Start. Actief lezen. week 3 18 januari 2021 opdrachten niveau B. Naam: Kijk naar de titel, de kopjes en de foto. Dit verwacht ik te lezen:

(1)

pagina 1 van 5

Actief lezen

Kijk naar de titel, de kopjes en de foto.

Dit verwacht ik te lezen:

Dit weet ik al over het onderwerp:

Start

Naam:

(2)

pagina 2 van 5

Hieronder noteer ik de vragen die ik heb bij de tekst:

Eigen vraag bij de inleiding:

____________________________________

Eigen vraag bij stukje Het schaakspel:

____________________________________

Eigen vraag bij stukje Denksport:

____________________________________

Eigen vraag bij stukje The Queen’s Gambit:

____________________________________

Eigen vraag bij stukje Nederlandse Wereldkampioen:

________________________________

Eigen vraag bij stukje Nederlandse Wereldkampioen:

________________________________

Ik kom niet achter de betekenis van deze woorden door teruglezen / vooruitlezen / kijken naar stukje van het woord:

Onbekende woorden heb ik in de tekst aangegeven met

___________ (vul hier de kleur in)

Deze kun je nog opzoeken in het woordenboek.

(3)

pagina 3 van 5

Sleutelvragen

Tijdens het lezen

Inleiding 1. Waardoor is schaken de laatste tijd populairder geworden?

Noem twee oorzaken.

Het schaakspel 2. Wat is het doel bij schaken?

Denksport 3. Welke vaardigheden zijn belangrijk bij de denksport schaken?

Noem er drie.

The Queen’s Gambit 4. Waaruit blijkt dat de serie The Queen’s Gambit populair is?

Nederlandse

wereldkampioen 5. Wat is volgens Eline Roebers het belangrijkste wat je nodig hebt om een goede schaker te worden?

Slimmer? 6. Word je slimmer van schaken?

Na het lezen

7. Past schaken als sport bij jou? Waarom wel/niet? Gebruik informatie uit de tekst om je antwoord uit te leggen.

Antwoorden

_____________________________________________________

(4)

pagina 4 van 5

Sleutelschema bij de tekst

In de tekst heb je veel kunnen lezen over schaken. Waarschijnlijk weet je na het lezen van de tekst nu allerlei dingen die je eerst niet wist. En je hebt vast ook nog wel vragen.

Deze dingen kun je opschrijven in een 5-2-2-schema.

Vul het in.

Je hebt de tekst gelezen. De tekst heeft vijf stukjes met een kopje.

Welke 5 dingen die je nog niet wist, weet je nu?

Noem uit elk stukje één ding.

1. _____________________________________________

2. _____________________________________________

3. _____________________________________________

4. _____________________________________________

5. _____________________________________________

Welke 2 dingen uit de tekst vind

je leuk om te weten? 1. _____________________________________________

_____________________________________________

2. _____________________________________________

______________________________________________

Welke 2 vragen heb je nog na

het lezen van de tekst? 1. _____________________________________________

______________________________________________

2. _____________________________________________

______________________________________________

Toetsvragen beantwoorden

1. In regel 4-5 staat: Hoe heeft ze het zover geschopt? Wat betekent het ver schoppen?

A. altijd geluk hebben zonder er iets voor te doen B. geen succes hebben, niet veel bereiken in het leven C. iets heel ver kunnen trappen of schieten

D. vooruit komen in het leven, iets bereiken

(5)

pagina 5 van 5

2. Wat is waar volgens de tekst?

A. Alleen heel slimme mensen kunnen leren schaken.

B. Je kunt alleen goed leren schaken met een echt schaakbord, niet online.

C. Schaken is een sport die je alleen op jonge leeftijd kunt leren.

D. Schaken kun je leren als je veel oefent en goed leert nadenken.

3. Welke vraag wordt in het stukje Het schaakspel beantwoord?

A. Hoe heten de stukken bij schaken?

B. Hoe kun je leren schaken?

C. Hoe wordt het schaakspel gespeeld?

D. Waar wordt het schaakspel gespeeld?

4. In regel 14 staat: Het klinkt eenvoudig, maar het is best complex. Wat betekent complex?

A. belangrijk B. bijzonder C. ingewikkeld D. simpel

5. In r. 27 staat: De 14-jarige Eline Roebers kent de serie natuurlijk.

Kun je afleiden waarom hier het woord natuurlijk is gebruikt?

A. Omdat ze een meisje van 14 is. Dan is het logisch dat je deze serie hebt gezien.

B. Omdat ze heeft leren schaken van haar vader. Dan is het logisch dat je deze serie hebt gezien.

C. Omdat ze uit Nederland komt. Dan is het logisch dat je deze serie hebt gezien.

D. Omdat ze wereldkampioen schaken bij de jeugd is. Dan is het logisch dat je deze serie hebt gezien.

Verder lezen over dit onderwerp:

Wil je graag zelf leren schaken? Vraag je leerkracht welke boeken je erover kunt lezen.

Op de website van Jeugdbieb staan filmpjes, apps en interessante websites over het Nieuwsbegriponderwerp. Ga naar:

https://jeugdbieb.nl/nieuwsbegrip.