• No results found

BESLUIT Besluit van de directeur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Besluit van de directeur"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot niet-ontvankelijkheidverklaring van het bezwaar gericht tegen het besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit van 8 september 1998, kenmerk 155/20.b33.

Zaaknummer 155: Erasmus Muziekproducties B.V.

1. Het verloop van de procedure

De aanvraag

1.1 Op 18 maart 1998 ontving de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een aanvraag van Erasmus Muziekproducties B.V. (hierna: de aanvraag) met het verzoek, op grond van het bepaalde in artikel 17 van de Mededingingswet (hierna: Mw), ontheffing te verlenen van het kartelverbod zoals neergelegd in artikel 6 Mw, voor een standaardovereenkomst tussen Erasmus Muziekproducties B.V. en haar afnemers tot levering van een compact disc waarop een muziekuitvoering van de artiest Wibi Soerjadi is vastgelegd en door Erasmus in het verkeer wordt gebracht met kenmerk "WHV 008 Wibi Soerjadi" en onder de titel "Het Vredenburg Concert" (hierna: cd). Het ontheffingsverzoek is als zaaknummer 155 bij de NMa geregistreerd.

1.2 De onderneming Erasmus Muziekproducties B.V., gevestigd te Rockanje, (hierna: "Erasmus") is een besloten vennootschap naar Nederlands recht, die zich bezig houdt met de productie en verkoop van compact discs waarop klassieke muziek is vastgelegd. En van de producten die door Erasmus worden geproduceerd en ten verkoop worden aangeboden, betreft de cd. 1.3 In de Staatscourant nummer 149 van 10 augustus 1998 is mededeling gedaan van de ontheffingsaanvraag. Daarbij zijn belanghebbenden opgeroepen hun zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen. De aanvraag en de daarop betrekking hebbende stukken hebben van 10 augustus tot en met 4 september 1998 ter inzage gelegen ten kantore van de Nederlandse

mededingingsautoriteit.

1.4 Geen enkele belanghebbende heeft op grond van artikel 3:13 van de Algemene Wet bestuursrecht zijn zienswijze over de aanvraag naar voren gebracht.

Beoordeling van de aanvraag

(2)

vast te stellen, aan de hand van zijn eigen kosten en handelsvrijheid. Deze bepaling strekt er naar haar aard toe de mededinging te beperken en vormt derhalve een inbreuk op artikel 6, eerste lid Mw.

1.6 Ten aanzien van de toepasselijkheid van artikel 17 Mw concludeerde de d-g NMa dat hij er niet van overtuid-gd is dat aan de voorwaarden zoals d-gesteld in artikel 17 Mw is voldaan.

1.7 De eindconclusie van de d-g NMa luidde dat de aanvraag niet kan worden gehonoreerd. De aanvraag is bij besluit van de d-g NMa van 8 september 1998, kenmerk 155/20.b33, afgewezen (hierna: besluit).

2. Het bezwaar

2.1 Op 21 oktober 1998 heeft de d-g NMa een bezwaarschrift ontvangen van Wibosono Augustinus Soerjadi en de besloten vennootschap Soerjadi Concerts B.V. (hierna: Soerjadi), beiden wonende respectievelijk gevestigd te Twisk, gericht tegen het besluit.

2.2 In het bezwaarschrift deelt de gemachtigde van Soerjadi mede dat Soerjadi als belanghebbende kennis heeft genomen van het besluit. Soerjadi kan zich niet met inhoud van het besluit verenigen nu hij van mening is dat het besluit in strijd is met algemeen verbindende voorschriften alsmede in strijd is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De gemachtigde van Soerjadi vraagt in de gelegenheid gesteld te worden om de gronden van het bezwaar nader in te vullen en vraagt binnen welke termijn zulks dient te geschieden. Hij verzoekt het bestreden besluit te vernietigen.

2.3 Bij brief van 21 oktober 1998, kenmerk 155/26.b71/BBB, heeft de d-g NMa de ontvangst van het bezwaarschrift aan de gemachtigde van Soerjadi

bevestigd en vastgesteld dat het bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aangezien de motivering van de bezwaren ontbreekt.

