• No results found

nieuwsapps Jongeren en

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "nieuwsapps Jongeren en"

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jongeren en

nieuwsapps

MASTERSCRIPTIE OPLEIDING JOURNALISTIEK JOUKJE BEIBOER S3019365 BEGELEIDER: PROF. DR. M.J. BROERSMA TWEEDE BEOORDELAAR: DR. S.C. SAUER 1 DECEMBER 2017

(2)
(3)

Samenvatting

Nieuwsconsumptie digitaliseert. Waar radio, kranten en televisie decennialang dominant waren, consumeren steeds meer mensen nieuws via nieuwswebsites en -apps. Vooral jongeren zijn gretige gebruikers van deze digitale media voor nieuws. Een recente ontwikkeling is de groeiende populariteit van mobiel nieuws, in het bijzonder nieuwsapps op smartphones. Nieuwsapps zijn niet te vergelijken met traditionele media. Maar heldere kwaliteitsstandaarden voor mobiele nieuwsapps ontbreken. In dat kader is onderzocht wat jongeren van nieuwsapps op smartphones vinden. De onderzoeksvraag was: wat vinden Nederlandse jongeren tussen 16 en 25 jaar van nieuwsapplicaties op smartphones? Het onderzoek richtte zicht op de plek van mobiel nieuws in het mediarepertoire van jongeren en de gebruiksvriendelijkheid van nieuwsapps voor jongeren. Aan het onderzoek deden 18 jongeren mee. Er waren drie respondentgroepen, iedere respondent evalueerde één smartphone-applicatie: die van de Nederlandse Omroep Stichting, dagblad De Telegraaf of nieuwsverzamelaar Flipboard. Het onderzoek resulteerde in een nut-gemak-model over de geschiktheid van nieuwsapps voor jongeren. De belangrijkste conclusie is dat jongeren nieuwsapps nuttig zouden vinden om achtergrondinformatie mee op te zoeken, maar nieuwsapps hier niet geschikt voor zijn. De geteste nieuwsapps zijn qua inhoud en vormgeving vooral ingericht om gebruikers op de hoogte te houden van de meest actuele en grote gebeurtenissen. Er is weinig aandacht voor ouder nieuws op nieuwsapps terwijl jongeren ook daar behoefte aan hebben. Een zoekfunctie zou de gebruiksvriendelijkheid van nieuwsapps voor het zoeken van informatie aanzienlijk verbeteren.

Zoekwoorden: mobiel nieuws, nieuwsapps, smartphones, mediarepertoires, gebruiksvriendelijkheid, jongeren, nieuwsconsumptie, publieksonderzoek.

(4)

Abstract

This study is concerned with the emerging process of news consumption though smartphones. Radio, newspapers and television have been dominating the Dutch media landscape for decades, but in the age of digitalization more and more people are consuming news through news websites and apps. Especially young people are eager users of digital media for news. Academics stated that news apps can not be compared with traditional media. However clear quality standards for mobile news apps are still missing. In that context, research was carried out on young people’s ideas and perceptions towards news apps on smartphones. What do young Dutch people aged between 16 and 25 think of news applications on smartphones? User-evaluations with interviews were used to examine young adults perceptions of mobile news apps on smartphones and the place of this relatively new news genre in their media repertoires. Eighteen people aged between 16 and 25 years old participated in this study. The research resulted in a utility/ease-of-use-model about news app use among young adults. Drawing upon literature in the areas of media repertoires, uses and gratifications theories, mobile media and usability this study identifies four possible usages of news apps among young adults. The results show that young people would find news apps useful for looking up background information, but news apps don’t meet this need for information-seeking. Current news apps - in terms of content and design - seem to be mainly useful for keeping users informed about breaking news. There is little attention for older (local) news and background information on news apps. More research on mobile news use and usability of news apps is needed in order to be able to validate the utility/ease-of-use-model and clarify the role of this particular young news genre in young adults everyday media use.

Keywords: mobile media, news apps, smartphones, media repertoires, usability, mobile news, young adults, news consumption, audience studies.

(5)

1

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

1. Theoretisch kader ...5

1.1. Publieksonderzoek ...5

1.1.1. Jonge onderzoekstraditie in een overvol medialandschap ... 6

1.1.2. Publieksperspectief wordt ondergewaardeerd ... 7

1.1.3. Behoefte aan nieuw onderzoek door verandert medialandschap en mediapubliek .. 8

1.1.4. Jongeren als nieuwspubliek ... 9

1.2. Nieuwsconsumptie ... 11

1.2.1. Nieuwsconsumptie: van vaste tijden en plaatsen naar altijd en overal ... 12

1.2.2. Redenen voor nieuwsconsumptie ... 12

1.3. Mobiele apparaten ... 16

1.3.1. De opkomst en populariteit van mobiel nieuws ... 16

1.3.2. De plaats van mobiel nieuws tussen andere nieuwsmedia ... 17

1.4. Gebruiksvriendelijkheid en vormgeving ... 21 2. Methode ... 24 2.1. De nieuwsapps ... 24 2.2. Steekproef ... 26 2.3. Onderzoeksessie ... 29 2.4. Pre-test ... 31 2.5. Toestel ... 31 2.6. Analyse ... 31

2.6.1. Eerste codeerronde: coderen en hercoderen ... 32

2.6.2. Vraagstelling ... 32

2.6.3. Tweede codeerronde: op zoek naar verbanden ... 33

4.1. Gebruiksvriendelijkheid van nieuwsapps bij het zoeken naar informatie ... 35

4.1.1. Gemiddelde scores SUS ... 35

(6)

2

4.1.3. Negatief gebruiksvriendelijkheid nieuwsapps ... 40

4.2. Vormgeving nieuwsapps ... 43

4.2.1. Positief vormgeving nieuwsapps ... 43

4.2.2. Negatief vormgeving nieuwsapps ... 47

4.3. Inhoud nieuwsapps ... 50

4.3.1. Positief inhoud nieuwsapps ………..50

4.3.2. Negatief inhoud nieuwsapps………..55

4.4. Gebruik nieuwsapps ... 57

4.5. Redenen om nieuwsapps te gebruiken ... 60

4.6. Redenen om nieuwsapps niet te gebruiken ... 63

Conclusie ... 67

Discussie ... 74

Referenties ... 75

(7)

3

Inleiding

Het gebruik van digitale media neemt al jaren toe terwijl traditionele media juist in populariteit afnemen (Sociaal Cultureel Planbureau, 2017; Reuters Institute, 2016). Nieuws werd lange tijd vooral geconsumeerd op vaste tijden en plaatsen. Het lezen van de krant s’ochtends aan de ontbijttafel en het bekijken van het journaal ’s avonds in de woonkamer zijn daar klassieke voorbeelden van. Maar academici spreken van een paradigmaverschuiving in de beschikbaarheid en het gebruik van nieuws in het dagelijks leven (Westlund, 2015). Het gaat dan om mobiel nieuws: de komst van mobiele apparaten als smartphones, tablets en laptops maken het consumeren van nieuws niet langer plaats- en tijdgebonden.

Inmiddels zijn mobiele apparaten niet meer weg te denken uit de Nederlandse samenleving. De wijdverspreide toename ervan brengt nieuwe uitdagingen voor ontwerpers van mobiele (nieuws)content met zich mee (Yu & Kong, 2016). Waar moeten zij rekening mee houden? Wat zijn de behoeften van het publiek als het gaat om mobiel nieuws? Meer onderzoek naar nieuwsbehoeftes als gevolg van de veranderingen in het media-aanbod is gewenst (Costera Meijer, 2010). Ook over de plaats van mobiele media, en specifiek mobiel nieuws tussen traditionelere media, ontbreekt informatie. In de zoektocht naar de plaats van mobiel nieuws in het mediarepertoire van jongeren en hun behoeften ten opzichte van mobiel nieuws is dit onderzoek specifiek gericht op nieuwsapps voor smartphones. Daarmee draagt dit onderzoek bij aan academische kennis over nieuwsconsumptie van jongeren, de plek van mobiel nieuws tussen traditionele media en kwaliteitskenmerken van nieuwsapps.

Jongeren zijn in het kader van nieuwsapps voor smartphones een interessante doelgroep omdat smartphones onder hen in vergelijking met oudere generaties het populairst zijn. Om jongeren van nu ook in de toekomst te kunnen blijven voorzien van kwaliteitsnieuws, zullen nieuwsorganisaties zichtbaar moeten zijn op smartphones. Omdat jongeren grotendeels met deze digitale technologie opgroeien, zullen ze er naar verwachting in de toekomst namelijk gebruik van blijven maken (Westlund & Ghersettie, 2015; Chan-Olmsted, Rim, & Zebra, 2012). Dat maakt onderzoek naar de mening van jongeren over nieuws op smartphones dus belangrijk voor de journalistieke praktijk van de toekomst. Bovendien geeft het journalistieke professionals en nieuwsappontwikkelaars van nu inzicht in de wensen van jongeren betreffende mobiel nieuws.

In dit onderzoek staan jongeren en nieuwsapps centraal. Onderzocht is wat jongeren van nieuwsapplicaties op smartphones vinden. Het gaat om een publieksonderzoek onder jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 25 jaar. Iedere respondent evalueerde één nieuwsapp: die van de NOS, De Telegraaf of Flipboard. Door drie verschillende apps te evalueren, is geprobeerd zicht te krijgen op kwaliteitskenmerken van nieuwsapps - als nieuw nieuwsgenre - volgens jongeren.

