1 Nummer: 3009504 (2223)
Betreft: Advies van de directeur DTe aan de Minister van Economische Zaken, op basis van artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.
BEDRIJFSGEGEVENS AANVRAGER Ontheffingsaanvrager:
FloraHolland, locatie Naaldwijk Middel Broekweg 29
2670 AE NAALDWIJK
Contactpersoon:
Dhr. L.A. Eijgenraam tel.: 0174 63 32 77 fax: 0174 63 48 07
PROCEDURE EN FEITELIJKE SITUATIE
Bij besluiten van 12 juli 2000 zijn door de Minister van Economische Zaken aan Bloemenveiling Flora en Bloemenveiling Holland ontheffingen ex artikel 15, tweede lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) verleend. Bij brief van 1 april 2003 heeft Bloemenveiling FloraHolland aan het Ministerie van Economische Zaken mededeling gedaan van een fusie op 17 mei 2001 van Bloemenveiling Flora en
Bloemenveiling Holland. Voormelde organisaties zijn verder gegaan onder de naam Coöperatieve Bloemenveiling FloraHolland U.A.
Ingeval een andere rechtspersoon ontheffinghouder wordt - zoals dat in casu de bedoeling is - dient daartoe een apart besluit te worden genomen. Voormelde brief van 1 april 2003 is om die reden aangemerkt als een aanvraag van Coöperatieve Bloemenveiling FloraHolland U.A. (hierna: Bloemenveiling FloraHolland) om een ontheffing.
Desgevraagd is door Bloemenveiling FloraHolland bij faxbericht van 3 februari 2004 bevestigd dat er op de elektriciteitsnetten sinds het moment van de ontheffingverlening aan Bloemenveiling Flora en
Bloemenveiling Holland geen wijzigingen hebben voorgedaan.
Voorts is desgevraagd bij faxbericht van 3 februari 2004 een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 5 februari 2003 van Bloemenveiling FloraHolland overgelegd.
WETTELIJK KADER
Alvorens kan worden bepaald of een ontheffingsaanvraag kan worden gehonoreerd, moet worden vastgesteld of de aanvrager het recht van gebruik heeft van een net zoals gedefinieerd in de E-wet.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat alleen sprake is van een net indien andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan de aanvrager verbonden zijn aan het net van de aanvrager en een meetinrichting is geplaatst tussen deze rechtspersonen en het net.
1Vervolgens dient te worden vastgesteld of het net in de zin van de E-wet niet onder de bagatelbepaling van artikel 15, eerste lid, valt. In deze bepaling wordt aangegeven dat geen netbeheerder hoeft te worden
1
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 303, nr. 7
2
aangewezen voor een net met een spanningsniveau van ten hoogste 0,4 kV en een verbruik van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, waarvan een ander dan een leverancier of een netbeheerder een recht van gebruik heeft.
Ten slotte dient het net in de zin van de E-wet, dat niet onder de bagatelbepaling valt, te worden getoetst aan de criteria genoemd in artikel 15, tweede lid, van de E-wet. Een ontheffing kan alleen worden verleend aan een aanvrager die over een net beschikt waarop een beperkt aantal afnemers is aangesloten. Daarbij dient het net van de aanvrager aan één van de vier volgende criteria te voldoen:
a. het net is bestemd om de aanvrager te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen;
b. het net is bestemd om een aantal samenwerkende rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze rechtspersonen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft;
c. ten aanzien van het net zijn kwaliteitseisen van toepassing die in betekenende mate afwijken van de voorwaarden die de directeur DTe op grond van artikel 36 van de E-wet heeft vastgesteld.
d. De aanvrager is geen netbeheerder en is niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden en de aanvrager:
- zal een overeenkomst sluiten met de netbeheerder van het net waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd, en
- zal degene die daarom verzoekt voorzien van een aansluiting op het net van de aanvrager dan wel een aanbod zal doen om met gebruikmaking van het desbetreffende net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren met inachtneming van redelijke tarieven en voorwaarden alsmede van de voorschriften bedoeld in artikel 15, derde lid, E-wet.
Om in aanmerking te komen voor een ontheffing moet, zoals hierboven reeds is opgemerkt, de aanvragende rechtspersoon beschikken over een net waarop een beperkt aantal natuurlijke personen of rechtspersonen is aangesloten. In de wetsgeschiedenis wordt aangegeven dat er geen scherpe getalsgrens valt te geven om te bepalen of aan een net een beperkt aantal afnemers is verbonden.
2Mede in dit verband is ervoor gekozen de beoordeling of er wel of niet sprake is van een beperkt aantal aansluitingen afhankelijk te laten zijn van de mate waarin het publiek belang wordt gediend. Het is aan de ontheffingsaanvragers zelf om te onderbouwen op welke wijze bij verlening van een ontheffing het publiek belang wordt gediend.
BEOORDELING
Voor de beantwoording van de vraag of een ontheffing kan overgaan op een andere rechtspersoon is het onderscheid tussen persoonsgebonden en zaaksgebonden ontheffingen van belang. Persoonsgebonden ontheffingen zijn ontheffingen waarbij de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een ontheffing uitsluitend of in hoge mate afhangt van de persoon van de aanvrager. Zaaksgebonden ontheffingen zijn ontheffingen waarvan de werking betrekking heeft op een bepaald object en waarbij de persoon van de aanvrager geen of een ondergeschikte rol speelt bij de beslissing omtrent ontheffingverlening. Voor persoonsgebonden ontheffingen geldt dat - bij gebreke van een wettelijke regeling in de E-wet voor de overgang van ontheffingen ex artikel 15, tweede lid - deze niet kunnen overgaan. De aard van een ontheffing wordt bepaald door het wettelijk toetsingskader (vgl. Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 15 juli 2003, AB 2004, afl. 3, nr. 32 met noot C.L. Knijff).
2