• No results found

Analyse

In document nieuwsapps Jongeren en (pagina 35-39)

2. Methode

2.6. Analyse

Alle achttien interviews zijn geanalyseerd. De antwoorden op de vragenlijsten en de resultaten uit het plus-min-onderdeel zijn door het analyseren van de interviews indirect meegenomen in de data-analyse. Opmerkelijke scores uit deze onderdelen zijn in de onderzoeksresultaten genoemd, maar de vragenlijsten en scores op het plus-min-onderdeel waren geen primaire data voor analyse.

De interviews zijn getranscribeerd met behulp van Otranscribe en daarna gecodeerd in ATLAS.ti. Het coderen is gedaan aan de hand van grounded theory (Bryman, 2012), in het Nederlands wordt deze theorie de gefundeerde theoriebenadering genoemd. Grondleggers van deze theorie waren Glaser & Strauss (1967). Dit is een inductieve manier van coderen. Het coderen en analyseren van data op basis van de gefundeerde theoriebenadering wordt op verschillende manieren gedaan. Basisprincipe is dat de onderzoeker dichtbij de data blijft. Bryman (2012) verwoordt het zo: “Although there are slight differences in the way in which the phases of the coding process is supposed to occur in grounded theory according to its practitioners, there is a basic understanding of it as involving a movement from generating codes that stay close to the data to more selective and abstract ways of conceptualizing the phenomenon of interest” (p.570). “With grounded theory methods, you shape and reshape your data collection and, therefore, refine your collected data”(Chamaz, 2006, p. 15) Deze methode is een “tool to enhance seeing” (Charmaz, 2006) p. 15). Daarmee wordt bedoeld dat de specifieke methode van coderen zonder vooropgestelde hypotheses, het mogelijk maakt om beter te zien wat er precies in de data staat.

32

2.6.1. Eerste codeerronde: coderen en hercoderen

De eerste stap in het analyseren van de data betrof het coderen van de interviewtranscripten. Dit werd gedaan door middel van open coding: tijdens het coderen zijn labels, codes, gegeven aan stukken tekst. De codes geven aan waar een tekstgedeelte over gaat. Een tekstgedeelte kan meerdere labels hebben. Na zes interviews gecodeerd te hebben, is het gebruik van de codes geëvalueerd. Er is gekeken in hoeverre verschillende codes betrekking hadden op eenzelfde construct. Die codes zijn ondergebracht in een codefamilie.

Deze evaluatie van het coderen is telkens na het coderen van drie interviews gedaan. Naarmate het codeerproces vorderde zijn families voorzien van meer en andere codes. Aan het einde van deze codeerronde is gekeken in hoeverre verschillende codes eenzelfde betekenis hadden. Deze codes zijn samengevoegd. In een codingmemo (Bijlage C) zijn gedurende het coderen opmerkelijkheden bijgehouden. Uiteindelijk zijn er 1559 verschillende codes gebruikt en werden er 36 codefamilies herkent. De codefamilies en bijbehorende codes na codeerronde 1, zijn te vinden in bijlage D.

2.6.2. Vraagstelling

De onderzoeksvraag en deelvragen werden pas nadat alle data gecodeerd was, vastgesteld. Dat heeft er mee te maken dat tijdens de interviews veel verschillende aspecten van mobiel nieuws en het gebruik van nieuwsapps besproken werden. Aan de hand van aantekeningen en memo’s die tijdens het uitschrijven en coderen van de data bijgehouden werden, werd het mogelijk om uit die grote hoeveelheid data patronen te herkennen. Hiermee kon een focus en dus definitieve vraagstelling geformuleerd worden.

Dat de vraagstelling gedurende het analyseproces wordt vastgesteld, is kenmerkend voor inductief onderzoek. Inductief onderzoek begint doorgaans met het opstellen van een ruw gedefinieerde onderzoeksvraag (Bryman, 2012. p. 566 en p. 571). Voor het opstellen van de definitieve vraagstelling wordt vervolgens constant gereflecteerd op de beschikbare literatuur en data. Dat is voor dit onderzoek ook gedaan. In eerste instantie was dit onderzoek gericht op de gebruiksvriendelijkheid van nieuwsapps.

Na grondig literatuuronderzoek leek het echter van toegevoegde waarde om nieuwsapplicaties ook te plaatsen binnen de mediarepertoires van jongeren. Vragen hierbij waren: Hoe consumeren jongeren tussen de 16 en 25 jaar nieuws? En; in hoeverre passen nieuwsapps op smartphones binnen de nieuwsconsumptiepatronen van jongeren tussen de 16 en 25 jaar? Op dergelijke vragen kon met de beschikbare data helaas geen betrouwbaar antwoord gegeven worden, zo bleek tijdens het analyseren van de data. Er was tijdens de interviews wel aandacht voor verschillende (nieuws)media die jongeren raadplegen. Toch was dit niet in verhouding met de aandacht die er voor nieuwsapps was. Daardoor werd het lastig om consumptiepatronen van jongeren (in totaliteit)

33 en de plaats van nieuwsapps tussen andere media vast te stellen. Daarom is besloten hier geen vragen over op te nemen. Wel bleef er aandacht voor nieuwsconsumptie door te kijken in hoeverre Nederlandse jongeren wel of geen gebruik maken van nieuwsapps en wat hun redenen zijn voor dit gedrag (deelvragen 4 t/m 6).