(8)

4 Het onderzoek kent twee dimensies. Allereerst is gekeken naar nieuwsapps zelf (deelvragen 1 t/m 3). Wat vinden jongeren hier positief en negatief aan? En; wat kan volgens hen verbeterd worden? Naast deze product-specifieke dimensie, heeft het onderzoek ook een externe focus: het plaatsen van nieuwsapps op smartphones, als vorm van mobiel nieuws, in het mediarepertoire van jongeren (deelvragen 4 t/m6). Gebruiken ze in hun dagelijks leven nieuwsapps, of zouden ze dat willen? Waarom wel of niet? Het is belangrijk ook hier aandacht voor te hebben. Wanneer er alleen gefocust zou worden op elementen van nieuwsapps, kan namelijk niks gezegd worden over de plaats van mobiel nieuws, specifiek nieuwsapps op smartphones, in het leven van jongeren (Hasebrink & Domeyer, 2012).

De hoofdvraag is: wat vinden Nederlandse jongeren tussen 16 en 25 jaar van nieuwsapplicaties op smartphones?

Deelvragen hierbij zijn:

1. Hoe evalueren Nederlandse jongeren de gebruiksvriendelijkheid van nieuwsapps wanneer zij informatie zoeken?

2. Hoe evalueren Nederlandse jongeren de vormgeving van nieuwsapps? 3. Hoe evalueren Nederlandse jongeren de inhoud van nieuwsapps?

4. In welke mate maken Nederlandse jongeren wel of geen gebruik van nieuwsapps op smartphones?

5. Wat zijn redenen om nieuwsapps wel te gebruiken? 6. Wat zijn redenen om nieuwsapps niet te gebruiken?

(9)

5

1. Theoretisch kader

In dit theoretisch kader wordt een beeld geschetst van de context waarbinnen de gebruikservaringen van jongeren met nieuwsapps onderzocht is. In hoofdstuk 1.2. wordt in het kader van nieuwsconsumptie aandacht besteed aan media repertoires van het mediapubliek. Geschetst wordt hoe verschillende media op dit moment gebruikt worden voor nieuwsconsumptie en wat redenen kunnen zijn om nieuws via een bepaald medium te raadplegen. Vervolgens wordt het onderzoek naar mobiele nieuwsapps in de tijdscontext geplaatst (hoofdstuk 1.3.): er is aandacht voor de opkomst en ontwikkeling van mobiel nieuws.

Omdat deze studie naar jongeren en hun ervaringen op nieuwsapps tot doel heeft meer zicht te krijgen op de plaats van nieuwsapps tussen andere media, is er ook aandacht voor theorieën over de plaats en adoptie van nieuwe technologieën tussen bestaande media. Twee modellen staan centraal: Het generation-centric (GC) and medium-centric (MC) model van Westlund en Ghersetti (2015) en het Technology Acceptance Model (TAM) van Davis (1989). In het laatste onderdeel is er aandacht voor gebruiksvriendelijkheid als graadmeter voor de kwaliteit van een nieuwsapp.

Omdat dit onderzoek publieksonderzoek betreft, start het theoretisch kader met informatie over de geschiedenis van publieksonderzoek en de toenemende aandacht hiervoor onder journalistiekwetenschappers.

1.1. Publieksonderzoek

Publieksonderzoek betreft onderzoek onder doelgroepen van, in het geval van journalistiek, nieuwsmedia. Het gaat dan bijvoorbeeld om vragenlijstonderzoek of interviewonderzoek. Doel van dergelijke onderzoeken is het krijgen van een accuraat beeld van het mediagerelateerde gedrag van mensen. Daarnaast is publieksonderzoek veel gericht op het reconstrueren van individuen hun mediagebruik binnen sociale contexten (Hasebrink & Domeyer, 2012). Hoewel publiekonderzoek veel kennis op kan leveren over het gedrag en de wensen van mediagebruikers, wordt het opvallend weinig gedaan (Hartley, 2008; Madianou, 2008; Costera Meijer, 2010). “Journalism research tends to prioritise the perspective of the producer (the professional, industry, the firm)” (Hartley, 2008, p. 680).“In de wetenschap ligt de nadruk op het analyseren van de kwaliteit van de teksten van de programma’s en de productieomstandigheden van het nieuws. Publieksonderzoek komt veel minder vaak voor.” (Costera Meijer, 2010, p. 223) Als er wel publiekonderzoek is gedaan door journalistiekwetenschappers, gaat het vaak om kwantitatieve gestandaardiseerde studies (Bird, 2011; Hasebrink & Domeyer, 2012). Veel minder vaak wordt er kwalitatief publieksonderzoek uitgevoerd. In andere vakgebieden wordt wel onderzoek gedaan naar het mediapubliek, maar deze onderzoeken focussen zich voornamelijk op entertainment en niet op nieuws (Bird, 2011).

(10)

6

1.1.1.

Jonge onderzoekstraditie in een overvol medialandschap

Dat publieksonderzoek onder academici niet populair is, heeft meerdere oorzaken. Allereerst: publieksonderzoek is een relatief jonge onderzoekstraditie. Het kan benaderd worden als een traditie binnen de active audience studies. Active audience studies kwamen pas op rond de jaren ’80 van de 20ste eeuw. Daarvoor was de dominante visie op mediapubliek lange tijd anders. De

almacht van de media theorie, die haaks staat op het gedachtengoed van de active audience studies, was decennialang dominant. Het idee heerste dat het publiek passief was en informatie die media verspreidden, klakkeloos overnam. Niet het publiek, maar de media en de effecten van media op het publiek, stonden centraal.

De almacht van de media theorie, of injectienaaldtheorie, kwam op aan het eind van de negentiende eeuw, bij de opkomst van de eerste massamedia. Aanhangers van dit gedachtengoed stellen dat media almachtig zijn doordat het publiek passief en kritiekloos informatie van hen overneemt. “De aanhangers van de almacht van de media-theorie veronderstelden dat de massamedia met hun boodschappen zo goed als iedereen bereikten. Zij gingen ervan uit dat er een direct verband bestond tussen de inhoud van de boodschap, zoals door de zender verstuurd, en de invloed daarvan op de ontvanger. Het beïnvloedingsproces zou lineair in één richting verlopen, namelijk van de zender naar de ontvanger, zonder interveniërende factoren of filters die de boodschap zouden kunnen vertekenen. De ontvanger werd geacht niet alleen in staat en bereid te zijn al deze boodschappen op te nemen, maar ook de inhoud van de boodschap passief en kritiekloos over te nemen” (Boer & Brennecke, 2009, p. 17).

Maar het idee dat media almachtig zijn en ontvangers passief en kritiekloos, lijkt achterhaald. Waar in de eerste helft van de twintigste eeuw het massamedia-aanbod zich beperkte tot enkele radiozenders en televisiekanalen, is het media-aanbod anno 2017 namelijk groter dan ooit tevoren. Via digitale- en satelliettelevisie zijn er tientallen, zo niet honderden, zenders via een televisietoestel te bereiken. Daarnaast is er vanaf de jaren ’90 een massamedium bijgekomen, het internet: online, via websites en apps, vinden mensen snel hun weg naar nieuws. Er lijkt sprake te zijn van een “media overload”.

De “macht” ligt hierdoor veel minder bij één of enkele zender(s) van het nieuws. Sterker nog, consumenten hebben misschien wel meer macht dan de nieuwszenders. Zij kiezen immers uit alle beschikbare nieuwsbronnen een of enkelen die ze raadplegen en bepalen dus min of meer ook het bereik van deze bronnen. Ook gaan gewone burgers met journalisten in gesprek. Bijvoorbeeld via reacties op nieuwsberichten of mails naar redacties. Daarnaast verzorgen consumenten ook in veel gevallen een groot deel van de verspreiding van nieuwsitems. Via sociale media kunnen items bijvoorbeeld razendsnel door nieuwsconsumenten gedeeld worden.

(11)

7 Deze ontwikkeling op het gebied van media en communicatie lijken een paradigmaverschuiving met zich mee te brengen. Waar aan het begin van de twintigste eeuw, de almacht van de media-theorie steeds dominanter werd, lijkt Hall’s encoding/decoding model (Hall, 1980) tegenwoordig steeds meer de standaard voor mediaonderzoek. Het publiek is volgens dit model niet een eindpunt, maar een onderdeel van het communicatieproces. Waar de almacht van de media-theorie veel macht toeschrijft aan de zenders en weinig aan de ontvangers van boodschappen, gaf Hall een gerelativeerd beeld: media zijn niet oppermachtig. Een mediaboodschap kan door verschillende personen namelijk verschillend geïnterpreteerd worden. Hoe een persoon een boodschap interpreteert en wat hij of zij vervolgens met die boodschap doet, is onder andere afhankelijk van zijn of haar culturele achtergrond, economische positie en persoonlijke ervaringen.

