• No results found

De invloed van nationale cultuur op internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van nationale cultuur op internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van nationale cultuur

op internationale verschillen in

maatschappelijke verslaggeving

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit: Economie & Bedrijfskunde

Afstudeerrichting: Master Accountancy

Auteur: Huub Kelder

Studentnummer: 1717421

Collegejaar: 2011 // 2012

Begeleider: dr. O.P.G. Bik

(2)

2

Voorwoord

Voor u ligt het eindresultaat van mijn scriptie waarmee ik mijn Master Accountancy afrond. Deze scriptie bood mij de kans om me te verdiepen in maatschappelijke verslaggeving en culturele invloeden daarop. Maatschappelijke verantwoording is een belangrijk thema in de hedendaagse samenleving. Mensen en organisaties worden steeds meer bewust van de invloed die ze uitoefenen op de maatschappij. De cultuur in een land is een ontastbare invloed die effect heeft op een zeer groot deel van ons bestaan en daarmee op maatschappelijke betrokkenheid. Deze twee boeiende onderwerpen hebben tijdens mijn studie mijn interesse gewekt en zullen samenkomen in deze scriptie.

Met de voltooiing van deze scriptie komt voor mij ook een einde aan een fantastische studententijd in Groningen. Ik wil iedereen bedanken die op enige wijze betrokken is geweest bij deze goede tijd in Groningen.

Mijn speciale dank gaat uit naar Olof Bik voor zijn begeleiding bij deze scriptie, zonder zijn inbreng heb ik niet tot dit eindresultaat kunnen komen. Als begeleider van de RuG heeft hij mij voorzien van scherpe feedback en nuttige tips op basis waarvan ik het overzicht heb kunnen houden bij het schrijven van deze scriptie.

Ook gaat er speciale dank uit naar mijn ouders, die het mogelijk hebben gemaakt om in Groningen te studeren en die in deze studententijd veel interesse in mij hebben getoond. Daarnaast wil ik ook mijn vriendin en vrienden speciaal bedanken: zij hebben er mede voor gezorgd dat ik een heel mooie tijd in Groningen heb gehad.

Dan rest mij niets anders dan u veel plezier te wensen bij het lezen van deze scriptie en u alvast te bedanken voor uw tijd en interesse in het door mij uitgevoerde onderzoek.

Huub Kelder

(3)

3

Samenvatting

In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar internationale verschillen in de kwantiteit en de kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving door organisaties. In dit onderzoek wordt getracht deze verschillen te verklaren aan de hand van verschillen in de nationale cultuur. Hierbij wordt als doel gesteld om vanuit het oogpunt van de stakeholder theorie een beter inzicht te verkrijgen in de culturele verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen landen.

Om dit te bereiken is eerst bepaald wat onder maatschappelijk verantwoord ondernemen en maatschappelijke verslaggeving wordt verstaan. Daarnaast is bepaald hoe hierover verslag moet worden gelegd. Maatschappelijke verslaggeving wordt in dit onderzoek omschreven als het proces van communicatie van maatschappelijke en milieugerelateerde effecten van economische acties, uitgevoerd door de organisatie, aan bepaalde groepen binnen de maatschappij en aan de maatschappij in zijn geheel (Gray, 1987).

Organisaties kunnen verschillende motieven hebben om verslag te leggen van hun maatschappelijke prestaties. In deze scriptie worden drie belangrijke theoretische perspectieven uitgediept die een grondslag bieden voor het publiceren van informatie over maatschappelijke prestaties door organisaties: de voluntary disclosure theorie, de legitimiteitstheorie en de stakeholder theorie. De stakeholder theorie wordt als theoretisch kader genomen voor dit onderzoek.

Met de stakeholder theorie als uitgangspunt, zijn er in dit onderzoek hypothesen opgesteld die de relatie tussen de nationale cultuur en de kwantiteit en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving moeten toetsen. In overeenstemming met Orij (2010) wordt, door onder meer gebruik te maken van de theorie van Gray (1988), verondersteld dat de cultuurdimensies van het Hofstede Model (Hofstede, 1983) de stakeholder oriëntatie in een land beïnvloeden. Uit eerder onderzoek blijkt de kwantiteit en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving afhankelijk te zijn van de wijze waarop de invloed van stakeholders is gedefinieerd in de maatschappij (Van der Laan Smith et al, 2005). De mate van stakeholder oriëntatie in een land heeft dus effect op de mate van maatschappelijke verslaggeving van organisaties in dat land. Op deze wijze is reeds bekend dat de nationale cultuur van indirecte invloed is op maatschappelijke verslaggeving van een organisatie.

Dit onderzoek is uitgevoerd op de maatschappelijke verslagen van 143 organisaties uit 12 economisch relevante landen met onderscheidende culturele achtergronden. Uit de resultaten

(4)

4

van dit onderzoek is gebleken dat de gestelde hypothesen grotendeels verworpen moeten worden. In dit onderzoek wordt geen bewijs gevonden waarmee de theoretische relaties tussen de nationale cultuur en de gevonden verschillen in maatschappelijke verslaggeving ondersteund kunnen worden. Wel toont dit onderzoek aan dat er een positieve relatie bestaat tussen de cultuurdimensie uncertainty avoidance en de kwantiteit en de kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving. Op basis van dit onderzoek kan niet worden gesteld dat de nationale cultuur, vanuit het oogpunt van de stakeholder theorie, de maatschappelijke verslaggeving van een organisatie beïnvloedt. De gevonden verschillen in maatschappelijke verslaggeving worden naar waarschijnlijkheid niet verklaard door de verschillen in nationale cultuur. Vervolg onderzoek moet aantonen welke factoren ten grondslag liggen aan deze internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving.

(5)

5

Inhoudsopgave

Voorwoord ...2 Samenvatting ...3 Inhoudsopgave ...5 H1 Inleiding ...7 1.1 Doelstelling en onderzoeksvragen ... 10 1.2 Wetenschappelijke bijdrage... 10

1.3 Opbouw van dit onderzoek ... 12

H2 Theoretisch kader... 13

2.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen ... 13

2.2 (Maatschappelijke) verslaggeving ... 14

2.3 Theoretische perspectieven voor maatschappelijke verslaggeving ... 19

2.3.1 Voluntary disclosure theorie ... 19

2.3.2 Legitimiteitstheorie ... 20

2.3.3 Stakeholder theorie ... 21

2.3.3.1 Stakeholder theorie en maatschappelijke verslaggeving ... 22

2.3.3.2 Situationele toepassing stakeholder theorie ... 23

2.4 Nationale cultuurverschillen ... 24

2.5 Nationale cultuurverschillen in verslaggeving ... 26

2.6 Nationale cultuurverschillen in maatschappelijke verslaggeving ... 27

2.7 Hypothesen ... 30 H3 Methodologie ... 32 3.1 Variabelen... 32 3.1.1 Afhankelijke variabelen ... 32 3.1.2 Onafhankelijke variabelen ... 34 3.1.3 Controle variabelen ... 35 3.2 Regressievergelijkingen ... 37 3.3 Dataselectie ... 38

(6)

6 H4 Resultaten ... 41 4.1 Beschrijvende statistiek ... 41 4.2 Multicollineariteit ... 44 4.3 Toetsing hypothesen ... 45 4.3.1 Hypothese 1a ... 45 4.3.2 Hypothese 1b ... 47 4.3.3 Hypothese 2a en 2b ... 48 4.4 Multilevel-analyse... 49

H5 Conclusie & Discussie ... 51

5.1 Conclusies... 51

5.1.1 Beantwoording deelvragen ... 51

5.1.2 Beantwoording hoofdvraag ... 54

5.2 Beperkingen ... 55

5.3 Aanbevelingen en suggesties voor vervolgonderzoek ... 57

Literatuurlijst ... 59

Bijlagen ... 67

Bijlage 1: GRI G3 Inhoud Index ... 67

Bijlage 2: Indexscores organisaties ... 70

(7)

7

H1 Inleiding

In de huidige maatschappij is duurzaamheid een centraal thema geworden in de meest belangrijke discussies. Duurzaamheid heeft in de loop der jaren een steeds uitgebreidere scope gekregen. De meest gehanteerde definitie van duurzaamheid is de definitie die in het Brundtland verslag (1987) wordt gehanteerd: “een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen”. Vanuit hier wordt duurzame ontwikkeling gezien als een concept waarbij de beperkte natuurlijke hulpbronnen van de aarde onevenredig worden gebruikt door een minderheid van mensen in welvarende landen, waardoor ongelijkheid wordt gecreëerd tussen generaties (Sikdar, 2003). De nadruk ligt hierbij op het behoud van de natuurlijke hulpbronnen van de aarde voor toekomstige generaties. Duurzaamheid dekt de laatste jaren echter een steeds groter wordende lading. Zo introduceren Porter en Kramer (2011) in hun artikel het concept van shared value, waarbij economische en maatschappelijke waardecreatie als basis dient voor de bedrijfsvoering van organisaties. Dit concept gaat verder dan alleen maatschappelijke aansprakelijkheid waarbij verantwoording wordt afgelegd over de bedrijfsvoering van een organisatie en de gevolgen die deze bedrijfsvoering heeft voor het milieu. Met het toepassen van het concept van shared value wordt door de organisaties een beleid gevoerd waarbij het waardecreërende vermogen van de organisatie wordt verbeterd en tegelijkertijd de economische en maatschappelijke gesteldheid van de samenleving wordt bevorderd (Porter & Kramer, 2011).

