• No results found

Tijdschrift voor. Verloskundigen. maart e jaargang. Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tijdschrift voor. Verloskundigen. maart e jaargang. Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verloskundigen

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen

maart 2012

37e jaargang

(2)

VOOR VERLOSKUNDIGEN

Sibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verlos- kundigen. Wij bieden u een gevarieerd dienstenpakket voor al uw financiële zaken, nu en in de toekomst.

Telefoon: (0318) 544 044 - www.sibbing.nl

2012

ř ”›¢Ÿœ¡™¦•’™©¢¢¥¦§’™–“–™–Ÿ–œ•–¥¦ Nijmegen 22 maart ř –”›§–¡©’¡––¡–£œ¦œ¢§¢ œ–¢—¥¨£§¨¨¥ Maastricht 27 maart ř ©œ•–¡”–’¦–•–•œ”œ¡– Utrecht * 12 april (start),

©¢¢¥Ū•¨  œ–¦Ŭ 26 april, 14 mei

ř ”›¢Ÿœ¡™¦•’™©¢¢¥¦§’™–“–™–Ÿ–œ•–¥¦ Eindhoven 19 april ř §¨¨¥™¥¢–£’•©œ–¦į

 ›¨œ¦“–­¢–ž–¡”¢¡§œ¡¨–“–™–Ÿ–œ•œ¡™ Nijmegen * 10 mei ř §¥’§–™œ¦”›£¢¦œ§œ¢¡–¥–¡ Eindhoven * 15 en 31 mei ř §¨¨¥™¥¢–£’•©œ–¦į

 •–©–¥Ÿ¢¦ž¨¡•œ™–’Ÿ¦”’¦– ’¡’™–¥ Eindhoven * 22 mei en 5 juni

ř –—–¥––¥•’™ Maastricht 8 juni

ř ¡§¥’”¨§’’¡›–”›§–¡ Eindhoven * 14 juni ř ¢¦§Ļ›“¢į¦¦–¦¦ –¡§–¡¦”›¢Ÿœ¡™

ř –¥¥–™œ¦§¥’§œ––§ Distance Learning start in overleg ř •œ™œ§’’Ÿ Distance Learning start in overleg ř ¢¦§Ļ›“¢’¦œ¦¢£Ÿ–œ•œ¡™”›¢¦”¢£œ– Maastricht start november * op locatie mogelijk (een nog ruimer cursusaanbod is mogelijk).

Leven Lang

Leren –¡¡œ¦–¡

©’’¥•œ™›–•–¡

Blijf groeien en ontwikkel u tot een toekomstbestendige verloskundige.

Het actuele LLL-programma helpt u daarbij met inspirerende trainers.

Locaties: Utrecht, Nijmegen, Eindhoven, Maastricht of een naar uw voorkeur.

Toekomstgerichte verloskunde op hoog niveau

Meldt u aan via de website: www.av-m.nl Meer informatie: Rachèl Boesten 043-3885407

symposium

Ūɾʂ˔ʹʂʧʹ

ʯˌ˔˦ɭʰɾʂ˔ʕ˚ʘˌĻ ɷʂ˦ɭʩʩʘʰʐʘʰʰʂɾʂˇʩɭʰɾ

Ŭ

ʯɭɭˌ˔ˇʘɸʕ˔ŇNJǍˌʂ˄

˔ʂʯɷʂˇNJLjljNJ

’¦§¦£¥

–ž–¥–§–¥¥

¢”žŸ–›¨¥¦§Ĭ



¥¢—–¦¦¢¥¢—–¥œ¡’§’Ÿ£œ•– œ¢Ÿ¢™¬

©’¡•–¡œ©

–¥¦œ§¬¢—«—

¢¥•ĭ

–ž–¡•©

’¡›–§™¥

œ¥§›£Ÿ’”– ¢§–

Ļ¢¡•–¥­¢–ž

œ¡¡™–Ÿ’¡•ĭ



(3)

4V6 3

TIJDSCHRIFT

Over regie en ontwikkelingen van onderop

5

Redactie

7.3 voor TvV

6

Wil van Veen

KNOV

Bestuurlijke zaken

8

Jos Becker Hoff

Wie is de baas?

9

Angela Verbeeten

Multidiciplinaire richtlijn borstvoeding

10

II Weegbeleid

11

Kristel Zeeman

Themabijeenkomsten

13

Vraag van de maand

14

WETENSCHAP

Verloskundigen dragen bij aan primaire preventie van kindermishandeling door

goed ouderschap te ondersteunen

15

Astrid Merkx, Irene Korstjens

Lactatie verdient serieuze aandacht

22

Lara Tauritz Bakker

Kennispoort Verloskunde

27

ONDERWIJS

Accreditatie opleidingen is sluitstuk van

kwaliteitszorg

33

Nic van Son, Hanneke Torij

INNOVATIE

Wij gaan Nederland veranderen

35

Kristel Zeeman

Angstreductie in Apeldoorn

36

Kristel Zeeman

In Zwang Gouda

39

Wil van Veen

Wees je bewust van de toegevoegde waarde

41

Kristel Zeeman

Ervaring is een pre

44

Wil van Veen

Niet de organisatie, maar de inhoud!

45

Wil van Veen

Bevalcentrum West

47

Suze Jans

EVE - de geboorte van integrale verloskundige

50

zorg

Relinde van der Stouwe

PRAKTIJK

Samen verantwoordelijk

53

Ruth Evers

Mist-protocol zorgt voor minder ruis op de lijn

54

Relinde van der Stouwe

Het voordeel van twee moeders

55

Imke Rosink

Vijf minuteninterview met François Hesseling

56

Suze Jans

INTERNATIONAAL

Hoe bevalt Europa?

57

Redactie

FORUM

Partogram applicatie

59

BERICHTEN

Congres en Cursus

61

Media

61

Next

62

Personalia

63

(4)

4)*$3#(2)&4

Redactie

Relinde van der Stouwe, Suze Jans, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman

Medewerkers maart 2012

Laura Tauritz Bakker, Jos Becker Hoff, Cecily M. Begley,

Barbara Bekker, Ton van de Coevering, Ruth Evers, Irene Korstjens, Astrid Merkx, Imke Rosink, Henk van Ruitenbeek, Nic van Son, Hanneke Torij, Angela Verbeeten, Jolanda Zocchi

Redactieadres

Tijdschrift voor Verloskundigen Wielingenweg 318, 1826 BX Alkmaar E: tvv@knov.nl

E: wilvanveen@cappalkmaar.net T: 06 53359153

Facebook: Tijdschrift voor Verloskundigen

Abonnementen, personalia en adreswijzigingen KNOV, Jolanda Zocchi

Postbus 2001, 3500 GA Utrecht T: 030 282 3115, F: 030 282 3101 E: jzocchi@knov.nl

Personeelsannonces Wil van Veen T: 06 53359153 E: tvv@knov.nl

Advertentie-exploitatie Ovimex bv, Frank Dijkman T: 0570 674240

E: frank.dijkman@ovimex.nl Vormgeving

Annemiek Voogd, Ovimex bv Druk

Ovimex bv, Deventer Abonnementsprijzen

Abonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV:

€ 132,- per jaar (10 nummers); Europa € 158,-; buiten Europa € 185,-.

Voor studenten (buitenlandse opleiding): € 106,- Los nummer: € 17,-

Voorzitter KNOV Angela Verbeeten Foto’s

Beata Bosma, Alkmaar Carien van Leeuwen, Amsterdam Bionda Heeringa, Delft, Sander van der Torren, Haarlem Ton van de Coevering, Gouda Bram Visser, Roosendaal

© 2012 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht T: 030 282 3100

Oplage: 3950

ISSN 0378-1925

#OVER

(ET .EDER



DE .EDERLANDSE

$E ZIJN DAARIN IN VAN

(ET GEBIED

$AARNAAST

)N ORGAAN IN BESTUUR

Inzenden kopij en advertenties

$E IN GESCHREVEN ZIJN +OPIJ PAGINACIJFERS VIA ONDERZOEKSGEGEVENS 2EFERENTIES

"EELD

"IJ ZO DE

(ET BRONVERMELDING VAN VAN

0ERSONEELSADVERTENTIES 26 maart 2012

EN ZIE(ET Pien Offerhaus, verloskundige en beleids-

medewerker van de KNOV, maakte dit beeldje.

Ruim een jaar geleden gaf ze het mee. “Kijk maar of het iets is voor op de cover.” Ik zette het in mijn boekenkast, vergat het, dacht er aan, vergat het... Uiteindelijk bleek het, amper 13 cm hoog, ook nog eens heel moeilijk te fotograferen. Alleen al het kiezen van een passende achtergrond en het uitlichten kostte veel tijd...

Nu Pien nog haar beeldje teruggeven...

Wil van Veen

(5)

5 4V6 Het jaar van omkering: muren afbreken en daarmee wegen plaveien, zo noemde onze hoofdredacteur 2010 bij aanvang. En zo geschiedde. De inkt van het stuurgroep- rapport ‘Een goed begin’ was nog maar nauwelijks droog, toen verloskundig Nederland tijdens nieuwjaarsborrels al de eerste initiatieven nam om de zorg anders en beter te organiseren. Nu, twee jaar later, zet heel verloskundig Nederland koers naar een andere organisatie en inhoud van die zorg. Overal in het land laten zorgverleners zien hoe zij de handen ineen slaan. Op uiteenlopende manieren en niveaus. In dit nummer doen we verslag van deze krachtenbundeling. Van Amsterdam tot Raalte, van Emmen tot Roosendaal. Samenwerking in coöperaties, VSV’s, eerstelijns netwerken en met cliënten. Over algemene perinatale zorg, spoed- zorg, angstige zwangeren en maatschappelijk welzijn. De redactie hoopt dat u zich laat inspireren door deze voorbeelden. Dat ze navolging vinden en nieuwe vormen aannemen.

