• No results found

Tijdschrift voor. Verloskundigen. mei e jaargang. Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tijdschrift voor. Verloskundigen. mei e jaargang. Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verloskundigen

Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen

mei 2013

38e jaargang

(2)

FINANCIEEL ADVISEURS VOOR VERLOSKUNDIGEN

Sibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verlos- kundigen. Wij bieden u een gevarieerd dienstenpakket voor al uw financiële zaken, nu en in de toekomst.

Telefoon: (0318) 544 044 - www.sibbing.nl

©CzechTourism.com

©CzechTourism.com

,&0 WK 7ULHQQLDO

&RQJUHVV

0LGZLYHV,PSURYLQJ

:RPHQ¶V+HDOWK*OREDOO\

±-XQH3UDJXH

&]HFK5HSXEOLF

7KH,QWHUQDWLRQDO

&RQIHGHUDWLRQRI0LGZLYHV ZZZPLGZLYHVRUJ

0D\

3UDJXH3DUNDWKUV

&UHDWHWKHZRUOGUHFRUG

IRUPLGZLYHVVLQJLQJ

WRJHWKHU

92,&(6

2)0,':,9(6

(3)

TIJDSCHRIFT

Redactioneel

5

Wil van Veen

KNOV

Laat uw stem horen

7

Angela Verbeeten

Hanteerbare pijn dankzij nieuwe bevoegdheid

8

Kristel Zeeman

Van Rood naar blauw: Linda Rentes

11

Wil van Veen

Kandidaat vice-voorzitter KNOV

Mieke Beentjes MSc

13

Kandidaat vice-voorzitter KNOV

Nel Hagen

15

Kandidaat vice-voorzitter KNOV

Corien van der Haar MSc

16

Wil van Veen

Vraag van de maand:

cliënten bespreken in het VSV

17

Helpdesk

WETENSCHAP

Een pasgeborene die bellen blaast:

alarmsignaal voor oesofagusatresie; klinische les

19

Esther Zwaan et al

Geboortecentrumonderzoek van start

22

Inge Boesveld

Normen voor gewichtstoename tijdens de zwangerschap; geen zwangere is gelijk!

Referaat

24

Relinde van der Stouwe

‘Jouw keuze’ als frame; media en

voorlichting over bevalling

28

José Sanders en Frans Meijman

Oproep data DELIVER

29

Behandeling van traumatische verloskundige ervaringen met eye movement desensitization

and reprocessing (EMDR)

30

Kennispoort Verloskunde

35

ONDERWIJS

Primeur in HBO-land: opleidingen ontwikkelen

samen een voortgangstoets

41

Nic van Son en Els Koelewijn

Presentatie posters 4ejaars AVAG

43

Hogeschool Rotterdam benoemt Hanneke Torij tot eerste lector Verloskunde en Geboortezorg

in Nederland

44

Refereerdag 4ejaars Maastricht

45

PRAKTIJK

Wat komt er uit de PAN: een nieuwe rubriek

47

Jeroen van Dillen

Sprakeloos

48

Beppie Benschop

INTERNATIONAAL

Zwanger in de Big Apple 2

49

Maartje van Hoek

Hoe bevalt Europa? Zwitserland

50

BERICHTEN

Media

52

Congres & Cursus

53

NEXT

54

In Memoriam Dora Sproncken

54

Personalia

55

(4)

4V6 4

4)*$3#(2)&4

Redactie

Mariet van Diem, Suze Jans, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman

Medewerkers mei 2013

Jos Becker Hoff, Mieke Beentjes, Barbara Bekkers, Inge Boesveld, Ton van de Coevering, Rafael van Crimpen, Arend van Deutekom, Jeroen van Dillen, Corien van der Haar, Nel Hagen, Hugo Heij, Maartje van Hoek, Els Koelewijn, Ro Leijs, Annebeth Meij-de Vries, Frans Meijman, Redactie Kennispoort, Linda Rentes,

Henk van Ruitenbeek, José Sanders, Christien Sleeboom, Nic van Son, Alida van der Steeg, Relinde van der Stouwe, Hanneke Torij, Angela Verbeeten, Lilian Wirken, Jolanda Zocchi, Esther Zwaan.

Redactieadres

Tijdschrift voor Verloskundigen Wielingenweg 318, 1826 BX Alkmaar E: tvv@knov.nl

E: wilvanveen@cappalkmaar.net T: 06 53359153

Facebook: Tijdschrift voor Verloskundigen

Abonnementen, personalia en adreswijzigingen KNOV, Jolanda Zocchi

Postbus 2001, 3500 GA Utrecht T: 030 282 3115, F: 030 282 3101 E: jzocchi@knov.nl

Personeelsannonces Wil van Veen T: 06 53359153 E: tvv@knov.nl

Advertentie-exploitatie Ovimex bv, Frank Dijkman T: 0570 674240

E: frank.dijkman@ovimex.nl Cross Media Nederland T: 010 - 7421023

E: gezondheidszorg@crossadvertising.nl Vormgeving

Annemiek Voogd, Ovimex bv Druk

Ovimex bv, Deventer Abonnementsprijzen

Abonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV:

€ 133,- per jaar (10 nummers); Europa € 159,-; buiten Europa € 186,-.

Voor studenten (buitenlandse opleiding): € 107,- Los nummer: € 18,-

Voorzitter KNOV Angela Verbeeten Foto’s

Henny van Nieuwpoort, Den Haag Sander van der Torren, Haarlem

© 2013 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht T: 030 282 3100

Oplage: 4000

ISSN 0378-1925

#OVER

(ET .EDER



DE .EDERLANDSE

$E ZIJN DAARIN IN VAN

(ET GEBIED

$AARNAAST TIJDSCHRIFT

)N ORGAAN VAN 4IJDSCHRIFT Inzenden kopij en advertenties

$E IN GESCHREVEN ZIJN +OPIJ PAGINACIJFERS VIA ONDERZOEKSGEGEVENS 2EFERENTIES

"EELD

"IJ ZO DE

(ET BRONVERMELDING VAN VAN

0ERSONEELSADVERTENTIES 20 mei 2013

HET ZIE(ET Corry Ammerlaan -

van Niekerk maakte deze sculptuur, uitgevoerd in brons van moeder en kind.

Zij heeft bijzondere kunst- werken gemaakt, veelal voor bedrijven en instellingen.

Zo ook dit beeldje dat zij maakte in opdracht van het Geboortecentrum Sophia te Rotterdam. De beeldjes zijn te koop en met de aankoop steunt u het geboorte- centrum.

(5)

“Er is een cultuuromslag gaande,” zei socioloog en hoogleraar Raymond de Vries tijdens het congres Birth Rights in Den Haag in 2012 [1]. Hij doelde op hoe Nederlandse vrouwen in deze tijd denken over bevallen. De vroegere houding van vrouwen hier te lande was die van: ‘ik ga thuis bevallen en pijn hoort er bij’.

Vandaag is de idee: ‘er kan altijd iets gebeuren tijdens de bevalling’.

Nog steeds hebben veel paren de wens om thuis te bevallen. De werkelijkheid is echter dat steeds meer bevallingen eindigen in het ziekenhuis. Het aantal vrouwen dat pijnstillende middelen tijdens de baring krijgt, neemt gestaag toe.

De zwangere van vandaag heeft een andere benadering nodig dan onze vroegere aanmoediging ‘kom op, even doorzetten, meid. De pijn ben je morgen weer vergeten’.

In 2008 kwam de richtlijn ‘Medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de baring’

uit [2]. Deze CBO-richtlijn stelt dat elke vrouw - indien nodig - recht heeft op epidurale analgesie. Epidurale analgesie wordt als het meest effectieve middel gezien. Dankzij de CBO-richtlijn is de 24-uurs beschikbaarheid van epidurale analgesie in Nederland gerealiseerd. Dit is een grote winst voor vrouwen die dit nodig hebben.

Tegelijkertijd zien we een beweging op gang komen van verloskundigen [3] en vrouwen zelf [4] die zoeken naar andere manieren van pijnstilling dan de ruggen- prik. Dit tijdschrift had hier de afgelopen jaren doorlopend aandacht voor en publiceerde meerdere artikelen o.a. over lachgas, sterielwaterinjecties (SWI), hypnobirthing enzovoort [5,6,]. Niet alle vrouwen hebben namelijk epidurale analgesie nodig en niet alle vrouwen willen de bijbehorende bewaking en risico’s.

In een reactie op de ontwikkeling van de mogelijkheden tot het gebruik van SWI schreef de NVOG in een persbericht [7] dat SWI geen vervanging zijn voor de ruggenprik en dat het te vroeg zou zijn om de methode als standaardbehande- ling in te voeren.

Een te snelle reflex, zo zou ik de reactie van de NVOG op de SWI willen noemen [8]. De reactie getuigt van weinig oog voor de cultuuromslag waar Raymond De Vries op doelt. Natuurlijk, waterinjecties kunnen de epidurale analgesie niet vervangen en natuurlijk gaan verloskundigen deze waterinjecties niet standaard aanbieden aan iedere barende vrouw. Steriele waterinjecties kunnen verlichting geven aan vrouwen die vooral last hebben van sterke rug weeën. Het is een van de middelen om vrouwen te helpen om te gaan met hun baringspijn. Niet meer en niet minder.

