenomen door de gebruikers. De manier waarop een organisatie is ingericht en in welke mate er een structuur van corporate governance aanwezig is, zijn vanuit deze invalshoek mogelijke oorzaken voor de mate van leesbaarheid van risicoverslaggeving. Sinds de schandalen en faillissementen aan het begin van deze eeuw is er een verscherpt toezicht op beursgenoteerde ondernemingen en haar corporate governance eigenschappen. Wat is de invloed van de structuur van de board en is er voldoende onafhankelijk toezicht? Dit zijn vragen die de afgelopen jaren veelvuldig zijn gesteld. Dit onderzoek zal zich richten op de onderwerpen risicoverslaggeving en corporate governance met als hoofdvraag:

Wat is de invloed van corporate governance eigenschappen op de leesbaarheid van risicoverslaggeving bij beursgenoteerde ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk?

1.2 Wetenschappelijke bijdrage

De afgelopen decennia is er veel onderzoek gedaan op het gebied van leesbaarheid. De eerste onderzoeken brachten in kaart dat de leesbaarheid van de ‘Director’s and management’s review of operations’ (Parker, 1982; Lewis et al., 1986) en de voetnoten in de jaarrekening (Adelberg, 1979) laag scoren op het niveau van leesbaarheid. Vervolgonderzoeken richtten zich op variabelen die mogelijk van invloed zijn op de mate van leesbaarheid van het jaarverslag. Zo zijn ondernemingsprestaties van invloed op de mate van leesbaarheid van het jaarverslag (Subramanian et al., 1993; Li, 2008). Dat wil zeggen, beter presterende ondernemingen hebben jaarverslagen die beter leesbaar zijn. Naast ondernemingsprestaties is ook de ondernemingsgrootte van invloed op de mate van leesbaarheid van het jaarverslag. Onderzoeken kwamen hier echter met tegenstrijdige uitkomsten met betrekking tot de richting van de relatie tussen ondernemingsgrootte enerzijds en leesbaarheid anderzijds. Baker en Kare (1992) vonden dat de ‘President’s letter’ van grote ondernemingen beter leesbaar is dan die van kleine ondernemingen. Jones (1988) en Merkl-Davies (2007) vinden in hun onderzoek dat de leesbaarheid van de ‘Chairman’s report’ juist afneemt naarmate de onderneming groter wordt. Naast ondernemingskarakteristieken werd ook gekeken naar de invloed van media aandacht (Courtis, 1998) en slecht nieuws (Courtis, 2004), welke beide een negatieve invloed hebben op de leesbaarheid van het jaarverslag. Tot slot stellen Laksmana et al. (2012) dat de leesbaarheid van het remuneratieverslag in de Verenigde Staten lager is naarmate de beloning van de CEO hoger is. Opvallend is dat er relatief weinig onderzoek is gedaan naar de leesbaarheid van risicoverslaggeving. Linsley en Lawrence (2007) onderzochten de leesbaarheid van de risicoverslaggeving van Britse ondernemingen in het jaar 2001 en concludeerden dat deze moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar is. Dit onderzoek is naar mijn weten één van de eerste onderzoeken waar wordt gekeken naar determinanten van de leesbaarheid van risicoverslaggeving.

Op het gebied van ‘risk disclosure’ zijn wel onderzoeken geweest die zich richten op andere aspecten dan de leesbaarheid van de risicoverslaggeving. Hierbij lag de nadruk met name op de determinanten van de kwantiteit van ‘risk disclosure’. Er werd gevonden dat de ondernemingsgrootte van invloed is op de kwantiteit van ‘risk disclosure’ (Linsley and Shrives,

(6)

6

2005a; Linsley and Shrives, 2006). Naar mate de onderneming groter is, neemt de lengte van de risicoverslaggeving toe. Beretta and Bozzolan (2004) concluderen in hun onderzoek dat kwantiteit geen goede proxy is voor de kwaliteit van ‘risk disclosure’. Daarnaast vinden ze dat de proportie kwalitatieve ‘disclosure’ groter is dan de kwantitatieve ‘disclosure’ in jaarverslagen van Italiaanse beursgenoteerde ondernemingen. Op basis van dit gegeven is het interessant in te zoomen op de kwaliteit van ‘risk disclosure’. Dit onderzoek draagt bij aan de literatuur door zich te richten op een kwalitatief aspect van ‘risk disclosure’: de leesbaarheid.

Corporate governance is sinds de welbekende schandalen aan het begin van het decennium een veelvuldig aangehaald onderwerp. Een corporate governance systeem kan worden gezien als een configuratie van interne en externe mechanismen die een voorwaarde zijn voor de generatie en de distributie van de winsten van een onderneming (Shleifer & Vishny, 1997). Een groot aantal onderzoeken richt zich op de invloed van corporate governance eigenschappen op onder andere ondernemingsprestaties (Brennan, 2006), de mate van ‘earnings management’ (Laux & Laux, 2009) en ‘voluntary disclosure’ (Garcia-Meca & Sanchez-Ballesta, 2010). Dit onderzoek draagt bij een de literatuur door te kijken naar de invloed van interne corporate governance eigenschappen van de board of directors en de auditcommissie op de leesbaarheid van risicoverslaggeving, een nog niet eerder onderzochte relatie. Wanneer in het vervolg van dit onderzoek wordt gesproken over (interne) corporate governance eigenschappen, dan heeft dit betrekking op de eigenschappen van de board of directors en auditcommissie. Een nadere omschrijven van de verschillende eigenschappen volgt bij de uiteenzetting van het theoretisch kader en hypotheses in hoofdstuk 2.

De schaarse literatuur op het gebied van kwaliteit van risicoverslaggeving, de toenemende aandacht voor deze vorm van verslaggeving, en het belang van goede corporate governance maken dit onderzoek relevant en zorgen voor een bijdrage aan de bestaande literatuur.

1.3 Praktische relevantie

Voor het besluitvormingsproces van investeerders en andere belanghebbenden speelt de rapportage over het risicoproces een belangrijke rol. Informatie over de relevante risico’s kunnen bijdragen aan een effectieve allocatie van het vermogen. Door het wegnemen van een gedeelte van de informatieasymmetrie kan het vertrouwen van investeerders worden vergroot met lagere kapitaalkosten tot gevolg (Linsley en Shrives, 2000). Het management en de board kunnen echter redenen hebben om niet alle informatie met betrekking tot de werkelijke risico’s weer te geven in de jaarrekening zoals het imago en de concurrentiepositie. Vandaar dat de rapportage over risico’s per onderneming verschilt, afhankelijk van de omgeving en de structuur. Dit onderzoek kan bijdragen aan het inzicht in de verschillen in context waarin ondernemingen rapporteren over risico’s en de invloed hiervan op de leesbaarheid van deze rapportage. Op deze wijze kan het bijdragen aan het besluitvormingsproces van investeerders.

Waar er nog weinig inzicht is in de determinanten van de leesbaarheid van risicoverslaggeving, komen Loughran en McDonald (2009) wel tot de conclusie dat beter leesbare documenten meer informatiewaarde bevatten voor investeerders. Dit is in overeenstemming met de ‘incomplete revelation hypothesis’ uit eerder onderzoek van Bloomfield (2002). Deze stelt dat markten langzamer reageren op informatie die minder duidelijk is. Gevolg hiervan kan zijn dat de aandelenprijzen niet alle relevante informatie volledig bevatten. Mede hierdoor kent het onderzoek een praktische relevantie voor regelgevers. De verwachting is dat interne corporate governance eigenschappen zoals de onafhankelijkheid van de board, ‘agency’ conflicten reduceren en daarmee de noodzaak voor regelgeving verminderen (Abraham en Cox, 2007). Op

(7)

7

het moment is er geen geïntegreerd raamwerk aanwezig op het gebied van risicoverslaggeving in het Verenigd Koninkrijk. Dit gegeven in combinatie met het niet-verplichte karakter van de corporate governance in het Verenigd Koninkrijk, maken dat de risicoverslaggeving grotendeels bepaald wordt door beslissingen van het management (Elzahar en Hussainey, 2012). Als blijkt dat corporate governance eigenschappen van invloed zijn op de leesbaarheid van risicoverslaggeving, en hiermee de informatiewaarde voor investeerders potentieel verlaagt, liggen hier wellicht kansen voor regelgevers om er op in te spelen.