Want werken aan samenwerking ten behoeve van de zwangeren moet plaats- vinden op de werkvloer en kan dus alleen van onderop gebeuren. Hiervoor zijn geen kant en klare formules; de problematiek is regionaal verschillend en zelfs lokaal onderscheidend. Sociale achterstand bijvoorbeeld heeft Rotterdam-Zuid een ander gezicht dan in het dunbevolkte Usquert. Hoe de problemen aangepakt moet worden, hangt af van lokale omstandigheden en persoonlijke mogelijk- heden. Waar wellicht een geboortecentrum in de grote stad kan bijdragen aan een veilige plaats van bevallen, hoeft dit op het platteland zeker niet zo te zijn.

Bij alle gewenste ontwikkelingen van onderop blijft enige regie echter nodig.

Het College van Perinatale Zorg (CPZ) moet die sturende rol gaan spelen. Maar een dergelijk College op- en inrichten kost tijd en ondertussen gaan de ontwikkelingen door. Is dat erg?

Die vraag komt op als het gaat om de concentratie van zorg. Enerzijds vindt de minister dat het CPZ de regie moet nemen, anderzijds laat ze toe dat in Dokkum, Meppel en elders al ingrijpende beslissingen worden genomen zonder dat iemand weet of de zorg daar beter en door haar gewenst - zegt ze - goedkoper van wordt.

Op verschillende plekken in het land zitten zorgverzekeraars aan tafel met professionals en bestuurders van ziekenhuizen waarbij zij praten over levens- vatbare verloskundige zorg in de regio. De overkoepelende organisaties lijken machteloos toe te kijken. Wat moet je als verloskundige dan doen? Hakken in het zand, ho-roepen en wachten tot het CPZ iets gaat doen? Je stem laten horen in Den Haag dat je tegen bent? De redactie zegt: laat je bezwaren horen tegen de concentratie van zorg, maar blijf ook nadenken en praten over alternatieven, zoek steun bij andere beroepsgroepen en bij de KNOV.

Tijdens het schrijven van dit redactioneel blijven de voorbeelden van samen- werking binnenkomen. Daarom vanaf nu elke maand aandacht voor innovatie op het gebied van samenwerking. Wellicht wilt u ook uw initiatief onder de aandacht brengen? Mail ons: tvv@knov.nl

Kristel Zeeman, Relinde van der Stouwe, Suze Jans NB. Onze hoofdredacteur is even ziek! Q

/VER ONDEROP

Agenda

20 maart 2012

Cursus Toetsgroepbegeleider, dag 3

21 maart 2012 Regionale Bijeenkomst APELDOORN

‘Van wij/zij-denken naar wij-denken’

Vooraf: MIO Actief baren 26 maart 2012

Regionale Bijeenkomst HOUTEN

‘Van wij/zij-denken naar wij-denken’

Vooraf: MIO Actief baren 28-29 maart 2012 Training Kringbestuurders, dag 1 en 2

2 april 2012

Regionale Bijeenkomst BREDA

‘Van wij/zij-denken naar wij-denken’

Vooraf: MIO Actief baren 4 april 2012

Regionale Bijeenkomst DRACHTEN

‘Van wij/zij-denken naar wij-denken’

Vooraf: MIO Actief baren 11 april 2012

Regionale Bijeenkomst WEERT

‘Van wij/zij-denken naar wij-denken’

Vooraf: MIO Actief baren 16 april 2012

Regionale Bijeenkomst ROTTERDAM

‘Van wij/zij-denken naar wij-denken’

Vooraf: MIO Actief baren 18 april 2012

Regionale Bijeenkomst AKERSLOOT

‘Van wij/zij-denken naar wij-denken’

Vooraf: MIO Actief baren 20 april 2012

Platform Internationaal

& Twin to Twin

(6)

Tijds

Ploft het Tijdschrift voor Verloskundigen bij u op de mat dan leest 6.8% het nog diezelfde dag. U begrijpt dat als de redactie wist wie tot deze 6.8% behoren, wij hen zouden knuffelen.

Een derde van u leest het tijdschrift binnen een week, ruim 80% (van de 358 respondenten) vermeldt het te lezen voor het volgende nummer verschijnt.

De redactie is blij met u, vooral ook omdat u het tijd- schrift als totaal product waardeert met een 7.3. Maar uw redactie bestaat uit workaholics en strebers, dus we gaan voor een 8.0. U zult dat in de komende periode merken. Het aantal respondenten per vraag over het tijdschrift fluctueerde tussen de 358 – 441. Niet iedereen vulde de Ledenpeiling in, maar we zijn blij met de informatie die we hebben gekregen.

Tabel 1 laat zien hoe u het tijdschrift op onderdelen waardeert en hoeveel u leest. Op de rubriek Internatio- naal na (79,4) scoren alle rubrieken ruim 80% in de mate dat zij gelezen worden, een aantal overstijgt zelfs de 90%. Wetenschap scoort 97,2% en Praktijk zelfs 97.7%.

De rubriek Internationaal telt het hoogste percentage niet-lezers (18,1). Slechts 0,7% leest nooit de rubriek Praktijk.

Het is niet doenlijk hier alle getallen te presenteren. Wat opvalt, is dat u net als in voorgaande peilingen, enorm divers bent in uw oordeel. Uw oordeel is net een boeket zomerbloemen, rijk van vorm- en kleurschakering. Wat de een geweldig waardeert, vindt een ander niks en

daartussen bevinden zich nog alle mogelijke nuances.

Daarom probeert uw redactie u maandelijks een rijk geschakeerd blad voor te schotelen: voor elk wat wils.

Over het algemeen waardeert u de opdeling in rubrieken, alsmede de diversiteit aan onderwerpen.

Ik noem een aantal zaken waar u aandacht voor vraagt:

In de rubriek Wetenschap zou u niet alleen het weten- schappelijk artikel willen lezen, maar ook een redactio- nele vertaling. In de zin van, ‘oké maar wat heb ik hier nu aan’. Een samenvattende introductie van het onderwerp zou u eveneens op prijs stellen.

Er is nogal wat commentaar geweest op de rubriek

Onderwijs. Uw dagelijkse werkelijkheid staat verder af van onderwijs dan ‘zij bij Onder- wijs’ beseffen, zo is de teneur in een deel van de opmerkingen. Maar velen van u zijn ook van mening, dat het leerzame en toegankelijke informa- tie is.

Bij de rubriek Praktijk vraagt u om meer casussen. Ervaringen uit de praktijk vindt u belangrijk en leerzaam.

Met casussen is het echter zo dat u daarvan de eerste leverancier moet zijn.

Want die ‘zaken’ worden door u in de dagelijkse werkelijkheid ervaren.

De redactie denkt na over hoe zij aan deze wens kan voldoen, - zou het jaarlijks uitreiken van een digitale camera voor de beste casus helpen? - want zonder uw inbreng zal dit niet lukken.



6ERLOSKUNDIGEN OOK

Wil van Veen

Uitgave van

at

Tijdschrift voor

Verloskun

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organ

isatie van Verloskundigen februa

Tijdschrift voor

Verlosk

U

eel

eze de

Uitgave vaave van dn

Tijdschrift voor

Verloskundigen

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie v an Verloskundigen

Thema: h Tijdschrift vo

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisat

uw

Tijdschrift voor

Verloskundig

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie v

an Verloskundigenjuli/augustus 2011

36e jaargang

Tijds

Tijdschrift voor

Verloskundigen

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie v an Verloskundigen

september 201136e jaargang

ICM Durban

19-23 juni 2011, verslag

Tijdsch ICCMMMDuDuDurbrbrbanana

TTij Tijdsch

Tijdschrift voor

Verloskundigen

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie v an Verloskundigen

november 201136e jaargang Uitgave van de Koninklijke Nederlandse O

rgaganisatie e van Vn VVe van

Uitgave van de KoKononinninklijijke NNedderlrlandse Organisa

Tijdschrift voor

Verloskundigen

(7)

4)*$3#(2)&4

schrift voor

Verloskundigen

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie v an Verloskundigen

juni 2011

36e jaargang

7 4V6 Klinisch verloskundigen zijn teleurgesteld over

deze rubriek. Ze vinden sowieso dat zij er bekaaid vanaf komen. Binnen de redactie wordt met een aantal klinisch verloskundigen

nagedacht over oplossingen. Ook hier vormt toegankelijke en relevante kopij een bottleneck.

De positionering van de rubriek Innovatie is nog moeilijk. De rubriek is nieuw en nog

niet maandelijks, maar wat er gepresen- teerd wordt, spreekt de meesten van u aan;

namelijk bij blijven en mee groeien in ontwikkelingen.

Over de rubriek Internationaal zijn de meningen sterk verdeeld. Iemand schreef:

“Leuk, maar als je niets met ICM hebt of met het Twinningproject, word je wel wat

overvoerd.” Dat realiseerde de redactie zich verleden jaar na Durban ook, vandaar dat we dit jaar om ons heen kijken in Europa, zonder daarbij evenwel Afrika en Azië te vergeten.