Relinde van der Stouwe

;=

;=

.EDERLANDSE

;=

4IJDSCHRIFT

;=

;=

;=

;=

4E

16 mei 2013 Eeuwfeest AV-M 20-27 mei 2013

Internationale Week van Respect voor de geboorte

26 mei 2013

Marikenloop in Nijmegen 3 juni 2013

Klankbordgroep PNS 11 juni 2013

Platform Klinisch verloskundigen 14 juni 2013

Algemene Ledenvergadering 24 juni 2013

Platform Internationaal 13.30 uur Twin2twin 16.30 uur

Agenda

2ECTIlCATIE

In het vorige redactioneel werd uw aandacht gevestigd op zogenaamd ‘gentle sectio’s. Per abuis werd daarin het Slotervaart ziekenhuis genoemd en niet het Sint Lucas Andreasziekenhuis waar deze sectio’s plaatsvinden. De verwarring ontstond omdat in dezelfde periode beide ziekenhui- zen ‘hot news’ waren, hoewel niet over gelijke onderwerpen. Excuses aan zowel Slotervaart als het Sint Lucas Andreasziekenhuis.

(6)

!DVERTENTIE

www.medela.nl

Wij zijn er voor de borstvoeding (en tegen tepelkloven!)

Borstvoeding geven hoort geen pijn te doen. Dit neemt niet weg, dat borstvoeding een extra belasting voor de tepel en voor de huid daar omheen kan zijn. Soms heeft een moeder daarom een beetje extra verzorging nodig. Medela verwerkt meer dan 50 jaar ervaring en uitvoerig borstvoedingsonderzoek in producten die de borstvoeding ondersteunen: niet alleen borstkolven, maar ook al het andere dat van pas kan komen. Tegen pijnlijke tepels hebben wij een volledig assortiment borstverzorgingsproducten. Van zoogkompressen die de huid gezond helpen te houden, tot Hydrogel Pads die de huid helpen om snel weer gezond te worden.

Weet u niet zeker welk borstverzorgingsproduct u kan aanraden? Vraag het ons! Bel ons op 073-6904040 of stuur een e-mail naar info@medela.nl.

Wasbare zoogkompressen Helpen de huid droog en gezond te houden

PureLan Verzorging bij pijnlijke tepels Disposable Zoogkompressen

Absorberen grotere hoeveelheden lekkende melk

Hydrogel Pads Snellere genezing en verlichting bij tepelkloven

(7)

In 1995 kregen twee voetbaltrainers, Louis van Gaal van Ajax en Willem van Hanegem van Feyenoord, de opdracht om twee jeugdteams te coachen voor een wedstrijd Ajax - Feyenoord. Het gaat om jongens en een meisje van 6 en 7 jaar oud. Van Gaal pakt de training aan alsof het landsbelang op het spel staat: hij bespreekt technieken en strategieën met de jongens, deelt opdrachten uit, schreeuwt tegen ze en draagt ze op om te winnen. Van Hanegem strikt veters en veegt snotneuzen af. Hij vraagt de jongens om plezier te maken en vooral te blijven bewegen, omdat ze het anders koud krijgen. Aan de uitslag valt niet af te lezen welke aanpak de beste is, want de wedstrijd eindigt in gelijkspel.

U kunt een filmpje van deze

wedstrijd terug zien op YouTube: Kijk dan gelijk ook even naar:

In dit leuke TED-filmpje vraagt Derek Sivers zich af hoe een beweging ontstaat.

Zijn conclusie is dat een succesvolle beweging niet gevormd wordt door de leider maar vooral door de volgers. Het verschil tussen een eenzame gek en een krachtige leider is dat de tweede persoon volgers heeft.

Dit doet mij denken aan de inaugurele rede van Simone Buitendijk die liet zien dat Ignaz Semmelweis tijdens zijn leven en een lange tijd daarna niet ‘de redder der barende vrouwen’ was waarvoor hij tegenwoordig gelukkig wel wordt aangezien.

Het lukte Semmelweis namelijk niet om zijn hygiënische maatregelen ter voorkoming van kraamvrouwenkoorts door te laten dringen bij zijn collega’s. Hij communiceerde slecht en publiceerde nauwelijks. Hij noemde zijn professoren moordenaars en had gelijk – maar hij kreeg het niet. Na zijn vertrek uit de kliniek steeg de sterfte van kraamvrouwen dramatisch.

Hij bleef een eenzame gek zonder volgers en stierf miskend. Het waren de Fransman Nizier Philippe en Engelsman Joseph Lister die er 40 jaar later voor zorgden dat het gedachtengoed van Semmelweis bekend werd en navolging kreeg. Pas toen was een succesvolle beweging ontstaan.

U begrijpt inmiddels dat ik met dit verhaal een link wil leggen met ons vak en de KNOV. Het is aan u om te oordelen over mijn leiderschap, zoals het ook aan u is om de KNOV tot een succesvolle beweging te maken.

Op de ALV van 14 juni aanstaande neem ik afscheid van het KNOV-bestuur en zal Linda Rentes mij - als u instemt met het bestuursvoorstel - opvolgen als voorzitter.

U kiest dan een nieuwe vice-voorzitter (en beoogd voorzitter over drie jaar). In dit tijdschrift introduceren de kandidaat vice-voorzitters zich en op de website vindt u alle informatie over de kandidaten zodat u een gewogen keuze kunt maken.

Mijn motto bij mijn eigen kandidaatstelling was: ‘besturen doen we samen, KNOV met leden’. Op Twitter wordt dat tegenwoordig kort samengevat als

#SamenSterk. We hebben de afgelopen jaren snotneuzen afgeveegd, veters gestrikt en strategieën uitgezet. We hebben met medestanders de Perinatal Audit uitgewerkt en het CPZ opgericht, we hebben de babysterfte doen dalen en in een bewogen proces een prachtige visie vorm gegeven. We zijn samen veel sterker geworden. En het kan best nog sterker! Doe het samen: in uw praktijk, op uw afdeling, in je VSV én landelijk met de KNOV. Kom naar de ALV op 14 juni 2013 en laat uw stem horen. Q

Angela Verbeeten, voorzitter

"RENG

Vervolg agenda

5 september 2013 PLAZA

9 september 2013 Kringvoorzittersoverleg 19 september 2013 Ledencongres KNOV 24 september 2013

Platform Klinisch verloskundigen 14 oktober 2013

Platform Internationaal 13.30 uur Twin2twin 16.30 uur

15 november 2013

Algemene Ledenvergadering 25 november 2013

Klankbordgroep PNS 29 en 30 november 2013 EMA-conferentie

10 december 2013

Platform Klinisch verloskundigen Kijk voor meer agenda-informatie op www.knov.nl of kennispoort- verloskunde.nl.

http://m.youtube.com/#/watch?v=-xWuon9Dlbo&

desktop_uri=%2Fwatch%3Fv%3D-xWuon9Dlbo

http://www.ted.com/talks/derek_

sivers_how_to_start_a_movement.html

(8)

4V6 8

+./6

“Sterielwaterinjecties maken baringspijn hanteerbaar,” stelt hoogleraar Eileen Hutton op 4 april tijdens het KNOV-symposium over deze pijnbehandelingsmethode. Steriele waterinjecties zijn eenvoudig toe te passen, werken snel, zijn niet duur en bewezen effectief in het verminderen van pijn, vooral bij rug- weeën. Nederlandse pioniers spreken

enthousiast over hun ervaringen thuis, in het ziekenhuis en het geboortecentrum.

Vanaf juli 2013 kunnen verloskundigen steriel water voorschrijven voor de behandeling van pijn tijdens de bevalling. Met een symposium op 4 april heeft de KNOV landelijke bekendheid aan deze uitbreiding van de bevoegdheid gegeven. En met succes: 150 bezoekers en volop aandacht in dagbladen en op televisie. De meerder- heid van de reacties is positief. Sterielwaterinjecties (SWI), vier prikken met steriel water in de onderrug, geven vrouwen de mogelijkheid om de pijn snel te verlichten zonder toediening van medicatie. Omdat extra monito- ring van moeder en kind niet noodzakelijk is, kunnen de waterprikken ook thuis of in een geboortecentrum gegeven worden. Bijvoorbeeld ter verlichting van de pijnlijke, laatste ontsluitingsweeën, of ter overbrugging naar een andere methode van pijnbehandeling.

Voldoende bewijs

Twijfels zijn er ook, voornamelijk aan de kant van artsen.

De Verenigingen van gynaecologen en anesthesisten laten weten: “Het is te vroeg om waterinjecties als standaard- behandeling in te voeren voor pijn tijdens de bevalling.

Er is onvoldoende bewijs dat waterinjecties effectief zijn om pijn bij de bevalling tegen te gaan.” Sprekers op het symposium overtuigen toehoorders van het tegendeel.

Lena Mårtensson, associate professor aan de Universiteit van Skövde, Zweden, heeft praktische en onderzoeks- ervaring op het gebied van SWI. In een dubbelpresentatie met Eileen Hutton, hoogleraar Midwifery Science aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, doet zij verslag van de drie systematische reviews die er over dit onderwerp zijn verschenen in de internationale literatuur. Deze onderzoe- ken de effectiviteit van SWI met een placebo. De placebo- behandeling bestaat meestal uit injecties met een zoutoplossing, soms ook uit TENS [1-3]. Alle drie de reviews baseren zich op zeven tot negen gerandomiseerde klinische trials, over het algemeen kleine studies.