Het is vanuit die gedachte dan ook belangrijk om het mediapubliek te ondervragen. “If we begin tracing audiences in our field we find that the conceptual and empirical appearance of audiences and their interpretative work in the study of communication was a significant moment for communication theory because it helped balance a conversation on the impact of the media on an unthinking audience by irreversibly establishing an interpretative, critical and sometimes resistant viewer who decodes media content using a variety of symbolic resources.” (Das, 2017, p.8.) Met “symbolic resources” doelt Das (2017) op de sociaal-culturele context waarbinnen een individu verkeert. Wat zijn iemands ervaringen en overtuigingen? Dat soort zaken bepalen voor een groot deel het referentiekader waarbinnen nieuwe informatie ontvangen en begrepen wordt. Publieksonderzoek geeft zicht op hoe nieuwsconsumenten media en mediacontent gebruiken en, binnen hun eigen referentiekader, waarderen. Publieksonderzoek levert op die manier waardevolle informatie voor nieuwsorganisaties die in een overvol medialandschap streven naar duurzame consumentenrelaties.

1.1.2.

Publieksperspectief wordt ondergewaardeerd

Hoewel het mediapubliek ten opzichte van de media zelf steeds meer macht lijkt te krijgen, blijft publiekonderzoek beperkt. Onderzoekers blijven terughoudend met het peilen van de meningen en ervaringen van publieksgroepen. Die terughoudendheid kan volgens Irene Costera Meijer (2010) voortkomen uit het negatieve beeld dat professionals en wetenschappers hebben bij publieksonderzoek. Ze zijn geneigd impliciet of expliciet het (journalistieke) kwaliteitsperspectief op te vatten als onverenigbaar met het publieksperspectief. “Rekening houden met het publiek zou automatisch kwaliteitsverlies inhouden.” (Costera Meijer, 2010, p. 223) Die terughoudendheid van journalistiekwetenschappers is een tweede reden voor de relatieve impopulariteit van publieksonderzoek. Maar het idee dat meegaan in de wensen van het publiek leidt tot vervlakking van nieuws, heeft volgens Costera Meijer (2007, p.113) kritische reflectie nodig.

(12)

8 De pessimistische houding zorgt er nu nog voor dat het publieksperspectief blijft ondergewaardeerd. Maar is er echt een kloof tussen het publiek en de journalistieke professionals? Voordat men kan stellen dat journalistieke kwaliteitskenmerken onverenigbaar zijn met de wensen van het publiek, moeten kwaliteitskenmerken van nieuwsmedia, uit het oogpunt van de makers én het oogpunt van de gebruikers duidelijk zijn. Op macroniveau zijn die kwaliteitsstandaarden vanuit het oogpunt van journalisten enigszins bekend. Voorbeelden zijn: het brengen van onafhankelijke, feitelijke en betrouwbare informatie. Uit onderzoek van Costera Meijer (2007) bleek dat die journalistieke waarden niet altijd botsen met de wensen van een jong publiek zoals door academici misschien wel eens gedacht wordt. Ze concludeerde dat “conventional news values - independence, factuality and trustworthiness - continue to be valid more than ever” (Costera Meijer, 2007). Publieksonderzoek is wenselijk om meer te weten te komen over de precieze wensen van publieksgroepen ten opzichte van bijvoorbeeld verschillende media.

Sterker nog, publieksonderzoek is van fundamentele betekenis voor de kwaliteit van zowel journalistiekwetenschap als de professionele praktijk, stelt Costera Meijer (2010). Ook Bird (2011) benadrukt dat het belangrijk is om de nieuwsconsumptie bij het publiek te onderzoeken. Publiekonderzoek is volgens haar belangrijk om traditioneel journalistieke vraagstukken "such as whether the ‘message is clearly understood’”, te kunnen beantwoorden (Bird, 2011, p. 491). Bovendien kan door middel van publieksonderzoek, achterhaald worden hoe de manieren waarop nieuworganisaties nieuws verspreiden (de perspectieven en onderwerpen die aan bod komen) door verschillende publieksgroepen ontvangen worden (Costera Meijer, 2010, p. 226).

1.1.3.

Behoefte aan nieuw onderzoek door verandert medialandschap

en mediapubliek

Sinds de digitalisering lijkt de interesse voor publieksonderzoek gestaag toe te nemen. Daarvoor zijn twee redenen aan te wijzen: het mediapubliek is veranderd én het medialandschap ook. Het mediapubliek van nu verschilt met het publiek van dertig jaar geleden stelt Costera Meijer (2010). “De nieuwsgebruiker is zelfbewuster geworden en neemt niet langer genoegen met wat er aangeboden wordt, maar stelt nadere eisen aan de journalistiek. Andere nieuwsmedia (nieuwssites, Twitter, journalistieke blogs, etc.) maken andere nieuwsbehoeftes mogelijk.” (Costera Meijer, 2010, p. 224) De behoeften van het publiek zijn (wellicht) veranderd. Er is behoefte om deze “nieuwe” nieuwsbehoeften van dit kieskeurige mediapubliek inzichtelijk te krijgen.

Een tweede reden voor de groeiende interesse in publieksonderzoek is dat nieuwe nieuwsvormen niet meer te vergelijken zijn met traditionele. Het medialandschap is als gevolg van digitalisering de afgelopen decennia sterk veranderd (meer over deze veranderingen is te lezen in hoofdstuk 1.3.). Dit heeft gevolgen voor de manier waarop nieuws geconsumeerd wordt (Costera Meijer, 2010, p. 224). Nieuwsconsumptie via de televisie of krant is niet te vergelijken met nieuws dat

(13)

9 geconsumeerd wordt op de mobiele telefoon: “the hyperreader clicking through links on an online article departed conceptually from ‘traditional’ readers flicking through pages in a library with a kind of rapidity, it would seem, that could not be mapped quite so easily on to parallel comparisons – between readers turning pages in a library and those turning channels on the remote at home.”(p. 3) Oftewel: nieuwe media worden anders gebruikt dan traditionele media.

Ranjana Das (2017) deed onderzoek naar de veranderingen in publieksonderzoek tussen 2004 en 2014. Net als Costera Meijer (2010) en Bird (2011) stelt zij dat de manier waarop nieuws geconsumeerd wordt, in tien jaar tijd drastisch veranderd is. Zij noemt de periode dan ook een “decade of transformations” en stelt dat journalistieke concepten opnieuw bevraagd zouden moeten worden. “One where the very form, and shape, of mediated communication so profoundly questioned concepts that had laid quite happily at the heart of all prior changes in mediated communicative conditions” (p. 4). Costera Meijer (2010) trekt in haar betoog eenzelfde soort conclusie. Ze stelt dat journalistiekwetenschappers de kwaliteiten van nieuwe journalistieke genres en de bijbehorende vormen van kijk- en lees- en gebruiksplezier aan het licht dienen te brengen (Costera Meijer, 2010, p. 229). In dat kader wordt nu onderzoek gedaan naar de ervaringen van jongeren op mobiele nieuwsapps. .

1.1.4.

Jongeren als nieuwspubliek

Jongeren vormen met uitstek een interessante onderzoekspopulatie voor onderzoek naar nieuwe journalistieke genres als mobiele nieuwsapps. Ten eerste omdat ze voor nieuwsorganisaties een doorgaans moeilijk te bereiken publieksgroep zijn. Tegelijkertijd maken ze dagelijks enorm veel gebruik van hun mobiele telefoons. Liggen daar kansen voor nieuwsorganisaties?

Jongeren zijn gevoelig voor de manier waarop informatie gebracht wordt

Daarover verschillen de meningen. Sommige onderzoekers zijn hier pessimistisch over. Zij menen dat het grootste gedeelte van de jongeren überhaupt niet geïnteresseerd is in nieuws. Zo stelt Patterson (2007) dat jonge mensen “are attracted disproportionately to stories that have little or no public affairs content” (Patterson, 2007, zoals geciteerd in Marchi, 2012). Uit onderzoek van Costera Meijer (2007) blijkt inderdaad dat jongeren nieuws vaak saai vinden. Maar het is niet zo dat jongeren “public affairs content” negatief waarderen. In tegenstelling, serieus nieuws wordt door jongeren positief gewaardeerd (Costera Meijer, 2007). En dat is interessant. Het lijkt hier namelijk, in tegenstelling tot Pattersons stelling, niet per se te gaan over saaie inhoud, maar een saaie presentatie van nieuws.

Jongeren tot 20 jaar maken minder onderscheid tussen echt nieuws en ander nieuws, maar lijken vooral gevoelig te zijn voor de manier waarop nieuws gebracht wordt. Hun voorkeur gaat uit naar nieuws dat gebracht wordt op een niet saaie, “entertaining” of “tasty”, manier. Costera Meijer

(14)

10 (2007, p. 109) stelt: “The information from programs such as What Not to Wear, Top Gear or Changing Rooms and the information from NOS News have equal significance to this group. Information does not have to be ‘‘only informative and hence grey and boring,’’ but can be tasty.” Het onderzoek van Costera Meijer (2007) resulteerde in een opmerkelijke kijkparadox : “serieus” nieuws is wel iets dat jongeren graag ontvangen, maar ze gaan het niet automatisch bekijken. Dit terwijl jongeren aangeven niet-serieus nieuws - light news - niet te waarderen, maar er wel naar kijken (Costera Meijer, 2007). Hun tevredenheid over en zelfs interesse in nieuws leidt dus niet automatisch tot het kijken ervan en omgekeerd, hun minachting voor “light news” belemmert ze niet om wel naar dat soort programma’s te kijken.