Organisaties gebruiken verslaggeving om verantwoording af te leggen over de verrichte prestaties en inzicht te geven in het waardecreërende vermogen. Verslaggeving biedt in deze context het vermogen voor organisaties om belanghebbenden inzicht te geven in de wijze waarop duurzaamheid wordt gehanteerd in de bedrijfsvoering van de organisaties en hoe er economische en maatschappelijke waarde wordt gecreëerd. Door middel van het verplicht en vrijwillig verstrekken van informatie stelt de organisatie de investeerders en andere stakeholders van de organisatie op de hoogte van de situatie waarin de onderneming zich bevindt. Financiële verslaggeving en het verstrekken van bedrijfsinformatie zijn belangrijke middelen voor het management om de prestaties en de governance van een organisatie te communiceren aan de externe investeerders (Healy & Palepu, 2001). Deze informatie stelt de investeerders in staat de prestaties en het gedrag van het management te monitoren, de juiste verwachtingen te vormen en afgewogen beslissingen te nemen aangaande hun betrokkenheid.

(8)

8

Steeds meer partijen, zoals klanten, leveranciers, werknemers en NGO‟s, hebben behoefte aan meer dan alleen financiële informatie. Deze grote groep belanghebbenden heeft er toe geleid dat steeds meer organisaties verantwoording zijn gaan afleggen over hun maatschappelijke prestaties. Uit onderzoek van Ernst & Young (2010) blijkt dat inmiddels meer dan tweederde van de Fortune Global 500 een vorm van maatschappelijke verslaggeving publiceert. Recent onderzoek van KPMG (2011) stelt dat 95% van de 250 grootste organisaties in de wereld rapporteert over haar maatschappelijke prestaties. Maatschappelijke verslaggeving kan worden gezien als een middel waarmee een organisatie de relaties met haar stakeholders beheerst (Douglas, 2004). Het publiceren van meer informatie, die van nut is voor de stakeholders, zou de stakeholders in staat moeten stellen om beter op de hoogte te zijn, om betere beslissingen te maken, om de organisatie te confronteren of om zich collectief tegen de organisatie te keren wanneer dit nodig is (Dingwerth & Eichinger, 2010).

De laatste jaren is er een aantal belangrijke initiatieven tot stand gebracht die maatschappelijke verslaggeving beïnvloedt. Een belangrijke stap in de ontwikkeling van maatschappelijke verslaggeving is het gebruik van de Global Reporting initiatives (GRI). De GRI is de algemeen geaccepteerde standaard voor maatschappelijke verslaggeving (CERES, 2010). De GRI biedt een framework waarmee organisaties zich maatschappelijk kunnen verantwoorden over de economische, sociale en milieugerelateerde prestaties. Het GRI hanteert deze tripple bottomline als uitgangspunt voor het framework, dit maakt dat het framework qua omvang beperkt is. De maatschappelijke verantwoording met behulp van de GRI, moet er toe leiden dat organisaties wereldwijd over dezelfde indicatoren rapporteren waardoor de maatschappelijke verslaggeving beter met elkaar vergeleken kan worden. Met de recente publicatie van een „exposure draft‟ van de GRI G4, tracht het GRI haar framework verder te ontwikkelen om deze harmonisatie van maatschappelijke verslaggeving te verwezenlijken.

Een ander zeer recent initiatief is geïntegreerde verslaggeving. Geïntegreerde verslaggeving verenigt materiële informatie over de strategie, governance, prestaties en verwachtingen van een organisatie in een manier die de commerciële, maatschappelijke en milieugerelateerde context waarin de organisatie opereert weerspiegelt (IIRC, 2011). Momenteel is de International Integrated Reporting Council (IIRC) een internationaal geïntegreerd framework aan het ontwikkelen dat de ontwikkeling van verslaggeving in de komende decennia moet ondersteunen. Door publicatie van een discussion paper (IIRC, 2011) zijn de eerste stappen richting de ontwikkeling van een nieuw framework gezet. In deze discussion paper wordt

(9)

9

gesteld dat het belangrijkste doel van het framework is om organisaties te ondersteunen bij het communiceren van een breed scala aan informatie dat verlangd wordt door investeerders en andere stakeholders, zodat zij de toekomstverwachtingen van de organisatie kunnen beoordelen aan de hand van een duidelijk, bondig, aangesloten en vergelijkbaar format. Op deze manier zijn organisaties, investeerders en andere stakeholders in staat om betere korte en lange termijn beslissingen te maken. Zeer recent (juli 2012) heeft het IIRC een „draft framework outline‟ gepubliceerd waarin de hoofdlijnen van de structuur van het framework zijn opgenomen, een meer gedetailleerd prototype van het framework wordt nog dit jaar verwacht. Maatschappelijke verslaggeving is een belangrijk object van onderzoek in de wetenschappelijke literatuur. Een groot aantal onderzoeken stelt vast dat er ook verschillen zijn in aard en omvang van maatschappelijke verslaggeving tussen landen (o.a. Freedman & Stagliano, 1992; Fekrat et al., 1996; Williams & Pei, 1999; Yusoff & Lehmann, 2005; Langer, 2006).

De omgeving waarin een organisatie opereert is van invloed op de bedrijfsvoering en dus op de verslaggeving van deze organisatie (Gray, 1988). Cultuur is een belangrijke factor die ten grondslag ligt aan de institutionele omgeving van een land. Alle organisaties hebben in dit verband te maken met de culturele context waarin ze opereren. Dit heeft als gevolg dat de aannames van het management, de organisatiestructuur en de bedrijfsactiviteiten worden beïnvloed door de nationale cultuur (Van der Laan Smith et al., 2005). Hope (2003) toont aan dat het land van oorsprong een belangrijke factor is die van invloed is op de verslaggeving. Hij toont in zijn onderzoek aan dat financiële verslaggeving onder meer afhankelijk is van de cultuur in een land. De verschillen in de institutionele omgeving en de cultuur zijn van invloed op de algemene accountinggrondslagen en in het bijzonder op de maatschappelijke verslaggeving (Mathews, 1993).

Het land van oorsprong wordt gezien als een belangrijke factor die verantwoordelijke is voor de internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving (Van der Laan Smith et al., 2005). Zo tonen Mathews en Reynolds (2001) aan dat er een relatie bestaat tussen internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving en de cultuurdimensies uit het Hofstede model (1983). Orij (2010) borduurt voort op het onderzoek van Van der Laan Smith et al. (2005). Zij breiden het onderzoek uit door specifieker een relatie te leggen tussen de cultuur van een land en de mate van stakeholder oriëntatie die hier aan gekoppeld is. Met hun onderzoek tonen zij aan dat er statistische relaties kunnen worden getrokken tussen de kwantiteit van maatschappelijke verslaggeving en de cultuur van een land. Zij vinden bewijs

(10)

10

dat de cultuurdimensies secrecy, power distance, individualism en masculinity gerelateerd zijn aan de kwantiteit van maatschappelijke verslaggeving. Hiermee is aangetoond dat de cultuur van een land een belangrijke factor is die van invloed is op de maatschappelijke verslaggeving in een land.

1.1 Doelstelling en onderzoeksvragen

Volgens McWilliams et al. (2006) is het nog niet duidelijk op welke wijze maatschappelijke verslaggeving verschilt tussen landen, regio‟s en culturen. De doelstelling van dit onderzoek is om vanuit het oogpunt van de stakeholder theorie een beter inzicht te verkrijgen in de culturele verschillen in maatschappelijke verslaggeving. De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal staat is:

in welke mate is de nationale cultuur een verklarende factor voor internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving?