Effect op baringspijn

Twee van de drie systematische reviews concluderen dat SWI een effectieve pijnbehandeling is, vooral tegen rugweeën [1, 2]. Het effect treedt snel op en is al na tien minuten meetbaar [1]. De Cochrane-review [3] stelt vast dat de gemiddelde en mediane pijnscores na injecties met steriel water weliswaar lager zijn dan na injecties met een zoutoplossing, maar dat de pijn niet met 50% vermin- derd [3]. Een andere review constateert dat de VAS-score daalt van 7,3 - 8,7 centimeter vóór de interventie naar 2,3 - 5,2 cm na 10-30 minuten na de injecties [1]. Na twee uur is de VAS-score nog steeds lager dan de uitgangs- waarde, namelijk 1,7 - 5,9 cm [1]. Sterielwaterinjecties werken één tot twee uur. Bij 10-15% van de vrouwen is er geen verlaging op de VAS-schaal.

Alle individuele studies laten zien dat steriel water meer pijnvermindering geeft dan een zoutoplossing. Deson- danks wil de Cochrane-review geen harde uitspraken doen over de effectiviteit van SWI [3]. Slechts één van de zeven geïncludeerde studies (die van Mårtensson uit 1999) voldoet aan de gestelde uitkomstmaat, namelijk meer dan 50% pijnreductie. Dit criterium hanteren andere Cochrane-reviews niet bij de evaluatie van andere

(ANTEERBARE BEVOEGDHEID

6ERSLAG

Kristel Zeeman

Kristel Zeeman is lid van de redactie

(9)

pijnbehandelingen, zoals pethidine, epiduraal analgesie en hypnose.

Veilig

Waterinjecties zijn veilig. Dit blijkt uit het feit dat in geen van de reviews of trials nadelige gevolgen voor de moeder of het kind gerapporteerd worden. De enige bijwerking is de pijnlijke toediening, als een bijensteek. Deze pijn is sterker bij intracutane injecties dan bij subcutane injecties, terwijl het analgetische effect hetzelfde blijft.

Daarom is het advies de injecties subcutaan toe te dienen.

Er is veel te doen om die pijnlijke toediening, maar, zo verzekert Mårtensson, de pijn houdt maar kort aan, ongeveer een minuut. Een vrouw in het onderzoek van Mårtensson verwoordde het zo: “Waarom praten verloskundige altijd over die injectiepijn? Het is beter om te focussen op hoe goed het werkt!”

Te mooi om waar te zijn?

Mårtensson en Hutton kennen beide de sterielwater- injecties uit de praktijk in respectievelijk Zweden en Canada, waar ze al decennialang worden toegepast, zij

Ro Leijs is verloskundige. Hij studeerde in 1985 af aan de Verloskunde Academie in Rotterdam. Samen met zijn vrouw Astrid had hij een Verloskundigen- praktijk in Soest gedurende 23 jaar. In 2008 stapte Ro van de eerste lijn over naar de tweede lijn. Hij ging werken in het Meander Medisch Centrum in Amersfoort en volgde in 2010 de opleiding Klinische Verloskunde in Utrecht. Deze opleiding diende afgesloten te worden met een eindpresentatie en die ging bij Ro Leijs over sterielwaterinjecties.

“Dat was naar aanleiding van een publicatie in het Tijdschrift voor Verloskundigen [1, 2],” vertelt Ro. “Ik vond het leuk om uit te zoeken of het toepasbaar zou zijn in het ziekenhuis waar ik werk”.

Hij vervolgt: “Toen ik overstapte van de eerste naar de tweede lijn vond ook in onze regio een omslag plaats: meer vrouwen dan voorheen werden ingestuurd naar het ziekenhuis met een pijnverlich- tingswens. Het viel mij op dat een groot percentage vrouwen een epiduraal wilde hebben. Was dit mede als gevolg van de BN’ers die bijna allemaal een epiduraal bij hun bevalling kregen?“

“Voor mij was het verbazingwekkend dat steriel- waterinjecties al ruim 25 jaar in de Scandinavische landen gebruikt werden, terwijl hier in Nederland maar sporadisch. Ik heb tijdens een overleg met de gynaecoloog, die mij begeleidde tijdens de opleiding, gevraagd of ik het in ons ziekenhuis mocht imple- menteren. Die zei: ‘kom maar met een goed verhaal.’

Ik heb toen een uitgebreide presentatie voor een grote groep gynaecologen, verloskundigen, arts- assistenten en verpleegkundigen gehouden. Deze groep kreeg ik enthousiast en vervolgens kreeg ik

toestemming van de gynaecologen om de steriele waterinjecties te implementeren in het Meander Medisch

Centrum. Vervolgens heb ik de neonatologen en de anesthesiologen ingelicht. De anesthesiologen waren best wel benieuwd naar wat het inhield en hoe het werkt.”

Ro Leijs ging aan de slag. Hij schreef een protocol, een patiënteninformatieformulier en tevens een voorstel voor een haalbaarheidsstudie, een onderzoek dat gedurende de eerste twee jaar na invoering zou worden gehouden en waarvan we de resultaten begin 2014 hopen te kunnen presenteren. Ook maakte hij een pijnscorelijst. Ro zocht contact op met de Meander Academie (interne opleiding van het ziekenhuis) voor het opzetten van een scholing om de verloskundigen subcutaan te leren spuiten.

Na de scholing kregen de deelnemers een bekwaam- heidsverklaring. De bekwaamheidsverklaring vraagt om jaarlijks aan elkaar te laten zien dat je (nog steeds) subcutaan kunt spuiten en elke drie jaar is er een korte bijscholing om alle kennis op te frissen.

“Toen alles georganiseerd was, hebben we de eerste lijn geïnformeerd in een VSV-vergadering. We vroegen hen of zij hun zwangeren zouden willen informeren over het bestaan van de mogelijkheid tot pijnverlich- ting middels steriele waterinjecties.

De eerstelijns verloskundigen waren net zo enthousiast als wij en wat later zijn zij mee gaan doen met de KNOV-pilot. De eerste lijn mag nu hier in ons zieken- huis bij een poliklinisch partus, mits bekwaam, steriel - waterinjecties geven. Sterielwaterinjecties … doen!”

3TERIELE -EDISCH

© Henny van Nieuwpoort

(10)

4V6 10

+./6

het op relatief kleine schaal. Zo krijgt in Zweden ongeveer 5% van de vrouwen SWI. Verloskundigen en studenten die na een bezoek aan een van de twee landen enthousiast terugkeren en voor invoering in Nederland pleiten, krijgen vaak sceptische en ongelovige reacties. Dat zoiets simpels als vier prikjes met water verlichting van de weeënpijn kan brengen, klinkt bijna te mooi om waar te zijn.

Waterinjecties worden hier vaak (onterecht) geassocieerd met alternatieve geneeswijzen. Dit overkwam ook verloskundige Astrid Schelvis, werkzaam in het ziekenhuis in Almelo. Toch was er onder de gynaecologen daar wel de wil om SWI verder te onderzoeken. Schelvis schreef in 2009 over hun pilotonderzoek een artikel in dit tijdschrift [4]. Dat artikel inspireerde Ro Leijs om in zijn ziekenhuis, het Meander Medisch Centrum in Amersfoort SWI in te voeren. De eerste reactie van gynaecologen was: “Gaan we alternatief doen?” Maar na een presentatie van Leijs over de evidence ging hun hart sneller kloppen van het idee één van de eersten in Nederland te zijn met een potentieel veelbelovende methode en Leijs kreeg toestem- ming een protocol te ontwikkelen (zie kader).

Het TvV-artikel van Schelvis sprak ook Yvonne Strengers aan. Zij is eerstelijns verloskundige in Alphen aan de Rijn.

“Ik ging mij verdiepen in de evidence over SWI, want na mijn opleiding in Engeland vond ik dat we als verlos- kundigen in Nederland vrouwen vaak in de kou laten staan met hun pijn. Nadat ik de literatuur had gelezen vond ik het niet ethisch verantwoord om vrouwen SWI te onthouden.” Strengers vertelt, net als Schelvis en Leijs, een verhaal van de eerste waterinjectie die ze ooit zette en die haar motiveerde ermee verder te gaan. “Ik begeleidde de bevalling van een mult, die letterlijk stuiterde van de rugweeën. Ze smeekte me om iets te doen en ik zei haar: ‘ik weet nog wel een trucje, maar helemaal legaal is het niet; wel veilig’. Wat er toen gebeurde was ongelofelijk. Voor de SWI was haar VAS-score 9, maar bij de eerste wee na toediening nog maar 2. Ze was een totaal ander mens geworden.”

Toepassen in de praktijk

Tot op heden kunnen verloskundigen alleen aan steriel water komen via een arts, maar vanaf 1 juli zijn ze bevoegd tot voorschrijven. Toepassen kan na een vaardigheids- training, zoals die aansluitend aan het symposium werd gegeven aan afgevaardigden van verloskundige kringen.

Iedere verloskundige in het land kan bij één van deze getrainde afgevaardigden leren hoe de subcutane injecties gezet moeten worden. Eind juni is er voor verloskundigen, die niet bij het symposium aanwezig waren, een e-learning- module beschikbaar bestaande uit een weblecture en een instructiefilm.