Over de rubriek Berichten wordt opgemerkt dat het jammer is dat bij de geboorten de data ontbreken. Gaan we oplossen. De meesten van u vinden de informatie zinvol alhoewel een klein aantal onder u het zonde van het papier vindt.

Stel, u bent de hoofdredacteur, wat zou u het eerst veranderen?

Wat opvalt, is dat u moeite hebt met lange wetenschap- pelijke bijdragen. U hebt of neemt daar de tijd niet voor.

Iemand suggereerde om meer samenvattend onderzoek te publiceren. Feitelijk doen we dat al, niet voor niets is de Nieuwsbrief van Kennispoort in het tijdschrift opgeno- men. Vier pagina’s aan samenvattend wetenschappelijk onderzoek, iedere maand. Verder wil de een meer columns, de ander wil er geen. Een paar van u zouden TvV liever digitaliseren, weg met die papieren uitgave.

Ook een splitsing tussen wetenschap en praktijk wordt voorgesteld. Dat voorstel lag er in 2009 ook. Dat is toen doorgerekend, maar het idee bleek financieel niet haalbaar.

Ook wordt er voorgesteld samen te werken (1x/jaar) met het NTOG, meer naar de tweede lijn te kijken, elk nummer een interview met een tweedelijner te plaatsen (gynaecoloog/kinderarts); want een interview leest prettiger dan een artikel. En dat staat dan weer haaks op de opmerkingen van hen die geen interviews willen, maar juist meer artikelen…

Zoveel mensen, zoveel wensen. U verblijdde ons met 1106 opmerkingen, zowel complimenten alsook kritiek.

U deed ons 153 suggesties over wat u zou doen als u hoofdredacteur zou worden en u bracht 112 nieuwe onderwerpen aan. We kunnen weer even vooruit!

Dank daarvoor en... wij gaan toch echt voor die 8.0. Q

de Koninklijke Nederlandse Organisatie v an Verloskundigen

januari 2011

36e jaargang

ndigen

ri 2011

36e jaargang

w n t

on O m

nuuuuariaaaarrii i 2011

36e jaarga

3 ng

kundigen

itgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie v an Verloskundigen

maart 201136e jaargang ndigen

n

april 201136e jaargang

hypertensie

k

ku u u u u u u un ndigen g

m a va

O e OO se O ndsdse andnd erlalaa er

rganisatie v an Verloskundigen

oor

Verloskundigen

ie van Verloskundigen

mei 2011

36e jaargang g

geeen

gen

ni ni un un uni j ju ju juunni 2011

36e jaarga

hrift voor

Verloskund igen

hr

rubriek rapportcijfer % % % %

Redactioneel 7.0 44,2 44,4 10,0 1,4

Bestuurlijke zaken 6.7 28,6 54,7 14,4 2,3

Column voorzitter 6.9 47,0 41,6 10,5 0,9

Rubriek KNOV 6.9 41,4 49,3 4,9 4,4

Rubriek Wetenschap 7.5 50,2 47,0 1,6 1,2

Rubriek Onderwijs 7.0 44,4 49,8 4,0 1,9

Rubriek Praktijk 7.4 70,9 27,0 0,7 1,4

Rubriek Innovatie 7.0 47,0 47,4 1,9 3,7

Rubriek Internationaal 6.8 24,7 54,7 18,1 2,6

Rubriek Berichten 7.2 54,0 40,9 4,2 0,9

Gewogen gemiddelde 7.0

Totaaloordeel TvV 7.3

Tabel 1. Rapportcijfer per rubriek en leesgedrag

Leesgedrag >[1] Helemaal Deels Nooit Weet niet

;=

(8)

De focus van het bestuur ligt vooral op samen- werking. Verticale samenwerking met

gynaecologen en ziekenhuizen als ook horizontale samenwerking met de eerste en nuldelijns professionals en voorzieningen. Bij samenwerking is altijd sprake van een zekere spanning. Die vertaalt zich nu in de door- denderende concentratie van ziekenhuiszorg en de gevolgen die dit heeft op de acute verloskundige zorg. Ik begin met de positieve berichten.

De besturen van KNOV en NVOG zijn een constructief en waardevol overleg gestart in Hoog Soeren op de Veluwe over de rode lijnen van elkaars visies op de geboortezorg in Nederland. Het overleg begon met een inspirerende en waardevolle inleiding van Erik Heineman, over hoe je professionele groepen met verschillende oriëntaties op de zorg tot betere of zelfs sublieme samenwerking kan krijgen (Erik Heineman is hoogleraar chirurgie in Groningen en ondermeer bekend van zijn ideeën rond

‘Van egosystemen naar ecosystemen’, red.).

Daarbij is vastgesteld dat samenwerking centraal staat.

Voor het leveren van goede en verantwoorde verlos- kundige zorg zijn wij van elkaar afhankelijk. Uitgesproken is dat wij, als de belangrijkste professionele ketenpartners, samen verantwoordelijkheid moeten willen nemen voor deze kwaliteit en daarin als een leidende coalitie, als een verbond moeten gaan opereren. De leidende coalitie onderschrijft essentiële aspecten als erkenning van elkaars expertisegebieden en vakbekwaamheden.

Het overleg resulteerde in de erkenning dat onze gezamen- lijkheid richtinggevend kan zijn voor onze achterbannen, voor de zwangeren maar ook voor het CPZ, de overheid en de politiek. Nu is van belang dat wij dit gezamenlijk ervaren bestuurlijke positieve lenteklimaat niet alleen kunnen vasthouden voor onszelf, maar ook kunnen vertalen in concrete gezamenlijke uitbouw van verloskundige zorg.

“Wij gaan zorgen voor de beste zorg in de buurt in Europa”. Zo luidt het ‘Pact van Garderen’, opgesteld door een groot aantal relevante partijen in de eerstelijnszorg.

Zij zijn in Garderen overeengekomen dat zij intensiever willen gaan samenwerken. De ambitie is geformuleerd om de beste zorg in de buurt in Europa te organiseren en

ook te leveren. Op onze website treft u het zogenaamde

“Pact van Garderen” aan. Hierin ziet u dat de betrokken partijen, waaronder naast de KNOV genoemd kunnen worden de LHV, het KNGF, de KNMP, de NMT, LVE, Actiz, en V&VN, werkmodellen zullen ontwikkelen met als uitgangspunt om complementair te willen zijn. De enorme vraagontwikkeling die wij de komende jaren zullen zien in samenhang met budgettaire krapte, geven hier alle aanleiding toe. Hier geldt weer dat ’the proof of the pudding is in the eating’, maar als de ‘Esprit van Garderen’ kan worden vastgehouden, belooft dit een mooie ontwikkeling voor de eerstelijn.

Helaas past hier ook een negatief bericht. De sluiting van de acute verloskundige zorgafdelingen in ziekenhuizen heeft namelijk een vlucht gekregen, vooral in de periferie.

Vastgesteld moet worden dat in veel gevallen zwangeren hiervan de dupe worden, omdat de reisafstanden naar het alternatieve ziekenhuis aanmerkelijk worden opgerekt en vaker dan gewenst zelfs de bovengrens van 45 minuten overschrijden. De overheid, de IGZ, en de minister laten het veel te vaak afweten en leggen de verantwoordelijk- heid bij de raden van bestuur van ziekenhuizen en zorgverzekeraars. Ook moet worden vastgesteld dat, anders dan de minister veronderstelt, over sluiting van verloskundige afdelingen geen overleg plaatsvindt met eerstelijns verloskundigen of pas als de beslissing daartoe is genomen. Dit, terwijl de consequenties van een dergelijk besluit per direct wel gevolgen heeft voor deze verloskundigen. Overigens geldt het gemis aan vroegtijdig open overleg meestal ook alle andere partijen, zoals de lokale bestuurders. Het zijn deze constateringen die de basis vormden voor het steunen van de manifestatie door de KNOV op 7 maart 2012 rondom een Algemeen Overleg over Geboortezorg van de Tweede Kamer met de minister. Fijn dat u daar was. Q

"ESTUURLIJKE

Jos Becker Hoff

Jos Becker Hoff is directeur van de KNOV

(9)

4V6 9

Vervolg agenda

De zwangere of barende vrouw mag autonoom beslissen over haar lijf. Ook de verloskundige is autonoom en heeft een zelfstandige verwijsbevoegdheid. We noemen dat onze poortwachtersfunctie. Maar hoe vul ik die in? Als de poort- wachtersfunctie betekent dat ik bij de klapdeur sta tussen eerste en tweede lijn en ik autonoom mag beslissen wie ik voor de deur tegenhoud en wie ik er doorstuur, worden noch de cliënt noch ikzelf daar blij van. “Het was leuk u onder zorg te hebben, mevrouw, achter deze deur gaan ze vast net zo goed voor u zorgen en zoek het verder zelf maar uit. Doei.” We hebben de afgelopen jaren nogal wat cliënten door die klapdeur gestuurd. De verwijscijfers nemen almaar toe. Zou dat beter kunnen?

Hoe verhoudt mijn autonomie zich tot die van de leek? Wat als vroedvrouw en kraamvrouw ieder een andere kant op willen? De klant is koning? Baas in eigen buik?

Lang geleden had ik een zwangere vrouw die erg graag thuis wilde bevallen.

Dat kon. Totdat ze bij het eerste touché 7 cm en een stuitligging had. Ik wilde naar het ziekenhuis maar moeder weigerde van de baarkruk af te komen. Lastig, hoor. Gelukkig loste het probleem zichzelf op doordat de baby al in een spontane Bracht was geboren voordat de door mij ingeseinde ambulance was gearriveerd.