Om deze hoofdvraag te beantwoorden en dit onderzoek richting te geven, zijn de volgende deelvragen opgesteld:

 Wat is maatschappelijke verslaggeving?

 Waarom verstrekken organisaties informatie over hun maatschappelijke prestaties?  Hoe wordt internationaal verslag gelegd over maatschappelijk verantwoord

ondernemen?

 Op welke wijze beïnvloedt de nationale cultuur de (maatschappelijke) verslaggeving van een organisatie?

1.2 Wetenschappelijke bijdrage

Dit onderzoek draagt bij aan de bestaande literatuur omtrent maatschappelijke verslaggeving. Er is veel onderzoek gedaan naar internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving (o.a. Andrews, Gul, Guthrie & Teoh, 1989; Roberts, 1992; Langer, 2006; ). Uit de resultaten van deze onderzoeken is gebleken dat het land van oorsprong een belangrijke factor is voor de verschillen in maatschappelijke verslaggeving (Gray, 1995). Dit onderzoek tracht een verklaring te vinden voor deze verschillen in maatschappelijke verslaggeving. Dit onderzoek draagt hiermee bij aan de door Deegan (2002) geïdentificeerde onderzoeksvraag: “Can social and environmental disclosure practices be linked to other attributes of performance, such as

(11)

11

economic performance, or to other factors such as industry membership and, country of origin (and culture) or size?”

Het vinden van een verklaring voor de verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen landen is van belang voor een drietal partijen (Van der Laan Smith, Adhikari, Tondkar, 2005). Ten eerste is dit belangrijk voor de ondernemingen die de maatschappelijke verslaggeving opstellen. Om de juiste strategie te bepalen moet het management van de onderneming begrijpen dat er verschillende spanningen zijn die de behoeften voor maatschappelijke verslaggeving in de verschillende landen bepalen. Met name wanneer een onderneming internationaal opereert is het van belang deze spanningen te kennen. Op deze manier kan het multinationaal management haar strategie aan passen aan de behoeften betreffende maatschappelijke verslaggeving in het desbetreffende land. Ten tweede is een goed begrip van de cultuurverschillen in maatschappelijke verslaggeving van belang voor de gebruikers van deze verslagen. Een goed begrip van deze verschillen leidt er toe dat internationale investeerders en andere stakeholders de juiste verwachtingen kunnen vormen over deze verslagen. Ook leidt een goed begrip van deze verschillen tot betere vergelijkingen van maatschappelijke verslagen van ondernemingen uit verschillende landen. Als laatste zijn de wetgevers en beleidsmakers een belanghebbende groep. Wanneer deze groep een beter beeld heeft van de verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen landen, zullen ze beter in staat zijn om tekortkomingen te identificeren en te verbeteren.

Dit specifieke onderzoek is hierbij met name van belang voor het Global Reporting Initiative (GRI). Het GRI stelt als missie om een vertrouwd en geloofwaardig framework te ontwikkelen voor duurzaamheidsverslaggeving dat gebruikt kan worden door alle organisaties, ongeacht omvang sector of locatie (GRI, 2006). Om deze missie te verwezenlijken is het van belang dat het GRI weet welke culturele factoren de verschillen in de GRI verslagen verklaren. Onderzoek van Chen en Bouvain (2009) toont aan dat ondanks de toegenomen mate van standaardisatie in maatschappelijke verslaggeving er nog steeds sprake is van nationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving. Met behulp van wetenschappelijke bevindingen voor de verklaringen van deze verschillen kan het GRI haar framework verbeteren, zodat het door alle organisaties kan worden toegepast.

Eerder onderzoek laat zien dat de cultuur van een land een verklarende factor is voor de verschillen in maatschappelijke verslaggeving. Orij (2010) heeft onderzoek verricht naar de relatie tussen cultuur en maatschappelijke verslaggeving op kwantitatieve basis bij

(12)

12

ondernemingen in 22 landen. Hierbij toonde hij door middel van interviews en inhoudsanalyse van externe verslagen aan dat er een relatie tussen deze twee factoren bestaat. Daarnaast is er ook onderzoek geweest naar verschillen in de mate van maatschappelijke verslaggeving tussen Amerika en Scandinavische landen (Mathews & Reynolds, 2001). Zij tonen aan dat de cultuurdimensies van Hofstede van invloed zijn op de verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen deze landen. Van der Laan Smith et al. (2005) tonen aan de hand van de stakeholder theory aan dat de nationale cultuur van invloed is op verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen Noorwegen en Denemarken enerzijds en de Verenigde Staten anderzijds. Evenals Orij (2010) poogt dit onderzoek de invloed van de nationale cultuur op internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving nader te onderzoeken in een meer internationale context.

Mijn onderzoek draagt bij aan de bestaande literatuur door specifiek de verschillen in maatschappelijke verslaggeving, opgesteld aan de hand van de GRI G3, te bestuderen. Er wordt onderzoek verricht naar verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen 12 landen. Door middel van analyse van de prestatie-indicatoren zal in dit onderzoek, in tegenstelling tot het onderzoek van Orij, de maatschappelijke verslaggeving zowel op een kwantitatieve manier als op een kwalitatieve manier worden onderzocht.

1.3 Opbouw van dit onderzoek

Het vervolg van dit onderzoek is als volgt ingericht. Hoofdstuk 2 bevat het theoretisch kader, hier zal een uiteenzetting worden gegeven van de literatuur rondom maatschappelijk verantwoord ondernemen en (maatschappelijke) verslaggeving. Er zullen eveneens enkele relevante theorieën worden besproken die verklaren waarom een organisatie informatie publiceert over haar maatschappelijke prestaties. Op basis van de literatuur en theorie omtrent de stakeholder theorie en cultuurverschillen, zullen er aan het eind van hoofdstuk 2 hypothesen worden geformuleerd, die de verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen landen zouden kunnen verklaren. In hoofdstuk 3 zal de methodologie van dit onderzoek worden besproken. Hier wordt uiteengezet op welke manier de hypothesen getoetst zullen worden. De resultaten van dit onderzoek zullen in hoofdstuk 4 worden gepresenteerd. Door analyse van de gepresenteerde resultaten zullen in hoofdstuk 5 de conclusies van dit onderzoek worden getrokken. Eveneens zal in dit hoofdstuk een overzicht worden gegeven van de beperkingen die betrekking hebben op dit onderzoek en zullen er aanbevelingen voor toekomstig onderzoek worden gedaan.

(13)

13

H2 Theoretisch kader

2.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Tot aan de jaren ‟70 werd maatschappelijk verantwoord ondernemen gezien als irrelevant voor het bedrijfsleven. Maatschappelijke verantwoording werd gezien als een concept dat niet van invloed was op de winst van organisaties. In de visie van de organisaties stonden de aandeelhouders centraal. Aangezien deze aandeelhouders geïnteresseerd waren in rendement, was er geen ruimte voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in het bedrijfsleven (Lee, 2008). Vanaf de jaren „70 heeft er een ontwikkeling plaats gevonden die er toe heeft geleid dat maatschappelijk verantwoord ondernemen één van de meest orthodoxe en algemeen geaccepteerde concepten is in het huidige bedrijfsleven. Het idee van maatschappelijk verantwoord ondernemen kan vanaf eind jaren ‟90 worden gezien als een universeel goedgekeurd idee dat ondersteund wordt door alle bestandsdelen in de maatschappij (Lee, 2008).