Op basis van haar onderzoek, stelt Costera Meijer (2007) dat nieuwsmedia met nieuwe kwaliteitsstandaarden moeten komen over hoe nieuwsformats aantrekkelijk zijn voor jongeren. Daarvoor is het niet nodig vast te houden aan bestaande kwaliteits-indelingen, dergelijk onderscheid zouden jongeren namelijk niet maken. Costera Meijer (2007, p. 112-113) verwoordt het zo: “If newspapers, news programs, current affairs programs and opinion magazines are to cater to the imagination of young people they need to be prepared to move beyond the conventional contradiction between quality and popularity, private and public sphere, emotions and reason, autonomy and situatedness. This means that journalists need to be aware that conventional quality standards as such have little appeal to young individuals because they identify them as boring. In other words, quality information will have to be defined in new ways.”

Internet belangrijkste nieuwsbron

Dat er een nieuwe kwaliteitsstandaarden zouden moeten komen, heeft ook te maken met de observatie dat jongeren (in de 21ste eeuw) andere media gebruiken dan voorgaande generaties

(Costera Meijer, 2007; Martin, 2008; Bird, 2011). Uit recente cijfers blijkt dat het internet, tegenwoordig de belangrijkste nieuwsbron voor jongeren is. “We know that newspaper reading and TV news viewing are declining, as younger generations are abandoning both and turning to the Internet” (Bird, 2011, p. 493).

De rol van de mobiele telefoon is daarbij, zoals gezegd in de introductie van dit hoofdstuk, groot. Zo blijkt dat veel personen tussen de 18 en 34 jaar oud, eerder de smartphone pakken voor het nieuws dan elke andere bron (Pew Research Center, 2012; zoals genoemd in Shim et al., 2015, p. 4). In overeenstemming met het Pew Research Center, stellen Ghersetti & Westlund (2016) dat mensen geboren na 1975 (DotNets) hun mobiele telefoon vaker gebruiken voor nieuws dan alle andere leeftijdsgroepen (p.10). 44% van de DotNets gebruikt de mobiele telefoon voor nieuws. Ook uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) (2017, p. 10) blijkt, dat vooral jongvolwassenen (20-34 jaar) gretige gebruikers van nieuwsites/-apps zijn. 65% van de jongvolwassenen bezoekt nieuwswebsites-/apps.

(15)

11

Snack nieuws en slow nieuws

Wanneer we inzoomen op het gebruik van nieuwsapps, lijkt her erop dat apps vaak kort tussen andere activiteiten door geraadpleegd worden om snel op de hoogte te zijn van recente ontwikkelingen. Dat blijkt onder andere uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (2017). Bezoeken duren in de meeste gevallen korter dan 5 minuten (Sociaal Cultureel Planbureau, 2017, p. 10). Costera Meijer (2007) noemt deze korte bezoekjes “news snacking”. Ze definieert het als volgt (p. 112): “quickly checking the headlines out of a desire to be on top of the main issues in the news.” “Onder nieuws snacken verstaan wij dat jongeren even koppen snellen en van alle belangrijke kwesties op de hoogte willen zijn, niet om zoals bij ouderen ‘op de hoogte te zijn’ (informatie om geïnformeerd te zijn), maar om ‘mee te kunnen praten’ ( informatie in dienst van communicatie)”, schreef Costera Meijer eerder in haar boek over de toekomst van het nieuws, waar ze hetzelfde onderzoek beschrijft (2006, p.82). Een andere benaming voor snack niews is “fast news” (Keightley & Downey, 2017). “Snack nieuws is vaak nieuws dat zich goed leent om met anderen over te praten” (Costera Meijer, p. 82)

Tegenover snack nieuws plaatst Costera Meijer (2006 & 2007) slow nieuws. “Snack nieuws zorgt ervoor dat jongeren kunnen meepraten, maar voor een echt gesprek heb je slow nieuws nodig” (Costera Meijer, 2006, p. 82). “Slow news is about getting a multidimensional picture of a story from political, personal, social and economic perspectives and not just one version or interpretation.” (Costera Meijer, 2007, p. 112) Jongeren hebben volgens Costera Meijer behoefte aan slow nieuws als ze een volledig beeld willen krijgen, het hele verhaal willen horen van aanleiding tot afloop van een gebeurtenis. Slow nieuws is vaak langer dan snack nieuws. Een duidelijke verhaallijn (narrative) is dan, in tegenstelling tot bij snack nieuws, heel belangrijk. “Door een duidelijke spanningsboog (evenwicht, verstoring, afronding) worden jongeren in het verhaal getrokken ” (Costera Meijer, 2006, p. 87). .

1.2. Nieuwsconsumptie

Jongeren lijken veel gebruik te maken van hun smartphones. Maar dit is waarschijnlijk niet het enige medium dat ze gebruiken. Daarom is het belangrijk om nieuwsapps, als vorm van mobiele media, te evalueren in de mediacontext. Het gaat dan om de plaats van mobiele telefoons tussen andere media die individuen regelmatig gebruiken. Alle media die iemand regelmatig gebruikt, bijvoorbeeld de telefoon, televisie en krant, vormen samen het mediarepertoire van die persoon. Maar er is meer: “The media repertoire of a user is not just the mere sum of different media he or she uses, but a meaningfully structured composition of media” (Hasebrink en Domeyer, 2012, p. 759). Het volstaat dus niet te weten of een medium gebruikt wordt. Om de echte waarde van een medium voor individuen te weten, is het ook van belang na te gaan hoe en in welke context een medium, in dit geval een nieuwsapp op een smartphone, gebruikt wordt. In de volgende paragrafen wordt geschetst hoe een repertoire aan (nieuws)media in het verleden gebruikt werd en in de

(16)

12 toekomst gebruikt kan worden. In het laatste onderdeel zullen redenen voor het raadplegen van nieuws uitgelicht worden. .

1.2.1.

Nieuwsconsumptie: van vaste tijden en plaatsen naar altijd en

overal

Van oudsher heeft nieuws een vaste plaats binnen huishoudens (Gauntlett & Hill, 1999; Madianou, 2009). Zo werd de krant idealiter in de ochtend, meestal tijdens het ontbijt, gelezen en het journaal in de woonkamer bekeken, meteen na het eten (Van Damme et al., 2015). Televisienieuws kijken was een belangrijk onderdeel van mensen hun dagelijkse routine (Madianou, 2009). Dat is het voor veel mensen nog steeds, blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau. “Met uitzendingen rond 20:00 uur dragen de journaals bij aan de concentratie van aandacht voor nieuws” (Sociaal Cultureel Planbureau, 2017). Ongeveer een kwart van de Nederlandse bevolking kijkt op de piek van 20:00 uur nieuws op televisie. Nieuws consumeren “is not just something that we do, it is something we do in a particular place”, stelt Peters (2012, p. 689).

Maar onderzoekers moeten steeds meer rekening houden met “volatiele” plaatsen en tijden waar(op) nieuws geconsumeerd wordt (Van Damme et al., 2015). “Being a media audience member is basically what people do continually” (Bird, 2011, p. 503). De gebruiker van een nieuwsapp is voor nieuwsconsumptie niet gebonden aan vaste tijden of plaatsen, maar gebruikt de mobiele telefoon waar hij of zij maar wil. Dat blijkt onder andere uit onderzoek van Struckman en Karnowski (2016): “Considerable amount of mobile decive usage happens at home (42%), in transit (29%), in work-related environments (16%), and also out-of-home (9%)” (p. 315). Caronia (2005) verwijst hierna met de woorden ‘no-where places’ en ‘no-when times’.

De verschuiving van vaste tijden en plaatsen voor nieuwsconsumptie naar altijd en overal, lijkt samen te hangen met groeiende populariteit van mobiel nieuws: doordat mobiele apparaten altijd en overal te gebruiken zijn, raadplegen mensen nieuws letterlijk overal en op elk moment (Westlund, 2015, p. 155). “These fragmented use patterns in fluid contexts allow for a unique fill-the-gaps approach to media consumption” (Van Damme et al., 2015, p. 4). Op deze ontwikkeling wordt in hoofdstuk 2.3. verder ingegaan. .

1.2.2. Redenen voor nieuwsconsumptie

Nieuws kan dus altijd en overal geraadpleegd worden, maar waarom wordt een specifiek nieuwsmedium door een iemand geraadpleegd? Wat zijn de achterliggende redenen achter ons nieuwsgebruik? Dit onderzoek richt zich specifiek op jongeren tussen de 16 en 25 jaar. Zouden nieuwsapps bij het nieuwsconsumptiegedrag van jongeren passen? Waarom wel of niet? Het

(17)

13 beantwoorden van deze vragen begint met zicht krijgen op de redenen achter het nieuwsgebruik van jongeren. Waarom raadplegen zij het nieuws? In het bredere kader van nieuwsconsumptie zijn daar twee paradigma’s in te onderscheiden: het doelgericht raadplegen van nieuws vanuit een bepaalde behoefte en habitueel gebruik van nieuwsmedia.

Behoeftebevrediging

De uses and gratifications theorie veronderstelt dat men gebruik maakt van een bepaald medium om een bepaalde behoefte (use) te bevredigen (gratification). Met andere woorden: media worden gebruikt met een bepaald doel. De gebruiker heeft een beweegreden voor zijn of haar specifieke mediagebruik. Littlejohn en Foss (2011) verwoordden het zo: “Uses and gratifications theories assume that audiences are active and goal directed. Audience members are largely responsible for choosing media to meet their own needs, and media are considered to be only one factor contributing to meeting needs. In this approach to media, then, audiences members are assumed to have considerable agency: they know their needs and how to gratify those needs” (p. 351). Het gaat hier om actieve mediaselectie: niet de zender, maar de gebruiker bepaalt wat en via welk medium hij of zij een boodschap consumeert.