Professionele autonomie betekent dat de verloskundige van de beroepsrichtlijn mag afwijken als dat in het belang van de cliënt is. Maar wat als uw cliënt wil afwijken en u niet? Als u vanuit uw professionele afweging vindt dat moeders wens botst met het belang van haar baby? Zwaaien met de VIL helpt niet. Door uw autonomie op te eisen verhardt de patiënt in háár autonomie-eis. Dat moet toch anders kunnen?

De jurist wil dit soort vraagstukken graag vastleggen in wetgeving. In rechtszaken is getracht de vrijheid van moeders in te perken als die ten koste gaat van haar kind. Meestal met weinig succes. Voor de ethicus is de problematiek reuze interessant. Hij stelt vast dat er verschillende denkkaders zijn om het vraagstuk te bekijken. Maar daar heb je niets aan als je acuut een besluit moet nemen.

Wat ik geleerd heb in al die jaren is dat je als verloskundige niet alleen verlos- kundige kennis en vaardigheden moet beheersen, maar ook je hersens moet blijven gebruiken en goed moet communiceren met je cliënt. Als je uitgaat van het principe, dat je beiden verantwoordelijk bent om een kunststuk af te leveren, dan kom je er samen uit. In een rechte lijn volgens de VIL of creatief met een bochtje. Natuurlijk bent u baas in eigen lijf, mevrouw, maar mag ik als uw adviseur ook nog wat inbrengen? Zullen we het samen doen?

Het is goed dat we wetten hebben die bepalen wie wanneer waarover de baas is. Maar daarmee is het verhaal niet sluitend. Het is veel wijzer als we met een goed gebruik van verstand en empathie weg kunnen blijven uit discussies wie de baas is en samen verantwoordelijkheid nemen.

Dat geldt trouwens niet alleen voor de relatie tussen verloskundige en klant maar bijvoorbeeld ook voor die tussen verloskundige en gynaecoloog.

Angela Verbeeten Q

7IE

20 mei 2012

10e Marikenloop, Nijmegen 15 juni 2012

Algemene Ledenvergadering 27 augustus 2012

Twin to Twin 10 september 2012 Kringvoorzittersoverleg 2 oktober 2012

Training Kringbestuurders, dag 3 16 november 2012

Algemene Ledenvergadering 19 november 2012 Twin to Twin

Kijk voor meer agenda-informatie op www.knov.nl of kennispoort- verloskunde.nl

Reageren op dit verhaal? Discussieer mee op het KNOV Forum: Wie is de Baas?

Moet er wel een baas zijn? http://leden.knov.nl/forum

(10)

Sinds 2 januari 2012 staat de multidisciplinaire richtlijn borstvoeding online. De richtlijn doet praktische aanbevelingen om vrouwen uniform te adviseren bij borstvoeding en eventuele problemen.

Betrokkenen

De richtlijn kwam tot stand op initiatief van TNO met subsidie van ZonMW. De werkgroep bestond uit een grote groep vertegenwoordigers van ouders en professionals, waaronder: verloskundigen (KNOV), kraamverzorgenden (NBvK), lactatiekundigen (NVL), huisartsen (NHG), gynaecologen (NVOG), kinderartsen (NVK), diëtisten (NVD), werkers in de jeugdgezondheidszorg (AJN en V&VN), het Voedingscentrum, wetenschappers van TNO

en borstvoedingsorganisaties (VBN en LLL) die allen op eigen wijze betrokken zijn bij borstvoeding.

Levende richtlijn

Bij de publicatie van deze multidisciplinaire richtlijn is direct een commentaarfunctie ingebouwd, waarmee lezers suggesties kunnen doen voor aanvullingen en correcties. Het verzamelde commentaar wordt naderhand geanalyseerd, samen met nieuwe wetenschappelijke inzichten. Waar nodig volgt aanpassing van de tekst.

Het Tijdschrift voor Verloskundigen brengt de komende tijd elke maand een relevant onderdeel van de richtlijn onder uw aandacht. De volledige richtlijn kunt u vinden op www.richtlijnborstvoeding.nl en via de website van de KNOV.

-ULTIDISCIPLINAIRE

(11)

4V6 11

Wegen is een instrument om te bepalen of een baby voldoende voeding krijgt. Door te wegen kan onnodig bijvoeden worden voorkomen.

De groei van de baby is een indicator voor zijn gezond- heid. Daarom is het belangrijk het groeiproces te volgen.

Als een kind goed groeit, kan worden gesteld dat de voeding adequaat is (Voedingscentrum, 2007). Wegen is een belangrijke manier om te bepalen of een baby voldoende moedermelk krijgt voor zijn groei en ontwikkeling.

In Nederland worden baby’s direct na de geboorte gewogen. Of en hoe vaak de baby daarna in de kraam- periode wordt gewogen, hangt af van het weegbeleid in de kraamtijd, het verloop van het borstvoeding, de conditie van het kind en de wens van de ouders.

Correct weegbeleid

Aangezien gewichtsmetingen het te voeren beleid mede bepalen, zijn een nauwkeurig meetinstrument en een goede interpretatie van de meetresultaten belangrijk [Sachs, 2005]. Dit is vooral cruciaal voor borstgevoede baby’s, omdat zowel moeders als zorgverleners vaak geneigd zijn over te stappen op kunstmatige zuigelingen- voeding als het kind niet goed lijkt te groeien

(Lanting&VanWouwe, 2007; Sachs et al, 2006).

In Nederland wegen zorgverleners baby’s de eerste week na de geboorte met een digitale unster of een babyweeg- schaal. Soms huren ouders zo’n weegschaal. De meeste consultatiebureaus en ziekenhuizen maken gebruik van digitale babyweegschalen. Weegschalen moeten altijd voldoen aan de Europese regelgeving (Besluit medische hulpmiddelen). In dit besluit liggen ook richtlijnen vast voor het regelmatig keuren, onderhouden en eventueel repareren van weegschalen.

Om meet- en weergavefouten te voorkomen, is het raadzaam kinderen bloot te wegen, op dezelfde weeg- schaal, op hetzelfde moment van de dag, op hetzelfde moment ten opzichte van de voeding en zoveel mogelijk door dezelfde persoon. Het uitzetten van het gewicht in een curve moet zonder haast en afleiding gebeuren [Sachs, 2005].

Wegen in de kraamtijd

In het bulletin Voeding van zuigelingen en peuters van

))

Kristel Zeeman is beleidsmedewerker KNOV en heeft het borstvoe- dingsbeleid in haar portefeuille

Het Tijdschrift voor Verloskundigen brengt elke maand een relevant onderdeel van de multidisciplinaire richtlijn Borstvoeding onder uw aandacht. De volledige richtlijn kunt u vinden op www.richtlijnborstvoeding.nl en via de website van de KNOV.

Kristel Zeeman

s ment dat voldoet aan de Europese regelge- ving (Besluit medische hulpmiddelen).

s moment van de dag.

s dagelijks en in elk geval bij de geboorte en op de derde en zevende dag daarna (geboortedag is dag 0). Zet het gewicht uit op de curve voor relatieve gewichts- verandering van TNO (zie Figuur 1).

s het verloop van het borstvoedingsproces en de gezondheidstoestand van het kind.

s actief voor een grotere melkinname. Bijvoe- den gebeurt bij voorkeur met afgekolfde moedermelk. Indien deze niet voorradig is, wordt bijgevoed met donormelk of kunst- matige zuigelingenvoeding. De moeder krijgt uitleg over hoe zij kan zien of haar BABY of zo nodig eerder, vindt evaluatie plaats.

s eventueel naar hem door, indien er geen verbetering in de situatie optreedt. In de meeste gevallen is bijvoeden noodzakelijk.

Bij vermoeden van onderliggende ziekte zal de zorgverlener eerder verwijzen naar de kinderarts.

s voeding wegen ter beoordeling van de hoeveelheid gedronken melk niet altijd betrouwbare gegevens oplevert.

Advisering

(12)

het Voedingscentrum liggen afspraken vast over het voedingsbeleid voor kinderen van nul tot vier jaar. Deze zijn gebaseerd op klinische inzichten (Voedingscentrum, 2007). Het bulletin adviseert om baby’s te wegen bij de geboorte en vervolgens op de derde en zevende dag. Dit komt vrijwel overeen met het advies in Myles’ Textbook for Midwives (Fraser&Cooper, 2009) om baby’s elke derde dag te wegen. De WHO adviseert om kinderen elke dag te wegen. Het is echter niet aangetoond dat dit beter is dan het weegbeleid van het Voedingscentrum.

Het bulletin van het Voedingscentrum stelt dat de verloskundige verantwoordelijk is voor het weegbeleid in de kraamtijd. Zij doet dit zelf of maakt hierover afspraken met de kraamzorgorganisatie(s) waarmee zij samenwerkt.

Gezien de aanbeveling om de baby te wegen op een- zelfde tijdstip van de dag met eenzelfde weegschaal, biedt dit laatste praktische voordelen.

Een onderzoek van Saveije et al. (2007) laat zien dat het eenmalig wegen voor en na de voeding geen betrouwbare informatie oplevert over de hoeveelheid moedermelk die het kind drinkt.