1.4 Structuur

Het restant van dit onderzoek is als volgt opgebouwd. Het volgende hoofdstuk behandelt de theorie welke ten grondslag ligt aan het onderzoek en de daaruit voortvloeiende hypotheses. Hoofdstuk 3 beschrijft de data en methodes van onderzoek welke zijn gebruikt om de hypotheses te testen. De resultaten van de uitgevoerde testen worden gepresenteerd in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat de discussie van de resultaten en wordt gevolgd door de conclusie in hoofdstuk 6.

(8)

8

2 THEORIE EN HYPOTHESES

Zoals gezegd zal dit onderzoek zich richten op de leesbaarheid van risicoverslaggeving in het Verenigd Koninkrijk. Dit hoofdstuk zal ingaan op de theorie welke ten grondslag ligt aan het onderzoek. Voordat wordt overgegaan tot een uiteenzetting van de theorieën en de daaruit voortvloeiende hypotheses, zal eerst kort worden stilgestaan bij een aantal begrippen met betrekking tot risicoverslaggeving. In dit hoofdstuk zullen achtereenvolgens de begrippen risico, risicomanagement en risicoverslaggeving kort worden besproken. Nadat de theoretische achtergrond met betrekking tot risicoverslaggeving in kaart is gebracht zal nader worden ingegaan op de verwachte relaties tussen interne corporate governance eigenschappen en de leesbaarheid van risicoverslaggeving. Hierbij zal worden gekeken naar eigenschappen van de board of directors en auditcommissie.

2.1 Risico

Risico is een fenomeen waar iedere onderneming aan blootgesteld is. Risico’s hebben impact op de onderneming en haar verslaggeving, zowel intern als extern. De afgelopen decennia wordt er in toenemende mate aandacht besteed aan de verschillende type risico’s waar een onderneming rekening mee dient te houden. De Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO) bracht in 2004 het Enterprise Risk Management - Integrated Framework uit. Hierin wordt risico gedefinieerd als de kans dat een gebeurtenis plaatsvindt en het behalen van de doelstellingen negatief beïnvloedt (COSO, 2004, p. 16). Linsley en Shrives (2006a) definiëren risico als:

Any opportunity or prospect, or of any hazard, danger, harm, threat or exposure, that has already impacted upon the firm or may impact upon the company in the future or of the management of any such opportunity, prospect, hazard, threat or exposure.

In deze definitie komt naar voren dat risico naast de reeds genoemde negatieve impact, de onderneming ook positief kan beïnvloeden.

Het COSO raamwerk (2004) onderscheidt vier verschillende typen organisatiedoelstellingen waarbinnen risico’s geclassificeerd kunnen worden, te weten: strategisch, operationeel, financiële verslaggeving en wet- en regelgeving. Acties naar aanleiding van de risico’s dienen ervoor te zorgen dat het risicoprofiel van de onderneming binnen de ‘risk appetite’ valt (COSO, 2004). De ‘risk appetite’ is de hoeveelheid risico welke door de onderneming wordt getolereerd. Met betrekking tot de geïdentificeerde risico’s zijn er verschillende acties denkbaar namelijk: accepteren, delen, vermijden en het reduceren van het risico.

2.2 Risicomanagement

Zoals in bovenstaande paragraaf uiteen werd gezet, heeft een onderneming te maken met verschillende type risico’s, waar op verschillende wijzen mee om kan worden gegaan. Als corporate governance mechanismen in een onderneming niet afdoende zijn om de steeds veranderende risicoportfolio’s op een effectieve wijzen te managen, dan kan dit een impact hebben op de waarde voor de stakeholders (Beasley et al., 2005). Interne corporate governance mechanismen hebben immers als doel de bezittingen van de onderneming efficiënt te managen in het belang van de investeerders (Shleifer & Vishny, 1997). De vraag naar een manier om deze waarde voor de stakeholders te borgen heeft geresulteerd in het proces ‘Enterprise Risk

(9)

9

Management’ (ERM), ontworpen om de board en het management een handvat te geven om de risicoportfolio van de onderneming te overzien (Beasley et al., 2005). COSO (2004) definieert ERM als volgt:

ERM is een proces dat bewerkstelligd wordt door het bestuur van de onderneming, het management en ander personeel en wordt toegepast bij het formuleren van de strategie binnen de gehele onderneming, ontworpen om potentiële gebeurtenissen die invloed kunnen hebben op de onderneming te identificeren en om risico’s te beheren zodat deze binnen de risicoacceptatiegraad vallen, om een redelijke zekerheid te bieden ten aanzien van het behalen van de ondernemingsdoelstellingen.

Het ERM proces wordt in het COSO raamwerk (2004) uiteengezet in acht verschillende, aan elkaar gerelateerde, stappen: de interne omgeving, het formuleren van doelstellingen, het identificeren van gebeurtenissen, de risicobeoordeling, de reactie op de risico’s, de beheersingsactiviteiten, informatie en communicatie en de bewaking van het gehele proces. Waar risicomanagement in het verleden met name een ‘silo’ perspectief hanteerde, staat tegenwoordig de holistische benadering centraal. Door naar de organisatie in zijn geheel te kijken en de verschillende risico’s onderling te coördineren, wordt getracht de waarde voor de stakeholders te waarborgen (Hoyt en Liebenberg, 2011). Hierbij worden bij een holistische benadering volgens Mikes (2009), naast de kwantificeerbare risico’s, ook de niet-kwantificeerbare risico’s meegenomen om het management te voorzien van strategisch perspectief.

De voordelen van het gebruik van ERM door ondernemingen zijn veelvuldig onderzocht in de literatuur. Hieruit komt onder andere naar voren dat ERM zou leiden tot efficiëntere allocatie van het vermogen, hogere transparantie voor de stakeholders, beter geïnformeerde beslissingen en lagere kosten voor het aantrekken van extern kapitaal (Beasley et al., 2008; Hoyt en Liebenberg, 2011; McShane et al., 2012; Meulbroek, 2002). Onderzoek naar de relatie tussen ERM implementatie en ondernemingsprestaties levert wisselende resultaten op. Zo vinden McShane et al. (2011), Gordon et al. (2009) en Gates et al. (2012) een positief significante relatie tussen de implementatie van ERM en ondernemingsprestaties. Pagach en Warr (2010) komen daarentegen tot de conclusie dat er geen relatie bestaat tussen bovengenoemde variabelen.

2.3 Risicoverslaggeving

Parallel aan de toenemende aandacht voor risicomanagement is ook het rapporteren over risico’s onderwerp van discussie. Voor het besluitvormingsproces van investeerders en andere belanghebbenden speelt de rapportage over het risicoproces een belangrijke rol. Informatie over de relevante risico’s kunnen bijdragen aan een effectieve allocatie van het vermogen. Door het wegnemen van een gedeelte van de informatieasymmetrie kan het vertrouwen van investeerders worden vergroot met lagere kapitaalkosten tot gevolg (Linsley en Shrives, 2000). De Financial Reporting Council (FRC), welke de Corporate Governance Code van het Verenigd Koninkrijk vervaardigt, schrijft met betrekking tot risicoverslaggeving een aantal zaken voor. Zo dient de corporate governance verklaring een beschrijving van de belangrijkste onderdelen van de interne beheersing en risicomanagement systemen in relatie tot de financiële verslaggeving te bevatten. De board dient daarnaast te rapporteren dat de effectiviteit van deze systemen is getest (FRC, 2012). Vergeleken met ondernemingen uit de Verenigde Staten rapporteren ondernemingen uit het Verenigd Koninkrijk relatief meer met betrekking tot risico’s. Waar ondernemingen in de

(10)

10

Verenigde Staten geneigd zijn de rapportage af te stemmen op de verslaggevingregels van de SEC, worden in het Verenigd Koninkrijk dezelfde regels breder geïnterpreteerd wat resulteert in een grotere variëteit aan risico-informatie (Abraham en Cox, 2007). Daarnaast stelt Dobler (2005) dat, zelfs in een gereguleerde accounting omgeving, de informatiewaarde van risicoverslaggeving niet moet worden overschat.