Hoewel maatschappelijk verantwoord ondernemen al decennia een onderwerp van onderzoek is in de literatuur, is er tot op heden geen eenduidige, algemeen geaccepteerde definitie ontwikkeld. Bowen (1953) is één van de eersten die maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft gedefinieerd. Hij beschreef de relatie die een organisatie heeft met de maatschappij als “een verplichting om een beleid na te streven waarbij beslissingen worden gemaakt en acties worden uitgevoerd die overeenkomen met de doelen en waarden van de maatschappij.” Vanaf de jaren ‟60 is er sprake van een toename in de literatuur naar maatschappelijk verantwoord ondernemen, hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen op veel verschillende manieren gedefinieerd (Carrol, 1999). In recente literatuur wordt de definitie van Naylor (1999) gehanteerd (o.a. Douglas, Doris & Johnson, 2004; Kavitha & Anita, 2011). Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt door Naylor beschreven als “de verplichting van managers om op een dusdanige manier keuzes te maken en handelingen uit te voeren zodat de belangen van zowel de organisatie als de maatschappij in zijn geheel worden behartigd.” Onlangs heeft de Europese Commissie (2011) haar nieuwe strategie omtrent maatschappelijk verantwoord ondernemen gepubliceerd. In dit verslag wordt de definitie die de Europese Commissie hanteert herzien. De Europese Commissie beschrijft maatschappelijk verantwoord ondernemen als “de verantwoordelijkheid van organisaties voor hun impact op de maatschappij.” Het GRI (2006) stelt hierbij als doel voor duurzame ontwikkeling “het voorzien van de behoeften van het heden zonder dat dit gevolgen heeft voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien.” Het concept van

(14)

14

duurzaamheid wordt door Porter en Kramer (2011) in een nieuw licht gezet. Door te focussen op de verbindingen tussen maatschappelijke en economische vooruitgang, wordt door de organisaties een beleid gevoerd waarbij het concurrentievermogen van de organisatie wordt verbeterd en tegelijkertijd de economische en maatschappelijke gesteldheid van de samenleving wordt bevorderd. Dit concept van shared value breidt de bestaande definitie van duurzaamheid uit door te stellen dat er niet alleen rekening dient gehouden te worden met de maatschappij, maar dat ook de economische prestaties door middel van verantwoord ondernemen verbeterd worden. Het gebruik van duurzaamheid leidt in dit geval niet alleen tot beperking van de gevolgen voor de maatschappij, maar ook tot verbetering van de concurrentiepositie van de organisatie.

2.2 (Maatschappelijke) verslaggeving

Financiële verslaggeving en het verstrekken van bedrijfsinformatie zijn belangrijke middelen voor het management om de prestaties en de governance van een organisatie te communiceren met de externe investeerders (Healy & Palepu, 2001). Organisaties moeten informatie verstrekken over de rollen en de verantwoordelijkheden van het bestuur en het management om in de verantwoordingsplicht richting de aandeelhouders te voorzien (Collins & McKeith, 2010). Deze informatie dient duidelijk te zijn en op tijd te worden verstrekt, zodat alle investeerders toegang hebben tot deze feitelijke informatie. Deze verstrekking van informatie aan investeerders en andere stakeholders is van groot belang voor het efficiënt functioneren van de kapitaalmarkt. Informatie- en motivatieproblemen tussen de organisatie en haar belanghebbenden verminderen de efficiency van de kapitaalmarkt. Volgens Healy en Palepu (2001) speelt het verstrekken van informatie tussen het management en de investeerders een belangrijke rol bij het mitigeren van deze problemen en draagt het hiermee bij aan het efficiënt functioneren van de kapitaalmarkt. Het bestaan van deze problemen tussen het management en de externe investeerders vormt een verklaring voor de vraag naar financiële verslaggeving.

Maatschappelijke verslaggeving wordt door organisaties gebruikt om met hun stakeholders te communiceren over hun maatschappelijke prestaties. Deze vorm van externe verslaggeving ondersteunt een organisatie bij het verkrijgen van een positief imago (Kavitha & Anita, 2011). Maatschappelijke verslaggeving wordt door Gray (1987) gedefinieerd als “het proces van communicatie van maatschappelijke en milieugerelateerde effecten van economische acties, uitgevoerd door de organisatie, aan bepaalde groepen binnen de maatschappij en aan de

(15)

15

maatschappij in zijn geheel.” Doordat het steeds duidelijker is geworden dat belangrijke stakeholders waarde hechten aan maatschappelijk, milieubewust en ethisch gedrag van organisaties neemt het belang van maatschappelijke verslaggeving toe. Maatschappelijke verslaggeving wordt gebruikt als middel om verantwoording af te leggen over de niet financiële prestaties en op deze wijze te voldoen aan de verwachtingen van de stakeholders (Douglas, 2004). Maatschappelijke verslaggeving stelt de organisatie in staat om de relaties met een groot aantal stakeholders te beheersen.

De bestaande literatuur omtrent maatschappelijke verslaggeving kan worden gezien als een deelverzameling van de literatuur betreffende financiële verslaggeving van organisaties (Van der Laan Smith et al., 2005). Er is tegenwoordig een breed scala aan literatuur die ten grondslag ligt aan maatschappelijke verslaggeving. Hierbij is vanuit veel verschillende theoretische invalshoeken het onderwerp van maatschappelijke verslaggeving benaderd. Gray et al. (1995) bieden een overzicht van bevindingen en theoretische invalshoeken op het gebied van maatschappelijke verslaggeving.

De GRI standaard is in de huidige samenleving de algemeen geaccepteerde standaard voor maatschappelijke verslaggeving (CERES, 2010). De GRI richtlijnen zijn gericht op het bieden van een framework waarmee organisaties over hun economische, milieugerelateerde, maatschappelijke en governance prestaties kunnen rapporteren (GRI, 2012c). Het GRI werd door de Coalition for Environmentally Responsible Economies (CERES) opgericht in 1997 als antwoord op het gebrek aan consistente verslaggeving over de milieugerelateerde en maatschappelijke prestaties van organisaties (Jones III & Jonas, 2011). Willis (2003) onderkent drie fenomenen die ten grondslag liggen aan de oprichting van het GRI. Ten eerste ontstond er steeds meer vraag naar informatie over de milieugerelateerde en maatschappelijke prestaties van organisaties. Deze vraag was zeer divers en moeilijk met elkaar te verenigen, het voldoen aan deze vraag kostte dan ook veel tijd voor de organisaties. Ten tweede waren er zeer grote verschillen in de verslaggeving over deze prestaties. De verslaggeving verschilde van inhoud, er was sprake van grote inconsistentie, de verslaggeving was moeilijk met elkaar te vergelijken en had betrekking op verschillende periodes. Als laatst werden er steeds meer richtlijnen en frameworks voor deze verslaggeving geïntroduceerd in verschillende landen en sectoren. Dit had als gevolg dat de verschillen in verslaggeving over de milieugerelateerde en maatschappelijke prestaties van organisaties verder toenamen. Wereldwijde standaardisatie van opmaak en inhoud van maatschappelijke verslaggeving moest als oplossing dienen voor deze problemen (Willis, 2003). De GRI standaard heeft zich vanaf de oprichting steeds verder

(16)

16

ontwikkeld en kan worden gezien als de de facto internationale standaard voor maatschappelijke verslaggeving (KPMG, 2011). Uit dit onderzoek van KPMG blijkt dat 80% van de grootste organisaties ter wereld haar maatschappelijke verslagen opstelt aan de hand van de GRI standaard. Het GRI heeft als missie gesteld om maatschappelijke verslaggeving tot een gewoonte te laten worden door ondersteuning en begeleiding te geven aan organisaties (GRI, 2012a). Hierbij voorziet het GRI een wereldwijde duurzame economie waarin organisaties hun economische, milieugerelateerde, maatschappelijke en governance prestaties op een verantwoordelijke manier beheren en hierover ook transparant rapporteren (GRI, 2012a).

Het GRI stelt dat het van belang is dat organisaties hun niet-financiële prestaties beter begrijpen, publiceren en deze prestaties beter verwerken in hun strategie en de bedrijfsvoering (GRI, 2012b). Door middel van geïntegreerde verslaggeving kan er een aansluiting worden gelegd tussen de financiële en niet-financiële prestaties van een organisatie. Het GRI poogt om maatschappelijke verslaggeving een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering van de organisatie te maken. Het GRI ziet in geïntegreerde verslaggeving een manier om dit te bereiken door de maatschappelijke prestaties van de organisatie als een intrinsiek element op te nemen in geïntegreerde verslaggeving (GRI, 2012b). Het is dan ook waarschijnlijk dat de toekomstige richtlijnen van het GRI meer een focus hebben richting geïntegreerde verslaggeving. Met de ontwikkeling van het IIRC framework mag verwacht worden dat meer organisaties en hun stakeholders zich bewust worden van maatschappelijke prestaties en maatschappelijke verslaggeving en deze informatie gebruiken om beslissingen te nemen. Geïntegreerde verslaggeving stelt de organisatie in staat om een duidelijke en bondige weergave te geven over hoe de organisatie waarde creëert en waarde wil behouden (IIRC, 2011). Het framework voor geïntegreerde verslaggeving is nog in ontwikkeling bij het IIRC en zal om deze reden niet verder in dit onderzoek worden meegenomen.

