Blok 7 G/B deel 1 vraag 1: werken met de zakrekenmachine
Werken met de zakrekenmachine
■ De zakrekenmachine gebruik je om:
• moeilijke bewerkingen uit te rekenen;
• resultaat te controleren;
• percent te berekenen.
Voorbeeld: 15 % van 5 600 = 840 1ste manier
p
15100 van 5 600 = (5 600 : 100) × 15 2de manier
p
5 600 × 15 % (met de percenttoets)OFF: uitzetten percenttoets ON/C: aanzetten
÷ delen
× vermenigvuldigen – aftrekken
+ optellen
= resultaat
¨ Maak eerst de schatting.
¨ Reken uit met de zakrekenmachine.
Oefening Schatting Oplossing met
zakrekenmachine 402 521 + 34 203
86 513,432 + 67 993 4,7 × 63 569
913 876 : 34
265 136,32 – 53 679,9 36 % van 431 563
1
© De Wiskanjers 5, Plantyn Blok 7 - Vraag 1
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
¨ Vervolledig de oefeningen.
¨ Reken uit met de zakrekenmachine.
Oefening Bewerking
26 950 + 76 314 + = 190 995 – 3 472 = 273 959
26,7 × = 3 738
576 : = 96
: 127 = 36
2
1B
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
Blok 7 G/B deel 1 vraag 2: werken met de zakrekenmachine
Werken met de zakrekenmachine
■ De ZRM gebruik je om:
• moeilijke bewerkingen uit te rekenen;
• resultaat te controleren;
• percent te berekenen.
bv. 15 % van 5 600 = 840 1ste manier
p
15100 van 5 600 = (5 600 : 100) × 15 2de manier
p
5 600 × 15 % (met de percenttoets)OFF: uit zetten percenttoets ON/C: aanzetten
÷ delen
× vermenigvuldigen – aftrekken
+ optellen
= resultaat
¨ Reken uit met je ZRM.
¨ Gebruik de percenttoets.
Oefening Bewerking Oplossing met ZRM
45 % van 400 400 × 45 % 180
20 % van 350 3 % van 700 15 % van 80 5 % van 260 70 % van 0,6
1
© De Wiskanjers 5, Plantyn Blok 7 - Vraag 3
Blok 7 G/B deel 1 vraag 3: werken met de zakrekenmachine
Werken met de zakrekenmachine
■ De ZRM gebruik je om:
• moeilijke bewerkingen uit te rekenen;
• resultaat te controleren;
• percent te berekenen.
bv. 15 % van 5 600 = 840 1ste manier
p
15100 van 5 600 = (5 600 : 100) × 15 2de manier
p
5 600 × 15 % (met de percenttoets)OFF: uit zetten percenttoets ON/C: aanzetten
÷ delen
× vermenigvuldigen – aftrekken
+ optellen
= resultaat
Oma koopt voor elk van haar vier kleinkinderen een zakje snoep. De zakjes kosten 2,99 euro, 4,99 euro, 1,99 euro en 3,99 euro.
¨ Hoeveel betaalde oma gemiddeld per kind?
¨ Gebruik je ZRM.
Wat doe je eerst?
Wat doe je nadien?
Berekening:
Antwoord: Oma betaalde gemiddeld euro per kind.
1
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
3
Blok 7 G/B deel 1 vraag 4: breuken, kommagetallen en natuurlijke getallen vergelijken en ordenen
Breuken, kommagetallen en natuurlijke getallen vergelijken en ordenen
■ Breuken, kommagetallen en natuurlijke getallen vergelijken Voorbeeld:
2
3 ; 2,3 ; 23 ; 20 3 ; 22
30 ; 2 30
• Zet alle getallen op eenzelfde noemer.
We kiezen hier voor noemer 30 omdat die noemer al voorkomt.
2 3 = 20
30 2,3 = 23
10 = 69 30 20
3 = 200 30 22
30 en 2
30 blijven
Het natuurlijke getal ‘23’ is het grootste van alle getallen.
• Vergelijk de getallen.
2 30 < 2
3 < 22
30 < 2,3 < 20 3 < 23 Alternatieve oplossingswijze:
• Zet met je zakrekenmachine alle breuken om naar kommagetallen.
• Vergelijk de kommagetallen.
¨ Zet met je zakrekenmachine alle breuken om naar kommagetallen.
