• No results found

Inhoudsopgave Inleiding 3

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inhoudsopgave Inleiding 3"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1. De geschiedenis van D66: mei 2006 – mei 2009 5-11

1.1 Een felle strijd: de lijsttrekkerverkiezing tussen Pechtold en Van der Laan 5 1.2 Lousewies trekt de stekker eruit: de val van Balkenende II in een hete zomer 6 1.3 Opnieuw gehalveerd: D66 houdt drie zetels over bij verkiezingen 7

1.4 In de luwte van de oppositie: het jaar 2007 9

1.5 Stijgende peilingen en groeiende ledenaantallen: D66 in 2008 en 2009 11

2. De relatie tussen media en politiek 12-23

2.1 Van verzuiling tot mediatisering 12

2.1.1 Verzuiling 12 2.1.2 Waakhond 12 2.1.3 Mediatisering 13 2.2 Medialogica 14 2.2.1 Interpreterende journalistiek 14 2.2.2 Framing 15

2.2.3 Strijd, wederzijdse afhankelijkheid en scoringsdrift 17

2.2.4 Incidentenpolitiek of incidentenjournalistiek? 19

2.2.5 Nieuws maken en nieuws jagen 20

2.2.6 Beeldcultuur: televisie is emotie 23

3. Personalisering van de politiek: de politicus vs. de partij 24-33

3.1 Het belang van politieke partijen 24

3.1.1 Ideologische basis 24

3.1.2 De rol van partijen in het politieke debat 25

3.1.3 Zwevende kiezers 26

3.1.4 Ledenaantallen 27

3.2 Het belang van de politicus 29

3.2.1 Politici als popsterren? 29

3.2.2 Fortuyn: trendbreuk 30

3.2.3 Beeldvorming 31

(2)

4. D66 in de geschreven media 34-79

4.1 Een felle strijd: de lijsttrekkerverkiezing tussen Pechtold en Van der Laan 36

4.1.1 Conflict 36

4.1.2 Negativiteit 38

4.1.3 Personalisering 41

4.1.4 Beschouwing 43

4.2 Lousewies trekt de stekker eruit : de val van Balkenende II in een hete zomer 44

4.2.1 Conflict 44

4.2.2 Negativiteit 47

4.2.3 Personalisering 50

4.2.4 Beschouwing 53

4.3 Opnieuw gehalveerd: D66 houdt drie zetels over bij verkiezingen 54

4.3.1 Conflict 54

4.3.2 Negativiteit 55

4.3.3 Personalisering 58

4.3.4 Beschouwing 60

4.4 In de luwte van de oppositie: het jaar 2007 61

4.4.1 Conflict 61

4.4.2 Negativiteit 63

4.4.3 Personalisering 66

4.4.4 Beschouwing 69

4.5 Stijgende peilingen en groeiende ledenaantallen: D66 in 2008 en 2009 70

4.5.1 Conflict 70 4.5.2 Negativiteit 71 4.5.3 Personalisering 76 4.5.4 Beschouwing 79 5. Conclusies 80-83 5.1 Conflict 80 5.2 Negativiteit 81 5.3 Personalisering 82 6. De conclusies voorgelegd… 84-92 6.1 Conflict 84 6.2 Negativiteit 86 6.3 Personalisering 88 6.4 Slotbeschouwing: framing? 90

(3)

Inleiding

Een afgeknaagd karkas. Een gewonde soldaat. Een smakeloze filtersigaret. Een uitgetelde partij. En dat onder leiding van „kereltje‟ Pechtold. Metaforen schoten de media in 2006 tekort om de situatie van D66 te typeren. De vraag of het niet tijd werd dat de laatste partijleider het licht uit zou doen en de partij zou opheffen, rolde veelvuldig over de tong van journalistiek Nederland.

Hoe ander is dat nu, anno 2009. D66 – goed voor drie zetels in de Kamer; behalve Alexander Pechtold zijn dat Boris van der Ham en Fatma Koser Kaya – staat er weer goed op bij de media. Het afgeknaagde karkas is de vrijzinnige magneet van het midden geworden, kereltje Pechtold dé oppositieleider. Gevolg: peilingen en ledenaantallen schieten omhoog. Pechtold constateert: “Het ziet er naar uit dat in de geschiedenis van D66 Lazarus toch echt voor de derde keer gaat opstaan.”1