Welke media nieuwsconsumenten waarvoor raadplegen, hangt af van de behoefte die zij hebben. De behoeften van individuen ten opzichte van media hangen erg af van de sociale context waarin iemand zich bevindt en de individuele levensstijl van die persoon, lijken Hasebrink & Domeyer (2012) te concluderen aan de hand van een pilotstudie. Ze geven een voorbeeld van een jonge studente die ook een professionele positie heeft (p.770): “She seems to successfully combine two worlds, the life of a young sociable student who enjoys the flexibility and light-heartedness of the student’s milieu on the one hand and the life of a career-oriented professional. It is with a high degree of selfconfidence that she describes her corresponding media repertoire, which includes a combination of ‘girlie’-like television series on the one hand and regularly reading a subscribed quality newspaper and watching television news, particularly for information on politics, economy, and finance.” De meisjesachtige televisieseries worden geraadpleegd vanuit een andere behoefte dan die de behoefte achter het raadplegen van kranten. Wellicht kijkt de studente naar televisieseries voor ontspanning terwijl ze het nieuws via kranten en televisie volgt omdat die informatie raakt aan het werkveld waar ze wil gaan werken. De studente heeft behoefte aan kennis op het gebied van politiek, economie en financiën.

Behoefte aan kennis, zelfontplooiing, kan een reden zijn om nieuws te raadplegen. Maar er zijn nog veel meer behoeften die ten grondslag kunnen liggen aan nieuwsconsumptie (Shim, Han, Lee en Go, 2015, p. 8; Lee & Chyi, 2014). Zoals gezegd kunnen deze per individu verschillen. Lee en Chyi (2014, p. 708) noemen vanuit hun literatuuronderzoek een aantal: “Studies find that audiences often use news to fulfill their need to know, to survey what is going on in the world, to keep up with the way the government performs its functions, to fulfill their need for entertainment and relaxation, for the purpose of opinion formation affirmation or avoidance, and for its social values

(18)

14 (i.e., to have something to talk about with others).” Lee (2013) plaatst verschillende motivaties voor het consumeren van nieuws in vier categorieën: information-driven, entertainment-driven, social-driven, and opinion-driven.

Behoefte aan informatie zoeken

Als het gaat om nieuwsconsumptie via specifiek mobiele apparaten, blijkt dat “informatie zoeken” een belangrijke reden is om nieuws via de telefoon op te zoeken (Shim, Han, Lee en Go, 2015; Weis, 2003). Shim, Han, Lee en Go (2015) deden onderzoek naar redenen om nieuws via mobiele media te raadplegen. Op basis van literatuuronderzoek stelden ze voorafgaand aan hun analyse de volgende hypothese: “People who have social utility motivation for accessing mobile news are more likely to consume news via SNS on mobile phones, while those who have information-seeking motivation are prone to access news via mobile news applications that allow users to seek and access a wide variety of information freely based on their preferences” (p. 10). Het onderzoek van Shim, You, Lee en Go (2015) bevestigde inderdaad dat het “informatie zoeken” een belangrijke reden is om mobiele nieuwsapps te gebruiken.

Maar ook worden sociale media in geval van het zoeken naar informatie via de telefoon geraadpleegd: “The finding shows that information seeking influenced both mobile news apps use and social media news use on mobile phones” (Shim, Han, Lee en Go, 2015, p.19). Maar “social utility”, het willen verbeteren van de sociale relaties, blijkt geen voorspeller van het gebruiken van sociale netwerksites (SNS’s) of nieuwsapps voor nieuws te zijn. (p. 19). Weis (2013) onderzocht waarvoor jongeren nieuws en locatiegebasseerde diensten raadplegen. Meer dan 1500 studenten (vanaf 18 jaar) vulden een vragenlijst in. Ook uit dit onderzoek bleek dat er vaak naar informatie gezocht wordt via de mobiele telefoon. Zo scoort “Go online for information or news about local community” met 66,7% erg hoog. Ook werden apps gebruikt om locaties op te zoeken en “het weer” te checken.

De onderzoeken van Weis (2013) en Shim, Han, Lee en Go (2015) doen sterk vermoeden dat mobiele telefoons/smartphones relatief veel gebruikt worden om nieuws op te zoeken. Hier lijkt sprake te zijn van een nieuwe vorm van nieuwsconsumptie waarin niet de zender, maar de ontvanger van nieuws het onderwerp bepaalt waarover hij of zij informatie krijgt. Dat is een verschil met hoe massamedia - kranten, radio en televisie - tot nu toe gebruikt werden voor nieuwsconsumptie. Bij deze media zijn nieuwsconsumenten nog altijd afhankelijk van het aanbod van de zender. De ontvanger van informatie, de nieuwsconsument, had een zekere keuzevrijheid, maar deze was beperkter dan de keuzevrijheid die iemand heeft met een smartphone. Neem bijvoorbeeld de televisie. Iemand kan een zender en programma kiezen. Hij of zij kijkt dat programma vervolgens. Er is via analoge televisie (meestal) geen mogelijkheid om een gedeelte over te slaan of een specifiek onderdeel uit het programma te selecteren en te bekijken. Daarentegen lijken gebruikers van een mobiele telefoon dus actief items te zoeken en te selecteren waarover ze meer informatie willen ontvangen.

(19)

15

Habitueel gebruik van media

Maar is er altijd sprake van “actieve mediaselectie”? LaRose (2010) stelt van niet: “By stressing active media selection, uses and gratifications (UGs) research seemingly ignores media habits,” zegt hij (LaRose, 2010, p. 206). Gewoonten (habits) lijken geen plaats te hebben binnen het moderne gedachtengoed van de uses-and-gratifications-benadering. Toch is niet al het mediagebruik beredeneerd, stelt LaRose. Hij noemt bijvoorbeeld het kijken naar de televisie. Dat wordt vaak gedaan, omdat het een gewoonte is (Greenberg 1974, zoals genoemd door LaRose, 2010). De gebruiker heeft dan niet actief een beredeneerde keuze gemaakt dit te doen, maar maakt, zo stelt LaRose, deze keuze onbewust, passief.

Hoewel er in verschillende UG-modellen indirect rekening gehouden wordt met gewoonten, wordt er geen rekening gehouden met de optie dat gewoonten direct invloed hebben op het mediaconsumptiegedrag. Maar de directe relatie van “habits” op mediaconsumptie zijn volgens LaRose wel bewezen in meer recentere studies. “The habit/pass-time dimensions were often significant predictors of media consumption” (p. 209).

Een klassieke studie die deze uitspraak ondersteunt, is Berelson’s onderzoek “What missing the newspaper means”. Hij onderzocht in 1945 wat het voor mensen betekende dat ze hun krant moesten missen vanwege een krantenstaking. Bird (2011, p. 491) vat de uitkomsten als volgt samen: “the loss was less about missing specific information and more about an interruption in their daily schedule, and a sense of being disconnected from public discourse”. Mensen bleken de krant dus in eerste instantie niet te lezen omdat ze bang waren specifieke informatie te missen, maar het lezen van de krant was een dagelijkse gewoonte. Ook Ghersetti en Westlund (2016) erkennen gewoonten als indicator van mediaconsumptie.

In een model (afbeelding 1) laat LaRose (2010) zien welke constructen volgens hem direct invloed hebben op mediaconsumptie. Het hebben van een bewust doel, is daar slechts één van. Een andere voorspeller van mediaselectie, volgens LaRose (2010) zijn de gewoonten. LaRose (2010) verwijst hiernaar met de term “media habits”. Hij houdt in zijn uiteenzetting over dit onderwerp de definitie van Verplanken en Wood (2006) aan. Zij definieerden media habits als “a form of automaticity in media consumption that develops as people repeat media consumption behavior in stable circumstances” (p. 194). Uit onderzoek van Newell (2003, zoals aangehaald door LaRose, 2010, p. 208) bleek dat gewoonten, meer dan bewust zoeken naar behoeftebevrediging, determinanten te zijn voor mediaconsumptie.

De determinanten die volgens LaRose (2010) invloed hebben op het mediaconsumptiegedrag van mensen zijn in afbeelding 1 weergegeven. Het gaat om: conscious intentions, wanneer er sprake is van een duidelijk doel; self regulation, de hoeveelheid tijd die beschikbaar is; en habit strength, wat iemand gewoon is en de sterkte van deze gewoonte(n).

(20)

16 Afbeelding 1

Weergave van de determinanten van mediaconsumptie in geval van het hebben van een gewoonte (LaRose, 2010, p. 213)

1.3. Mobiele apparaten

Technologische ontwikkelingen hebben grote invloed op de manier waarop nieuws geconsumeerd wordt. Digitalisering van informatie en de opkomst van het internet veranderden hoe nieuwsconsumenten het nieuws ontvangen: nieuws kon door middel van internet-technologie met een enorme snelheid verspreid worden. In lijn met deze ontwikkeling is er de afgelopen decennia een enorme toename geweest van het aantal apparaten en (online) platformen waarop nieuws ontvangen wordt. Voorbeelden daarvan zijn de groeiende populariteit van sociale media voor nieuws en de ontwikkeling van mobiele apparaten als smartphones (Reuters Institute, 2016). De populariteit daarvan steeg na de komst van touchscreen-mobieltjes enorm (Westlund, 2003). Dat is ook bij nieuwsorganisaties niet onopgemerkt gebleven. “Major media companies are investing more resources into creating new ways of reaching news audiences via mobile platforms” (Chan-Olmsted, Rim, & Zebra, 2012, p. 126) Zij proberen met mobiele websites en nieuwsapplicaties voor smartphones in te spelen op het toenemende smartphonegebruik. .