Beursgenoteerde ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk nemen in het jaarverslag een aparte paragraaf op waarin de risico’s voor de onderneming worden weergegeven. Hierbij wordt doorgaans ook ingegaan op de (geplande) acties met betrekking tot de risico’s, zoals in paragraaf 2.1 weergegeven. Ondernemingen hanteren ieder een eigen vorm waarin over risico’s wordt gerapporteerd, waardoor er verschillen bestaan tussen de risicoparagrafen. Er kan worden geconcludeerd dat de rapportage over risico’s, mede door de vraag van investeerders naar aanleiding van de crisis, een steeds belangrijkere rol speelt. Loughran en McDonald (2009) benadrukken daarnaast ook het belang van goed leesbare verslagen, aangezien dit de informatiewaarde voor investeerders vergroot. Hieronder zal worden ingegaan op de leesbaarheid van risicoverslaggeving en de verwachte invloed van interne corporate governance eigenschappen op deze leesbaarheid.

2.4 Leesbaarheid en impressiemanagement

Zoals in hoofdstuk 1 al naar voren kwam, is de leesbaarheid van jaarverslagen over het algemeen laag. De mate van leesbaarheid varieert tussen, maar ook binnen, verschillende jaarverslagen (Courtis, 1998). Leesbaarheid kan worden gemeten aan de hand van, reeds genoemde, linguïstische formules zoals de ‘Flesch Reading Ease’ formule en ‘Fog Index’. Deze kijken respectievelijk naar de woord- en zinslengte en het aantal woorden per zin en aantal lettergrepen per woord. Aangezien de ‘Flesch Reading Ease’ formule en ‘Fog Index’ de meest gebruikte leesbaarheidsformules zijn (Li, 2008), zullen deze in dit onderzoek worden gebruikt. Bovendien meten de beide formules de leesbaarheid ieder op een andere manier, waardoor uiteindelijk meer gezegd kan worden over de resultaten van de analyse. Leesbaarheidsformules kunnen worden gedefinieerd als objectieve en kwantitatieve methodes om te voorspellen of passages in jaarverslagen leesbaar zijn voor de gebruiker (Courtis, 1995). De formules genereren leesbaarheidscores voor de geselecteerde passages en geven daarmee aan of het waarschijnlijk is dat de tekst leesbaar en te begrijpen is voor de bedoelde gebruiker.

In het onderzoek op het gebied van leesbaarheid in de 21e eeuw staat het sociaalpsychologische paradigma impressiemanagement centraal. Hierbinnen wordt onderzocht hoe de leiding van de onderneming de informatieasymmetrie tussen de leiding en buitenstaanders benut in de vorm van vertekeningen in de externe verslaggeving. Manipulaties door middel van het gebruik van taal kunnen hiervoor worden ingezet (Feenstra, 2012 p. 222). Verschillen in leesbaarheid van risicoverslaggeving en de determinanten hiervan kunnen derhalve worden ingekaderd in termen van impressiemanagement. Impressiemanagement wordt gedefinieerd als: pogingen om de impressie van de gebruikers van informatie, met betrekking tot die informatie, te controleren en manipuleren (Clatworthy and Jones, 2001, p. 311). Managers kunnen verschillende onderdelen van het jaarverslag gebruiken om de impressie, en daarmee eventueel de beslissing, van de gebruiker te beïnvloeden. Aangezien jaarverslagen verhoudingsgewijs steeds meer toelichtingen op de cijfers bevatten, is er in toenemende mate impressiemanagement mogelijk. Smith en Taffler (2000) stellen dat toelichtingen in de jaarrekening twee keer zoveel informatie bevatten als de basis ‘financial statements’. Ondernemingen hebben via deze weg de mogelijkheid het besluitvormingsnut van de gepresenteerde informatie te vergroten, maar tegelijkertijd vergroot

(11)

11

het ook de kansen tot opportunistisch handelen van managers. Daarnaast wordt impressiemanagement ook gefaciliteerd door het feit dat er geen harde regels zijn met betrekking tot de beschrijvende passages in jaarverslagen (Merkl-Davies & Brennan, 2007).

Er zijn verschillende vormen van impressiemanagement te onderscheiden. Merkl-Davies & Brennan (2007) noemen naast de leesbaarheid onder andere ‘earnings management’ en het gebruik van visuele effecten als vormen om de impressie van de gebruiker te beïnvloeden. ‘Earnings managament’ kan worden gedefinieerd als de praktijk waarbij de werkelijk prestatie van de onderneming wordt verstoord (Klein 2002, p. 1). Door cijfers te presenteren die afwijken van de werkelijke prestatie, kunnen de stakeholders worden misleidt en de beslissing mogelijk worden beïnvloedt. Dit onderzoek zal zich specifiek richten op één vorm van impressiemanagement, de leesbaarheid. Clatworthy and Jones (2003, p. 312) definiëren de leesbaarheid als de moeilijkheidsgraad van een tekst. Impressiemanagement in de vorm van leesbaarheid kan, net als ‘earning management’, leiden tot misallocatie van het kapitaal. Linsley en Lawrence (2007) vinden in hun onderzoek dat risicoverslaggeving in het Verenigd Koninkrijk over het algemeen laag scoort op de leesbaarheid. Dit onderzoek tracht inzicht te geven in de determinanten van de leesbaarheid van risicoverslaggeving. Hierbij wordt gekeken naar de invloed van eigenschappen van de board en de auditcommissie. De volgende paragraaf behandelt het concept corporate governance, waarna er in de opvolgende paragrafen de verwachte relaties uiteen zullen worden gezet. Hierbij zullen eerdere onderzoeken naar impressiemanagement en de verschillende vormen hiervan worden gebruikt om de hypotheses te onderbouwen.

2.5 Corporate Governance

Een corporate governance systeem kan worden gezien als een configuratie van interne en externe mechanismen die een voorwaarde zijn voor de generatie van en de distributie van de winsten van een onderneming (Shleifer & Vishny, 1997). Corporate governance mechanismen geven de aandeelhouders grotere zekerheid dat de managers handelen in het belang van de aandeelhouders. Interne mechanismen zijn onder andere een effectieve board en beloningscontracten. Externe mechanismen hebben met name betrekking op ‘the market for corporate control’ (Daily et. al., 2003). Dit onderzoek zal zich richten op interne corporate governance mechanismen, te weten de board en haar auditcommissie. De board wordt gezien als het meest centrale interne corporate governance mechanisme (Daily et. al., 2003). Daarnaast zijn de board en de auditcommissie beiden betrokken bij het proces omtrent risicoverslaggeving. Een nadere beschrijving van beide interne mechanismen en de relatie met risicoverslaggeving en de leesbaarheid komt aan de orde in de volgende paragrafen.

2.6 Board of directors

De board of directors is binnen een onderneming verantwoordelijk voor de continuïteit en het succes op de lange termijn. Onderdeel hiervan is het inrichten van en rapporteren over risicomanagement en interne beheersing binnen de onderneming. De corporate governance code van het Verenigd Koninkrijk schrijft voor dat de board minimaal jaarlijks de effectiviteit van het risicomanagement test en hierover rapporteert (FRC, 2012). De board vervult in beginsel een toezichthoudende functie op het management, voortkomend uit de informatieasymmetrie tussen het management en de investeerders, beter bekend als het ‘agency’ conflict (Jensen en Meckling, 1976). Managers hebben meer informatie over de potentiële risico’s van de onderneming en wat voor maatregelen er zijn getroffen om deze risico’s te mitigeren. Investeerders zijn in hun beslissing afhankelijk van de kwaliteit van rapportage over deze risico’s door het management.