De momenteel meest gehanteerde versie van de GRI is de G3 (onlangs vond er een update plaats naar de G3.1). In tabel 2.1 is een overzicht van de opbouw van het G3 framework opgenomen. Deze G3 richtlijnen bestaan uit 10 verslaggevingprincipes en 79 prestatie-indicatoren (GRI, 2006). De verslaggevingprincipes bepalen de inhoud en de kwaliteit van het verslag en bieden hulp om de afbakening van het verslag te bepalen. De prestatie-indicatoren specificeren over welke activiteiten en onderwerpen de organisatie dient te rapporteren (Dingwerth & Eichinger, 2010). Deze prestatie-indicatoren zijn opgesteld aan de hand van het triple bottom line framework, waarbij de prestatie-indicatoren zijn verdeeld in drie

(17)

17

verslaggevingcategorieën: milieu, economisch en maatschappelijk. De laatste categorie van maatschappelijke prestatie is nog weer onderverdeeld in vier subcategorieën, te weten arbeid, mensenrechten, samenleving en productverantwoordelijkheid. In elke categorie zijn de prestatie-indicatoren onderverdeeld in twee soorten indicatoren. Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen kernindicatoren en additionele indicatoren. De kernindicatoren zijn van invloed op een grote meerderheid van stakeholders. Van de organisaties wordt dan ook verwacht dat ze over deze kernindicatoren rapporteren, tenzij de organisatie bepaald dat een specifieke indicator niet materieel is in de desbetreffende situatie (GRI, 2006). Over een additionele indicator dient te worden gerapporteerd als deze door de organisatie als materieel wordt ervaren. Een organisatie heeft hierbij de keus om niet, gedeeltelijk of volledig over een prestatie-indicator te rapporteren. Naast deze prestatie-indicatoren zijn in het framework ook indicator protocollen opgenomen. In deze indicator protocollen wordt uiteengezet op welke manier een organisatie over een specifieke prestatie-indicator moet rapporteren. Hier wordt per prestatie-indicator aangegeven op welke manier de indicator berekend moet worden en hoe deze indicator in het rapport gepresenteerd dient te worden. Het G3 framework bevat hiernaast ook nog het onderdeel sector supplementen. In dit onderdeel worden per sector specifieke richtlijnen gegeven voor de verslaggeving, op deze manier kunnen organisaties de verslaggeving beter aansluiten bij hun eigen situatie. In Bijlage 1 is een GRI inhoud index opgenomen die een overzicht bevat van alle G3 indicatoren waarover een organisatie kan rapporteren.

Sinds de invoering van de G3 richtlijnen zijn organisaties verplicht om een application level van hun maatschappelijk verslag door te geven. Het GRI heeft een classificatie opgesteld waarbij het maatschappelijk verslag gewaardeerd kan worden in drie verschillende levels, A, B of C. Level A moet toegekend worden wanneer de organisatie over alle prestatie-indicatoren en sectorsupplementen rapporteert. Een level B waardering dient toegekend te worden wanneer de organisatie minimaal 20 prestatie-indicatoren opneemt in haar maatschappelijk verslag. Voor zowel een Level A als een Level B waardering dient er ook een verklaring van de aanpak van het management in het maatschappelijke verslag opgenomen te worden. Een Level C waardering moet worden toegekend wanneer er over minimaal 10 prestatie-indicatoren wordt gerapporteerd. Hiernaast is het mogelijk om de toegekende waardering te laten controleren door een externe partij. Wanneer de waardering door een externe partij is verricht wordt er een „+‟ teken achter de waardering geplaatst, bijvoorbeeld „A+‟.

(18)

18 Tabel 2.1: Opbouw GRI G3 framework

Bron: Tabel overgenomen van Dingwerth & Eichinger (2010)

Ondanks dat de G3 de meest gehanteerde standaard is voor maatschappelijke verslaggeving, wordt er kritiek geuit op de standaard. Sarfaty (2011) geeft een opsomming van de verschillende kritische geluiden. Er is kritiek geuit vanuit de NGO‟s over de verdeling van prestatie-indicatoren in kernindicatoren en additionele indicatoren. Hoewel additionele indicatoren belangrijk kunnen zijn voor bepaalde stakeholders wordt het aan de organisatie over gelaten om wel of niet over deze indicatoren te rapporteren, dit kan er toe leiden dat er niet aan de verwachtingen van stakeholders voldaan wordt. Daarnaast is er ook kritiek op de controle van de application level door externe partijen. De geloofwaardigheid van deze controles wordt in twijfel getrokken, omdat er geen uniforme richtlijnen zijn die de betrouwbaarheid van deze controles kunnen garanderen. Vanuit de organisaties wordt ook

Element Function Example(s)

Reporting Principles

Define the report content and quality.

Content: Materiality; stakeholder inclusiveness; sustainability context; completeness

Quality: Balance; comparability; accuracy; timeliness; reliability; clarity Indicators Define the areas in which

organizations are asked to report and the measures to use

EN 15 “Number of IUCN Red List species and national conservation list species with habitats in areas affected by operations, by level of extinction risk”

Indicator Protocol

Provide guidance for reporting on individual indicators

Indicator Protocols Set Economic; Indicator Protocols Set

Environmental; Indicator Protocols Set Human Rights; Indicator Protocols Set Labor; Indicator Protocols Set Product Responsibility; Indicator Protocols Set Society

Sector Supplement

Provide guidance for individual industry sectors.

Electric Utilities Sector Supplement; Automotive Sector Supplement; Mining and Metals Sector

Supplement; NGO Sector Supplement Application

Level

Defines how closely the reporting framework has been followed in the preparation of a report

Level „B‟: An organization has reported on at least 20 indicators and on their management approaches for the different indicator categories.

(19)

19

kritiek geuit op het feit dat het teveel tijd kost om alle data te verzamelen om te voldoen aan de G3, hierdoor hebben organisaties te weinig tijd om veranderingen door te voeren in de organisatie. Hess (2008) onderkent het probleem dat de kwaliteit wordt gemeten aan de hand van de maatschappelijke verslaggeving zonder dat er rekening wordt gehouden met de werkelijke prestaties van de organisaties. Hierbij wordt in veel gevallen de kwaliteit van de maatschappelijke verslaggeving gebaseerd op de hoeveelheid rapportage, waardoor er nog minder rekening wordt gehouden met de werkelijke prestaties van de organisatie.

2.3 Theoretische perspectieven voor maatschappelijke verslaggeving

Wetenschappelijk onderzoek heeft een breed scala aan academische literatuur opgeleverd die vanuit een aantal theoretische perspectieven de verslaggeving over de maatschappelijke prestaties ondersteunt. Deze theoretische perspectieven bieden inzicht in de achterliggende redenen van maatschappelijke verslaggeving. In de volgende subparagrafen worden drie theoretische perspectieven behandeld, te weten de voluntary disclosure theorie, de legitimiteitstheorie en de stakeholder theorie.

2.3.1 Voluntary disclosure theorie

Voluntary disclosure is informatie die niet verplicht is gesteld door wetten of regelgeving (Lev, 1992). De voluntary disclosure theorie stelt dat een organisatie naast verplicht gereguleerde informatieverschaffing ook op vrijwillige basis informatie zal verschaffen aan haar stakeholders wanneer dit in het voordeel van de organisatie is. Er is in overwegende mate geen regulering voor maatschappelijke verslaggeving, hierdoor kan deze vorm van informatieverschaffing worden geclassificeerd als voluntary disclosure.

Vrijwillige verslaggeving stelt organisaties in staat zich te onderscheiden van hun concurrenten (Lev, 1992; Eccles & Mavrinac, 1995). Het vrijwillig verstrekken van informatie kan verschillende voordelen met zich meebrengen. Soltani (2007) onderkent drie positieve gevolgen voor de kapitaalmarkt door vrijwillige verslaggeving. Ten eerste kan vrijwillige verslaggeving leiden tot een verbeterde liquiditeit van de aandelen van de organisatie. Daarnaast is het mogelijk dat door middel van vrijwillige verslaggeving de cost of capital van de organisatie wordt verlaagd. Een verlaging van de cost of capital stelt het management in staat om eerder deel te nemen aan gunstige investeringsmogelijkheden, dit bevordert de groei en het concurrentievermogen van de organisatie (Lev, 1992). Als laatst zal het verstrekken van vrijwillige verslaggeving leiden tot meer aandacht van financiële

(20)

20

analisten voor de bedrijfsvoering van de organisatie. Hiernaast blijkt ook dat een toename van de geloofwaardigheid van het management wordt gezien als één van de grootste voordelen van vrijwillige verslaggeving. Eccles en Mavrinac (1995) hebben, door middel van interviews met managers, financiële analisten en investeerders, aangetoond dat het op vrijwillige basis verstrekken van informatie een positief gevolg heeft voor de geloofwaardigheid van het management en dat hierdoor het vertrouwen van de investeerders in de organisatie toeneemt.