1.3.1.

De opkomst en populariteit van mobiel nieuws

Om de ontwikkeling van specifiek nieuwsapplicaties (apps) op de smartphone goed te begrijpen, is het belangrijk de ontwikkeling van mobiel nieuws te kennen. Mobiele nieuwsapps op smartphones zijn namelijk een vorm van “mobile news publishing”. Mobiele nieuwsconsumptie, het ontvangen

(21)

17 van nieuws op ‘no-where places’ en ‘no-when times’ (Caronia, 2005), is een ontwikkeling van de afgelopen twee decennia.

Onder de brede betekenis van het begrip “mobiel nieuws” vallen alle nieuwsmedia die niet afhankelijk zijn van specifieke plaatsen of tijden. Ook kranten en draagbare radio’s kunnen strikt genomen gezien worden als mobiele nieuwsmedia. Maar in dit onderzoek wordt de benadering van “mobiel nieuws” van Ghersetti en Westlund (2016) aangehouden. Zij stellen dat de term “mobiel nieuws” doorgaans niet te maken heeft met traditionele media, maar “The concept is normally coined for contemporary media such as laptops, cell phones and tablets” (Ghersetti & Westlund, 2016, p. 2).

Westlund (2003, vanaf p. 8) beschrijft de opkomst van mobiel nieuws via de telefoon. Hij omschrijft, dat al in 2000 een aantal nieuwsmedia in de westerse wereld zogenaamde SMS- en MMS berichten verstuurden om smartphonegebruikers op de hoogte te stellen van nieuws. Afrikaanse landen volgden vanaf ongeveer 2006. Voor veel SMS-services moest betaald worden. Met de komst van het internet op de mobiele telefoons veranderde dat. De mobiele nieuwsdiensten konden vaak “free of charge” aangeboden worden.

Traditionele websites konden via de smartphone pas in 2006 geopend worden. Tot die tijd werd nieuws bekeken op webbrowsers voor de mobiele apparaten. In 2007 brachten Dagens Nyheter, een Zweedse krant, en Nokia samen een mobiel apparaat mét (internet) krantenabonnement op de markt (p. 10). Ontwikkelingen in de hardware en software van mobiele apparaten door onder andere Apple en Android leidden uiteindelijk tot de komst van appstores en nieuwsapps zoals we die vandaag de dag kennen.

Inmiddels zijn smartphones overal. “Mobile media have gained significant usage everywhere in everyday life” (Westlund, 2013, p.7). Daardoor wordt ook nieuws steeds vaker via mobiele apparaten geconsumeerd. Volgens Westlund (2003) is die grote toename van mobiele nieuwsconsumptie gekomen na de komst van dunne smartphones met touchscreen. Mobiel nieuws heeft invloed op de manier waarop nieuws geconsumeerd wordt. “The social, cultural, and technological phenomenon of mobile news is an important area of mobile media development, marking a paradigmatic shift in the accessibility and use of news in everyday life” (Westlund, 2015, p.153). Waar traditionele media als krant en televisie vaak aan gezette tijden en contexten gebonden zijn, zijn mobiele media dat namelijk niet.

1.3.2.

De plaats van mobiel nieuws tussen andere nieuwsmedia

Wat is de plaats van deze nieuwe mobiele media tussen alle bestaande nieuwsmedia? Dat is nog onduidelijk. Westlund (2015, p. 154) omschrijft in het kader van nieuwsconsumptie en -media twee

(22)

18 modellen. Enerzijds bespreekt hij de medium-centric theorie, die veronderstelt dat een nieuw medium een bestaand medium verdringt. Anderzijds wijdt hij uit over de user-centric theorie, die stelt dat traditionele en bestaande media elkaar aanvullen. Het is interessant om het gebruik van nieuwsapps door jongeren te bekijken en met die informatie aan het einde van dit onderzoek te reflecteren op deze modellen. Is de theoretische gedachte achter (één van) deze modellen ook van toepassing op hoe jongeren nieuwsapps op een telefoon zouden gebruiken?

Medium-centric theorie

Het eerste mediamodel dat Westlund bespreekt is de medium-centric theorie. Deze theorie gaat ervanuit dat een nieuw medium een ander medium verdringt of zelfs vervangt. Het zou dan betekenen dat mobiele media, niet-mobiele media onnodig maken. Chan (2015, p.180) legt de kern van dit gedachtengoed helder uit: “Because there is only a certain amount of time per day to access the media, the adoption and use of a new media channel for news will likely lead to the gradual displacement of another media in the short term and even complete displacement in the long run.”

Duits onderzoek onder studenten (zware gebruikers van mobiele media en nieuws) doet vermoeden dat het gebruik van mobiele media inderdaad leidt tot verdringing van traditionele apparaten. Dit zijn apparaten die van oudsher op vaste plaatsen en tijden geraadpleegd werden. Mobiele media zouden voornamelijk vervangers zijn voor kranten. De onderzoekers verwoorden het zo: “For example, radio news still commands superiority in a car environment, and television usage is heavy at home in the evening hours. In situational terms, print newspaper seems to be the most threatened by substitution through mobile and digital devices” (Struckmann & Karnowski, 2016, p. 315). Mediapsychologen Ard Heuvelman, Bob Fennis en Oscar Peters (2011) zien dat ook in Nederland vooral de gedrukte media van de nieuwe media te lijden hebben. “De oplage van kranten neemt af.. Er is ook een aanzienlijke daling van de tijd besteed aan het lezen van kranten te zien”, zeggen ze (p.165). Toch denken de mediapsychologen niet dat door nieuwe internetmedia, oude media binnenkort volledig verdwijnen. “Dat is hoogst onwaarschijnlijk. De opkomst van radio heeft de gedrukte media niet doen verdwijnen; de opkomst van televisie heeft niet ervoor gezorgd dat krant en radio wegkwijnden. Al die media hebben hun kwaliteiten bewezen. En ook de sterke opmars van het internet zorgt tot op heden niet ervoor dat de oudere media het loodje leggen.” (Heuvelman, Fennis, & Peters, 2011, p. 165)

User-centric theorie………

Mobiele apparaten lijken andere media (voorlopig) dan wel niet volledig te vervangen, toch loopt het gebruik van traditionele media wel terug. Uit recent onderzoek blijkt, dat nieuwsontvangers vaak verschillende media gebruiken, maar dat, alles bij elkaar opgeteld, er steeds minder tijd wordt besteed aan traditionele media en de mobiele telefoon steeds vaker gebruikt wordt om nieuws online te raadplegen. Vanuit de medium-centric approach zouden deze ontwikkelingen gezien

(23)

19 kunnen worden als een “gevaar” voor bestaande media. Uiteindelijk zou het namelijk leiden tot verdringing van media. Aanhangers van de user-centric theorie zien dat anders.

Volgens hen kunnen media, traditionele en nieuwe, elkaar aanvullen in het brengen van nieuws. Mobiele media en niet-mobiele media zouden dan naast elkaar bestaan. De meeste onderzoeken naar mobiel nieuws wijzen in deze richting. Van Damme, Courtois, Verbrugge en De Marez (2015) deden onderzoek naar hoe nieuwsconsumptie op mobiele apparaten gebruikt wordt in relatie tot andere typen media met nieuws. Uit dit onderzoek bleek dat mobiele en niet-mobiele media inderdaad naast elkaar worden gebruikt: de meerderheid van de nieuwsconsumenten gebruikte apps op mobiele apparaten als aanvulling op traditionele nieuwsmedia. Ook uit onderzoek van Reuters Institute bleek dat smartphones geen bedreiging voor andere nieuwsmedia vormden: “The increased penetration of smartphones and tablets in the news consumers’ households has generally not come at the expense of other media, but is instead increasing the range of options” (Newman & Levy, 2013, p. 63; zoals geciteerd in Van Damme et al, 2015, p. 3).

Het lijkt erop dat individuen meerdere media raadplegen voor nieuws. Maar het mediarepertoire – de media die iemand in zijn of haar dagelijks leven gebruikt en de betekenis ervan voor dat individu – verschilt per leeftijdsgroep. De cultuur die past bij een bepaalde leeftijdsgroep op een bepaalde plek in de wereld speelt een grote rol in het latere mediaconsumptiegedrag, stellen Westlund & Ghersetti (2016).

Generation-centric and medium-centric model...

Gebaseerd op de user-centric benaderingen en sociologische verschillen – onder andere wat betreft leeftijd en dominante cultuur - tussen generaties, kwamen Westlund en Ghersetti (2015) met een nieuw model voor het nieuwsconsumptie: the generation-centric (GC) and medium-centric (MC) (afbeelding 2). In hun model hebben ze generaties afgezet tegen media. De gedachte hierbij is dat de behoeften van generaties met betrekking tot media verschillen. “Each specific media provides a limited number of affordances, which may differ in quantity and quality between both contexts and individuals” (Ghesetti & Westlund, 2016, p. 6).