1 4 – 11
40 – 11 – 110
4 – 1,4 – 1 40
¨ Rangschik de getallen van groot naar klein.
> > > > >
¨ Vervang nu de kommagetallen door de oorspronkelijke getallen en breuken.
> > > > >
1
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
Blok 7 G/B deel 2 vraag 1: ongelijknamige breuken optellen en aftrekken
Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken
■ Breuken gelijknamig maken Voorbeeld: 3
4 en 1 6
• Je zoekt eerst het kleinste gemeenschappelijke veelvoud van de noemers.
• K.g.v. van 4 en 6 is 12.
• Je zoekt uit met hoeveel je de noemer moet vermenigvuldigen, zodat het product 12 is.
• 4 × 3 = 12 en 6 × 2 = 12
• Je vermenigvuldigt de teller en de noemer met hetzelfde getal.
3 × 2 ×
3 4 en 1
6 gelijknamig maken: 3 4 = 9
12 1
6 = 2 12
3 × 2 ×
■ Ongelijknamige breuken optellen of aftrekken
• Je maakt de breuken eerst gelijknamig.
• Je gaat de tellers optellen of aftrekken.
• Je behoudt de noemer.
Voorbeeld: 3 5 + 2
3 = 9 15 + 10
15 = 19
15 (= 1 en 4 15) 3
4 – 2 3 = 9
12 – 8 12 = 1
12
■ Breuken vereenvoudigen
• Je schrijft de breuk in de eenvoudigste vorm.
• Je deelt teller en noemer door eenzelfde getal.
Voorbeeld: 4 8 = 1
2
■ Breuken herstructureren (gehelen uit een breuk halen)
• Een breuk vormt een geheel als teller en noemer gelijk zijn. (9 9 = 1) Voorbeeld: 12
9 = 9 9 + 3
9 = 1 en 3 9
¨ Even herhalen.
¨ Reken uit.
¨ Vereenvoudig waar het kan.
2 7 + 1
7 = 7
9 – 4 9 = 3
8 + 3
8 = 5
8 – 2 8 =
1
© De Wiskanjers 5, Plantyn Blok 7 - Vraag 1
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
¨ Reken uit.
¨ Maak de breuken eerst gelijknamig.
¨ Schrijf het resultaat zo eenvoudig mogelijk.
1 4 + 2
3 = 2
7 – 1 4 = 2
5 + 2 4 = 5
6 – 2 4 = 7
9 – 1 6 = 5
10 + 6 8 = 2
3 + 1 4 = 2
3 – 2 7 =
2
5B
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
Blok 7 G/B deel 2 vraag 2a: een breuk vermenigvuldigen met een natuurlijk getal
Een breuk vermenigvuldigen met een natuurlijk getal
■ Breuk vermenigvuldigen met een natuurlijk getal
• natuurlijk getal vermenigvuldigen met de teller;
• de noemer blijft behouden.
Voorbeeld: 5 × 2 3 = 10
3
■ Breuken vereenvoudigen
• breuk schrijven in de eenvoudigste vorm;
• teller en noemer delen door eenzelfde getal.
Voorbeeld: 4 8 = 1
2
■ Breuken herstructureren (gehelen uit een breuk halen)
• Een breuk vormt een geheel als teller en noemer gelijk zijn. (9 9 = 1) Voorbeeld: 12
9 = 9 9 + 3
9 = 1 en 3 9
¨ Vermenigvuldig de breuk met het natuurlijk getal.
¨ Vereenvoudig het resultaat als dat kan.
2 × 1
3 = 6 × 1
8 = 3 × 2
7 =
¨ Kleur wat bij elkaar hoort in dezelfde kleur.
4
5 4 × 1
8 6
7 3 × 3
10 1
2 2 × 2
5 5
6 2 × 3
7 9
10 5 × 1
6
1
2
© De Wiskanjers 5, Plantyn Blok 7 - Vraag 2b
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
Blok 7 G/B deel 2 vraag 2b: een breuk delen door een natuurlijk getal
Een breuk delen door een natuurlijk getal.
■ De teller is deelbaar door het getal:
• teller delen;
• noemer blijft behouden.
Voorbeeld: 6
7 : 3 = (6 : 2) 7 = 2
7
■ De teller is niet deelbaar door het getal:
• noemer vermenigvuldigen met getal;
• teller blijft behouden.