Vrijwillige verslaggeving kent echter niet alleen voordelen, het brengt ook kosten met zich mee. Lev (1992) onderkent twee categorieën kosten die kunnen ontstaan bij het openbaar maken van deze informatie. De eerste belangrijke kostencategorie is de directe kosten, dit zijn de kosten die samenhangen met het verzamelen en publiceren van deze vrijwillig openbaargemaakte informatie. De tweede kostencategorie is de indirecte kosten, deze kosten hebben betrekking op de impact die de verslaggeving heeft op de bedrijfsactiviteiten van de organisatie en op haar concurrentiepositie. Onder deze indirecte kosten vallen onder andere de juridische kosten, de politieke kosten, competitieve nadelen en de extra beperkingen voor managers die voortkomen uit de publicatie van de informatie. Uit onderzoek blijkt dat met name de dreigende juridische kosten van belang worden geacht door managers bij het opstellen van vrijwillige verslaggeving (Lev, 1992; Eccles & Mavrinac, 1995). Uit dit alles blijkt dat de afweging tussen de opbrengsten en kosten van vrijwillige verslaggeving van belang is voor de mate waarin organisaties rapporteren over hun maatschappelijke prestaties.

2.3.2 Legitimiteitstheorie

Een andere veel gebruikte theorie om te verklaren waarom organisaties rapporteren over hun maatschappelijke prestaties is de legitimiteitstheorie. De legitimieitstheorie is afgeleid van het concept van organisatorische legitimiteit. Dowling en Pfeffer (1975) omschrijven deze organisatorische legitimiteit als een conditie waarin het waardesysteem van een organisatie in overeenstemming is met het waardesysteem van een groter maatschappelijk systeem, waar de organisatie deel van uit maakt. Bij het bestaan van een ongelijkheid tussen deze twee waardesystemen is er een bedreiging voor de legitimiteit van de organisatie. Uit deze definitie blijkt dat organisaties worden gezien als onderdeel van een groter maatschappelijk systeem. De legitimiteitstheorie stelt dat organisaties continu bezig zijn om er voor te zorgen dat ze opereren binnen de grenzen en waarden van dit maatschappelijk systeem (o.a. Deegan, Rankin & Tobin, 2002; Guthrie, 2007). De relatie tussen een organisatie en haar maatschappelijk systeem kan worden gezien als een maatschappelijk contract (Guthrie &

(21)

21

Parker, 1989; Deegan, 2002; Deegan, Rankin & Tobin, 2002). Wanneer een organisatie niet in overeenstemming handelt met het maatschappelijke contract verliest het haar legitimiteit, dit heeft nadelige gevolgen op het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten van de organisatie. Het verschil tussen de verwachtingen van het maatschappelijke systeem over de manier waarop de organisatie zou moeten handelen en de manier waarop de organisatie werkelijk handelt wordt door Lindblom (1994) omschreven als de legitimiteitskloof. Doordat de verwachtingen van de maatschappij veranderen is het van belang dat organisaties veranderingen kunnen aantonen om hun legitimiteit te behouden (Deegan, Rankin & Tobin, 2002).

Wanneer er sprake is van een legimiteitskloof kan een organisatie verschillende strategieën tot uitvoering brengen. Lindblom (in Gray et al., 1995) identificeert vier strategische acties die een organisatie kan toepassen om haar legitimiteit te behouden. Ten eerste kan de organisatie het maatschappelijke systeem informeren over de veranderingen in de activiteiten en prestaties van de organisatie. Ten tweede kan de organisatie een verandering aanbrengen in de perceptie van het maatschappelijke systeem om zo haar legitimiteit terug te krijgen. Een derde mogelijkheid is om de perceptie van het maatschappelijke systeem te manipuleren door de aandacht af te leiden van de kwestie van belang en te vestigen op andere gerelateerde kwesties. Als laatst kan de organisatie pogen om de externe verwachtingen over de prestaties van de organisatie te veranderen. Lindblom geeft hierbij aan dat bij elk van deze strategieën gebruik gemaakt kan worden van maatschappelijke verslaggeving (Gray, 1995). Er heeft veel onderzoek plaatsgevonden waarbij de legitimiteitstheorie als verklaring voor het gebruik van maatschappelijke verslaggeving wordt gegeven (o.a. Guthrie & Parker, 1989; Deegan & Rankin, 1996; Wilmhurst & Frost, 2000; Deegan, Rankin & Tobin, 2002). Het verstrekken van informatie over de maatschappelijke prestaties van de organisatie wordt dan gezien als een middel om de legitimiteit van de organisatie te behouden. Maatschappelijke verslaggeving biedt een middel waarmee organisaties kunnen laten zien dat hun activiteiten legitiem zijn en dat ze zich gedragen als een maatschappelijk verantwoorde onderneming (Hooghiemstra, 2000).

2.3.3 Stakeholder theorie

Door toepassing van de stakeholder theorie kan eveneens worden verklaard waarom organisaties over hun maatschappelijke prestaties rapporteren. Het concept van de stakeholder

(22)

22

theorie is van groot belang voor dit onderzoek, omdat het de mogelijkheid biedt om verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen culturen te verklaren.

In overeenstemming met de legitimiteitstheorie, worden organisaties gezien als onderdeel van een groter maatschappelijk systeem. De focus van deze theorie ligt op de verschillende groepen belanghebbenden binnen dit maatschappelijke systeem. Een belanghebbende wordt door Freeman (1984) aangeduid als een stakeholder: “een persoon of groep dat invloed kan uitoefen op of beïnvloed wordt door de realisatie van de doelstellingen van de organisatie”. Het idee achter deze stakeholder benadering is dat managers processen moeten formuleren en implementeren die alle groepen, die een belang in de organisatie hebben, tevreden stellen. De belangrijkste taak hierbij is het beheren van relaties en het integreren van belangen van aandeelhouders, werknemers, klanten, leveranciers, gemeenschappen en andere groepen, in een manier waarop het lange termijn welzijn van de organisatie wordt verzekerd (Freeman & McVea, 2001). In de stakeholder theorie staat overleving op de lange termijn centraal, voorwaarde hiervoor is de steun van de stakeholders. De publicatie van informatie door een organisatie kan worden gezien als een dialoog tussen het management en de stakeholders om de steun en goedkeuring van deze stakeholders te verkrijgen (Van der Laan Smith et al., 2005).

2.3.3.1 Stakeholder theorie en maatschappelijke verslaggeving

Gray et al. (1995) stellen dat maatschappelijke verslaggeving gezien kan worden als een onderdeel van de dialoog met de stakeholders. Het vrijwillig verstrekken van informatie over de maatschappelijke prestaties heeft in dit opzicht als doel om goedkeuring van de stakeholders te verkrijgen. Ullmann (1985) heeft vanuit de stakeholder theorie een framework ontwikkeld waarbij de maatschappelijke prestatie en maatschappelijke verslaggeving worden gebruikt om de relaties met de stakeholders te beheersen. Hij stelt dat organisaties hun strategie richting stakeholders laten afhangen van de samenstelling van drie dimensies: de macht van stakeholders, de strategische houding en de economische prestaties. Afhankelijk van deze dimensies maakt de organisatie gebruik van maatschappelijke prestaties of maatschappelijke verslaggeving of beide om de relatie met de stakeholders te beheersen. Robberts (1992) heeft verder onderzoek verricht en testte de drie dimensies van Ullmann. Hij toonde aan dat deze dimensies significant gerelateerd zijn aan de mate van maatschappelijke verslaggeving. Dit geeft aan dat maatschappelijke verslaggeving kan worden gezien als onderdeel van de strategie van de organisatie om de relatie met haar stakeholders te

(23)

23

beheersen. Op basis hiervan mag worden verondersteld dat er een positieve relatie is tussen de kwantiteit en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving en het belang dat een organisatie aan haar stakeholders hecht (Van der Laan Smith et al., 2005).