Steriel water is officieel alleen geregistreerd als oplos- middel. Toepassen voor pijnbehandeling kan, maar is wel zogenaamd ‘off label use’. Daarom is goede registratie van iedere keer dat SWI wordt toegepast belangrijk.

Cliënten moeten goed worden gecounseld. De KNOV heeft een protocol beschikbaar, met daarin onder andere informatie voor de cliënt, een VAS-pijnscoreformulier en een registratieformulier.

Meer weten

Op de website van de KNOV staat meer informatie over steriele waterinjecties: de werking, de wetenschappelijke onderbouwing en de toepassing. Q

Literatuur

(UTTON FOR

"*/'



n



STERILE

#OCHRANE



Waar kun je beter met SWI oefenen dan op de rug van de voorzitter?

(11)

Linda Rentes is sinds drie jaar vice-voorzitter van de KNOV en zal, als de Algemene Ledenvergadering daarmee instemt, vanaf 16 juni aanstaande voor drie jaar voorzitter zijn van de KNOV. Linda is 52 jaar, heeft een leuke vent getrouwd, is trots op haar twee kinderen (19 en 15 jaar), is sportief (zwemmen, tennissen, hardlopen) en heeft in die 23 jaar dat zij verloskundige is fulltime gewerkt in een eerstelijns praktijk. Zij begon ooit in Vlaardingen in een tweevrouwspraktijk en werkt de laatste achttien jaar in een maatschap met twee, later drie maten. De praktijk telt gemiddeld 330 zorgeenheden. Groter hoeft niet, want de praktijk is gericht op continue begeleiding. “Met het geven van continue begeleiding kunnen wij verlos- kundigen ‘het verschil’ maken ten opzichte van andere hulpverleners in de geboortezorg. Dat is onze kracht, daar moeten we trots op zijn en je merkt dat vrouwen echt meer tevreden zijn. Daar wil ik dan ook voor gaan,”

zo besluit zij haar introductie.

Hoe heeft zij in de laatste drie jaar haar praktijk met het vice-voorzitterschap weten te combineren en hoe gaat zij dat straks als voorziter doen? Want dan moet er nog een schepje bovenop.

“Nou, dat is ook een lastige. Ik heb in de afgelopen drie jaar dan ook heel hard gewerkt en ik heb nu een keuze gemaakt. Als ik straks voorzitter ben, kan ik veel minder in de praktijk werken. Je kunt het voorzitterschap niet echt plannen: als er wat is, moet je er zijn en dat combineert

moeilijk met continue begeleiding. Daar wringt het dus, want dan ben ik straks de discontinue factor en dat wil ik niet. Daarom heb ik besloten om uit de maatschap te stappen en de komende jaren als waarneemster te gaan werken. Daarnaast ga ik een voorlichtingsproject doen voor zwangeren, ik blijf actief in het verloskundig samen- werkingsverband en ik heb nog een adviseursfunctie bij de kring. Zo blijf ik voor de komende jaren voldoende verbonden met het veld en heb ik mijn handen vrij om een goede invulling te kunnen geven aan het voorzitter- schap. Het zal best even wennen zijn, maar ik wil de dingen graag goed doen en ik vind het komende voorzitterschap ook een erg leuke uitdaging.”

‘Er zijn voor…’

“Ik beschouw het voorzitterschap als een andere invulling om er te kunnen zijn. Ik heb dat ‘er zijn voor’ 23 jaar met zwangeren gehad en ik hoop dat de komende drie jaar met de leden, collega verloskundigen, te mogen ervaren.

De functie kent in haar omschrijving een taaklast van twee dagen per week, maar dat kun je niet zo planmatig invullen. De voorzitter is het gezicht naar buiten, dus je bent nog wel eens ad hoc bezig. Zelf schat ik het in als twee werkdagen, verdeeld over drie dagen. Zoiets…”

“Ik ben zeker niet over een nacht ijs gegaan. Mijn keuze ervaar ik als ingrijpend: na 23 jaar toch wel voor drie jaar

6AN

Wil van Veen

Drie jaar geleden werd Linda Rentes gekozen na een heldere presentatie.

Linda had een powerpoint- presentatie gemaakt waar- bij zij zichzelf profileerde op de cover van het glossy magazine Linda. Toepasse- lijk ontwerp en een heldere, ingetogen presentatie. Zo

heb ik Linda de laatste drie jaar leren kennen.

Daar waar Angela Verbeeten, de huidige voorzitter, staat voor ‘rood’: flamboyant, extrovert, spontaan, warm en direct, is Linda meer blauw: structurerend, analyserend, bedachtzaam, rustig, ingetogen en hartelijk.

“Je bent wie je bent, maar ik heb wel een rood jurkje!”

Trots

“Ik ben er trots op dat wij als verloskundigen het verschil kunnen maken, daar ben ik van overtuigd. Ik vind ook dat wij trotser en zelf- verzekerder kunnen zijn, we mogen er zijn.

Wees trots op je vak, op je deskundigheid.

Laat zien wie je bent en waar je voor staat.

Ook ben ik trots op de KNOV. Ik ben blij met onze werkorganisatie. We hebben afdelingen als belangenbehartiging, kwaliteit en richt- lijnen waar menig beroepsvereniging jaloers op is. De KNOV heeft gewonnen aan zicht- baarheid.

Ik ben trots op onze midwives4mothers, onze m4m. Ik vind het belangrijk dat we als volwassen organisatie zo’n stichting hebben.”

© Henny van Nieuwpoort

(12)

4V6 12

+./6

iets totaal anders. Ik heb er goed over nagedacht. Wat voorop stond was dat ik het belang van deze functie zie en dat ik het goed wil doen. Dan is dit het logische besluit. Leven is ook kiezen. En wat me na die drie jaar staat te wachten, dat zie ik nog wel. Ik heb daarvoor geen vast omlijnde plannen, dat hoeft voor mij ook even niet. Ik zie wel wat er dan op mijn pad komt…” En dan volgt een ontboezeming: “Ik wil altijd nog graag een keer naar de tropen. Ik moet zorgen dat ik mijn vaardigheid houd en wie weet…! De kinderen zijn dan groot, hebben hun moeder niet meer zo nodig; komt tijd, komt…”

Na een vrolijke lach vervolgt Linda: “In de verloskunde is voor de komende jaren nog zoveel te doen, kijk alleen maar naar de ontwikkeling van de integrale geboortezorg, daar liggen tal van mogelijkheden voor ontwikkeling en expansie.”

‘Verbinden’ als centraal begrip

“Wat ik wil is proberen te verbinden. De uitgezette lijn van één verloskundige, breed en wellicht ook specialistisch opgeleid wil ik verder helpen ontwikkelen. Ik wil dat we trots kunnen zijn op ons vak en op onze resultaten. We moeten goed weten wat we kunnen bijdragen en waar onze grenzen liggen. Samen met de andere beroeps- groepen in de keten moeten we elkaar versterken en van elkaar leren. Ook op bestuurlijk niveau met de NVOG wil ik betere banden smeden op basis van gelijkwaardigheid en met als doel elkaar te versterken, gebruikmakend van elkaars expertise. We zijn tenslotte twee verenigingen

binnen één keten en we hebben ook deels gelijke doelstellingen waarvan de belangrijkste is dat de vrouw die zich aan onze zorg toevertrouwt een positieve levenservaring heeft met de best mogelijke uitkomst.

Vorig jaar mei hadden KNOV en NVOG een heel inspire- rende bijeenkomst. Uitgangspunt was: wie het weet mag het zeggen! Dat vind ik een mooi uitgangspunt voor elk

overleg onder die conditie dat we ook naar elkaar luisteren en horen wat we vinden van elkaar. Verlos kundigen kijken met een andere bril naar zwangeren dan gynaecologen.

Dat maakt dat we complementair zijn aan elkaar en samen staan voor goede zorg voor de zwangeren.

Samengevat: verbinden als sleutelwoord, werken aan het beroepsprofiel en samen met de ketenpartners werken aan integrale zorg.”

Spreek mij maar aan

“Spreek mij maar aan,” zegt Linda. “Ik ben sterk voor korte lijnen en contacten. Benader mij maar. Als je zegt dat je wilt verbinden, moet je daar dan ook de mogelijk- heid toe geven door toegankelijk te zijn. Vertel maar wat je dwars zit en waar je tegenaan loopt in de praktijk. Het is belangrijk dat voorzitter en bestuur goed gevoed worden met informatie uit het veld.” Q

-INDER

“De verdeeldheid binnen de vereniging vind ik minder fraai en zelfs destructief. Ik bedoel dit: als er binnen de NVOG een richtlijn wordt uitgevaardigd dan schaart iedereen zich daarachter. Gynaecologen zeggen dan: vanaf nu gaan we het zo doen, want dit is volgens de richtlijn van de NVOG.

Als de KNOV een richtlijn uitgeeft, ontstaat er een enorm ‘ja maar is dit wel het beste?’, terwijl het zo grondig is uitgezocht en er zoveel evidence aan ten grondslag ligt. Het zich confirmeren aan een goed onderbouwde richtlijn blijkt heel moeizaam. Maar daarmee ondermijnen we ook onze eigen kracht.

Verdeeldheid zie ik ook binnen kringen. Voordat er kringbreed afspraken gemaakt kunnen worden over waar de kring voor staat en wie ze is en hoe de aanspreekpunten lopen, mijn hemel, dat krijg je bijna niet voor elkaar. Terwijl het juist in deze tijd heel belangrijk is dat we één front vormen: als kring, als regio, als KNOV. Wij kunnen uitgespeeld worden;

er zijn anderen die daar gebruik van maken.”