(12)

12

Negatieve uitkomsten naar aanleiding van acties van managers kunnen leiden tot conflicten tussen managers en aandeelhouders. Managers hebben derhalve een ‘incentive’ om de perceptie van de informatie die wordt weergegeven in het jaarverslag te manipuleren (Aerts, 2005). Vanuit dit perspectief kan een manager aan de hand van leesbaarheid de risicoverslaggeving beïnvloeden, met als doel de gebruiker van de informatie en de beslissingen te manipuleren. Corporate governance mechanismen hebben als doel de informatieasymmetrie binnen ondernemingen te verkleinen. Shleifer en Vishny (1997) stellen in hun onderzoek dat de aanwezigheid van ‘sterke’ governance een cultuur creëert van transparantie en daarmee de mate van impressiemanagement verlaagt. Aangezien het ‘disclosure’ beleid van de onderneming wordt bepaald vanuit de board, en deze ook verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de jaarrekening, kan een positieve relatie worden verwacht tussen ‘sterke’ governance en de mate van verantwoording en transparantie (Gul en Leung, 2004). De leesbaarheid van risicoverslaggeving, als vorm van impressiemanagement, is naar verwachting ook onderhevig aan de invloed van corporate governance mechanismen. De komende alinea’s zullen een aantal eigenschappen van de board of directors worden besproken en de verwachte relatie met de leesbaarheid van risicoverslaggeving worden geschetst. Deze eigenschappen hangen allen samen met de mate van toezicht vanuit de board op het management en zijn consistent met eerdere onderzoeken naar de invloed van board eigenschappen op verschillende vormen van impressiemanagement (Mather en Ramsay, 2007; Osma en Guillamón-Saorín, 2011). Achtereenvolgens zal worden ingegaan op de onafhankelijkheid van de board, de grootte van de board, de aanwezigheid van CEO dualiteit, en het aantal bijeenkomsten van de board.

Dit onderzoek is, naar mijn weten, de eerste die zich richt op de impact van board eigenschappen op de leesbaarheid van een onderdeel van het jaarverslag, in dit geval de risicoverslaggeving. Voor de onderbouwing van de hypotheses wordt dan ook gebruik gemaakt van eerder onderzoek naar deze board eigenschappen in de context van het sociaalpsychologisch paradigma impressiemanagement. Er heeft immers wel onderzoek plaatsgevonden naar de relatie tussen genoemde board eigenschappen en de mate van impressiemanagement. Ook onderzoeken naar ‘earnings management’, een andere vorm van impressiemanagement, zal een onderdeel van de onderbouwing van de hypotheses vormen. Eerder gevonden relaties tussen de board eigenschappen en impressiemanagement, of een specifieke vorm hiervan (‘earnings management’), zijn ook gericht op de toezichthoudende functie van de board en de impact hiervan. Vergelijkbare relaties worden in dit onderzoek dan ook verwacht voor een andere specifieke vorm van impressiemanagement, de leesbaarheid. Impressiemanagement, ‘earnings management’ en leesbaarheid kunnen allen aan worden gewend om de gebruiker van de informatie te misleiden. De board eigenschappen kunnen hier invloed op hebben via de toezichthoudende functie. Tot slot zal bij de onderbouwing van de hypotheses worden gekeken naar eerder onderzoek naar de relatie tussen de board eigenschappen en de mate van ‘voluntary disclosure’. ‘Voluntary disclosure’ beschrijft het opnemen van informatie in het jaarverslag, met name buiten de financiële overzichten, terwijl de regelgeving dit niet expliciet voorschrijft (Garcia-Meca & Sanchez-Ballesta, 2010). Een betere leesbaarheid van een tekst wordt evenals een grotere mate van ‘voluntary disclosure’ geassocieerd met meer transparantie vanuit de onderneming.

Board onafhankelijkheid. Boards van ondernemingen bestaan doorgaans uit zowel uitvoerende als onafhankelijke directors. Beide typen directors vervullen een andere rol binnen de onderneming. De onafhankelijke directors zijn belast met het monitoren en het minimaliseren

(13)

13

van agency conflicten tussen het management en de aandeelhouders. Uitvoerende directors zorgen voor ondernemingsspecifieke kennis door de rol als interne managers (Klein, 2002). Consistent met de ‘agency theory’ schrijven corporate governance richtlijnen over het algemeen voor dat boards grotendeels uit onafhankelijke directors bestaan. Een belangrijk aspect van de onafhankelijke directors is het verbeteren van de transparantie en integriteit van financiële verslaggeving (Blue Ribbon Committee, 1999). De verwachting is dan ook dat aanwezigheid van dit type directors de mate van impressiemanagement, in de vorm van onder andere ‘earnings management’ en leesbaarheid, verlaagt. In overeenstemming met deze stelling vonden Osma en Guillamón-Saorín (2011) in een recent artikel een significante relatie tussen de mate van onafhankelijkheid van de board en impressiemanagement in persberichten met betrekking tot het jaarverslag. Een grotere proportie onafhankelijke directors leidt tot een reductie van impressiemanagement in deze berichten. Mather en Ramsay (2007) vonden een gelijke relatie tussen de mate van onafhankelijkheid van de board en impressiemanagement in jaarverslagen tijdens de wisseling van CEOs. Daarnaast leidt een meer onafhankelijke board ook tot een reductie in de mate van ‘earnings management’ binnen een onderneming (Mercer, 2004; Garcia-Meca & Sanchez-Ballesta, 2010). Deze onderzoeken leiden tot de verwachting dat er minder impressiemanagement in de vorm van leesbaarheid plaatsvindt op het moment dat de proportie van onafhankelijke directors binnen de board groter is.

Verslaggeving over risico’s is, zoals eerder genoemd, onderhevig aan discretie van het management. Managers kunnen ervoor kiezen informatie met betrekking tot de relevante risico’s al dan niet op te nemen in het jaarverslag. ‘Voluntary disclosure’ beschrijft zoals gezegd het opnemen van informatie in het jaarverslag terwijl de regelgeving dit niet expliciet voorschrijft (Garcia-Meca & Sanchez-Ballesta, 2010). Informatie weergegeven in risicoverslaggeving is deels afhankelijk van de inschatting van de verschillende risico’s door de managers. De mate waarin het management alle, voor haar beschikbare, informatie met betrekking tot risico’s weergeeft in het jaarverslag, is afhankelijk van de bereidheid deze informatie op te nemen. De aanwezige corporate governance mechanismen binnen een onderneming kunnen een stimulerend effect hebben op het vrijwillig en transparant rapporteren van de relevante risico’s. Zo vonden eerdere onderzoeken een positief significant verband tussen de mate van onafhankelijkheid van de board en de mate van ‘voluntary disclosure’ (Barros et al., 2013; Cheng en Courtenay, 2006; Garcia-Meca en Sanchez-Ballesta, 2010; Gul en Leung, 2004; Lim et al., 2007). Tot slot vonden Abraham en Cox (2007) een positief significante relatie tussen de onafhankelijkheid van de board en de hoeveelheid ‘risk disclosure’.