Het beeld van D66 is in drie jaar tijd dus sterk veranderd. In 2006 door de media nog weggeschreven als een partij die haar geloofwaardigheid was verloren. Nu een „pleisterplaats voor hoog opgeleide en vrijzinnige kiezers‟.2

Hoe is deze verandering in de beeldvorming te verklaren? Welke elementen hebben daarin een rol gespeeld? Waarom nu ineens zoveel positieve publiciteit voor dezelfde partij die drie jaar geleden nog volledig afgeschreven werd? Is er een omslagpunt aan te wijzen en zo ja waar ligt dat? En hoe denken de media hier zelf over? Welke ontwikkelingen zien de journalisten – zij die cruciaal zijn als het om beeldvorming gaat – in de berichtgeving over D66? Welke afwegingen maken en maakten zij?

Mijn scriptie heeft bovenstaand verhaal en aanverwante vragen als uitgangspunt. Media zijn voor het beeld dat de kiezer van een politieke partij – in dit geval D66 – heeft, cruciaal. Die beeldvorming staat centraal in mijn onderzoek. Als student Dagbladjournalistiek heb ik besloten me op de geschreven media te richten. Ik heb ervoor gekozen te onderzoeken hoe drie grote landelijke dagbladen, te weten De Telegraaf, NRC Handelsblad en de Volkskrant, over D66 bericht hebben. Dat leidt tot de volgende hoofdvraag:

Hoe berichtten De Telegraaf, NRC Handelsblad en de Volkskrant in de periode mei 2006 – mei 2009 over D66?

Waarom deze vraag? Het antwoord daarop heb ik getracht in bovenstaand verhaal te vatten. Dat geeft mijns inziens voldoende aan dat de ontwikkelingen in de beeldvorming rondom D66 op z‟n minst opmerkelijk genoemd mogen worden.

Waarom deze periode? Vanaf mei 2006 barste de strijd om het lijsttrekkerschap van de partij los. Met de uiteindelijke keuze voor Alexander Pechtold, en het feit dat die vervroegd aan het werk

1

Speech Alexander Pechtold bij Jaaropening Hogeschool INHolland Amsterdam, 4 september 2008.

2

(4)

moest, omdat zijn partij het kabinet liet vallen, begon een nieuw hoofdstuk in de partijgeschiedenis. De voorzomer van 2006 vormt wat dat betreft het startpunt voor een nieuwe periode. Over die nieuwe periode – vanaf de strijd om het lijsttrekkerschap tot exact drie jaar later – gaat mijn scriptie.

En waarom de genoemde drie kranten? Ik heb gemeend dat met de keuze voor De Telegraaf, NRC Handelsblad en de Volkskrant kranten uit een zo breed mogelijk spectrum aan bod komen. De Telegraaf is de grootste krant van Nederland, die daarnaast ook nog eens een geheel eigen positie inneemt in het mediaveld. NRC Handelsblad is de grootste landelijke middagkrant en de Volkskrant één van de belangrijkste dagbladen die ‟s ochtends op de deurmat valt. De verschillende politieke kleuren die de kranten uitdragen, van links (de Volkskrant) tot rechts (De Telegraaf), omvatten eveneens een grote verscheidenheid. De drie kranten bedienen tezamen een belangrijk deel van het lezerspubliek en zijn daarmee in hoge mate bepalend voor het beeld dat van D66 bestaat.

Om tot een genuanceerd en goed onderbouwd verhaal te komen, zal mijn scriptie als volgt opgebouwd worden. De eerste hoofdstukken zijn bedoeld om een helder kader neer te zetten waarbinnen mijn onderzoek kan plaatsvinden. Het eerste hoofdstuk behandelt de recente geschiedenis van D66. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de relatie tussen politiek en media en hoe die elkaar wederzijds beïnvloeden. Hoofdstuk 3 staat stil bij de veranderende verhouding tussen de politieke partij en de politicus.