Jongeren zouden in lijn met dit model vooral gebruik maken van moderne media, zoals sociale media en mobiel nieuws. Of en in welke mate mensen nieuws op mobiele apparaten als een smartphone raadplegen, zou volgens de onderzoekers afhangen van de generatie waartoe iemand behoort (Ghesetti & Westlund, 2016). Afhankelijk van iemands leeftijd en plaats van opgroeien, zijn bepaalde media meer en minder dominant aanwezig in iemands dagelijkse leven. “The media habits of the elderly generation, the Dutifuls, primarily comprise legacy news media, while the younger generation, the DotNets, has mainly developed digital media habits” (Ghersetti & Westlund, 2016, p. 16).

(24)

20 Het model (afbeelding 2) van Westlund en Ghersettie kent twee dimensies: generatie en mediagebruik. Met de horizontale dimensie, the generation-centric dimension, stellen de onderzoekers dat mensen binnen een bepaalde leeftijdscategorie, overeenkomsten delen die van invloed zijn op hun mediagebruik. Voorbeelden zijn: ze zijn in eenzelfde tijd opgegroeid, met mogelijk dezelfde maatschappelijke ontwikkelingen en media-consumptiemogelijkheden. De media waar gebruik van gemaakt kan worden, van traditionele tot hedendaagse, symboliseert de verticale as. “The term “contemporary” is supposed to connote emergent or more recently established media (such as social media or mobile news), which are either processing through an early and formative phase of their development or have just begun to become institutionalized” (Westlund & Ghersetti, 2015, p. 136).

Afbeelding 2

GC/MC-model voor dagelijks nieuwsgebruik (Westlund & Ghersetti, 2015, p. 148)

Het model van Westlund en Ghersetti lijkt aan te sluiten bij de gedachte dat nieuwsconsumptie voortvloeit uit individuele (nieuws)behoeften (Lee & Chyi, 2014; Weis, 2014; Shim, Han, Lee en Go, 2015; Struckmann & Karnowski, 2016) en consumptiegewoonten (LaRose, 2010; Westlund & Ghersetti, 2016). Die behoeften en gewoonten worden beïnvloed door sociaal-culturele factoren: het media-centric/generation-centric model plaatst de behoeften en gewoonten van een nieuwsconsument in een (historie van) sociale context(en), de generatie, waartoe iemand behoort.

In het kader “jongeren en nieuwsapps”, is het interessant na te gaan wat de behoeften van specifiek de jongere generatie nieuwsconsumenten ten aanzien van nieuwsapps precies zijn en welke plek nieuwsapps als nieuwsplatform hebben binnen het mediarepertoire van jongeren. Hebben nieuwsapps, zoals Westlund en Ghersetti’s (2015) model doet vermoeden, daadwerkelijk een plek

(25)

21 binnen het mediarepertoire van jongeren? En; vervangen nieuwsapps bestaande media of vullen ze die media juist aan?

1.4. Gebruiksvriendelijkheid en vormgeving

De behoeften van jongeren ten opzichte van nieuwsapps worden met dit onderzoek in kaart gebracht door te kijken naar de redenen die zij noemen om een nieuwsapp (in de toekomst) te (willen) gebruiken. Om na te gaan of en in hoeverre nieuwsapps in die behoeften van jongeren voorzien, wordt ook gekeken naar de gebruikerservaring van jongeren met nieuwsapps. Met gebruikerservaring wordt bedoeld: “a person’s perceptions and responses that result from the use or anticipated use of a product, system or service” (ISO, 2008, als geciteerd in O'Brein & Lebow, 2013, p. 1543). Het gaat dus om de mening van jongeren over de nieuwsapps nadat zij er gebruik van gemaakt hebben. Er is weinig onderzoek gedaan naar specifieke elementen van nieuwsplatformen die leiden tot een positieve gebruikerservaring (Aranyi & Schaik, 2015). Daarom is dit onderzoek gericht op de gebruikerservaring van jongeren op nieuwsapps gewenst. Hoe evalueren jongeren het gebruik van nieuwsapps op een mobiele telefoon?

Gebruiksvriendelijkheid

Het Technology Acceptance Model, kortweg TAM, van Fred D. Davis (Davis, 1989) biedt een helder kader waarbinnen de waardering van mobiele nieuwsapps onder jongeren geplaatst kan worden.

TAM is vaak de theoretische basis bij onderzoek naar de adoptie van nieuwe technologieën. Zo deed Davis (1989) zelf onderzoek naar de adoptie van mail-technologie, toen die technologie in opkomst was. Of mensen een technologie gaan gebruiken, hangt volgens zijn model af van: het nut van de technologie voor de gebruiker (perceived usefulness), en het gebruiksgemak (perceived ease of use) ervan (Davis, 1989). “People tend to use or not use an application to the extent they believe it will help them perform their job better. We refer to this first variable as perceived usefulness. Second, even if potential users believe that a given application is useful, they may, at the same time believe that the systems is too hard to use and that the performance benefits of usage are outweighed by the effort of using the application. That is, in addition to usefulness, usage is theorized to be influenced by perceived ease of use.” (Davis, 1989, p. 320)

Wanneer een technologie nuttig is en ook makkelijk in gebruik is, gaat een individu - volgens deze theorie - een technologie gebruiken. Is een technologie niet nuttig en moeilijk te gebruiken, dan zal de technologie over het algemeen niet overgenomen worden. In het geval van jongeren en nieuwsapps zou dat betekenen dat wanneer jongeren vinden dat een nieuwsapp voor hen niet nuttig is en/of niet makkelijk te gebruiken is, ze het in de toekomst ook niet gaan gebruiken. Maar op het moment dat gebruik ervan voor jongeren nut heeft en de nieuwsapp naar verwachting ook

(26)

22 makkelijk te gebruiken is, is de kans groot dat de technologie wél een plek krijgt binnen het mediarepertoire van jongeren. Onderzoek van Chan-Olmsted, Rim en Zebra (2012) ondersteunt deze stelling. De Amerikaanse onderzoekers deden onderzoek naar de relatie van perceived usefulness en ease of use op mobile news use onder 18 tot 29-jarigen. Uit hun onderzoek bleek dat perceived usefulness en ease of use inderdaad significante voorspellers van “mobile news use” zijn (Chan-Olmsted, Rim, & Zebra, 2012).

Gesteld wordt dat de constructen uit het Technology Acceptance Model - nut en gebruiksgemak - gezamenlijk de gebruiksvriendelijkheid van een technologie vormen. Nut en gebruiksgemak spelen bij het bepalen van de gebruiksvriendelijkheid van een technologie namelijk een centrale rol. Dat blijkt uit definities van The International Organization for Standardization (ISO) (2010) en Brooke (1996). Met gebruiksvriendelijkheid wordt bedoeld: the appropriateness to a purpose of any particular artifact” (Brooke, 1996, p. 189). Met andere woorden: een technologie (artifact) waarmee gemakkelijk een specifiek gewenst doel bereikt wordt (purpose), is gebruiksvriendelijk. Het ISO (2010) definieert gebruiksvriendelijkheid als volgt: "The extent to which a product can be used by specified users to achieve specified goals with effectiveness, efficiency and satisfaction in a specified context of use”. In het kader van nieuwsapps gaat het dan om de mate waarin de gebruiker van een app tevreden is over de effectiviteit en efficiëntie ervan. De term “effectiveness” kan gedefinieerd worden als: “the ability of users to complete tasks using the system, and the quality of the output of those tasks” (Brooke, 1996, p. 3). Met “efficiëncy” wordt de moeite die iemand moet doen bij het uitvoeren van taken bedoeld. Hoe meer moeite er gedaan moet worden, hoe minder efficiënt de taak uitgevoerd wordt (Brooke, 1996).

Brooke (1996) en het ISO (2010) gebruiken andere woorden voor de constructen nut en gebruiksgemak - effectiveness end efficiency - maar lijken er hetzelfde mee te bedoelen. De mate van effectiviteit, of de gebruiker van een nieuwsapp zijn of haar doel bereikt door een nieuwsapp te gebruiken, geeft het nut van de nieuwsapp voor de gebruiker aan. Een voorbeeld in het kader van nieuwsapps: Stel iemand wil nieuws over een recente gebeurtenis vinden, dan is een nieuwsapp nuttig wanneer de gebruiker ervan deze informatie via de nieuwsapp inderdaad vindt. De actie, het gebruiken van de nieuwsapp, heeft tot resultaat geleid, was effectief. Wanneer de gebruiker de informatie niet kan vinden, was het gebruiken van de nieuwsapp ineffectief - zonder resultaat - en had een nieuwsapp dus geen nut. Een hoge efficiëntie duidt op een makkelijk te gebruiken technologie (= hoog gebruiksgemak). Is een technologie efficiënt in gebruik, dan hoeft de gebruiker ervan weinig moeite te doen om een specifieke taak, bijvoorbeeld het zoeken naar nieuws, te voltooien.

Het nut van een technologie voor de gebruiker kan dus gemeten door te kijken naar de mate waarin de gebruiker er in slaagt om met de technologie te doen wat hij of zij wilde doen (= effectiviteit). Het gebruiksgemak kan gemeten worden door te kijken naar de manier waarop de gebruiker dat doel bereikt (= mate van efficiëntie). De mate van effectiviteit en efficiëntie vormen samen de

(27)

23 gebruiksvriendelijkheid van een technologie. De gebruiksvriendelijkheid geeft een indicatie van de adoptie van een technologie, nieuwsapps, door de gebruikersgroep, namelijk jongeren.