Uit bovengenoemde literatuur komen een aantal zaken naar voren. Een hoger percentage onafhankelijke directors in de board draagt bij aan het verkleinen van de informatieasymmetrie op een aantal manieren. De mate van onafhankelijkheid van de board beïnvloedt de mate van impressiemanagement (Mather en Ramsay, 2007; Osma en Guillamón-Saorín, 2011), ‘earnings management’ (Garcia-Meca & Sanchez-Ballesta, 2010; Mercer, 2004) en ‘voluntary disclosure’ (Barros et al., 2013; Cheng en Courtenay, 2006; Garcia-Meca en Sanchez-Ballesta, 2010; Gul en Leung, 2004; Lim et al., 2007). Abraham en Cox (2007) vonden bovendien een toename in de hoeveelheid verslaggeving over risico’s op het moment dat de board meer onafhankelijk was. Op basis van deze literatuur verwacht ik een relatie tussen de onafhankelijkheid van de board en de leesbaarheid van risicoverslaggeving. De eerste hypothese luidt als volgt:

H1: Naar mate de onafhankelijkheid van de board hoger is, zal de leesbaarheid van de risicoverslaggeving hoger zijn.

(14)

14

Grootte van de board. De corporate governance code van het Verenigd Koninkrijk stelt dat een board groot genoeg moet zijn om haar taken voor de onderneming te kunnen vervullen en veranderingen in de samenstelling op te kunnen vangen (FRC, 2012). Tegelijkertijd dient de board niet zo groot te zijn dat deze onhandelbaar en inefficiënt te werk gaat. Theorieën en argumenten met betrekking tot voor- en nadelen van een grote board zijn niet consistent. Daily et al. (2003) stellen dat de board een ‘monitoring role’ en een ‘resource provision role’ heeft. Enerzijds zijn ze verantwoordelijk voor het toezicht op het management en anderzijds kunnen ze aan de hand van ervaring advies geven aan de onderneming.

Een (te) grote board is minder efficiënt in het uitvoeren van haar taken door toenemende problemen in communicatie en coördinatie, en de afnemende mogelijkheid om goed toezicht te houden op het management (Osma en Guillamón-Saorín, 2011). Vanuit dit oogpunt biedt de afname in toezicht op het management, een situatie van minder sterke governance, meer mogelijkheid tot het overgaan op impressiemanagement in de vorm van leesbaarheid van risicoverslaggeving. In overeenstemming met deze gedachtegang vonden Osma en Guillamón-Saorín (2011) dat een kleinere board geassocieerd is met minder impressiemanagement. Laksmana (2008) kwam daarnaast in zijn onderzoek tot de conclusie dat een kleinere board leidt tot een hogere mate van ‘voluntary disclosure’.

Vanuit de ‘resource provision role’ van de board kan echter worden beargumenteerd dat er ook voordelen bestaan van een grotere board. Meer directors zorgen immers voor extra ervaring en de mogelijkheid tot het geven van advies aan de onderneming. De voordelen van een grotere board komen ook tot uiting in de onderzoeken van Xie et al. (2003) en Chtourou et al. (2001). Zij vonden beiden een negatief significante relatie tussen de grote van de board en de mate van ‘earnings management’ die werd toegepast. Groter boards leidde in deze gevallen tot een afname van ‘earnings management’ binnen de onderneming.

Aangezien er geen consistente resultaten zijn in onderzoeken op het gebied van de grootte van de board en het effect op impressiemanagement, zal de hypothese tweezijdig worden geformuleerd. Hypothese 2 luidt als volgt:

H2: Er bestaat een relatie tussen de grootte van de board en de leesbaarheid van de risicoverslaggeving.

CEO dualiteit. In het Verenigd Koninkrijk is het mogelijk dat de functies van CEO en ‘Chairman of the board’ door dezelfde persoon worden bekleed. De corporate governance code van het Verenigd Koninkrijk adviseert ondernemingen bovengenoemde functies te scheiden, en derhalve niet door dezelfde persoon te laten vervullen (FRC, 2012). De verwachting is dat CEO dualiteit de onafhankelijkheid reduceert en de toezichthoudende functie van de board belemmert. Een vermindering van het onafhankelijk toezicht van de board biedt grotere mogelijkheid aan het management over te gaan tot impressiemanagement in de vorm van leesbaarheid. Consistent met deze verwachting vinden Osma en Guillamón-Saorín (2011) een positief significante relatie tussen CEO dualiteit en de mate van impressiemanagement. Daarnaast is er ook een verband tussen CEO dualiteit en de mate van ‘earnings management’ die wordt toegepast binnen ondernemingen. Op het moment dat er sprake is van CEO dualiteit, vindt er eerder ‘earnings management’ plaats (Carcello en Nagy, 2004; Dechow et al., 1996). Tot slot leidt de aanwezigheid van CEO dualiteit ook tot een afname van de hoeveelheid ‘voluntary disclosure’ (Gul en Leung, 2004). Op basis van deze literatuur verwacht ik een vergelijkbare relatie tussen

(15)

15

CEO dualiteit en mate van impressiemanagement in de vorm van leesbaarheid van risicoverslaggeving. Hypothese 3 luidt als volgt:

H3: Als er sprake is van CEO dualiteit zal de leesbaarheid van de risicoverslaggeving lager zijn.

Aantal bijeenkomsten van de board. In de corporate governance code van het Verenigd Koninkrijk is opgenomen dat de board vaak genoeg bij elkaar dient te komen om haar taken effectief en doeltreffend uit te kunnen voeren (FRC, 2012). Een groter aantal bijeenkomsten per jaar wordt over het algemeen geassocieerd met sterke governance. Dat wil zeggen dat de board haar toezichthoudende functie beter kan uitvoeren op het moment dat er meer bijeenkomsten plaatsvinden per jaar. Meer toezicht vanuit de board biedt naar verwachting minder kansen tot opportunistisch handelen van managers en zou derhalve kunnen leiden tot een afname van impressiemanagement in de vorm van leesbaarheid.

Bovenstaande verwachting wordt ondersteund door een aantal onderzoeken naar de impact van het aantal bijeenkomsten van de board. Zo vinden Osma en Guillamón-Saorín (2011) dat er minder impressiemanagement plaatsvindt op het moment dat de board vaker bijeenkomt per jaar. Daarnaast komen Mercer (2004) en Xie et al. (2003) tot de conclusie dat er minder ‘earnings management’ wordt toegepast naar mate er meer bijeenkomsten van de board plaatsvinden. Ook heeft het aantal bijeenkomsten van de board een positief significante invloed op de hoeveelheid ‘voluntary disclosure’ binnen een onderneming (Barros et al., 2013; Laksmana, 2008). Op basis van bovenstaande literatuur verwacht ik een vergelijkbare relatie tussen het aantal bijeenkomsten van de board en de mate van impressiemanagement in de vorm van leesbaarheid van risicoverslaggeving. Hypothese 4 luidt als volgt:

H4: Naar mate het aantal bijeenkomsten van de board hoger is, zal de leesbaarheid van de risicoverslaggeving hoger zijn.

2.7 Auditcommissie

De corporate governance code van het Verenigd Koninkrijk schrijft voor dat de board een auditcommissie instelt. Deze auditcommissie heeft onder andere de verantwoordelijkheid om toezicht te houden op de kwaliteit van verslaggeving van de onderneming, de interne financiële beheersing en het risicomanagement. Daarnaast dient de auditcommissie advies te geven aan de board of het jaarverslag en de jaarrekening, als geheel beoordeeld, eerlijk, evenwichtig en begrijpelijk zijn (FRC, 2012). Uit deze passage komt naar voren dat de begrijpelijkheid en dus de leesbaarheid van zowel de jaarrekening als geheel als de afzonderlijke onderdelen, een punt van aandacht is. De auditcommissie is via deze weg verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de jaarrekening alle relevante informatie voor belanghebbenden bevat om een goed beeld te vormen van de prestaties, strategie en risico’s (FRC, 2012). Van een effectieve auditcommissie mag derhalve worden verwacht dat deze toezicht houdt op de leesbaarheid van onder andere de risicoverslaggeving. Karamanou en Vafeas (2005) komen in hun onderzoek tot de conclusie dat een effectieve auditcommissie bijdraagt aan de hoeveelheid ‘voluntary disclosure’ en daarmee de transparantie van de verslaggeving vergroot. Eigenschappen die geassocieerd worden met een effectieve auditcommissie zijn de mate van onafhankelijkheid, de grootte en het aantal bijeenkomsten (Blue Ribbon Committee, 1999). Dit onderzoek zal een samengestelde variabele gebruiken om de effectiviteit van de auditcommissie (ACE) te meten. Een auditcommissie zal in dit onderzoek worden aangemerkt als effectief als het aan een drietal criteria voldoet. De