2.3.3.2 Situationele toepassing stakeholder theorie

Niet alle stakeholders zullen van even groot belang zijn voor de organisatie. Mitchell, Agle en Wood (1997) hebben een theoretisch model ontwikkeld aan de hand waarvan stakeholders kunnen worden geïdentificeerd. De mate waarin stakholders van belang zijn voor de organisatie, de stakeholder salience, is afhankelijk van het bezit van drie relatie attributen (situationele factoren): macht, legitimiteit en urgentie. De macht van de stakeholder wordt door Mitchell et al. (1997) omschreven als “het vermogen, van degene die de macht bezitten, om de uitkomsten die zij verlangen tot stand te laten komen”. De macht van een stakeholder wordt gezien als een zeer belangrijke factor in het onderhouden van de relatie tussen managers en stakeholders. Echter, de macht van een stakeholder is op zichzelf staand geen garantie om te worden gezien als een belangrijke groep voor de organisatie. Wanneer een stakeholder niet bewust is van zijn macht en de macht niet wil uitoefenen, dan wordt deze stakeholder van minder belang geacht door de managers (Van der Laan Smith et al., 2005). De tweede situationele factor die het belang van een stakeholder voor de organisatie bepaald is de legitimiteit van de stakeholder. Een stakeholder is legitiem voor de organisatie wanneer deze groep een legitieme plaats in neemt in de maatschappij of wanneer ze een legitieme vordering hebben op de organisatie. De urgentie van stakholders wordt door Mitchell et al. (1997) omschreven als “de mate waarin een stakeholder eist dat er acuut actie wordt ondernomen”. Naast deze situationele factoren zijn ook de karakteristieken van managers van invloed op het belang dat aan stakeholders wordt gehecht. Deze karakteristieken zijn in staat om de manier waarop managers het belang van de stakeholders zien te beïnvloeden (Van der Laan Smith et al., 2005).

Van der Laan Smith et al. (2005) stellen dat de situationele factoren en de management karakteristieken meer opvallend zijn in een internationale context. Cultuurverschillen en institutionele factoren dragen bij aan systematische verschillen in de situationele factoren en management karakteristieken tussen landen. Deze verschillen in de situationele factoren en management karakteristieken hebben invloed op het belang dat aan stakeholders gehecht wordt in verschillende landen. Zoals eerder gesteld, is de strategie van de organisatie afhankelijk van het belang dat aan stakeholders wordt gehecht. De verschillen in situationele

(24)

24

factoren en management karakteristieken zullen van invloed zijn op de kwantiteit en kwaliteit maatschappelijke verslaggeving in verschillende landen. Een meer stakeholder georiënteerde cultuur zal leiden tot een hogere mate van maatschappelijke verslaggeving.

2.4 Nationale cultuurverschillen

De omgeving waarin een organisatie opereert is van invloed op de bedrijfsvoering en dus op de verslaggeving van deze organisatie (Bik, 2010). Cultuur is een belangrijke factor die ten grondslag ligt aan de institutionele omgeving van een land. Alle organisaties hebben in dit verband te maken met de culturele context waarin ze opereren. Dit heeft als gevolg dat de aannames van het management, de organisatiestructuur en de bedrijfsactiviteiten worden beïnvloed door de nationale cultuur (Van der Laan Smith et al., 2005).

In de academische literatuur zijn een aantal modellen ontwikkeld om cross-culturele verschillen te onderzoeken (o.a. Hofstede, 1983; Trompenaars & Hampden-Turner, 1997; Schwartz, 1999; House et al., 2004). Het Hofstede Model (1983) dient als basis voor het theoretisch fundament van dit onderzoek en zal in overeenstemming hiermee worden gebruikt om onderzoek te verrichten naar cross-culturele verschillen in maatschappelijke verslaggeving. De keuze voor het Hofstede Model levert een aantal beperkingen op ten opzichte van meer recentere cultuurmodellen zoals het GLOBE project (House et al., 2004)1. Het Hofstede Model kan worden gezien als minder aannemelijk en verdedigbaar door het veranderlijke patroon van vermaatschappelijking en de toenemende vermenging van culturen door intensievere wereldwijde communicatie (Bik, 2010). Ondanks deze beperkingen wordt in dit onderzoek het Hofstede Model gehanteerd om cross-culturele verschillen te onderzoeken. De cultuurdimensies uit het Hofstede Model vormen in de literatuur een belangrijke schakel in de theoretische relaties tussen de nationale cultuur en de internationale verschillen in (maatschappelijke) verslaggeving (Gray, 1988; Orij, 2010). Deze relaties zullen een belangrijk onderdeel vormen van het theoretisch fundament van dit onderzoek. Consistent met dit theoretisch fundament wordt het Hofstede Model gehanteerd bij de uitvoering van dit onderzoek.

Hofstede (1984) ziet cultuur als de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van een andere groep of categorie. Aan de hand van een grootschalig onderzoek onder werknemers van een multinational, identificeerde Hofstede

1

(25)

25

vier cultuurdimensies: power distance, uncertainty avoidance, individualism -collectivism en masculinity - femininity. In een later stadium is long-term – short-term orientation als vijfde dimensie aan het model toegevoegd. Hofstede (1984; 2001) beschrijft de cultuurdimensies als volgt:

Individualism versus collectivism (IDV). Individualism is de voorkeur naar een loshangend sociaal netwerk in de maatschappij, waarbij een individu alleen voor zichzelf en zijn directe familie dient te zorgen. Collectivism is de voorkeur voor een hecht sociaal netwerk in de maatschappij, waarbij een individu mag verwachten dat zijn familie en andere groepen waar hij deel van uitmaakt, zorg dragen voor hem in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit.

Power distance (PDI) is de mate waarin de leden van de maatschappij accepteren dat macht in instituties en organisaties ongelijk is verdeeld. Mensen in een maatschappij met een hoge power distance accepteren een hiërarchische order, waarin iedereen een vaststaande plaats heeft. In een maatschappij met een lage power distance, streven de mensen naar gelijke verdeling van macht en wordt rechtvaardiging geëist bij ongelijke verdeling van macht.

Uncertainty avoidance (UAI) is de mate waarin leden van de maatschappij zich oncomfortabel voelen in situaties van onzekerheid. In een maatschappij met een hoge uncertainty avoidance worden er strakke gedragscodes gehanteerd en de maatschappij is intolerant tegen afwijkende personen en ideeën.

Masculinity versus femininity (MAS). Masculinity geeft aan dat de maatschappij prestatie gericht is en dat er een voorkeur is voor heldhaftigheid, zelfbewustzijn en materiële welvaart. Hier tegenover staat femininity, hierbij ligt de nadruk in de maatschappij op relaties, bescheidenheid, zorgen voor de zwakken en de levensstandaard.

Long-term versus short-term orientation (LTO). Bij long-term orientation is de maatschappij gericht op het bevorderen van doorzettingsvermogen en zuinigheid om toekomstige beloningen te verkrijgen. Bij short-term orientation ligt de focus op het verleden en het heden, hierbij staan traditie, gezichtsbehoud en het voldoen aan maatschappelijke verplichtingen centraal.

(26)

26

2.5 Nationale cultuurverschillen in verslaggeving

Gray (1988) stelt dat de cultuur van een land van invloed is op het accountingsysteem van een land en op de verslaggeving. Op basis van Hofstede‟s cultuurdimensies stelt Gray vier hypothesen op voor de volgende accountingwaarden: professionalism, uniformity, conservatism en secrecy. De accountingwaarde secrecy versus transparancy (SEC) wordt door Gray omschreven als “een voorkeur voor vertrouwelijkheid en de beperking van publicatie van informatie over de organisatie aan alleen degene die nauw betrokken zijn bij het management en de financiering, tegengesteld aan een meer transparante, open en publiek verantwoordelijke benadering”. Uit deze definitie kan worden afgeleid dat er een negatieve relatie bestaat tussen secrecy en de mate van verslaggeving door een organisatie. Vanuit theoretisch oogpunt stelt Gray dat secrecy gerelateerd is aan uncertainty avoidance, power distance, individualism en masculinity uit het Hofstede Model. Een voorkeur voor secrecy is consistent met een hoge uncertainty avoidance, om zekerheid te behouden wordt de publicatie van informatie beperkt om conflicten en concurrentie te voorkomen. Een hoge mate van power distance leidt volgens Gray tot een beperking in de verstrekking van informatie om de machtsongelijkheden in stand te houden en leidt dus tot een voorkeur voor secrecy. Een lage mate van individualism (= collectivism) leidt tot een hogere mate van secrecy, want de nadruk bij collectivism ligt op degene direct betrokken bij de organisatie en niet op de externe partijen. Eveneens onderkent Gray een “significante, maar minder belangrijke”, relatie tussen masculinity en de mate van secrecy. In een cultuur met een lage masculinity (= femininity) ligt de nadruk meer op de levensstandaard, mensen en het milieu. Deze meer zorgzame samenleving is geneigd om meer transparant te zijn, vooral aangaande maatschappelijk gerelateerde informatie.