De eerste weken na de geboorte is het gewichtsverloop een belangrijke indicator voor de voedingsinname. Niet zozeer de groei van de baby is daarbij van belang, als wel de gewichtsverandering ten opzichte van het geboorte- gewicht. De eerste dagen na de geboorte verliezen kinderen gewicht. Daarna komen ze meestal binnen veertien dagen terug op hun geboortegewicht. Verschillende auteurs constateren dat rond dag elf of twaalf 20-33%

van de kinderen nog niet op hun geboortegewicht is (Sachs et al, 2006;Van Dommelen, 2007). Gemiddeld vallen baby’s die kunstmatige zuigelingenvoeding krijgen de helft af van wat borstgevoede zuigelingen afvallen:

mediaan 3,5 versus 6,6%. Het borstgevoede kind doet er ongeveer twee dagen langer over om terug te komen op het geboortegewicht (Van Dommelen, 2007).

Curve relatieve gewichtsverandering

In het algemeen is een gewichtsverlies van meer dan 7%

reden om het borstvoedingsbeleid grondig te analyseren en waar nodig bij te sturen. Een gewichtsverlies van 10%

wordt beschouwd als grens voor wat normaal is in de eerste levensweek (Voedingscentrum, 2007; Powers, 2001). Van Dommelen et al. (2007) stellen echter dat bij hantering van deze regel te veel kinderen op hun derde levensdag onterecht kunnen worden beschouwd als uitgedroogd. Op basis van hun studie ontwikkelden zij een curve voor relatieve gewichtsverandering. Zij adviseren om in de eerste week na de geboorte de onderste lijn in deze curve (-2,5 standaarddeviatiescore) aan te houden als grens voor nader medisch onderzoek door een kinderarts. Na de eerste week gaat dan de regel van 10%

gewichtsverlies op. Deze regel kan in de eerste week worden gebruikt als reden om extra alert te zijn op de voedingsinname (Van Dommelen et al, 2007).

Referenties

6AN RELATIVE

&RASER

#HURCHILL

(ILL FERY

*ULIUSSON

"ELGIAN BELOW

,ANTING MET

0OWERS MONTHS

3ACHS CENTILE 3ACHS +INGDOM INTERPRETING 3AVENIJE METHODE 'ENEESKD

6OEDINGSCENTRUM

VOEDINGSADVISERINGQ Figuur 1: Relatieve gewichtverandering van borst-

GEVOEDE

Bron: Vijfde Landelijke Groeistudie

(13)

4V6 13

De lente begint dit jaar met een eerste reeks van themabijeenkomsten. Het beloven unieke en bijzondere bijeenkomsten te worden.

Laat u verrassen!

Tijdens een theatervoorstelling gaan eerstelijns en klinisch verloskundigen via een dialoog op zoek naar beelden over elkaar. U houdt uzelf en uw collega’s op een humoristische wijze een spiegel voor. De insteek is om de krachten te bundelen en een beeld te vormen van de nieuwe verloskundige.

Deze bijeenkomsten zijn bedoeld voor eerstelijns en klinisch verloskundigen. Klinisch verloskundigen, die geen lid zijn, worden uitgenodigd om gratis deel te nemen aan deze themabijeenkomst. Op die manier versterken we het

‘wij-denken’!

U hebt een uitnodigingskaart voor de themabijeenkomst ontvangen. Bent u klinisch verloskundige? Dan hebt u een extra kaart gekregen. Deze kaart geeft een collega klinisch verloskundige, die geen lid is van de KNOV gratis toegang.

Deelname aan de themabijeenkomst levert u 2,5 uur vrije keuze activiteiten op voor het kwaliteitsregister.

Aanmelden

U kunt zich aanmelden via themabijeenkomsten@knov.nl.

Vermeld daarin: datum en locatie bijeenkomst en uw lidmaatschapnummer. Q

4HEMABIJEENKOMSTEN

@6AN

Data Locatie Adres

Woensdag 21 maart Deventer Postiljon Hotel Deventer – Deventerweg 121, 7418 DA Deventer Maandag 26 maart Vianen Van der Valk Vianen, – Prins Bernhardstraat 75, 4132 XE Vianen Maandag 2 april Breda Hotel Princeville / Van der Valk, – Princenhagelaan 5, 4813 DA Breda Woensdag 4 april Drachten Van der Valk Drachten, – Zonnedauw 1, 9202 PE Drachten

Woensdag 11 april Roermond Van der Valk TheaterHotel de Orangerie – Kloosterwandplein 12-16, 6041 JA Roermond

Maandag 16 april Rotterdam Van der Valk Hotel Rotterdam/Blijdorp – Energieweg 2, 3041 JC Rotterdam Woensdag 18 april Akersloot Van der Valk – Geesterweg 1A, 1921 NV Akersloot

Ontvangst van de themabijeenkomsten is om 19.00 uur.

Start bijeenkomsten om 19.30 uur. Einde bijeenkomsten om 21.45 uur.

Voorbereidingsopdracht: Maak de zin af…

De theatermakers vragen u om bij de aanmelding de volgende zin af te maken: ’Ik heb het mooiste beroep van de wereld omdat, …’. Vaak zeggen plaatjes meer dan woorden. Daarom vragen we u een afbeelding of een foto te sturen naar themabijeenkomsten@knov.nl.

De tekst en de plaatjes gebruiken de theatermakers voor het programma van de voorstelling.

7 AAR ANNEER

(14)

Gemiddeld worden er zo’n 200 vragen per maand gesteld aan de helpdesk. In deze rubriek wordt iedere keer een interessante, veelgestelde, opmerkelijke of ingewikkelde vraag behandeld.

Vraag

Ik wil me als verloskundige graag inzetten voor kwaliteit in de regio en voor mijn eigen professionalisering.

Daarom zou ik graag eens willen deelnemen aan een perinatale audit. Maar ik hoorde dat je dit als waarneemster niet mag. Het zou te maken hebben met de geheimhouding.

Klopt dat wel?

Antwoord

Nee, dat klopt niet. Waarnemers, die in het gebied van een VSV werkzaam zijn, mogen ook aanwezig zijn bij perinatale audits.

Een perinatale audit vindt plaats bij:

s tenminste 22 complete weken;

s na een zwangerschapsduur van ten minste 22 complete weken;

s schapsduur is onbekend. Dan geldt als ondergrens een geboortegewicht van 500 gram, of een kruin-hiellengte van 25 cm.

Tijdens een perinatale audit evalueren alle betrokken zorgverleners het hele proces. Kwaliteitsverbetering door reflectie op het eigen handelen staat centraal. De primaire deelnemers zijn verloskundigen, verloskundig actieve huisartsen, gynaecologen, kinderartsen en pathologen.

En soms ook verpleegkundigen, ambulancepersoneel, klinisch genetici en/of anesthesisten en microbiologen.

De perinatale audit staat open voor iedereen die in het gebied van een VSV werkzaam is. Deelnemen aan audits is zelfs voor alle professionals een vereiste. In het advies Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte staat het als volgt omschreven:

Verplichte deelname professional aan Perinatale Audit Nederland (par. 4.7)

Verantwoording

De Stuurgroep vindt dat meten en weten alleen niet voldoende is: de professionals moeten de geregisteerde informatie gebruiken om te reflecteren op hun eigen han- delen en het gevoerde perinatale beleid en hun zorg zo nodig aan te passen. In het kader van perinatale sterfte moet deelname aan de Perinatale Audit Nederland verplicht worden gesteld (veldnorm).

Privacy en geheimhouding geldt uiteraard voor alle aanwezigen. Dit wordt aan het begin van de audit- bijeenkomst geregeld via de huisregels. Q

6RAAG

-AG

helpdesk@knov.nl

Vroeger werden in alle praktijken de IGZ-artikelen gebruikt:

109, 110 en 425, de zogenaamde rodebandformulieren met de bijbehorende enveloppen; bruin ‘van de verlos- kundige’ en wit ‘archiefmapje’. U kon die toen bestellen bij RS Drukkerij. Inmiddels bestaat deze drukkerij niet meer en de laatste voorraad aan formulieren ligt in het magazijn van Ovimex bv, de drukker en vormgever van het Tijdschrift voor Verloskundigen. Toenemende automatisering lijkt de artikelen overbodig te maken. Bovendien is de kaart verouderd; zaken als HIV, Hepatitis B, roken, uitwendige versie, counseling orenatale screening, het staat er allemaal niet op. Toch zijn er praktijken die de kaart nog gebruiken als een soort back-up. Overigens, de formulieren worden niet meer gemaakt.

De resterende IGZ-artikelen worden op 1 april 2012 geliquideerd. Tot die datum kunt u bij Ovimex genoemde artikelen bestellen zolang de voorraad strekt.

s

voorraad: 34 dozen a 1.250 ex. Minimumafname 2 dozen.

s

voorraad: 74 dozen a 250 ex. Minimumafname 4 dozen.

s

voorraad 5 dozen a 500 ex. Minimumafname 1 doos.

Uw bestelling kunt u zenden naar pod@ovimex.nl.

Na 1 april 2012 zijn deze artikelen dus niet meer verkrijgbaar! Q

,AATSTE

(15)

4V6 15

Inleiding

Ongeveer drie procent van alle kinderen is slachtoffer van ernstige kindermishandeling en minstens twintig procent krijgt te weinig aandacht of komt regelmatig met geweld in aanraking [Hermanns, 2008]. Kindermishandeling heeft ernstige en langdurige gevolgen en er zijn mogelijkheden voor preventie [Hermanns et al, 2005]. Preventie in de gezondheidszorg bestaat uit drie niveaus. Primaire preventie voorkomt dat iemand ziek wordt, secundaire preventie richt zich op de vroegsignalering van zieke mensen, en tertiaire preventie richt zich op het voorko- men van verdere schade bij mensen die al ziek zijn [Damoiseaux et al, 1998]. Ondanks de preventieparadox, die inhoudt dat de effectiviteit van primaire preventie moeilijk wetenschappelijk is aan te tonen [Rose, 1981], dringen onderzoekers aan om bij kindermishandeling ook aan primaire preventie te denken [Hermanns et al, 2005].