(16)

16

auditcommissie is volledig onafhankelijk, bestaat uit minimaal drie directors en het aantal bijeenkomsten is minimaal gelijk aan het steekproefgemiddelde. Deze criteria komen overeen met de voorschriften van de Blue Ribbon Committee (1999) en FRC (2012). Daarnaast maakten eerdere onderzoeken van Kent et. al. (2010) en Rainsbury (2008) ook gebruik van een dergelijke samengestelde variabele voor het meten van de effectiviteit van de auditcommissie. Wanneer een auditcommissie niet voldoet aan één van de drie criteria zal deze niet worden aangemerkt als een effectieve auditcommissie. Een nadere uitleg over de verschillende variabelen en meetmethodes zijn terug te vinden in hoofdstuk 3. De drie variabelen waaruit de ACE bestaat zullen hieronder één voor één worden besproken, waarna de verwachte relatie met de leesbaarheid van risicoverslaggeving zal worden geschetst.

Ook op het gebied van eigenschappen van de auditcommissie is dit een van de eerste onderzoeken naar de invloed op de leesbaarheid van tekst in het jaarverslag. Bij de onderbouwing van de verwachte relaties zal dan ook gekeken worden naar eerdere onderzoeken op het gebied van ‘earnings management’ en ‘voluntary disclosure’ aangezien er nog nauwelijks onderzoek is gedaan naar de invloed van de auditcommissie op impressiemanagement of leesbaarheid van teksten.

Onafhankelijkheid van de auditcommissie. De FRC (2012) beveelt aan dat een auditcommissie bij grote ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk uit minimaal 3 onafhankelijke, niet uitvoerende, directors bestaat. In het geval van kleine ondernemingen volstaat een aantal van 2 onafhankelijke directors. Een grotere proportie van onafhankelijke directors verhoogt naar verwachting de effectiviteit van de auditcommissie, met een verbetering van de toezichthoudende functie tot gevolg (BRC, 1999; FRC, 2012). Verbeterd toezicht kan bijdragen aan het voorkomen van opportunistisch handelen van managers en een afname van impressiemanagement in de vorm van bijvoorbeeld ‘earnings management’ en leesbaarheid. In lijn met deze verwachting vonden eerdere onderzoeken dat een grotere mate van onafhankelijkheid van de auditcommissie leidt tot een vermindering van de hoeveelheid ‘earnings management’ die wordt toegepast (Liu en Sun, 2010; Mercer, 2004; Persons, 2009; Shiri et al., 2012). Daarnaast heeft de mate van onafhankelijkheid van de auditcommissie ook een positief significant effect op de kwaliteit van financiële verslaggeving (Shiri et al., 2012) en de hoeveelheid ‘voluntary disclosure’ (Barros et al., 2013; Persons, 2009). Op basis van deze literatuur verwacht ik dat een volledig onafhankelijke auditcommissie, als onderdeel van de effectiviteit, de leesbaarheid van risicoverslaggeving vergroot.

Grootte van de auditcommissie. Ten aanzien van de grootte van de auditcommissie zijn geen voorschriften opgenomen in de corporate governance code van het Verenigd Koninkrijk. Over het algemeen wordt een groter aantal directors gezien als een eigenschap behorende bij een effectieve auditcommissie (Karamanou en Vafeas, 2005). Een effectieve auditcommissie kan via een verbeterd toezicht de mate van opportunistisch handelen van managers terugbrengen en daarmee de mate van impressiemanagement verlagen. Shiri et al. (2012) vinden in hun onderzoek een positief significante relatie tussen de grootte van de auditcommissie en de kwaliteit van financiële verslaggeving. Persons (2009) stelt daarnaast dat een grotere auditcommissie leidt tot minder ‘earnings management’ en meer ‘voluntary disclosure’. Op basis hiervan verwacht ik dat de grootte van de auditcommissie, als onderdeel van de effectiviteit, de leesbaarheid van risicoverslaggeving vergroot.

(17)

17

Aantal bijeenkomsten van de auditcommissie. Om effectief te zijn dient de auditcommissie vaak genoeg bijeen te komen. Eerder onderzoek heeft het belang van het aantal bijeenkomsten aangetoond voor het toezicht op de verslaggeving. Meer bijeenkomsten zorgen via een verbeterd toezicht, naar verwachting, voor minder mogelijkheden tot opportunistisch handelen van managers. Via de vergroting van de toezichthoudende functie zorgen meer bijeenkomsten voor een daling in de mate van ‘earnings management’ die wordt toegepast binnen de onderneming (Mercer, 2004; Persons, 2009; Xie et al., 2003). Taliyang en Jusop (2011) vinden daarnaast een positief significante relatie tussen het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie en de mate van transparantie in de vorm van ‘voluntary disclosure’. Op basis van deze artikelen verwacht ik dat het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie, als onderdeel van de effectiviteit, de leesbaarheid van risicoverslaggeving vergroot.

Op basis van de hierboven beschreven literatuur verwacht ik dat de ACE een positief effect heeft op de leesbaarheid van risicoverslaggeving bij Britse beursgenoteerde ondernemingen. Hypothese 5 luidt als volgt:

H5: Ondernemingen met een effectieve auditcommissie hebben beter leesbare risicoverslaggeving.

(18)

18

3 METHODE

3.1 Sample en data

Voor dit onderzoek is data verzameld van Britse beursgenoteerde ondernemingen, genoteerd in de FTSE 100 index. De FTSE 100 index bestaat uit de 100 grootste ondernemingen genoteerd aan de effectenbeurs in Londen, gebaseerd op marktkapitalisatie. Er is gekozen voor het Verenigd Koninkrijk aangezien de verslaggevingregels daar over het algemeen breder worden geïnterpreteerd dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, wat resulteert in een grotere variëteit aan risico-informatie (Abraham en Cox, 2007). Het betreft ondernemingen genoteerd aan de beurs in het Verenigd Koninkrijk, wat betekent dat ze allen onderhevig zijn aan dezelfde corporate governance code en dat de jaarverslagen publiekelijk beschikbaar zijn. Daarnaast vindt Jones (1988) in zijn onderzoek dat de leesbaarheid van jaarverslagen daalt op het moment dat ondernemingen beursgenoteerd zijn. Er is derhalve gekozen voor een sample bestaande uit uitsluitend beursgenoteerde ondernemingen. De data is verzameld voor de jaren 2008 tot en met 2011 om twee verschillende redenen. Enerzijds omdat 2008 het jaar is waarin de crisis zijn intrede deed, met als gevolg een grotere aandacht voor risicoverslaggeving. Anderzijds omdat ‘Standard and Poors credit rating’ sinds 2008 ook een ERM analyse heeft opgenomen in het proces van ‘credit rating’. De data voor de controle variabelen is afkomstig uit de Compustat Global database. Alle data met betrekking tot de leesbaarheid van de risicoverslaggeving evenals de eigenschapen van de board en auditcommissie zijn handmatig verzameld uit de desbetreffende jaarverslagen. In de sample worden net als bij Beretta en Bozzolan (2004), Linsley en Shrives (2006) en Abraham en Cox (2007), de financiële instellingen niet meegenomen gezien de specifieke regelgeving en risico’s voor dit type ondernemingen. Daarnaast worden onderneming-jaar combinaties waar in een bepaald onderneming-jaar data ontbreekt niet meegenomen. Deze criteria hebben een uiteindelijke sample opgeleverd van 276 observaties van 70 niet-financiële Britse beursgenoteerde ondernemingen. Een volledige lijst van de ondernemingen is opgenomen als bijlage 1.