2.6.3. Tweede codeerronde: op zoek naar verbanden

Sample

Na het vaststellen van de onderzoeksvragen is het sample bepaald. Het sample per deelvraag bestond uit een selectie aan tekstgedeelten die voor een tweede keer geanalyseerd werden om een goed antwoord op de onderzoekvraag te kunnen vinden. Het sample verschilde per deelvraag.

Bij eerste drie deelvragen - aangaande de gebruiksvriendelijkheid, vormgeving en inhoud van nieuwsapps - vormden de tekstgedeelten waar de codefamilies “FAM Evaluatie”, “FAM Kleur”, “FAM Score SUS-scale”, “FAM Uitkomst zoekopdracht” of “FAM Waardeoordeel” in combinatie met “FAM Nieuwsapps” of “DEV Nieuwsapp” voorkwamen, de basis. Deze codecombinaties zijn samengevoegd onder supercode “Evaluatie nieuwsapps”.

Voor deelvraag 1 bestond het sample uit die tekstgedeelten waar “Evaluatie nieuwsapps” overlapte met codes die wijzen op zoeken naar informatie. Voor deelvraag 2 bestond het sample uit de tekstgedeelten waar “Evaluatie nieuwsapps” overlapte met de codes in de familie “FAM Onderdeel/Element” die een vorm aanwezen, “FAM PLAATS (vormgeving)”, “FAM Vormgeving” of “FAM Indeling menu’s”. Voor deelvraag 3 bestond het sample uit de tekstgedeelten waar “Evaluatie nieuwsapps” overlapt met de codefamilies “FAM Inhoud content”, “FAM kenmerken content”, “FAM Genre”, of “FAM Onderwerpen”.

Om na te gaan of respondenten de nieuwsapps wel of niet gebruiken en wat de redenen hierachter zijn (deelvragen 4 t/m6), zijn alle tekstgedeelten opnieuw geanalyseerd waar “FAM Frequentie”, “FAM Habits” of “FAM Redenen” overlapten met “FAM Nieuwsapps” of “DEV Nieuwsapps”.

Concepten

Na het bepalen van het sample, zijn codes en groepen die gezamenlijk een patroon weergeven met elkaar gelinkt. Ze vormden samen een concept. Tijdens het analyseren van de relevante data is in een Exel-file ieder relevant concept dat te maken heeft met een of meerdere onderzoeksvra(a)g(en), gerangschikt (Zie bijlage G). Tekstgedeelten binnen een sample, met ongeveer dezelfde codering, werden met elkaar vergeleken. Er werd gezocht naar overeenkomsten tussen de tekstgedeelten. Dit wordt axial coding genoemd (Bryman, 2012, p. 569). Er is per concept bijgehouden welke codes

34 hierbij horen en bij welke respondenten het herkend werd. Ook zijn quotes die het concept helder illustreren, genoteerd.

Thema’s

In dit onderzoek zijn concepten geplaats onder thema’s. De thema’s zijn naar aanleiding van de onderzoeksvragen opgesteld. Een thema is bijvoorbeeld “Positief vormgeving”. Een concept hierbij is “Rijtje met allemaal categorieën / opties maakt dat je snel kunt kiezen wat je wilt lezen”. Tussentijds is de data uit verschillende interviews constant vergeleken met wat er in het bestand genoteerd stond. Gekeken is waar, bij welk thema en welk concept, informatie te plaatsen was. Wanneer de informatie uit een interview te veel afweek van bestaande concepten, werd er een nieuw concept in het schema toegevoegd.

Categorieën

Naarmate het analyseproces vorderde, volgde meer informatie en werden concepten vollediger. Verschillende concepten die iets gemeen met elkaar hebben, zijn geplaats onder een categorie. In de ideale situatie zou er saturatie plaats (Bryman, 2012). “Nieuw materiaal en de analyse daarvan vullen de reeds aanwezige inzichten goed aan, maar leveren geen nieuwe informatie meer op” (Baarda et al, 2006). Het analyseren van de data stopt dan omdat er geen nieuwe antwoorden op de onderzoeksvragen worden gevonden. Tijdens het analyseren van de data voor dit onderzoek naar de waardering van nieuwsapps door Nederlandse jongeren, werden meerdere concepten steeds herkent in de verschillende respondentgroepen. Dat leverde per thema een aantal concrete categorieën op over de kwaliteit en gebruiksvriendelijkheid van nieuwsapps volgens jongeren.

35

4. Resultaten

In dit hoofdstuk zijn de resultaten uit de interviews met jongeren gepresenteerd. Er is aan het einde van dit hoofdstuk aandacht voor het werkelijke gebruik van nieuwsapps door deze groep (deelvragen 4 t/m 6). In hoeverre maken zij in hun dagelijks leven wel of geen gebruik van nieuwsapps? En; Wat zijn voor hen redenen om nieuwsapps wel of niet te gebruiken? Dit resultatenhoofdstuk begint met het beantwoorden van de deelvragen met betrekking tot de gebruiksvriendelijkheid van nieuwsapps bij het zoeken naar informatie en de vormgeving en inhoud van nieuwsapps volgens jongeren (deelvragen 1 t/m 3). Hoe evalueerden zij de verschillende nieuwsapps op deze punten?

4.1. Gebruiksvriendelijkheid van nieuwsapps bij het zoeken naar

In document nieuwsapps Jongeren en (pagina 35-39)