Voorbeeld: 3
4 : 2 = 3
(4 × 2) = 3 8
¨ Reken uit.
¨ Controleer eerst of de teller deelbaar is door het getal.
Opgave Kruis aan Reken uit
6
7 : 3 ¨ Teller is deelbaar door 3
¨ Teller is niet deelbaar door 3 6 7 : 3 = 1
5 : 2 ¨ Teller is deelbaar door 2
¨ Teller is niet deelbaar door 2 1 5 : 2 = 8
9 : 2 ¨ Teller is deelbaar door 2
¨ Teller is niet deelbaar door 2 8 9 : 2 = 5
7 : 3 ¨ Teller is deelbaar door 3
¨ Teller is niet deelbaar door 3 5 7 : 3 =
¨ Zoek de juiste uitkomst.
¨ Kleur wat bij elkaar hoort in dezelfde kleur.
2
3 : 3 15
20 : 5 8
14 : 4 1
7
5 6 : 2 5
12
25
100 : 5 3
20
2 9
1 20
1
2
7
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
Blok 7 G/B deel 2 vraag 3: volgorde van de bewerkingen bepalen en correct uitvoeren
Volgorde van de bewerkingen bepalen en correct uitvoeren
■ Heel MoDerne PopMuziek
• Reken eerst uit wat tussen Haakjes staat.
• Daarna werk je verder van links naar rechts.
à
• Eerst Maal en Delen.
• Dan Plus en Min.
■ Voorbeeld: 3 × (2 + 5) + 28 : 4 – 8
= 3 × 7 + 28 : 4 – 8
= 21 + 7 – 8
= 28 – 8
= 20
¨ Onderstreep in elke opgave wat je eerst moet uitrekenen.
¨ Je hoeft de opdrachten niet uit te rekenen.
87 + 7 × 5 – 19 13 + 42 : 6 30 : 5 × (7 + 7) – 9
¨ Welke werkwijze is correct?
¨ Kleur het juiste vakje.
44 + 20 : 5 (300 + 200) × 8 – 5 40 + 20 × 6 : 2
64 : 5 500 × 8 – 5 40 + 120 : 2
44 + 4 500 × 3 60 × 3
¨ Onderstreep de bewerking die je eerst uitrekent.
¨ Noteer tussenstappen.
¨ Reken uit.
75 + 9 × 5 – 1=
64 – 18 : (3 × 2) = 1 800 : 2 + 90 × 9 = 490 : 7 + 9 – (30 – 2) =
1
2
3
Blok 7 G/B deel 2 vraag 4: kommagetal cijferend delen door een natuurlijk getal van 2 cijfers
Kommagetal cijferend delen door een natuurlijk getal van 2 cijfers
510,8 : 23 = ? Ik schat 500 : 20 = 25
■ Ik noteer de rekenhulp. (1 × 23 = 23, 5 × 23 = 115, 10 × 23 = 230)
■ Ik reken uit.
• 5 H delen door 23 gaat niet
p
Neem 1 T erbij, dan heb je 51 T. Trek een boogje boven 51.• Hoeveel keer gaat 23 in 51? (2 keer, noteer 2 onder deler)
• Hoeveel is 2 keer 23? (46, noteer onder 51 T)
• Je doet 51 T – 46 T = 5 T. Je laat 0 E tot naast 5 T zak- ken Je krijgt 50 E.
• Hoeveel keer gaat 23 in 50? (2 keer, noteer 2 onder de deler)
• Hoeveel is 2 keer 23? (46, noteer onder 50 E)
• Je doet 50 E – 46 E = 4 E Je komt nu aan de komma in het deeltal, plaats de komma in het quotiënt. Ga verder met de deling. Je laat de 8 t tot naast de 4 E zakken. Je krijgt 48 t.
• Hoeveel keer gaat 23 in 48? (2 keer, noteer 2 onder de deler)
• Hoeveel is 2 keer 23? (46, noteer onder 48 t)
• Je doet 48 t – 46 t. Er blijven 2 t (= rest) over.
■ Ik vergelijk het quotiënt met de schatting.
H T E t
5 1 0, 8 2 3
– 4 6 | | 2 2, 2
5 0 |
– 4 6 |
4 8
– 4 6
2
© De Wiskanjers 5, Plantyn Blok 7 - Vraag 4 9B
¨ Maak een schatting.