© Linda Rentes

(13)

De KNOV vertegenwoordigt alle verloskundigen in Nederland. Het KNOV-bestuur zet zich in voor de belangen van verloskundigen en die van moeder en kind. Wat wilt u als vice-voorzitter en later als voorzitter – voor alle verloskundigen in Nederland – bereiken?

Ik wil bereiken dat we minder angst en meer vertrouwen hebben.

Ik wil een beroepsgroep waar rekening mee gehouden wordt.

Ik wil een sterke samenwerkingspartner zijn voor zowel de zwangere, haar partner en alle partners in de keten op basis van kracht en gelijkwaardigheid.

We moeten toe naar een combinatie van onderbouwd handelen en vroedvrouwelijke intuïtie. Vroedvrouwelijke wijsheid helpt de cliënt met geïnformeerde keuzes. Het is onze angst die ons opbreekt op dit moment. We gooien het vaak op anderen: de veranderende cliënt, de tweede lijn.

Die angst zie je bijvoorbeeld terug in ons verwijsgedrag. We geloven soms niet meer in ons vak en in de normale bevalling en fysiologie. Zowel de cliënt als de keten ‘ruiken’

onze angst. Zelf ben ik niet bang, maar wel bezorgd.

Wat ik heel graag wil, is dat we als beroepsgroep weer vertrouwen krijgen, dat we trots zijn op ons vak en dat uitdragen. Wij hebben een ongelooflijke meerwaarde voor de geboortezorg in Nederland.

Op dit moment is het bijna zo dat pathologie en risico- denken de norm vormen. Zo kan het niet zijn. De normale zwangerschap en gewone geboorte moeten de norm zijn in de geboortezorg, WIJ dus! Specialistische zorg is aanvullende zorg. Bevallen is normaal, dat is de norm en indien nodig zetten wij de specialist in. Dat is onze specialiteit, daar zijn wij sterk in.

Als vice-voorzitter hebt u bestuurlijke ervaring waaruit adequaat optreden en handelen blijkt.

Wat voor een bestuurservaring hebt u en met welke competenties gaat u het verschil maken?

Ik heb bestuurlijke ervaring in mijn regio. Ik ben kring- voorzitter geweest en heb meegewerkt aan de oprichting van het District Verloskundig Platform. Ik werk nu al vier jaar op landelijk niveau voor de KNOV in het team Richtlijnen, inhoudelijk gericht op basis van een weten- schappelijke achtergrond. Daar heb ik veel van geleerd.

Ik heb ook veel met andere disciplines samengewerkt.

Met onderbouwd handelen en een wetenschappelijke

benadering heb ik geleerd dat je gezien wordt als een serieuze gesprekspartner. Wat mij voedt, is mijn vroedvrouw- zijn. Ik ben dat nu twintig jaar en het vak heeft mij gevormd.

Ik geloof heel erg in een sterke eerste lijn. Dat maakt je een sterke samenwerkingspartner binnen de keten. Wat maakt dat ik het kan, is de combinatie van vroedvrouw en gevoed wordt door een wetenschappelijke achtergrond.

Al met al heb ik veel gedaan, denk ik. Ik heb in het onder- wijs gewerkt, veel waargenomen, een eigen praktijk gehad in een achterstandswijk, bij de KNOV gewerkt: ik ken de breedte van het vak en de vereniging. Geweldig allemaal, maar zelf beschouw ik mijn vroedvrouwenvisie (waar we het in de vorige vraag over hadden) als het allerbelangrijkst.

Ik ben een gedreven mens, een actiemens. Het leuke is dat er in september een congres wordt georganiseerd over Passie, Professional en Pit. Nou, dat is mijn congres, dat ben ik.

De verloskundige zorg is volop in beweging. Dit gebeurt in een politiek veld waar ook de media veel invloed hebben. Het besturen van de KNOV is zeer uitdagend en waardevol. Hoe gaat u de KNOV-visie uitdragen en waar legt u de accenten en waarom?

Het belangrijkste voor mij is dat we onze rug recht houden.

Op het moment dat je gelooft en ook weet dat je meer- waarde hebt in de geboortezorg en dat uitdraagt op een manier als ‘dit is waar ik voor sta, waar wij voor staan’, dan kun je elke visie samen uitdragen. Als je kijkt naar de verlos - kundige visie denk ik: wij kunnen bij de barenden van het begin tot het einde aanwezig zijn, maar we moeten geen halve gynaecologen willen worden. Dat is niet ons vak, daar liggen onze competenties en onze kracht niet. Onze kracht zit in de begeleiding, onze laagdrempeligheid, ons sociale begeleiden. Daaruit blijkt dat wij er voor de vrouw zijn en dat we goed op ze kunnen letten op het moment dat aanvullende zorg nodig is. Wij moeten de continue factor zijn in het integrale geboorteproces. Integrale zorg is gebaseerd op respect voor elkaars kunde en kwaliteiten ten dienste van de cliënt. Het is heel ingewikkeld. Niemand weet echt hoe het er uit moet komen te zien.

Daarom moet je wel heel goed weten wat de gezamen- lijke basisvisie is van alle verloskundigen: wat bindt ons, waar staan wij samen voor?

De nieuwe vice-voorzitter heeft goede communica- tieve en diplomatieke vaardigheden, gekoppeld aan een authentieke uitstraling. Hoe gaat u de banden

-IEKE

+ANDIDAAT

(14)

4V6 14

+./6

De KNOV vertegenwoordigt alle verloskundigen in Nederland. Het KNOV-bestuur zet zich in voor de belangen van verloskundigen en die van moeder en kind. Wat wilt u als vice-voorzitter en later als voorzitter – voor alle verloskundigen in Nederland – bereiken?

Krachtige leden vormen een krachtige KNOV, een vereniging die staat voor haar leden in het belang van moeder en kind. De KNOV heeft behoefte aan leden met een sterk zelfbewustzijn, die een positief beroepsbeeld bij zich dragen en werkzaam zijn in een sfeer van wederzijds vertrouwen en respect. Ik geloof dat dit meer vorm krijgt, getuige ook de laatse MIO-bijeenkomst bij ons in de regio

‘achter elke barende een verloskundige’. We hebben iets te bieden, iets met een absolute meerwaarde: fysiologische geboortezorg. Ik wil mij graag sterk maken om het beeld van de krachtige en vakbekwame verloskundige en haar vereniging uit te dragen.

Als vice-voorzitter hebt u bestuurlijke ervaring waaruit adequaat optreden en handelen blijkt.

Wat voor een bestuurservaring hebt u en met welke competenties gaat u het verschil maken?

Ik heb bestuurlijke ervaring opgedaan in het samen- werkingsverband van ‘In Zwang’, een samenwerkings- verband tussen gynaecologen van het Groene Hart Ziekenhuis en verloskundigen in de eerste lijn. Al voor de oprichting ben ik daarbij betrokken geweest en toen de oprichting een feit was, ben ik bestuurslid geworden.

De competenties die ik daaruit meeneem zijn, dat ik samenwerking vanaf punt nul heb helpen opbouwen. We hebben dat zorgvuldig gedaan door de fysiologie continu hoog in het vaandel te houden. Ook binnen ‘In Zwang’

bemerkte ik dat mensen vaak snel beslissingen willen nemen. Steeds heb ik er zorg voor gedragen dat afspraken getoetst werden aan de kwaliteiten van verloskundigen en op aspecten als autonomie en onze medische professionaliteit. Andere competenties die ik meebreng liggen in de sfeer van kennis van de kracht van verlos- kundigen en van de valkuilen van niet goed geregelde samenwerking. Ik ben een bruggenbouwer, denk in termen van relaties en wederzijdse belangen en sta voor behoud van onze zelfstandigheid.

Ik volg momenteel de Masterclass Integrale Geboortezorg in Amsterdam. Ik merk dat duidelijke taal heel belangrijk is.

Duidelijke taal maakt dat je partners weten wie je bent en waar je staat.

verder aanhalen met de ketenpartners? Kunt u een concreet voorbeeld geven van wat u hebt bereikt als gesprekspartner in de keten?

Ik geloof allereerst in een versterking van de horizontale samenwerking, binnen de eerste lijn – in partnerschap met kraamverzorgenden. Ik vind dat een belangrijke groep die heel veel kan betekenen in de begeleiding van de barenden. Kraamverzorgenden zijn veelal erg gepassioneerd. Ik heb het project ‘continue begeleiding’

met kraamverzorgenden gedaan en ik ben echt onder de indruk van die groep. Ze gáán echt voor de barenden.

We moeten daarnaast verdere versterking binnen de eerste lijn blijven zoeken. Ik heb vanuit de KNOV veel met de huisartsen samengewerkt. Zo heb ik met hen twee standaarden geschreven: ‘zwangerschap en kraambed’

en’preconceptiezorg’. We kunnen heel veel van huis- artsen leren. Zij kunnen heel goed uitdragen ‘dit is ons ding en anderen mogen aanhaken’. Dat komt natuurlijk omdat ze met veel specialismen van doen hebben, maar ze zijn daar heel sterk in. Huisartsen hebben een eigen visie, eigen evidence. Daar kunnen we ook op regionaal niveau van leren, ze zijn goed georganiseerd in overleg- vormen met diëtisten, psychologen, fysiotherapeuten, noem maar op. Samen kunnen we zo bouwen aan sterke netwerken. Bouwen aan een sterke eerste lijn.