Onder primaire preventie van kindermishandeling verstaan we het voorkómen van kindermishandeling door het ondersteunen van ’goed ouderschap’. Het begrip

’goed ouderschap’ beoogt de gevoeligheden rond ouderschap te erkennen [Taylor, 2004]. Tijdens groeps- interviews gaven cliënten aan dat ze van verloskundigen een actieve rol in de voorbereiding op ouderschap verwachten [Seefat-van Teeffelen et al, 2011, 2010]. De KNOV-standaard ‘Prenatale verloskundige begeleiding’

[KNOV, 2008] bevat de aanbeveling om aanstaande ouders voor te bereiden op ouderschap. Bovendien zien

andere organisaties taken voor verloskundigen in preventie van kindermishandeling en voorbereiding op ouderschap [UNFPA, 2011; ICM, 2010]. Secundaire preventie van kindermishandeling gebeurt door screening.

Het vragen naar risicofactoren en het benoemen van een

6ERLOSKUNDIGEN PREVENTIE GOED

%EN

Astrid Merkx en Irene Korstjens

Astrid Merkx, MSc, verloskundige, docent-onderzoeker en Irene Korstjens, PhD, gezondheidswetenschapper, senior docent- onderzoeker. Beiden verbonden aan de Vakgroep Midwifery Science, Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd

correspondentie: Astrid Merkx: a.merkx@av-m.nl

Dit artikel is gebaseerd op de masterthesis van Astrid Merkx

“Midwives’ views on their role in providing parenting support in order to contribute to the primary prevention of child maltreatment: a qualitative study”

Inleiding

Kindermishandeling komt vaak voor en heeft verre- gaande negatieve consequenties. Daarom is het belangrijk dat verloskundigen kunnen bijdragen aan primaire preventie, het voorkomen van kindermis- handeling.

Methode

Deze kwalitatieve studie exploreerde met behulp van individuele interviews de ervaringen, gedachten en gevoelens rond primaire preventie van kinder- mishandeling van elf eerste- en tweedelijns verlos- kundigen in Limburg en Brabant.

Bevindingen

De verloskundigen zien een taak in het ondersteunen van goed ouderschap ter primaire preventie van kindermishandeling. Ze doen dit als vanzelfsprekend en op een intuïtieve manier, vaak gebaseerd op persoonlijke ervaring. Zij hebben behoefte aan meer kennis en vaardigheden, scholing en beleidsmatige ondersteuning.

Conclusie

De verloskundigen in deze studie willen hun competenties in ouderschapsondersteuning verder ontwikkelen om hun rol in primaire preventie van kindermishandeling professioneler uit te oefenen.

Voor scholing lijkt een bestaand ouderschapsmodel geschikt.

Samenvatting

(16)

verhoogd risico is als screening nog te onnauwkeurig en kan stigmatiserend werken [Taylor et al, 2007; Hermanns, 2008]. Verloskundigen zien secundaire preventie van kindermishandeling als hun taak, maar zij missen hiervoor competenties [Van Dijk, 2005]. Momenteel wordt onderzocht of screening op risicofactoren door verlos- kundigen ingevoerd kan worden, als mogelijk middel ter preventie van kindermishandeling [Nederlands Jeugd Instituut, 2010; Vink et al, 2009]. Bovendien is voor de Nederlandse verloskunde de meldcode kindermishandeling recent aangescherpt [KNOV, 2011]. Echter, ook in deze meldcode, is er nog nauwelijks aandacht voor primaire preventie. Daarom exploreert deze studie het perspectief van verloskundigen op hun rol in primaire preventie van kindermishandeling door het ondersteunen van goed ouderschap.

Ouderschapsmodel

Het ouderschapsmodel is een verklaringsmodel voor problemen van (aanstaande) ouders, ontwikkeld door Alice van der Pas [Van der Pas, 2003, 2005, 2006, 2009].

Dit model is relevant voor het ondersteunen van goed ouderschap, omdat het zich richt op de ouders, uitgaat van fysiologisch ouderschap en is toegepast in de vroege postpartum periode. Van der Pas veronderstelt dat ouders vroeg of laat een besef hebben van verantwoordelijk-zijn.

Ouders voeren het ouderschap uit op de ‘ouderlijke werkvloer’, waar ze veiligheid bieden, verzorgen, zicht houden, eisen en verwachtingen hebben en grenzen stellen. Factoren die het ouderschap beïnvloeden zijn bijvoorbeeld: kenmerken van het kind en de ouders, sociaaleconomische omstandigheden, culturele factoren of incidenten. Dat veel ouders het ouderschap adequaat uitvoeren, komt volgens Van der Pas door de kracht van vier buffers: solidaire gemeenschap; goede taakverdeling (tussen ouders en tussen ouders en professionals);

metapositie (zichzelf in gedachten van een afstand kunnen bekijken) en ‘goede ouder’-ervaringen. Hoe krachtiger de buffers zijn, hoe beter ouders opgewassen zijn tegen ongunstige omstandigheden. De ingrijpende veranderingen van de transitie naar ouderschap maken

deze buffers van jonge ouders heel kwetsbaar [Hoek, 2010]. Mogelijk kunnen verloskundigen tijdens de prenatale controles de buffers versterken en daardoor een transitie naar goed ouderschap bevorderen.

Methode

Tussen 20 december 2010 en 7 januari 2011 hield de eerste auteur (AM) tien interviews met elf eerste- en tweedelijns verloskundigen uit Limburg en Brabant. Dit waren negen individuele interviews en één interview met twee verloskundigen. De verloskundigen waren doel- gericht uitgenodigd omwille van de variatie in ervaringen, perspectieven en eigen ervaringen als ouder. Aan het einde van elk interview vatte de interviewer het gesprek samen om daarmee de verloskundige de gelegenheid te geven de interpretatie te corrigeren of aan te vullen.

Tijdens het negende interview werden veel in andere interviews reeds genoemde opmerkingen herhaald. Bij het tiende interview kwamener geen nieuwe gezichts- punten meer naar voren.

Wegens extreme sneeuwval werden vier interviews telefonisch gehouden. Alle interviews werden opgeno- men en getranscribeerd. Een content analyse [Polit en Beck, 2008] van de transcripten werd verricht (AM en IK), ondersteund door onderzoeksmemo’s (AM). De interviews werden door één onderzoeker (AM) geanalyseerd, waarbij twee at random gekozen interviews nog door een tweede onderzoeker (IK) onafhankelijk werden geanaly- seerd. De stappen in het onderzoek werden besproken om reflectie en betrouwbaarheid te bevorderen. De bevindingen van deze besprekingen zijn vastgelegd in een auditrapport (IK, niet gepubliceerd: op te vragen bij AM).

Tijdens de analyse, ondersteund door NVivo, versie 8, werd een codeboom ontwikkeld en werden de transcripten gecodeerd (AM en IK). De bevindingen uit de analyse van de gecodeerde transcripten vielen uiteen in vier thema’s.

De bevindingen, ondersteund door citaten uit de transcripten, werden schriftelijk ter verificatie voorgelegd aan de verloskundigen. Dit leidde tot een aanpassing van één citaat.

De School Research Ethics Committee van de Glasgow Caledonian University gaf medisch ethische toestemming voor dit onderzoek.

Bevindingen

Onder de zes eerstelijns en vijf tweedelijns verloskundigen van Nederlandse afkomst was één man. Negen verlos- kundigen waren opgeleid in Zuid-Limburg en twee in België, de leeftijd varieerde van 22 tot 55 jaar en praktijk- ervaring van een half jaar tot dertig jaar. Van de verlos- kundigen hadden vier zelf ervaring als ouder, één was zwanger en zes hadden geen kinderen.

© Beata Bosma

(17)

4V6 17 Wij presenteren de bevindingen bij de vier thema’s met

citaten van de verloskundigen, voorzien van gefingeerde namen. De gevonden thema’s zijn: primaire preventie van kindermishandeling, kennis en vaardigheden, noodzaak van ouderondersteuning, en omgevingsfactoren.

Primaire preventie van kindermishandeling Voor de verloskundigen is primaire preventie geen vertrouwde term. Toch zien de meeste verloskundigen primaire preventie van kindermishandeling als een belangrijke taak, omdat ze zich verantwoordelijk voelen voor het welzijn van de baby. Zij voelen deze verantwoor- delijkheid bij alle cliënten, ook bij mensen die doorverwezen zijn of die zich aanmelden voor een zogenaamd los kraambed.

Want uiteindelijk ja, zetten wij zo’n klein wezentje op de wereld wat ook weer de dupe kan zijn, (…) van mishan- deling en dat wil je, dat wil toch iedereen voorkomen (…) ik vind zeker dat we daar als verloskundigen (…) in kunnen bijdragen, in die taak. (Babette)

Verloskundigen vinden het moeilijk om de begrippen primaire preventie en secundaire preventie te onderscheiden.

Wij zitten natuurlijk zo in die vroegsignalering, dat het nu natuurlijk moeilijk is om nou die overstap naar preventie te maken. (Dagmar)

Zij lijken zich zo onbewust te zijn van hun rol in primaire preventie dat ze pas na verder doorvragen met voorbeelden komen.

