bron
Een nieuw lied: Vrienden luistert na myn reden. J. Wendel en Zoon, Amsterdam 1819-1842
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie119nieu01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
1
Een nieuw lied,
Op een Aangenaame Wys.
1.
Vrienden luistert na myn reden, Het geen ik u thans melden zal, Ik zal u in het kort ontleden.
En luistert na myn ongeval, Daar ik in myn jonge jaren, Moet reeds agter de Traailjes staan, Aan wie zal ik myn noodlot klagen, Geen mensch is met my aangedaan.
2.
Hier agter zo een duistre muure,
Waar dat ik naauurlyks geen dagligt vind, Dan teld men reeds de slepende uren Dat de Cipier ons het eeten brengt, Dan leg ik op myn stroobed neder, Angst en smart eerst rondsom my, Door 't herdenken heen en weder, Als dat ik was in de slaverny.
3.
Och liefste lief help my doch treuren, En vertroost my in myn droefheid, En opent eens voor myn die deure;
Maar neen, ach! gy hoort my niet, Denk nu eens aan myn natuurgenoten;
Bedenk eens wat of de boeijens zyn,
Beschouwt eens de Deuren, de Grendels en de Sloten, Gedenk wat droefheid en wat pyn.
4.
Nu denk ik aan myn jonge jaren, En moet daags in de boeijens gaan,
Ach Hemel! mogt ik eens met uw gaan paren, Ach Hemel! wilt my doch eens bystaan;
Want al myn kragten zyn vervlogen, Reeds uitgeput door zwaar verdriet Myn liefste hebt doch mededogen.
Schry niet wanneer gy my aanziet.
5.
Vaarwel! Vaarwel! ik ben vermoeid van kragten, Myn tranen zyn nu afgeschreid.
Het naare Graf staat myn te wagten, Dan rust ik van myn arrebeid.
Een nieuw lied: Vrienden luistert na myn reden
2
Een nieuw lied,
Op een Aangenaame Wys.
1.
Vriende blyf een wynig staan, Hoort na myn bedroefde reede, Ik heb verlooren myn waarde hand, Myn lieve vrouw vol waarde, Lyd nu bedekt met aarde,
Zy heeft my ook twee kinders teer, In haar kraambed nagelaaten, Ik vertrouwde op die goede God, Hy zal myn nooit verlaaten.
2.
Ik neem hem in myn regterhand, Die goede God geprezen, Die zal myn lydsman weezen,
Myn Oudste was twee en een half jaar, Myn jongste drie, vier dagen,
Als dat myn lieve vrouw voorwaar' Moest scheiden van deez' aarde.
3.
O God! ons noodlot is zoo groot, Voor onze arme weezen,
Aan wien zouden wy klagen onze nood, Als aan ons opperwezen,
God komt ook niet op heeter daad.
Maar als het hem komt geleegen, Den eene vroeg den anderen laat, O God wat droeving teeken.
4.
Hy heeft myn gestraft met een dubbeld zwaard, Met een dubbeld kruis op aarde,
Ik ben ook nog een jonge blom, Ruim ses en dertig Jaaren, Ik heb haar moeten derven, Veel liever met haar sterven.
Aria.
Op een Aangenaame Wys.
1.
Dan is de Aarde een Hemelryk, bis
Een nieuw lied: Vrienden luistert na myn reden
Wanneer de mensch zig vriendelyk voert, Dan is de Aarde een Hemelryk, bis.