Kijkend naar de tweede lijn kom ik toch terug bij ons zelf:

we zullen moeten laten weten wat we willen en wat de tweede lijn aan ons heeft. Respect voor elkaars visie en deskundigheid. Dan bewaken we onze eigen grenzen én staan geen samenwerking in de weg. Q

.EL

+ANDIDAAT

#6

Mieke Beentjes, *1965, gehuwd, drie kinderen.

HAVO, HBO-V, AVAG Amsterdam, Master Verlos- kunde UVA/AMC, uitstroomrichting Onderzoek, Verpleegkundige, eerstlijns verloskundige, waarneemster, praktijkhoudster, kringvoorzitter, docent, projectbegeleiding STBN, beleids- medewerker KNOV-team richtlijnen, auteur.

(zie voor volledige cv de ledensite van de KNOV)

(15)

De verloskundige zorg is volop in beweging. Dit gebeurt in een politiek veld waar ook de media veel invloed hebben. Het besturen van de KNOV is zeer uitdagend en waardevol. Hoe gaat u de KNOV-visie uitdragen en waar legt u de accenten en waarom?

Ik zal de visie uitdragen vanuit het standpunt van de gezonde en goed geïnformeerde zwangere. Daar ligt onze belangrijkste verantwoordelijkheid, want goed geïnformeerd zijn leidt tot betere keuzes. Geen vrouw is gebaat bij de creatie van angst. Onder invloed van de media is er een angstcultuur ontstaan die we kunnen oplossen door onze eigen krachtige positionering.

Ik richt mij primair op dat wat normaal is, vooral in de zwangerschap. In de zwangerschap staan de zwangere en haar kind centraal binnen een keten van zorgverleners die door de verloskundige casemanager bij het proces worden betrokken als daar noodzaak toe is. De keten is de waarborg voor continuïteit van zorg, is slechts het vehikel om een zwangere tot een gezonde uitkomst te brengen. Fysiologie staat daarbij hoog in het vaandel en niet in een bijzin. Om dit te realiseren is optimale samenwerking binnen de keten noodzakelijk.

De nieuwe vice-voorzitter heeft goede communica- tieve en diplomatieke vaardigheden, gekoppeld aan een authentieke uitstraling. Hoe gaat u de banden verder aanhalen met de ketenpartners? Kunt u een concreet voorbeeld geven van wat u hebt bereikt als gesprekspartner in de keten?

Ik zou in mijn beleid vooral de nadruk op vertrouwen willen leggen. Je kunt niet bijdragen aan een goed geïnformeerde zwangere, je kunt geen keten ontwikkelen en geen integrale samenwerking realiseren als er geen sprake is van wederzijds vertrouwen. Vertrouwen vormt de basis in elke relatie. Ik hoor nog steeds verhalen over verloskundigen en gynaecologen die niet open en oprecht met elkaar communiceren, die elkaar nauwelijks benaderen tijdens een VSV. Zo kan geen goede keten bestaan en is optimale zorg onmogelijk.

Wat de onderlinge verstandhouding bijvoorbeeld ten goede zou komen, is als alle gynaecologen in opleiding stage zouden lopen in de eerste lijn. Gewoon, om kennis te nemen van de omstandigheden van de eerste lijn. In onze praktijk gebeurt dat. Deze stages zijn eye-openers.

Wanneer wij iemand insturen komen we met een cliënt vanuit een, voor de assistent, soort schimmige situatie naar het ziekenhuis. Als ik ze na hun stage weer tegenkom in het ziekenhuis, dan is er sprake van een totaal andere benadering. Blijkbaar is er tijdens de stage iets belangrijks gebeurd: we kennen elkaar. Dat geeft vertrouwen.

Meelopen, elkaar scholen, eerstelijns onderwerpen en tweedelijns onderwerpen gezamenlijk bespreken. Het is niet onmogelijk. Als je elkaar kent en niet alleen maar

contact hebt op het moment dat je iemand instuurt:

bekend maakt bemind. Onbemind maakt nooit goede ketenzorg. Een dikke protocollenklapper maakt nog geen samenwerking.

Op de vraag wat ik bereikt heb, een mooi voorbeeld.

Samen met een gynaecoloog heb ik voor Trouw een artikel geschreven rond de hetze over babysterfte.

Wanneer je als twee disciplines vanuit een samenwer- kingsvervand samen zo verontwaardigd bent over een maatschappelijke ontwikkeling dat je er een artikel overschrijft dat door beiden wordt onderschreven, dan zit je op één lijn. Twee disciplines met vertrouwen in elkaar binnen een keten met één doel: ‘normale’goede zorg voor moeder en kind. Q

#6

Nel Hagen-Dekker, *1960 Getrouwd, vier kinderen

Gymnasium A, Woodbrooke Quaker College o.a. international affairs Birmingham (UK), Propadeuse maatschappijgeschiedenis Erasmus Universiteit, A-verpleegkundige, SROV (1994). Wijkverpleegkundige, lid verloskundige maatschap, verloskundige met eigen praktijk

(zie voor haar volledige cv de ledensite van de KNOV)

© Henny van Nieuwpoort

(16)

4V6 16

+./6

De KNOV vertegenwoordigt alle verloskundigen in Nederland. Het KNOV-bestuur zet zich in voor de belangen van verloskundigen en die van moeder en kind. Wat wilt u als vice-voorzitter en later voorzitter – voor alle verloskundigen in Nederland – bereiken?

Wat ik zou willen bereiken, is alle verloskundigen van nu en straks een professie bieden die zij met plezier en voldoening kunnen uitoefenen ten gunste van zwangere, moeder en kind. Die professie bestaat in het krachtenveld van de geboortezorg waarin de verloskundige niet de enige partij is. Er bestaat een dringende behoefte aan en dwingende noodzaak tot het creëren van hechte samenwerkingsverbanden met ketenpartners. Ik vind het daarbij van essentieel belang dat samenwerking bestaat op basis van vertrouwen en waardering voor elkaars expertise, kennis, kunde en autonomie. De verloskundige zelf is een goed opgeleide medische professional en zij is bij uitstek geschikt voor het begeleiden van de fysiologische zwangere, barende en kraamvrouw.

Als vice-voorzitter hebt u bestuurlijke ervaring waaruit adequaat optreden en handelen blijkt.

Wat voor een bestuurservaring hebt u en met welke competenties gaat u het verschil maken?

Ik heb een ruime en diverse bestuurlijke ervaring. Ik ben jarenlang in mijn regio kringvoorzitter geweest. Ik had zitting in een adviesraad van een zorgverzekeraar. Dat was zeer leerzaam, want het aandachtsgebied betrof meer dan alleen de eerstelijns zorg. Ik stond aan de wieg en was bestuurslid van de Stichting Prenatale Screening Zuidwest Nederland (SPSZN). Nu ben ik voorzitter van een verloskundige coöperatie en ben ik bestuurslid van de Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen (SPV).

Ik ben goed ingevoerd in het totale werkterrein van de eerstelijns gezondheidszorg. Ik ben sterk contactueel en communicatief ingesteld. Tijdens mijn opleiding tot mediator heb ik mijn ervaring als bemiddelaar verder kunnen uitbouwen. Ik denk dat ik met mijn expertise het KNOV-bestuur kan steunen. Ik heb veel ervaring in het voeren van gesprekken tussen partijen met verschillende belangen en kan partijen bijeen brengen. Dat is in deze tijd, waarin van alles speelt, een zeer belangrijke taak voor de KNOV. Ik ben goed op de hoogte van de inhoudelijke werkzaamheden van verloskundigen omdat ik toetsgroepbegeleider ben en verloskundige scholingen en trainingen geef. Daardoor kan ik een brug slaan

tussen de verloskundigen in het veld en het bestuurlijk beleid op landelijk niveau binnen de KNOV. Anderen typeren mij als betrouwbaar, sociaal bewogen en enthousiast, een echte teamplayer.

De verloskundige zorg is volop in beweging. Dit gebeurt in een politiek veld waar ook de media veel invloed hebben. Het besturen van de KNOV is zeer uitdagend en waardevol. Hoe gaat u de KNOV-visie uitdragen en waar legt u de accenten en waarom?

Ik sta achter de KNOV-visie die stelt dat er achter elke zwangere een verloskundige staat. Ik heb daar voor mezelf wel een zin aan toegevoegd: het moet ingebed zijn in een goede organisatiestructuur en met andere disciplines die betrokken zijn bij geboortezorg. Ik zie de verloskundige in dit systeem als eerste aanspreekpunt voor de zwangere en haar partner. Om dit te realiseren moet de beroepsgroep weten waar zij voor staat; zonder

#ORIEN

+ANDIDAAT

#6

Corien M. van der Haar, *1963 Getrouwd, drie kinderen

Atheneum B, Verloskunde Academie Rotterdam, Masteropleiding beleid en management UvA, opleiding tot NMI geregistreerd mediator

Verloskundige werkzaam in de eerste lijn, kringvoor- zitter, bestuurslid OZ Zorgadviesraad West-Brabant, diverse werk- en projectgroepen KNOV en anderen, projectmedewerker verloskunde bij huisartsenlab, adviseur Regionale Ondersteuning Structuur (ROS), Pensioenfonds voor Verloskundigen, Coravie voor consultancy, management en mediation.