Ja, dat doe ik ook altijd (…) eigenlijk automatisch.

Ik vertel altijd wat ik voel en laat de mensen ook zelf aan hun buik voelen, (…) dan zeg ik ook van, goh, leg je handen eens bij mijn handen en wieg een beetje op en neer, dan voel je een soort ballon tussen je handen.

Ja, ik doe dat inderdaad vrij standaard. (Gina) Ook al gebruiken de verloskundigen de term primaire

preventie weinig, ze voelen zich wel vertrouwd met de inhoud ervan. Zo wordt de toon van verloskundigen veel enthousiaster als ze praktische voorbeelden van primaire in plaats van secundaire preventie bespreken. Het lijkt vanzelfsprekend om ouders voor te bereiden op ouderschap.

Luister, van dat ouderschap weet ik noch theoretisch, noch praktisch veel, maar je ziet toch in de praktijk hoe mensen kunnen worstelen (…), je hoort toch wat ze mee- maken, zowel binnen een relatie als binnen een relatie met hun kind. Het gedoe; dat weet je toch, dat zie je toch, dat hoor je toch, daar kun je het toch over hebben met mensen? (…) Al die onzekere meiden die helemaal wanhopig het laatste strikje om het zoveelste rompertje moeten maken, (…), dan weet je toch al, dat gaat straks een keer mis, daar heb je het dan toch over? (…) dat vind ik dus echt heel vanzelfsprekend en basaal. (Mo)

De geïnterviewde verloskundigen vinden dat ouderonder- steuning ook kan plaatsvinden tijdens informatieavonden, via televisie of cursussen, eventueel samen met andere professionals. Volgens hen kan de media ook helpen om cliënten met een laag economische status te bereiken.

Kennis en vaardigheden

Verloskundigen ervaren gebrek aan; kennis en vaardig- heden over transitie naar ouderschap, kenmerken van ouderschap en inzicht in risicofactoren voor kinder- mishandeling. Zij zouden wel de mogelijkheid willen hebben om cliënten voor te bereiden op ouderschap.

Je krijgt daar nauwelijks in de opleiding iets over mee (…) dus sec professioneel moet je zeggen, nee, eigenlijk ben ik daar totaal niet toe uitgerust. (Fiona)

Een verloskundige had er niet aan gedacht om een zwangere vrouw die bij 24 weken nog geen contact voelde met haar kind, te ondersteunen in het actief contact maken met haar nog ongeboren kind. De verloskundige dacht eerder aan het vroeg signaleren van risico op postnatale depressie (secundaire preventie) dan aan helpen voorbereiden voor de transitie naar ouder- schap (primaire preventie).

Die vrouw die voelde zich, ja die leek ook gewoon een beetje depressief ook geworden tijdens de zwangerschap, die vond er helemaal niks aan. Dus we zijn er eigenlijk bij elke zwangerschapscontrole op terug gekomen (…) en we hebben ook in de lijst gezet, cave post partum depres- sie (…). Dus we hebben dat (…) in die zin wel serieus genomen en daar telkens op terug blijven komen, maar ik heb haar op dat moment dus niet in die zin handvatten gegeven van, goh, ga naar een haptonoom of ga contact

© Beata Bosma

(18)

leggen met je kindje heel bewust. (…) En dat zou dus misschien voor haar wel een goede mogelijkheid nog zijn geweest. (…) Daar heb ik op dat moment niet aan gedacht. (Gina)

Sprekend over ouderschap, geven meerdere verloskundigen aan dat ze graag handvatten zouden hebben voor ouder- ondersteuning. Bij gebrek aan kennis, gaan verloskundigen de ouderondersteuning uitvoeren op intuïtie en persoonlijke ervaring. Maar zij onderkennen de risico’s van een ouder- ondersteuning die gebaseerd is op voornamelijk persoon- lijke ervaringen en vinden reflectie daarom belangrijk.

En ook al heb je zelf wel ervaring als ouder, dan nog is dat weer heel persoonlijk, dus daar van buitenaf naar kijken is altijd beter denk ik. (…) Het is heel moeilijk om naar je eigen handelingen te kijken, daar heb je anderen voor nodig. (Dagmar)

De verloskundigen verschillen in het gemak waarmee ze ouderondersteuning bieden. Dit zou te maken kunnen hebben met verschillen in visie, levenservaring en werkervaring. Vooral de oudere verloskundigen zien het belang van ouderondersteuning en voelen zich daar enigszins competent in.

Dus wat je moet doen is mensen versterken in die dingen die ze toch al goed doen en proberen bij te sturen waar je denkt van, woh, dat zou ik anders doen. (Mo)

Maar een stukje voorlichting geven helemaal over ouderschap, uitgebreid, dat is iets waar je (…) meer ervaring mee moet hebben. (Babette)

Enkele verloskundigen hebben behoefte aan meer kennis en vaardigheden om het risico op en de angst voor confrontaties te verkleinen. De verloskundigen denken dat scholing in ouderondersteuning hen kan helpen.

Ik had laatst iemand met 30 weken “ik heb in mijn buik geslagen, omdat ik boos was (…) ik ben bang dat ik mijn kindje iets aan ga doen”. Het grootste hulpsignaal. Groter kun je niet hebben. En dan worden ze nog boos op het moment dat jij dus een melding maakt. En dan ben jij degene die het fout heeft gedaan (…) En dat is gewoon heel lastig ook. (Charlotte)

Noodzaak voor ouderondersteuning

Alle verloskundigen onderkennen dat ondersteuning bij de transitie naar ouderschap noodzakelijk is. Dit helpt, bijvoorbeeld om aanstaande ouders bewuster te laten worden van wat de zorg voor een kind inhoudt en hun laat begrijpen dat onzekerheid normaal is. Enkele

verloskundigen droegen aan dat zij deze ondersteuning standaard zouden willen geven vanaf het begin van de zwangerschap, of zelfs eerder, om mogelijke problemen na de geboorte te kunnen voorkómen.

De verloskundigen noemen spontaan elementen uit de vier buffers in het ouderschapsmodel. Ze halen deze elementen uit hun persoonlijke ervaringen in de contacten met cliënten of uit hun eigen leven. Samen komen de verloskundigen tot een volledig model, maar ieder voor zich heeft slechts zicht op een beperkt deel van het model. Dit wijst op persoonlijke en intuïtieve – maar impliciete en gefragmenteerde – kennis.

Solidaire gemeenschap: dat ze een goed netwerk om zich heen hebben, (…) dat mensen te allen tijden overal terecht kunnen. (Charlotte)

Onderlinge taakverdeling tussen ouders: dat ik aan haar vraag goh, zou het kunnen helpen als je partner daar even in meedenkt. (Fiona)

Het innemen van metapositie (= zichzelf als ouder van een afstand bekijken): dat ze gewoon niet in staat zijn (…) om het echt goed helder te zien. (Charlotte)

Eigen goede ouderervaringen: dan in een keer slaat ze de armpjes om me heen en zegt “ik hou van je mama”, ja (…) dan smelt je. (Gina)

Bijna alle verloskundigen vinden dat aanstaande ouders tegenwoordig minder goed voorbereid zijn op het aanstaande ouderschap. Deze verloskundigen merken dat dit een dringender beroep doet op hun kennis en vaardigheden dan zo’n tien jaar geleden om hun cliënten voor te bereiden op ouderschap.

Ik denk de moeders die nu zwanger zijn, zijn heel erg beschermde kinderen (…) die nooit ergens heel erg hun best voor hebben hoeven doen, die heel erg beschermd en verwend zijn opgegroeid. (…) Het ouderschap, daar zijn geen fietsvlaggetjes en beschermhelmpjes voor, dan moet je ineens wel iets doen en dan schrikken ze zich kapot. (Kathy)

© Beata Bosma

(19)

4V6 19 Veranderingen in de samenleving maken het groot-

brengen van kinderen moeilijker. Zo hebben verloskundigen de indruk dat door het kleiner worden van gezinnen de kans om reële voorbeelden te zien kleiner wordt.

Bovendien is de psychosociale problematiek toegenomen in de afgelopen jaren, zelfs bij mensen waar de verlos- kundige het niet van verwacht.

Gewoon hooggeschoolde mensen, maar bijvoorbeeld toch met psychische problematiek. (…) Heel veel mensen met antidepressiva valt me op. Dat zijn ook mensen, waarbij ik denk, oeh, hoe gaat dat dadelijk als zo’n kindje er is en toch minder nachtrust. (Gina)

Omgevingsinvloeden

Verloskundigen ervaren barrières voor ouderondersteuning, zoals gebrek aan geld en tijd en de complexe inter- disciplinaire communicatie. Zo vraagt een verloskundige zich af hoe zij een vrouw kan ondersteunen in de tijd tussen verwijzing en diagnose. Maar er zijn ook goede ervaringen met interdisciplinaire samenwerking.

Als je elkaar wat persoonlijker kent in die zin dat je gewoon veel met elkaar werkt, dat dan ook de band heel anders wordt. Dat het dan ook makkelijker maakt om even de telefoon te pakken en even te bellen. (…) en doordat ze zien dat het werkt en wij ook, dat het steeds meer gebeurt. (Dagmar)

Zowel eerste- als tweedelijns verloskundigen hebben zorgen over de psychosociale zorg voor vrouwen die alleen bij de gynaecoloog onder controle zijn. Tweedelijns verloskundigen zien ouderondersteuning als hun taak en betreuren het dat ze daar nauwelijks de kans voor hebben.