2.4 Bij dezelfde brief is de gemachtigde van Soerjadi overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:6 Awb in de gelegenheid gesteld om binnen een redelijke termijn -in casu vier weken na dagtekening van de brief- het verzuim te

herstellen. Tevens is daarbij medegedeeld dat bij het achterwege blijven van een nadere motivering Soerjadi in zijn bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Op deze brief is geen reactie ontvangen.

2.5 Bij brief van 25 november 1998, kenmerk 155/30.b78/BBB, is de gemachtigde van Soerjadi voor een tweede maal in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen, in dit geval binnen n week na dagtekening van de brief. Daarbij is medegedeeld dat bij het achterwege blijven van een nadere motivering Soerjadi in zijn bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Op deze brief is wederom geen reactie ontvangen.

2.6 Op 1 december 1998 heeft op initiatief van de NMa telefonisch contact plaatsgevonden met een secretaresse van het kantoor van de gemachtigde van Soerjadi. Zij deelde desgevraagd mede dat binnen het kantoor de

behandeling van de zaak inmiddels was overgedragen aan een collega van de oorspronkelijke gemachtigde en dat Soerjadi voornemens was het

(3)

2.7 Bij brief van 10 december 1998, kenmerk 155/31.b78/BBB, is zijdens de d-g NMa aan de gemachtigde van Soerjadi verzocht om uiterlijk 11 december 1998 schriftelijk te bevestigen dat het bezwaarschrift wordt ingetrokken en dat de d-g NMa bij gebreke van zo'n bevestiging op die datum, het bezwaarschrift alsnog niet ontvankelijk zal verklaren. Ook op deze brief is geen reactie ontvangen.

3. De beoordeling van het bezwaar Ontvankelijkheid

3.1 Eerst dient te worden nagegaan of is voldaan aan de formele vereisten voor de ontvankelijkheid van het bezwaar. Daartoe dient beoordeeld te worden of het bezwaarschrift voldoet aan het bepaalde in de artikelen 6:4, eerste lid, 6:5, eerste lid, en 6:7 van de Awb.

3.2 Het bezwaar is door de gemachtigde van Soerjadi binnen de termijn als bedoeld in artikel 6:7 Awb ingediend. Tevens is voldaan aan de vereisten van de artikel 6:4, eerste lid, Awb. Nu echter aan het herhaaldelijk verzoek van de d-g NMa om het verzuim overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:6 Awb binnen een redelijke termijn te herstellen niet is voldaan en er geen nadere aanvulling van de gronden van bezwaar heeft plaatsgevonden, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, onder d, Awb, zodat het bezwaar niet- ontvankelijk is.

3.3 Nu de d-g NMa van oordeel is dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, komt de d-g NMa niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. 4. Beslissing

4.1 De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit verklaart het bezwaar van Soerjadi van 21 oktober 1998 niet-ontvankelijk.

Datum: 13 januari 1999

w.g. A.W. Kist

Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit

Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij de

arrondissementsrechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gemeenschappen hebben marktverdelingsafspraken naar hun aard de strekking de mededinging te beperken, onafhankelijk van de intentie waarmee deze afspraken zouden zijn gemaakt. [6]

Audax stelt dat in het rapport ten onrechte onvermeld is gelaten dat Audax bij brief van 20 oktober 1998 heeft geweigerd de gevraagde inlichtingen en inzage in zakelijke gegevens

Nu gemeente in het stipuleren van een assortimentsvoorschrift in de erfpachtovereenkomst die haar bindt aan Laddrak niet heeft gehandeld als onderneming in de zin van

Artikel 1:2, eerste lid, Awb bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.. Om als belanghebbende te kunnen

in samenhang met het belang van het geschil toegelaten is (zoals gedaan bij incassotarieven). Indien de NOVA haar Gedragsregels zo zou aanpassen dat het gebruik van ‘no cure no pay’

Nu vast staat dat Meuter geen (persoonlijk) belang heeft bij het bij het bestreden besluit, wordt hij niet door het enkele feit dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen dat besluit,

Op grond van het voorgaande is het niet aannemelijk dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie ontstaat of wordt versterkt op de markten voor inzameling

Indien sprake is van n markt voor de handel in losse gasmotoren, n markt voor de handel in warmtekrachtinstallaties en n markt voor de handel in industrile motoren en motoren