(zie voor haar volledige cv de ledensite van de KNOV)

© Henny van Nieuwpoort

(17)

sterke achterban geen resultaat. Dat kan als we ons samen sterk maken en samen werk maken van onze toekomst.

De nieuwe vice-voorzitter heeft goede communica- tieve en diplomatieke vaardigheden, gekoppeld aan een authentieke uitstraling. Hoe gaat u de banden verder aanhalen met de ketenpartners? Kunt u een concreet voorbeeld geven van wat u hebt bereikt als gesprekspartner in de keten?

Eigenlijk ben ik in mijn werk altijd bezig geweest en nog steeds bezig met het creëren van verregaande samen- werking in de keten. De banden met de ketenpartners ga ik aanhalen door partijen uit te nodigen om aan tafel te gaan zitten. Niet via de media, maar in een rechtstreekse dialoog: duidelijke doelen stellen wat je met elkaar wilt bereiken en daaraan gaan werken. Voorbeelden hiervan zijn dat ik heb bijgedragen aan de realisatie van een zelfstandig eerstelijns geboortecentrum van kraamzorg en verloskundigen en een Verloskundig Samenwerking Verband (VSV) heb opgericht. Q

De Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte noemt in haar aanbevelingen vier doelen van het VSV. Eén doel is het uitwisselen van informatie over iedere zwangere op basis van de intake, het geboorteplan en cliëntvolgend PWD. Mag dat eigenlijk zomaar?

Bij ons in het VSV wordt elke nieuwe cliënte na de intake besproken in het VSV. Dit gebeurt naar aanleiding van het advies van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte.

Moeten wij hiervoor toestemming vragen aan de cliënten?

In artikel 457 van de WGBO (Wet geneeskundige Behandel Overeenkomst) staat vermeld dat de hulp- verlener/verloskundige alleen inlichtingen over de patiënte/cliënte aan derden mag verstrekken met toestemming van de cliënte. Deze toestemming is niet nodig bij degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van één en dezelfde behandelingsovereen- komst. Deelnemers in het VSV zijn niet direct betrokken bij de uitvoering van dezelfde behandelovereenkomst.

Zo heeft de verloskundige en de gynaecoloog ieder afzonderlijk een geneeskundige behandelovereenkomst met de cliënte. Gegevens van cliënten mogen dus niet zomaar met deze zorgverleners worden besproken.

Hiervoor is het noodzakelijk dat vooraf gerichte toestem- ming is verkregen van de cliënte.

Wanneer de situatie zo is dat alle verloskundige hulp- verleners daadwerkelijk vanuit één team de verloskundige zorg organiseren en werkzaam zijn, dan kunnen cliënten zonder voorafgaande toestemming samen worden besproken. Hierbij moet het voor de cliënte wel duidelijk zijn dat met alle hulpverleners tezamen één behandel- overeenkomst is gesloten. Q

6RAAG MAAND

#LIÑNTEN

helpdesk@knov.nl

Gemiddeld worden er zo’n 200 vragen per maand gesteld aan de helpdesk. In deze rubriek wordt iedere keer een interessante, veelgestelde, opmerkelijke of ingewikkelde vraag behandeld.

3TUDIEDAG

Veel goede en interessante inleidingen met enthou- siasme over de KNOV-visie vormden de basis voor de studiedag KV. Gesproken werd over de voortgang met het beroepsprofiel, het opleidingsprogramma en een eigen register. Een interessante casus betreft de zorgvraag en zorglevering die niet overeenstemt met onze richtlijnen. Voornamelijk de sprekers met een juridische en ethische invalshoek gaven en geven stof tot nadenken. De KNOV en de NVOG hebben als vervolg van deze uitkomsten gezamenlijk een brief aan de VSV’s gestuurd waarin zij de professionals oproepen om dit probleem met elkaar te bespreken en te zoeken naar een passende procedure. Q

© Henny van Nieuwpoort

(18)

!DVERTENTIE

(19)

Dames en Heren,

Als een pasgeborene niet kan drinken en speekselbellen op de lippen heeft, moeten er alarmbellen gaan rinkelen.

Deze symptomen kunnen wijzen op oesofagusatresie.

Vroege herkenning van deze aangeboren afwijking aan de slokdarm is lastig, maar als de aandoening bij een neonaat over het hoofd wordt gezien, kan dit ingrijpende gevolgen hebben.

Oesofagusatresie is bij prenatale diagnostiek niet goed te herkennen. Het na de geboorte niet kunnen wegslikken van speeksel en als gevolg daarvan bellen blazen is daarentegen pathognomonisch voor de afsluiting van de slokdarm. Iedere zorgverlener die bij de zorg voor de pasgeborene betrokken is, zou de diagnose oesofagusa- tresie moeten overwegen wanneer een pasgeborene niet drinkt, speekselvloed heeft, bellen blaast (fi guur 1) en/of zich verslikt in de voeding. Welke gevolgen het kan hebben als oesofagusatresie niet meteen wordt herkend, laten wij aan de hand van drie casussen zien.

Patiënt A is een jongetje dat na een ongecompliceerde zwangerschap bij een termijn van 39 3/7 weken met een gewicht van 3495 gram werd geboren na een poliklinische bevalling in een algemeen ziekenhuis. Hij probeerde te drinken, maar spuugde alle borstvoeding meteen weer uit. De verloskundige vond bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen en de patiënt werd drie uur na de geboorte ontslagen. Thuis lukte de voeding ook niet. Patiënt spuugde, kokhalsde en had veel slijm in de mond met belvorming.

De kraamhulp stelde de ouders gerust met de boodschap

“spugen op de eerste dagen is normaal, de pasgeborene moet dan nog wennen aan de voeding”.

Twee dagen na zijn geboorte brachten de inmiddels ongeruste ouders hun kind naar de Spoedeisende Hulp van een algemeen ziekenhuis. Bij opname zag men een matig-ernstig gedehydreerde neonaat met een gewicht van 3135 gram. Een neus-maagsonde opvoeren bleek niet mogelijk. Op de thoraxfoto eindigde de sonde ter hoogte van de hoge thoracale wervelkolom; ook was er lucht in de maag. Hierop werd de diagnose oesofagusa- tresie type C (zie beschouwing) gesteld en werd de patiënt overgeplaatst naar ons Kinderchirurgisch Centrum.

Na intraveneuze rehydratie en screening op andere aangeboren afwijkingen onderging hij op de vijfde levensdag een corrigerende operatie, waarbij via een rechtszijdige thoracotomie de tracheo-oesofageale fi stel werd onderbonden en een oesofago-oesofagostomie werd verricht. Postoperatief was er een voorspoedig herstel en patiënt kon snel naar huis ontslagen worden.

Twee maanden na de operatie zagen wij de patiënt op de polikliniek terug. Hij dronk goed aan de borst en had inmiddels een gewicht van 4932 g.

Patiënt B is een meisje dat geboren werd bij een amenorroeduur van 36 5/7 weken middels een acute sectio caesarea in verband met maternaal bloedverlies bij een placenta praevia totalis. Haar geboortegewicht was 2900 g. In de eerste uren na de geboorte spuugde zij

%EN ALARMSIGNAAL

+LINISCHE

Esther Zwaan, Annebeth Meij-de Vries, Arend W. van Deutekom, Alida F.W. van der Steeg, Christien Sleeboom en Hugo A. Heij

Kinderchirurgisch Centrum Amsterdam (Emma Kinderziekenhuis AMC & VUmc), Amsterdam.

Drs. E. Zwaan, coassistent; drs. A. Meij-de Vries, chirurg;

dr. A.F.W. van der Steeg, drs. Chr. Sleeboom en prof.dr. H.A. Heij, kinderchirurgen.

VU medisch centrum, afd. Kindergeneeskunde, Amsterdam.

Drs. A.W. van Deutekom, AIOS kindergeneeskunde.

Contactpersoon: drs. A. Meij-de Vries (annebeth25@hotmail.com).

Drs. Jonathan Verbeke, kinderradioloog, beoordeelde de verklarende tekeningen bij de röntgenfoto’s.

Figuur 1. Een bellenblazende neonaat

(20)

4V6 20

7%4%.3#(!0

frequent helder slijm op en het drinken lukte niet goed.

Bij lichamelijk onderzoek werden geen afwijkingen gevonden en er werd een expectatief beleid gevoerd.

Ook de tweede dag postpartum lukte het drinken niet en leek ze sloom en weinig alert. Daarop volgde overplaatsing van de kraamafdeling naar de neonatale intensive care.

Hier werd een matig gedehydreerde neonaat gezien van 2710 g. Er kon zonder problemen een neus-maagsonde geplaatst worden waarmee zij gevoed werd. De voeding werd goed verdragen, waardoor een anatomische afwijking uitgesloten kon worden. Differentiaaldiagnostisch werd gedacht aan een infectie dan wel een endocriene of neurologische afwijking, maar verder aanvullend onder- zoek liet geen afwijkingen zien. Voedingen konden worden opgehoogd en weer oraal worden aangeboden.

Na drie weken dronk patiënte alle voedingen zelf en kon zij in goede conditie naar huis worden ontslagen. De voedingsproblemen werden geduid als passend bij de randprematuriteit.