Ik denk dat er meer aandacht voor de mens achter de zwangere is, als de verloskundige prenatale controles doet. (…) Ja, dat hoor je ook geregeld wel van zwangeren die in de eerste lijn zijn geweest en daarna naar de tweede lijn komen, die dan toch zeggen van in de eerste lijn was het toch meer en anders tijd voor mij dan hier.

(…) Ja, dat (we niet in de prenatale zorg werken) vind ik al jaren en jaren heel erg jammer. (…) dus we zoeken naar mogelijkheden waardoor wij toch betrokken worden in die prenatale zorg. (Lore)

Een verandering in het verloskundig systeem zou perspectief kunnen bieden.

Ja, ik denk dat een idealere samenwerking zou zijn als je vijftig mensen hebt, dat je die ook gewoon van a tot z begeleidt en dat je dus bij de bevalling bent, ook al is het dus tweede lijn. Dat er in principe geen klinische verlos- kundigen meer bestaan, maar dat iedere verloskundige van buiten dus in principe ook klinisch verloskundige is.

(…) dat je de mensen emotioneel niet loslaat. (…) dus als je het helemaal anders opzet, dan zou je denk ik de emotionele begeleiding kunnen waarborgen, want een tweedelijns verloskundige heeft daarna natuurlijk ook geen contacten met het kraambed. Na de bevalling houdt het op. En juist het kraambed vind ik zo’n mooie

overgang naar het ouderschap. (Kathy)

Verloskundigen zien kansen in adviezen van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte (2009) rond preconceptie- zorg en huisbezoek, omdat zij dan eerder kunnen beginnen met ouderondersteuning, en meer inzicht krijgen in de thuissituatie.

Discussie

De eerste- en tweedelijns verloskundigen in deze explorerende studie zien primaire preventie van kinder- mishandeling door ouderondersteuning als hun taak, omdat ze zich verantwoordelijk voelen voor jonge ouders en hun kinderen. De verloskundigen bieden als vanzelf- sprekend ouderondersteuning, wat goed lijkt aan te sluiten bij hun positieve en intieme relatie met cliënten.

Echter de verloskundigen geven daarbij aan dat ze voor het bieden van adequate steun meer behoefte hebben aan kennis over: ouderschap, de transitie naar ouder- schap, risicofactoren voor kindermishandeling en aan vaardigheden om emoties en gevoeligheden van henzelf en hun cliënten te hanteren. Zij noemen spontaan elementen uit een bestaand ouderschapsmodel [Van der Pas, 2003], maar lijken zich te baseren op impliciete en gefragmenteerde kennis [Haigh, 2007] en op intuïtie en persoonlijke ervaringen. Dit brengt het risico met zich mee dat belangrijke aspecten die niet zelf ervaren zijn onderbelicht blijven [Baranowski et al, 2002]. Volgens de verloskundigen worstelen aanstaande en jonge ouders door maatschappelijke veranderingen steeds meer met hun rol. Dit wordt bevestigd door cijfers van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI), waaruit blijkt dat 15% van de ouders met opvoedproblemen kampt (Ince, 2012).

Daarom voelen verloskundigen dat ouderondersteuning

© Beata Bosma

(20)

Verloskundigen Praktijk de Eedenburgh

Hilversum

Wij zijn op zoek naar een leuke waarneemster voor de zomerperiode vanaf 23 juli tot eind september.

Kun je iets voor ons betekenen?

We bestaan uit een driemanspraktijk, waarin je ongeveer 3-4 dgn per week kan werken.

Een slaapplaats is eventueel beschikbaar.

Heb je er zin in? Mail of bel ons graag:

Verloskundigen Praktijk de Eedenburgh Frederik van Eedenlaan 13E

1215 EK Hilversum Tel. 06-53448288

Email: info@eedenburghverloskundigen.nl Website: www.eedenburghverloskundigen.nl

Wij zijn op zoek naar een enthousiaste collega!

Verloskundige praktijk Beverwijk is een moderne KNOV geaccrediteerde praktijk die verloskundige zorg verleent in Beverwijk, Wijk aan Zee en Velsen-Noord.

Wij zoeken i.v.m. het vertrek van een van ons:

‹,LUUPL\^LJVSSLNHWLYQ\SPLLYKLYTVNLSPQR

‹+L^LYR]VYTPZILZWYLLRIHHY

‹/HY[]VVYKLLLYZ[LSPQU

‹,U[OV\ZPHZ[]VVYWYHR[PQRPUUV]H[PL

‹)0.NLYLNPZ[YLLYKLUPUNLZJOYL]LUPUOL[2^HSP[LP[ZYLNPZ[LY Onze praktijk:

‹6UNL]LLYaVYNLLUOLKLUWLYQHHY

‹:WYLLR\\YTL[WYHR[PQRHZZPZ[LU[L

‹7HY[PJPWLLY[PULLYZ[LSPQUZ5L[^LYRTL[HUKLYLWYHR[PQRLU

‹.VLKLZHTLU^LYRPUNTL[I\\Y[WYHR[PQRLU

‹=VSSLKPNNLH\[VTH[PZLLYKTL[6UH[HS Geïnteresseerd?

Laat het ons weten door een sollicitatiebrief met CV te sturen naar; verloskundigepraktijkbeverwijk@hetnet.nl

Verloskundige praktijk Beverwijk

4HYPHUKL)PL(I`NHLS+PQZ2LLZ]HU3LU[L

Francine Lodewijks :JOV\^LUHHYZZ[YHH[J

 :>)L]LY^PQR Tel: 0251 249290

www.verloskundigepraktijkbeverwijk.nl noodzakelijker wordt, maar zij ervaren tekort in geld, tijd

en in de complexe samenwerking met andere disciplines.

De huidige ontwikkelingen in het verloskundig systeem bieden hier kansen. Zo werd bijvoorbeeld caseload verloskunde [Fontein, 2007], in verband gebracht met preventie van kindermishandeling bij kwetsbare gezinnen [Ayerle et al, 2011]. De verloskundige zou in zijnr regio de regie op zich kunnen nemen in de samenwerking met andere disciplines rond preventie van kindermishandeling.

Doordat de verloskundige zorg nog niet doelgericht en systematisch ouderondersteuning biedt, is er een grote verscheidenheid in de zorg die zwangeren momenteel krijgen. Het Nederlands Jeugd Instituut [NJI, 2011], het Kinderrechtencollectief [Dekker, 2011] en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Veiligheid en Justitie [VWS, 2011] benadrukten zeer recent de noodzaak om doelgerichte stappen te nemen in de preventie van kindermishandeling. Daarom is het belangrijk om verloskundigen te voorzien van voldoende kennis en vaardigheden voor ouderondersteuning.

Verloskundigen lijken hun rol in primaire preventie van kindermishandeling op dit moment impliciet in te vullen.

Het gebruik van het ouderschapsmodel [Van der Pas, 2003]

lijkt veelbelovend om deze rol te expliciteren. Daarom zou onderzocht moeten worden in hoeverre dit model

daadwerkelijk aansluit bij de behoeften van verloskundigen en hun cliënten. Bij het zoeken naar de optimale ouder- ondersteuning door verloskundigen, moet men rekening houden met de mogelijk complicerende factor dat in de huidige decentrale aanpak van prenatale voorlichting en ouderondersteuning de regie bij de gemeenten ligt.

Dit was het eerste explorerende onderzoek naar het perspectief van Nederlandse eerste- en tweedelijns verloskundigen op hun rol in het ondersteunen van goed ouderschap ter primaire preventie van kindermishandeling.

De interviews gaven diepte-inzicht in de ervaringen, gedachten en gevoelens van verloskundigen. De bevin- dingen kunnen handvatten bieden voor kwantitatief vervolgonderzoek naar de rol van verloskundigen in primaire preventie van kindermishandeling.

Een beperking van dit onderzoek was dat de interviewer de verloskundigen persoonlijk kende. Dit kan hebben geleid tot sociaal wenselijke antwoorden, hoewel het ook een sfeer van vertrouwen kan hebben bevorderd. De interviewer beperkte het risico op sociaal wenselijke

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nivel Cijfers uit de registratie van verloskundigen peiling 2017 15 in loondienst van een zelfstandig gevestigde verloskundige waren wat dat betreft het minste aantal

• Je een rekening ontvangt voor gebruik van de open verloskamer, als er geen medische indicatie is om in het ziekenhuis te bevallen. Of deze rekening vergoed wordt is

Sommige vrouwen worden tijdens hun zwangerschap, baring en kraamperiode door de huisarts begeleid (de verloskundig actieve huisartsen), sommige vrouwen worden door de

11.2 Indien de registratie van een verloskundige is beëindigd omdat niet werd voldaan aan de eisen voor herregistratie, geldt er een wachttijd van 1 jaar, alvorens weer

Een verlagend effect op sectio door een herhaalde uitwendige versie is in deze studie mogelijk niet aangetoond door het gering aantal vrouwen die een tweede versiepoging ondergingen

Een belangrijk kenmerk van het Nederlandse verlos- kundige systeem is het onderscheid tussen vrouwen met een laag risico, waar de eerstelijns verloskundige zorg-

In de richtlijn is geen aansporing of ondersteuning voor ouders om bij het slapen gaan goed te luisteren naar het huilen van hun (pasgeboren) baby en op basis van ervaring met hun

Indien er gedurende het onderzoek publicaties gevonden werden die niet direct over de samenwerking tussen eerstelijns verloskundigen, kraamzorg en jeugdgezondheidszorg