¨ Noteer de tafel van de deler op een kladblad.
¨ Reken uit.
¨ Noteer de waarde van de rest.
¨ Vergelijk het quotiënt met de schatting.
6 173,82 : 32 = S:
Rest =
4 853,5 : 47 = S:
Rest =
De uitkomst ligt in de buurt van de schatting:
¨ Ja
¨ Nee
De uitkomst ligt in de buurt van de schatting:
¨ Ja
¨ Nee
1
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
Blok 7 G/B deel 2 vraag 5: getallenpatronen herkennen en de rij verder aanvullen
Getallenpatronen herkennen en aanvullen
■ Meervoudig patroon
R
meerdere verschillende sprongen Kijk naar de eerste sprong van het patroon. (600 000 en 60 000).Welke sprong wordt er gemaakt? (: 10) Controleer de volgende sprong. (2 ×)
Controleer opnieuw de volgende sprongen. (: 10 gevolgd door 2 ×) Voer de sprongen uit volgens het patroon.
:10 2 × :10 2 × :10
600 000 60 000 120 000 12 000 24 000 2 400
¨Kleur de pijl en schrijf de sprong erbij.
¨Gebruik twee verschillende kleuren om de sprongen aan te duiden.
¨Vul de getallenrij aan.
80 000
40 000 120 000
60 000
20,5
20 21,25
20,75
1
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
Blok 7 G/B deel 2 vraag 6: Breuken, kommagetallen,
percenten en natuurlijke getallen vergelijken en ordenen
Breuken, kommagetallen en natuurlijke getallen vergelijken en ordenen
■ Breuken en kommagetallen omzetten
■ Breuken, kommagetallen en natuurlijke getallen vergelijken Voorbeeld:
Orden volgende breuken, kommagetallen en natuurlijke getallen van klein naar groot.
2
3 ; 2,3 ; 23 ; 20 3 ; 22
30 ; 20 3
Stap 1: Zet alle getallen op eenzelfde noemer. We kiezen hier voor noemer 30 omdat die noemer reeds voorkomt.
p
23 = 20
30 2,3 = 23 10 = 69
30 20
3 = 200 30 22
30 en 2
30 blijven
Het natuurlijk getal ‘23’ is het grootste van alle getallen.
Stap 2: Vergelijk de getallen.
2 30 < 2
3 < 22
30 < 2,3 < 20 3 < 23
¨ Rangschik de getallen en de breuken van klein naar groot.
4 5 – 3
4 – 0,73 – 57
100 – 0,37 - 7
• Welke noemer kies je? noemer
• Zet alle getallen op die noemer.
1
© De Wiskanjers 5, Plantyn Blok 7 - Vraag 6 11B
• Zet de breuken van klein naar groot.
< < < < <
• Vervang nu de gelijknamige breuken door de oorspronkelijke breuken en getallen.
< < < < <
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L
Blok 7 G/B deel 2 vraag 7: schatprocedures toepassen
Schatprocedures toepassen
■ Schatten doe ik:
• wanneer exacte gegevens ontbreken;
• wanneer een exacte telling niet mogelijk is;
• wanneer een exacte telling te tijdrovend is.
■ Belangrijke hulpvragen bij schattend rekenen
• Over welke gegevens beschikken we?
• Wat weten we zeker?
• Wat moeten we schatten?
• Zal het exacte aantal kleiner of groter zijn dan de schatting?
■ Gebruik zinvolle afrondingen bij schatten Voorbeeld:
Er passeren 12 mensen op 15 minuten. Hoeveel mensen zijn dat ongeveer in één uur?
• Rond 12 zinvol af, dan krijg je 10.
• 4 × 10 = 40
Er passeren ongeveer 40 mensen gedurende één uur.
¨ Maak een zinvolle schatting.
476 + 418
p
9 × 326
p
1 612 : 13
p
740 – 17,88
p
1
© De Wiskanjers 5, Plantyn Blok 7 - Vraag 7 12B Arnout fietst elke dag naar school. Dat is een stevige fietstocht van 12 km. Elke morgen
moet hij op tijd vertrekken zodat hij niet te laat komt op school. De school start immers om 8 u. 30.
¨ Hoe laat moet hij ongeveer ten laatste vertrekken om tijdig op school te zijn?
Antwoord:
2
Hoe deed ik de opdracht?
Ik denk: Juf/Meester vindt:
J L J L