Bij patiënt C was er tijdens de foetale fase op de 20-wekenecho een geïsoleerd polyhydramnion te zien, die gedurende de zwangerschap vervolgd werd met meerdere echografieën. Er werd geen verklaring gevonden voor het polyhydramnion. Bij een termijn van 41 0/7 weken werd een meisje geboren met een gewicht van 3150 g. De poliklinische bevalling vond plaats in een algemeen ziekenhuis. In het ziekenhuis sabbelde zij wel aan de borst, maar de melkproductie was nog niet op gang. Patiënte kwijlde groen slijm, dat werd geduid als vruchtwater.

Zij werd ongeveer 7 uur na de geboorte naar huis ontslagen.

Thuis verslikte zij zich als ze probeerde te drinken en bleef ze groen vocht opgeven. De verloskundige stelde bij haar huisbezoek de ouders gerust. 30 uur postpartum stopte patiënt met ademen; haar ogen draaiden weg en ze werd slap en blauw. Haar ouders pasten onder telefonische begeleiding van de alarmcentrale mond-op-mondbeade- ming en hartmassage toe. Op het moment dat de ambulance arriveerde ademde patiënte weer zelf. Ze werd met de ambulance vervoerd naar hetzelfde zieken- huis waar ze was geboren en werd daar opgenomen. Bij opname werd gezien dat zij bellen blies en kwijlde. De neus-maagsonde was niet op te voeren. Op de thoraxfoto eindigde de maagsonde ter hoogte van de 2e thoracale wervel, werd er lucht in de maag gezien en was er verdenking op een aspiratiepneumonie (figuur 2). Op basis hiervan werd de diagnose oesofagusatresie type C gesteld. Het opgeven van groen slijm, wat moet worden onderscheiden van gallig braken dat op een malrotatie kan duiden, werd verklaard door de wijde tracheo- oesofageale fistel, waardoor gal omhoog kwam en via de trachea opgehoest werd. Ze werd overgeplaatst naar ons centrum en onderging een operatie met onderbinden van

de tracheo-oesofageale fistel en het creëren van een oesofago-oesofagostomie via thoracotomie. Het post- operatieve beloop was ongecompliceerd. Bij poliklinische controle na twee maanden was zij 4660 g en ging het goed met haar.

Beschouwing

Dat het vertraagd diagnosticeren van oesofagusatresie tot gevaarlijke situaties kan leiden, blijkt uit casus A en C.

Voor patiënt A hebben ouders medische hulp gezocht door hun gedehydreerde kind op de derde levensdag naar de Spoedeisende Hulp te brengen. De moeder van patiënt C heeft haar kind op de tweede dag na de geboorte moeten reanimeren. Patiënt B illustreert dat niet elke slecht drinkende zuigeling een oesofagusatresie heeft en dat deze diagnose verworpen kan worden als een sonde tot in de maag kan worden opgevoerd.

Hoewel het als belastend wordt ervaren om met een pasgeborene vanuit huis naar het ziekenhuis te gaan om een eventuele oesofagusatresie uit te sluiten, is het inbrengen van een neus-maagsonde en het maken van een röntgenfoto vervolgens weinig invasief en van grote diagnostische waarde. Het laat stellen van de diagnose oesofagusatresie kan tot ernstige complicaties leiden.

Daarom is ons advies om te proberen een neus-maag- sonde in te brengen bij elke neonaat bij wie geen enkele voeding lukt.

Prevalentie en etiologie

De prevalentie van oesofagusatresie is ongeveer 1 per 4000 levendgeborenen [1]. In Nederland komt dit neer op 45-50 kinderen per jaar. Gemiddeld zal één op de twee Figuur 2. Thoraxröntgenfoto van patiënt C. De sonde bevindt zich in de blind eindigende proximale oesofagus met de tip ter hoogte van de onderrand van de 2e thora- cale wervel. Gezien de lucht in de maag betreft het een oesofagusatresie tyep C. Er bevindt zich een consoledatie in de rechter bovenkwab perihilair; meest waarschijnlijk is hier sprake van een aspiratiepneumonie.

(21)

verloskundigen tijdens zijn of haar carrière een kind met een oesofagusatresie tegenkomen. De afwijking ontstaat in de embryonale periode – tussen het einde van de derde en de zesde week – door een verkeerde uitgroei in de voordarm van het septum dat de trachea en de oesofagus scheidt. De oorzaak is multifactorieel. Bij 45% van de kinderen met een oesofagusatresie is er sprake van een geïsoleerd geboortedefect, bij 24% is de oesofagusatresie onderdeel van een sporadisch voorkomend syndroom [1].

Classificatie en symptomen

Volgens de classificatie van Gross zijn er zes types oesofagusatresie [2, 3] Type C komt verreweg het meest voor, namelijk bij 85% van de patiënten. In figuur 3 staan de verschillende types schematisch weergegeven.

Antenataal zijn een polyhydramnion en weinig tot geen maagvulling redenen om aan een oesofagusatresie te denken. Deze symptomen zijn echter weinig sensitief en specifiek [4].

Na de geboorte zal de patiënt, afhankelijk van het type oesofagusatresie, een ingevallen buik hebben, niets kunnen drinken, speekselvloed hebben, zich verslikken, hoesten of de kenmerkende bellen blazen [5]. Complicaties als dehydratie, aspiratie of een aspiratiepneumonie en

‘apparent life-threatening events’ (ALTE’s) kunnen hiervan het gevolg zijn.

Vroege herkenning

Voedingsproblemen bij pasgeborenen komen veel voor.

Deze zijn meestal van voorbijgaande aard en niet bedrei- gend. De onschuldige vorm van voedingsproblemen wordt vaak gewijd aan misselijkheid door vruchtwateringestie of problemen met de adaptatie na de geboorte, al ontbreekt de wetenschappelijke onderbouwing hiervoor. De differentiaaldiagnose voor een niet-drinkende neonaat is echter uitgebreid en omvat – naast oesofagusatresie – meerdere spoedeisende aandoeningen (tabel) [6].

Hoe onderscheidt een pasgeborene met oesofagusatresie zich? Als gevolg van de blind eindigende proximale oesofagus verdraagt de neonaat in het geheel geen melk en hoopt het speeksel zich op. Veelal is hierbij sprake van het kenmerkende bellenblazen. Als de proximale oesofa- gus-blindzak overloopt kan er aspiratie optreden met ademhalingsproblemen tot gevolg.

Aanvullende diagnostiek

De diagnostiek bij een oesofagusatresie is relatief eenvoudig. Wanneer een stevige maagsonde wordt ingebracht, stokt deze op circa 11-12 cm van de neus [5]. Een dunnere maagsonde kan op die plaats opkrullen.

Wanneer dan op de thoraxfoto wordt gezien dat de neus- maagsonde hoog-thoracaal (meestal op het niveau van de tweede of derde thoracale wervel) eindigt of opkrult, is de diagnose bevestigd. Op de buikoverzichtsfoto kan, afhankelijk van het type, het maag-darmkanaal vrij van lucht zijn (type A en B) of gevuld met lucht (type C, D, E).

Een contrastonderzoek is obsoleet in verband met het risico op aspiratie [4].

Figuur 3. Schematische weergave van de 6 ver schillende types oesofagusatresie volgens de classificatie van Gross, met de bijbehorende prevalatie.

Tabel. Differentiaaldiagnose van oesofagusatresie bij een niet-drinkende neonaat

Differentiaaldiagnose

aangeboren afwijkingen van diafragma, longen en luchtwegen

bijvoorbeeld congenitale hernia diafragmatica anatomische obstructies van het maagdarmstelsel

bijvoorbeeld malrotatie met eventuele volvulus functionele obstructies van het maagdarmstelsel

bijvoorbeeld ziekte van Hirschsprung extra-intestinale infecties

bijvoorbeeld urineweginfectie (sepsis) endocriene en metabole verstoringen

bijvoorbeeld congenitale bijnier insufficiëntie bij adrenogenitaal syndroom

neurologische aan doeningen bijvoorbeeld intracraniële bloeding.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

11.2 Indien de registratie van een verloskundige is beëindigd omdat niet werd voldaan aan de eisen voor herregistratie, geldt er een wachttijd van 1 jaar, alvorens weer

• Je een rekening ontvangt voor gebruik van de open verloskamer, als er geen medische indicatie is om in het ziekenhuis te bevallen. Of deze rekening vergoed wordt is

Deze vrouwen waren in de zwangerschap in zorg in de eerste lijn en zijn niet verwezen naar de tweede lijn tijdens

De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verloskundige zorg in zijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verloskundige daarin inneemt, alsmede

Een verlagend effect op sectio door een herhaalde uitwendige versie is in deze studie mogelijk niet aangetoond door het gering aantal vrouwen die een tweede versiepoging ondergingen

Een belangrijk kenmerk van het Nederlandse verlos- kundige systeem is het onderscheid tussen vrouwen met een laag risico, waar de eerstelijns verloskundige zorg-

Ze zijn terecht blij en trots op het resultaat. Voor mij is de opening van die vrijdagmiddag een alibi, een mooi bewijs van datgene waar ik naar op zoek ben: vormen van

In de richtlijn is geen aansporing of ondersteuning voor ouders om bij het slapen gaan goed te luisteren naar het huilen van hun (pasgeboren) baby en op basis van ervaring met hun