Vormgeving

Onderzoek naar visuele vormgeving en gebruiksvriendelijkheid van websites doet vermoeden dat de vormgeving van een technologie invloed heeft op de gebruiksvriendelijkheid van een applicatie (Phillips & Chapparro, 2009; Aranyi & Schaik, 2015). De vormgeving heeft namelijk invloed op de verwachting van gebruikers wat betreft het gebruiksgemak.

Dat visuele esthetiek een belangrijke determinant voor iemands verwachting ten opzichte van het gebruiksgemak is, bleek uit website-evaluties (Aranyi & Schaik, 2015, p. 2) . Op basis van de eerste indruk van een website bedenken mensen of de informatie achter de volgende klik nuttig voor hen zou zijn. Wanneer er een grote hoeveelheid informatie gegeven wordt, kan de vormgeving van een website een belangrijke rol spelen bij dit besluitvormingsproces. Gebruikers waarderen websites die “mooi” vormgegeven zijn op het eerste gezicht als makkelijker te gebruiken (Altaboli & Lin, 2011; Phillips & Chapparro, 2009). Wanneer het uiterlijk en de content goed zijn, blijft het publiek geïnteresseerd en zal het de website opnieuw bezoeken, stellen Hand en Middleditch (2013, als genoemd in O'Brein & Lebow, 2013). De onderzoeken naar de waardering van vormgeving, betreffen zoals gezegd websites. Helaas is er weinig onderzoek gedaan naar vormgeving en mobiele applicaties. Maar dat lijkt wel nodig:“The widespread use of smartphones poses new challenges for designers who create mobile web content for users: how to make mobile web browsing easier, more efficient, and more interactive?” Yu & Kong (2016, p. 427).

Een van de weinige onderzoeken naar vormgeving van nieuws op mobiele apparaten, werd gedaan door Yu en Kong (2016). Zij onderscheiden drie typen interfaces op mobiele apparaten. Dit zijn: progressive, list-view, and thumbnail. Bij het evalueren van de gemanipuleerde websites op de telefoon werd gekeken naar: sectienaam, nieuwskoppen, nieuws samenvattingen en het gehele artikel (Yu & Kong, 2016). Bij een progressive interface moest men steeds klikken om tot nieuwe informatie te komen. Bij List views stonden enkel de kop en samenvatting van het artikel in beeld. Bij het Thumbnail design moest de respondent eerst op een rubriek klikken. Deze bevatten plaatjes. Vervolgens verscheen de kop, een samenvatting en een afbeelding in het beeldscherm. Uit het onderzoek van Yu en Kong (2016) komt naar voren dat met het thumbnail-design de informatie het meest efficiënt is. Daarmee werd informatie het snelste gevonden.

(28)

24

2. Methode

Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van een user-based-evaluation method (Abdullah & Wei, 2008). Aan het onderzoek hebben in totaal 18 respondenten tussen de 16 en 25 jaar deelgenomen.

2.1. De nieuwsapps

Respondenten hebben drie apps voor smartphones beoordeeld: Flipboard, De Telegraaf-app en de nieuwsapp van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS-app). Alle drie de apps zijn gratis te downloaden via de App Store (Apple) en Play Store (Android). Iedere app staat symbool voor een grotere groep nieuwsapps. De apps van Flipboard, De Telegraaf en de NOS zijn voor dit onderzoek geselecteerd omdat ze op een aantal punten erg van elkaar verschillen. De kenmerken van de nieuwsapps zijn weergegeven in tabel 1.

Dat de apps verschillen, is belangrijk voor het onderzoek. Immers: dit onderzoek is er op gericht de waardering van nieuwsapps als vorm van mobiel nieuws door jongeren te achterhalen. Het gaat dan om nieuwsapps als nieuwsgenre en niet om één enkele nieuwsapp. Door meerdere apps te evalueren en de uitkomsten per nieuwsapp te vergelijken, is het mogelijk app-overkoepelende kwaliteitskenmerken met betrekking tot nieuwsapps en het gebruik ervan te vinden.

Tabel 1

Kenmerken van geëvalueerde nieuwsapps

App Soort app Inhoud Vormgeving

Flipboard Verzamel Divers Volledig-scherm

NOS Solo Niet-commercieel Lijstweergave

Telegraaf Solo Commercieel Lijstweergave

Twee soorten nieuwsapps ………..

In de zoektocht naar geschikte nieuwsapps voor dit onderzoek, werd duidelijk dat er op contentniveau twee verschillende soorten apps te onderscheiden zijn: verzamelapps en solo-apps. Op verzamelapps worden nieuwsitems van verschillende bronnen geïntegreerd in een app-omgeving. Het merk levert zelf geen nieuwsitems, maar verzamelt ze alleen. In het Engels worden verzamelapps aangeduid met de woorden “news aggregators”. Verzamelapps lijken hun oorsprong te hebben in Amerika. In Nederland zijn ze nog niet erg bekend. Van de drie nieuwsapps in dit onderzoek is Flipboard de enige verzamelapp. Op deze app worden nieuwsartikelen en sociale media met elkaar geïntegreerd in een magazine-achtige omgeving. De gebruiker kan zelf kiezen van

(29)

25 welke nieuwsorganisaties nieuws verschijnt en “magazines maken met je interesses” en over die interesses het nieuws volgen. Naast de Flipboard-app vallen ook de apps Skoep, Nederlandse Kranten en het vroegere Pulse van netwerksite LinkedIn onder de categorie “verzamelapp”.

Hoewel er een aantal verzamelapps in de Apple- en Android-stores te verkrijgen zijn, zijn verreweg de meeste nieuwsapps voor smartphones solo-apps, nieuwsapps van (nieuws)organisaties. De items op zo’n app zijn allemaal afkomstig van één organisatie. Het gaat dan om apps van kranten, omroepen en televisiezenders/televisieprogramma’s. Een solo-app bevat, in tegenstelling tot een verzamelapp, geen nieuwsitems die door andere nieuwsorganisaties gepubliceerd werden, maar enkel “eigen” content. Voorbeelden van Nederlandse solo-apps zijn de apps: AD nieuws, sport, regio; de Volkskrant; RTL Nieuws mobile; Nu.nl; De Telegraaf en NOS (de nieuwsapp van de Nederlandse Omroep Stichting). Die laatste twee nieuwsapps zijn meegenomen in dit onderzoek.

Inhoud

Er is gekozen voor specifiek deze twee nieuwsapps – die van De Telegraaf en de NOS – omdat ze wat betreft inhoud significant van elkaar verschillen. De Telegraaf is een commerciële krant, de NOS een niet-commerciële publieke omroep. Dat heeft invloed op de content die erop gepresenteerd wordt.

De NOS verstrekt uitsluitend informatie op het gebied van nieuws, sport en evenementen die zich bij uitstek lenen voor gezamenlijke verzorging. Dit is de publieke taak van de NOS, die in de Nederlandse Mediawet is vastgesteld. De NOS moet zich houden aan deze nationale wetgeving. De inhoud op de NOS-app lijkt vaak betrekking te hebben op politieke en economische zaken van algemeen- of wereldbelang. De NOS streeft naar onafhankelijke en betrouwbare verslaggeving (NOS, 2017).

De Telegraaf is, in tegenstelling tot de NOS, een commerciële nieuwsorganisatie. Dat betekent dat De Telegraaf door middel van advertenties geld verdient en aan minder regels gebonden is dan de NOS. “De Telegraaf is onafhankelijk en uitgesproken, en durft een mening te hebben.” (TMG, 2015) De berichtgeving op De Telegraaf-app moet (veel) gelezen worden om er advertentie-inkomsten mee te kunnen genereren. Dat lijkt invloed te hebben op inhoud en de toon op de app van de krant: De Telegraaf bericht relatief vaak over amusement (Bakker & Scholten, 2011, p. 19). Dit wil niet zeggen dat De Telegraaf geen verslag doet van politieke en economische zaken van algemeen- of wereldbelang, maar wel dat de verhouding amusement en (politieke) informatie verschilt met die van de NOS. De Telegraaf lijkt vaker over opmerkelijke gebeurtenissen en bekende personen te berichten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toch is het mijn diepste overtuiging dat Jezus en het Evangelie een kracht in zich dragen waardoor jongeren dichter bij zichzelf en bij anderen kunnen komen?. Het Evangelie kan

De boogde locatie van het voormalig instroompunt voortgezet onderwijs(locatie Zwaardijk) is echter niet haalbaar voor dit initiatief waardoor we op zoek gaan naar een andere

De jaarrekening 2017 van de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag is een integrale jaarrekening met daarin zowel de programma’s voor Verkeer en

Kwalitatief goede zorg en ondersteuning: langdurige zorg behouden voor Rhoon én langdurige zorg moet mogelijk zijn bij mensen thuis (Volledig Pakket Thuis);3. De nieuwe

Deze keuzes hebben verstrekkende gevolgen voor de zorg aan kinderen en gezinnen in de regio Rijnmond.. In het afgelopen jaar hebben wij meermaals aangegeven dat uw keuzes

Met deze stempluspas kunnen 70-plussers hun stem uit- brengen in het stemlokaal, een andere kiezer machtigen om hun stem voor hen uit te brengen of per brief stemmen. Vanaf

De politie, boa’s en gemeenten hebben nadere afspraken gemaakt over de handhaving van de maatregelen en het al dan niet direct sluiten van locaties waar het te druk wordt..

De maatregel is met name ingegeven door een verwachte extra overloop van bezoekers uit andere gemeenten naar de aantrekkelijke locaties in onze gemeente, nu veel stranden en