Finch (2006) biedt een overzicht van onderzoeken die de hypothesen van Gray (1988) over de invloed van cultuur op het accountingsysteem empirisch testen. De resultaten van deze artikelen laten tegenstrijdige uitkomsten zien. Voor de invloed van de cultuurdimensies op de accountingwaarde secrecy wordt in de meeste gevallen wel bewijs gevonden. Gray en Vint (1995) vinden bewijs voor alle vier relaties die door Gray worden gelegd, door aan te tonen dat er relaties bestaan tussen de cultuurdimensies en de externe verslaggeving. Ook Salter en Niswander (1995) testten het model van Gray. Zij vinden empirisch bewijs voor een aantal verbanden en concluderen dat het model van Gray in staat is om financiële verslaggeving te verklaren op basis van de cultuurdimensies. Door het operationaliseren van de

(27)

27

accountingwaarde secrecy tot SEC = UAI + PDI – IDV, vinden Hope et al. (2008) sterke ondersteuning voor de door Gray gestelde hypothese.

2.6 Nationale cultuurverschillen in maatschappelijke verslaggeving

Er is sprake van verschillen in aard en omvang van maatschappelijke verslaggeving tussen landen (Gray et al., 1995). Deze verschillen kunnen een verklaring vormen voor de veel voorkomende inconsistenties van resultaten bij studies uitgevoerd in verschillende landen (Van der Laan Smith et al, 2005). Op basis hiervan kan het land van oorsprong worden gezien als een belangrijke factor die verantwoordelijk is voor internationale verschillen in maatschappelijke verslaggeving. Het overgrote deel van de bestaande literatuur betreffende maatschappelijke verslaggeving heeft echter een nationale of regionale focus (McWilliams, Siegel & Wright, 2006). Er zijn maar weinig studies die maatschappelijke verslaggeving vanuit een internationaal perspectief bekijken. Volgens McWilliams et al. is dit te wijten aan de verschillende culturen, wetten en instituties die de context voor maatschappelijke verantwoording bepalen. De studies die wel vanuit een internationaal perspectief naar overeenkomsten en verschillen in maatschappelijke verslaggeving hebben gekeken, zijn veelal gericht op West-Europa, Amerika en Australië (Tsang, 1998). Het is niet wenselijk om de resultaten uit deze studies te generaliseren.

Er zijn verschillende internationale studies die verschillen in maatschappelijke verslaggeving aantonen. Yusoff & Lehman (2005) hebben onderzoek verricht naar verschillen in maatschappelijke verslaggeving tussen Maleisië en Australië. Zij onderzochten de jaarverslagen van 50 Maleisische en 50 Australische organisaties en kwamen tot de conclusie dat Australische organisaties meer en uitgebreider rapporteerden over milieugerelateerde informatie. Ook in Europa is er onderzoek geweest naar de harmonisatie van maatschappelijke verslaggeving. Freedman & Stagliano (1992) hebben de mate en de kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving in twaalf landen van de Europese Unie met elkaar vergeleken. Zij vonden dat de kwantiteit en de kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving tussen landen zeer sterk verschilde. Hiernaast toonden ze ook aan dat maatschappelijke verslaggeving binnen een land verschillen kent. Een meer recenter onderzoek vergelijkt de maatschappelijke verslaggeving van Oostenrijkse organisaties met multinationals (Langer, 2006). Aan de hand van inhoudsanalyse op duurzaamheidsverslagen toont Langer aan dat de duurzaamheidsverslagen van verschillende organisaties verschilden in inhoud. Hierbij gaf hij aan dat deze verschillen niet in het geheel te verklaren zijn door

(28)

28

verschillen in de industrie en de grootte van de organisaties. Hij veronderstelt dat de culturele verschillen evenals de verschillen in het wettelijke systeem de grootste oorzaken zijn voor de gevonden verschillen tussen de duurzaamheidsverslagen.

Er zijn ook studies bekend waarbij er een vergelijking is gemaakt tussen een groot aantal landen in verschillende continenten. Zo hebben Fekrat et al. (1996) onderzoek verricht naar de jaarverslagen van 168 organisaties in 18 verschillende landen. Consistent met de hierboven vermelde onderzoeken tonen ook zij aan dat er significante variaties zitten in maatschappelijke verslagen tussen landen. Naast inhoudsonderzoeken in jaarverslagen is er ook onderzoek geweest betreffende andere bronnen. Williams & Pei (1999) hebben onderzoek verricht naar maatschappelijke verslaggeving op websites van organisaties. Ondanks het feit dat het internet een meer internationaal gehanteerde mediavorm is, laten Williams & Pei in hun bevindingen zien dat ook bij maatschappelijke verslaggeving op websites sprake is van verschillen tussen landen. Deze literatuur toont aan dat maatschappelijke verslaggeving verschilt tussen landen. Er zijn maar weinig onderzoeken die trachten om een verklaring te vinden voor de onderliggende redenen van deze verschillen (Van der Laan Smith et al., 2005).

Volgens McWilliams et al. (2006) is het nog niet duidelijk op welke wijze maatschappelijke verslaggeving verschilt tussen landen, regio‟s en culturen. Ook blijft het nog de vraag hoe verschillen in de institutionele omgeving de verwachtingen van stakeholders, op het gebied van maatschappelijke verslaggeving, beïnvloeden. Toch zijn er verschillende studies die onderzoek verrichten naar de oorzaak van deze verschillen in maatschappelijke verslaggeving. Doh en Guay (2006) kijken aan de hand van drie case studies naar de manier waarop de institutionele omgeving van Europa en Amerika de verwachtingen van bepaalde stakeholders over de maatschappelijke prestaties van organisaties in die landen beïnvloed. Zij tonen aan dat de institutionele omgeving van een land van invloed is op de wijze van maatschappelijk verantwoord ondernemen van de organisaties. Dit heeft tot gevolg dat bij vergelijkingen tussen maatschappelijke verslaggeving tussen landen rekening gehouden dient te worden met de institutionele omgeving van een land. Douglas et al. (2004) halen in hun onderzoek aan dat er bewijs is dat organisaties, die gehuisvest zijn in een land dat verder is ontwikkeld, uitgebreider verslag zullen doen van hun maatschappelijke prestaties dan organisaties die in een minder ontwikkeld land opereren. Dit geeft aan dat het land waarin een organisatie opereert van invloed is op de mate van maatschappelijke verslaggeving. Douglas et al. verwijzen hierbij naar het boek van Mathews (1993), hierin wordt gesteld dat de verschillen in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook zijn ondernemingen met een grotere omvang kwetsbaarder door extra aandacht van de media, hierdoor zijn deze ondernemingen gemotiveerd om meer transparant te rapporteren

De uitkomsten van de M-test, voor de indirecte relatie, laten zien dat zowel individualisme als risico vermijding indirecte invloed hebben op de mate van informatieverschaffing in MVO

Hypothese 1a luidde: “Machtsafstand heeft een positieve invloed op de hoogte van de CEO beloning.” Uit tabel 4a blijkt dat machtsafstand en de hoogte van de CEO beloning

Daarnaast is er ook bewijs gevonden door Tosi & Greckhamer (2004) dat er een negatieve relatie is tussen macht afstand en het percentage variabele beloning ten opzichte van

Het verband tussen cultuur en de mate van disclosure in risicoverslaggeving is in de praktijk onder meer relevant voor de volgende groepen: ondernemingen, investeerders,

Dit onderzoek naar de machtafstand in de regio Zuidwest Friesland bevestigt de relatief lage machtafstand die door Hofstede (2005, blz. 56) voor Nederland in

Voor de relatie tussen structurering en machtsafstand en individualisme volgen we de redenering van Chow dat in een cultuur bij een lage score op de index van machtsafstand en

Thus, although the objective of the industrially applied pelletised chromite pre-reduced process is to achieve maximum pre-reduction, the strength (compressive and