3.2 Afhankelijke variabele

Leesbaarheid risicoverslaggeving. De leesbaarheid van de risicoverslaggeving wordt gemeten aan de hand van de’ Fog Index’ en de ‘Flesch Reading Ease’ formule. Dit omdat deze twee linguïstische formules de meest gebruikte zijn op het gebied van leesbaarheidsonderzoek (Feenstra, 2012; Li, 2008). Om de leesbaarheidformules toe te kunnen passen is uit alle jaarverslagen handmatig de tekst uit risicoparagrafen gekopieerd. De ondernemingen uit de sample dienen te rapporteren over de relevante risico’s en de acties die worden ondernomen om deze risico’s eventueel te mitigeren, zoals in hoofdstuk 2 besproken. Veelal is deze risicoparagraaf getiteld ‘Risks and uncertainties’ of ‘Principal risks’. Tabellen en kop- en voetteksten die als opmaak dienen zijn hierbij niet meegenomen, mede omdat de formule alleen stukken tekst kan lezen. Hieronder worden beide leesbaarheidsformules kort toegelicht.

De ‘Fog Index’ kijkt naar het aantal woorden per zin en aantal lettergrepen per woord. De leesbaarheidscore geeft aan hoeveel jaar formeel onderwijs de lezer nodig heeft om de tekst te begrijpen. Het gebruik van deze formule komt overeen met eerder onderzoek op het gebied van leesbaarheid van onderdelen van jaarverslagen (Laksmana et al., 2012; Li, 2008). De index wordt als volgt berekent:

(19)

19

Fog Index = 0,4 * (A + T)

Hierbij is A het gemiddeld aantal woorden per zin en T het aantal complexe woorden in de tekst. Een woord wordt geclassificeerd als complex op het moment dat het drie of meer lettergrepen bevat. Op het moment dat de ‘Fog Index’ een waarde van 17 of hoger aanneemt, wordt de tekst als moeilijk leesbaar beschouwd. De leesbaarheidscore is dan gelijk aan die van een wetenschappelijke tekst en moeilijk te begrijpen voor circa 90% van de volwassen bevolking (Courtis, 1995). Een overzicht van de standaarden voor de ‘Fog Index’ is hieronder weergegeven in tabel 1.

Tabel 1: Fog Index

Categorie Fog Index

Technical books 19.5

Scientific literature 17,0

Newspapers 13,7

Instruction manuals 12,6

General circulation magazines 9,7

Youth magazines 8,6

De ‘Flesch Reading Ease’ formule kijkt naar de zinslengte en het aantal lettergrepen per 100 woorden. De formule geeft een leesbaarheidscore op een schaal van 0-100, waarbij een hogere score een betere leesbaarheid betekent. Deze formule is een veel gebruikte methode binnen het leesbaarheidsonderzoek door onder andere Courtis (1995), Jones (1994) en Linsley and Lawrence (2007). Hij wordt als volgt berekent:

Flesch Reading Ease = 206.835 – 0.846wl – 1.015sl

Hierbij is wl het aantal lettergrepen per 100 woorden en sl het gemiddeld aantal woorden per zin. Een score dichter bij de 0 impliceert een lagere leesbaarheid van de tekst. Op het moment dat de uitkomst onder de 30 ligt, wordt de leesbaarheid van de tekst als zeer moeilijk beschouwd en alleen geschikt voor lezers met een wetenschappelijke achtergrond (Courtis, 1995). Een overzicht van standaarden voor de ‘Flesch Reading Ease’ formule is hieronder weergegeven in tabel 2.

Tabel 2:

Flesch Reading Ease

Reading ease rating Description of style Educational attainment

level

Typical style of magazine

0-30 Very difficult Postgraduate degree Scientific

30-50 Difficult Undergraduate degree Academic

50-60 Fairly difficult Grades 10-12 Quality

60-70 Standard Grades 8-9 Digests

70-80 Fairly easy Grade 7 Slick fiction

80-90 Easy Grade 6 Pulp fiction

(20)

20 3.3 Onafhankelijke variabelen

Board onafhankelijkheid. De mate van onafhankelijkheid van de board wordt berekend door het aantal onafhankelijke directors te delen door het totaal aantal directors (Mather en Ramsay, 2007). In de jaarverslagen wordt weergegeven welke directors uitvoerend zijn en welke niet (‘executive’ en ‘non-executive’), en welke directors als onafhankelijk kunnen worden aangemerkt.

Grootte van de board. De grootte van de board wordt gemeten als het totaal aantal directors zoals weergegeven in het corporate governance verslag in de jaarverslagen van de ondernemingen (Osma en Guillamón- Saorín, 2011).

CEO dualiteit. Voor CEO dualiteit wordt net als bij Osma en Guillamón- Saorín, (2011) een dummy variabele opgenomen. Deze is 1 op het moment dat de CEO ook de functie als ‘Chairman of the board’ vervult, en 0 als deze functies gescheiden zijn.

Aantal bijeenkomsten van de board. Om deze variabele te meten wordt uit het corporate governance verslag het werkelijk aantal bijeenkomsten van de board gehaald (Osma en Guillamón- Saorín, 2011). Hier staat tevens per director vermeld hoeveel bijeenkomsten ze hebben bijgewoond. Het aantal bijeenkomsten van de board is een manier om de tijd die aan toezicht houden is besteed te meten.

Auditcommissie effectiviteit. De effectiviteit van de auditcommissie (ACE) wordt gemeten door middel van een samengestelde variabele. Deze samengestelde variabele, ACE, wordt op een zelfde manier bepaald als in de onderzoeken van Rainsbury (2008) en Kent et, al. (2010). ACE wordt opgenomen als dummy variabele en heeft de score 1 als de auditcommissie aan alle criteria voldoet, en 0 als dit niet het geval is. De drie criteria zijn, naast eerder genoemde onderzoeken, gebaseerd op voorschriften van de Blue Ribbon Committee (1999) en FRC (2012) en zijn als volgt: de auditcommissie bestaat uit minimaal 3 directors, alle leden van de auditcommissie zijn niet-uitvoerende, onafhankelijke directors, de auditcommissie komt minimaal 5 (boven het steekproefgemiddelde) keer per jaar bij elkaar. Het aantal leden van de auditcommissie, de onafhankelijkheid en het aantal werkelijke bijeenkomsten van het betreffende jaar worden handmatig verzameld uit de corporate governance verslagen in de jaarverslagen.

3.4 Controle variabelen

Grootte onderneming. Naarmate ondernemingen groter zijn, verwacht ik dat de risicoparagraaf meer woorden zal tellen en moeilijker leesbaar zal zijn. Een grotere onderneming gaat over het algemeen ook gepaard met een groter aantal stakeholders en bijbehorende risico’s, welke verantwoord dienen te worden in de risicoparagraaf. Li (2008) nam in zijn onderzoek ook de grootte van de onderneming op als controle variabele. De grootte van de onderneming wordt gemeten aan de hand van het natuurlijke logaritme (LN) van de totale activa.

Ondernemingsprestaties. Eerder onderzoek van Laksmana et. al. (2012) vond een positief significante relatie tussen de ondernemingsprestaties en de leesbaarheid van het ‘Compensation,

(21)

21

Discussion and Analysis’ gedeelte van het jaarverslag. In de regressieanalyse zal dan ook gecontroleerd worden voor de ondernemingsprestaties. De ondernemingsprestaties worden gemeten aan de hand van de Return on Assets (ROA).

Jaar. In lijn met het onderzoek van Li (2008) zal worden gecontroleerd voor het jaar waarin is gerapporteerd over de risico’s. In de regressieanalyse zijn de jaren 2008 tot en met 2011 allen opgenomen als dummy variabelen. De variabele van een jaar neemt de waarde van 1 aan als de observatie betrekking heeft op het betreffende jaar, en 0 als dit niet het geval is. Het jaar 2011 is in de analyse de referentiegroep en wordt derhalve niet weergegeven in de resultaten.

Industrie. De ondernemingen uit de steekproef zijn actief in verschillende type industrieën. Iedere industrie heeft te maken met verschillende types en hoeveelheden risico’s. Net als Abraham en Cox (2007) controleer ik in de regressieanalyse voor het type industrie. Dit wordt gedaan aan de hand van het industrie classificatie model van Fama en French (1997). De ondernemingen worden op basis van de SIC scores ingedeeld in vijf verschillende industrietypes. De indeling naar type industrie staat hieronder weergegeven in tabel 3.

Tabel 3:

Fama French Industrietypes

Industrietype 1 Consumer Durables, NonDurables, Wholesale, Retail, and Some Services (Laundries, Repair Shops)

Industrietype 2 Manufacturing, Energy, and Utilities

Industrietype 3 Business Equipment, Telephone and Television Transmission Industrietype 4 Healthcare, Medical Equipment, and Drugs

Industrietype 5 Other -- Mines, Constr, BldMt, Trans, Hotels, Bus Serv, Entertainment, Finance

3.5 Statistisch model

Kwantitatieve onderzoeksmethode wordt toegepast op de verzamelde data aan de hand van multipele regressieanalyse. Voordat wordt overgegaan tot de statistische analyses, wordt gestart met het ‘winsorizen’ van de continue variabelen. Dit om het effect van uitschieters in de analyse te beperken. Zoals gezegd wordt de grootte van de onderneming gestandaardiseerd middels het natuurlijke logaritme (LN) van de totale activa. Om een eerste inzicht te krijgen in de richting van de verbanden tussen de variabelen, en om te controleren of er misschien sprake is van multicollineariteit, wordt een correlatiematrix gecreëerd. De verschillende hypotheses worden vervolgens getest aan de hand multipele regressieanalyse, welke bestaat uit zeven modellen. Er is gekozen om de stapsgewijze methode toe te passen waarbij elke onafhankelijke variabele afzonderlijk wordt toegevoegd aan het model. Model 1 test de relatie tussen de controle variabelen en de leesbaarheid van risicoverslaggeving. De volgende vijf modellen testen de hypotheses en bevatten de controle variabelen onder toevoeging van de variabele welke betrekking heeft op de geteste hypothese. Op deze wijze kan per variabele worden vastgesteld of deze, onder aanwezigheid van de controlevariabelen, een significante invloed heeft op de afhankelijke variabele. Op deze wijze kan per variabele, en dus per hypothese, een conclusie worden getrokken. In het laatste model zijn alle variabelen opgenomen en geeft de resultaten van een hiërarchische regressie weer. Hierbij zijn alle onafhankelijke variabelen tegelijk opgenomen in de regressie onder toevoeging van de controlevariabelen. Alle analyses worden uitgevoerd

(22)

22

voor beide type leesbaarheidsformules als afhankelijke variabele. De resultaten van de verschillende analyses zijn weergegeven in de resultatensectie.

(23)

23

4. RESULTATEN

4.1 Beschrijvende statistieken

Voorafgaand aan de regressieanalyse wordt eerst gekeken naar de beschrijvende statistieken van de steekproef. Een overzicht van de beschrijvende statistieken staat weergegeven in tabel 4. Hieruit kan worden afgelezen dat de risicoverslaggeving van Britse beursgenoteerde ondernemingen gemiddeld een ‘Fog Index’ score van 18,09 heeft. Er kan hieruit worden geconcludeerd dat de risicoverslaggeving van Britse beursgenoteerde ondernemingen moeilijk leesbaar is. Een ‘Fog Index’ score hoger dan 17 impliceert immers een moeilijk leesbare tekst, zoals beschreven in de methodesectie. Dit wil zeggen dat de lezer gemiddeld iets meer dan 18 jaar formeel onderwijs nodig heeft om de tekst te kunnen begrijpen. Dit betekent derhalve dat een hogere ‘Fog Index’ score een lagere leesbaarheid van de tekst kenmerkt. Als deze score wordt vergeleken met eerdere onderzoeken naar leesbaarheid van onderdelen van jaarverslagen, kan worden geconcludeerd dat dit gemiddelde iets lager ligt. Zo vond Li (2008) achtereenvolgens gemiddelde ‘Fog Index’ scores van 19,39 voor het jaarverslag in zijn geheel, 18,23 voor de MD&A, en 18,96 voor de toelichtingen op de financiële overzichten. Courtis (1995) gebruikte ook de ‘Fog Index’ in zijn onderzoek naar de leesbaarheid van de ‘Chairman’s statement’ en de voetnoten in de jaren 1986 en 1991. Hij vond leesbaarheid scores voor de ‘Chairman’s statement’ van 18,46 en 19,21. De voetnoten hadden een gemiddelde ‘Fog Index’ score van 19,99 en 20,67.

Ook op basis van de gemiddelde Flesch score van 23,70 kan worden geconcludeerd dat de risicoverslaggeving van Britse beursgenoteerde ondernemingen moeilijk leesbaar is. In de methodesectie werd al even aangehaald dat een tekst met een Flesch score onder de 30 als zeer moeilijk leesbaar wordt beschouwd. Als we de gemiddelde leesbaarheidsscore van dit onderzoek vergelijken met eerdere onderzoeken dan is deze op basis van de Flesch score iets lager, en dus moeilijker leesbaar. Zo vond Courtis (1995) gemiddelde Flesch scores van 38,35 en 30,72 in 1986 en 36,85 en 27,72 in 1991 voor respectievelijk de ‘Chairman’s statement’ en de voetnoten. Linsley en Lawrence (2007) vinden in hun onderzoek naar de leesbaarheid van risicoverslaggeving in het Verenigd Koninkrijk een gemiddelde Flesch score van 30,50.

Met betrekking tot de corporate governance eigenschappen komen ook een aantal zaken naar voren. Zo bestaat de board gemiddeld uit 10,67 directors en bedraagt het percentage onafhankelijke directors gemiddeld 58%. Voor de steekproef geldt dat er niet vaak meer sprake is van dualiteit, waarbij de CEO ook de functie van ‘Chairman of the board’ vervult. Het gemiddeld aantal bijeenkomsten van de board en de auditcommissie is respectievelijk 8,35 en 4,65. Van de steekproef bestaan alle auditcommissies uit minimaal drie directors en is deze bovendien voor 96% van de gevallen als volledig onafhankelijk aan te merken. Op basis van de in de methodesectie beschreven criteria heeft 31% van de ondernemingen een effectieve auditcommissie. De beschrijvende statistieken staan hieronder weergegeven in tabel 4.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is – in de woorden van de Nederlandse corporate governance code – enerzijds verantwoor- delijk voor de realisatie van de doelstel lingen van de vennootschap, de stra tegie en

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de kwaliteit van risico-informatie en is een relatie gelegd met de corporate governance structuur.. Onder de corporate governance

De verandering in regulering, door middel van het advies van de monitoring commissie corporate governance, heeft dan ook weinig effect gehad op de risicoverslaggeving van Nederlandse

Maar het gebruik van deze twee variabelen blijft een beperkte selectie, de omvang en prestaties zijn niet de enige factoren die invloed hebben op de relatie tussen de

Daarbij wordt alleen het gedeelte voorafgaande aan de jaarrekening (i.c. balans, winst-en-verlies- rekening, kasstroomoverzicht en toelichting daarop) meegenomen. B) Daarna wordt

Alhoewel deze varia- belen ook gebruikt worden voor het beschrijven van de inhoud van het corporate governance rap- port, hebben ze een andere achtergrond omdat ze elementen uit de

Met deze studie is beoogd een antwoord te geven op de vraag of de karakteristieken van corporate governance in Nederland zijn veranderd sinds de verschijning van het rapport van

Een tweede reden om aan te nemen dat de Corporate Governance Code een ruimere invloed kan hebben dan alleen als leidraad voor bestuurders van beursgenoteerde onderne- mingen, is dat