(5)

1. De geschiedenis van D66: mei 2006 – mei 2009

1.1 Een felle strijd: de lijsttrekkerverkiezing tussen Pechtold en Van der Laan

“Ik wil lijsttrekker worden van D66.” Met die woorden stelt Alexander Pechtold, dan sinds een jaar minister van Bestuurlijke Vernieuwing als opvolger van zijn afgetreden partijgenoot Thom de Graaf, zich op 10 mei 2006 kandidaat voor het lijsttrekkerschap van zijn partij voor de verkiezingen een jaar later. Pechtold is voor zijn presentatie afgereisd naar een partijbijeenkomst in het Twentse Hengelo, omdat hij onder de leden wil zijn als hij aankondigt de nieuwe partijleider te willen worden. Pechtold is de eerste die zijn kandidatuur bekendmaakt en hoewel andere kandidaten zich nog kunnen melden, heeft hij al vrij snel de steun van de „godfather‟ van D66: mede-oprichter en oud-partijleider Hans van Mierlo. Die meent zelfs dat Pechtold de enige is die de partij kan redden. “Alexander heeft het vermogen om de kiezers aan te spreken, om ze het gevoel te geven dat ze altijd op hem kunnen rekenen”, zo verklaart Van Mierlo die steun nu.3

Twee weken later krijgt Pechtold er niettemin een geduchte concurrent bij. Op 23 mei maakt Lousewies van der Laan, fractievoorzitter van D66 in de Tweede Kamer, in het Amsterdamse café Wildschut bekend dat ook zij een gooi wil doen naar het lijsttrekkerschap. Van der Laan zegt vooral de kandidaat van de gewone leden te willen zijn: “Mijn campagne voor het partijleiderschap zal zich in ieder geval niet richten op het verwerven van steun van zoveel mogelijk partijprominenten. Daar zijn anderen veel beter in”, zo deelt Van der Laan de eerste sneer uit richting haar belangrijkste concurrent.4

In totaal stellen zich acht D66‟ers kandidaat voor het lijsttrekkerschap, maar vanaf het moment dat Van der Laan zich kandideert, is duidelijk dat de strijd vooral tussen haar en Pechtold zal gaan. Inhoudelijk zijn er wel degelijk verschillen. Zo wil Van der Laan islamitische scholen sluiten, Pechtold niet. Ook lijkt Van der Laan, meer dan Pechtold, afstand te willen nemen van het thema van de bestuurlijke vernieuwing om zo van D66 meer een vernieuwende, brede liberale partij te maken. Pechtold daarentegen vindt de staatkundige vernieuwing nog wel belangrijk.

Maar veel meer dan op de inhoud, wordt de strijd om het lijsttrekkerschap gestreden op basis van persoonlijkheid en politieke stijl. Van der Laan is fel, niet vies van een stevige oneliner en ze wil vooral shockeren en risico‟s nemen. Pechtold is bedachtzamer en presenteert zich als kandidaat van de nuance en de analyse. 5 Wanneer Van der Laan haar opponent in De Telegraaf „ongeloofwaardig‟

3

Thijs Broer en Max van Weezel, „Hans van Mierlo en Alexander Pechtold: „De kiezers doen maar wat‟‟, Vrij

Nederland, 25 april 2009, 35. 4

Petra de Koning, „Halfuur versus een kwartier‟, NRC Handelsblad, 24 mei 2006.

5

(6)

noemt, verhardt de strijd pas echt.6 De media springen erbovenop, er wordt gesproken over een vertrouwensbreuk. Ook binnen de partij menen velen dat de toon van de campagne wel erg hard is geworden. Of zoals Kamerlid Boris van der Ham het zegt: “Het is even uit de bocht gevlogen.”7

Op de middag van 24 juni wordt in het World Forum Convention Centre in Den Haag uiteindelijk Alexander Pechtold gekozen tot lijsttrekker. Met een verschil van 257 stemmen weet hij Van der Laan voor te blijven. In zijn aanvaardingstoespraak roept Pechtold op de harde strijd van de voorgaande weken te vergeten en de rijen binnen de partij te sluiten. Daarbij richt hij zich speciaal tot zijn grootste concurrent: “We hebben soms hard gestreden. Ieder met zijn eigen stijl. Maar het ging ons beiden om de partij. Je was een geduchte tegenstander, maar vanaf nu trekken we samen op.”8

1.2 Lousewies trekt de stekker eruit: de val van Balkenende II in een hete zomer

Op donderdag 11 mei 2006 komt het televisieprogramma Zembla met een documentaire getiteld De heilige Ayaan. In de uitzending komt naar voren dat VVD-Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali bij haar komst naar Nederland gelogen heeft over haar naam en geboortejaar. Hoewel deze feiten al bekend waren, doen ze nu ineens veel stof opwaaien. Het beleid van de Immigratie- en Naturalisatiedienst is dat een besluit gebaseerd op valse gegevens niet geldig is. Hirsi Ali is dus officieel geen Nederlandse.

Verantwoordelijk minister Rita Verdonk (VVD) van Vreemdelingenzaken en Integratie brengt naar buiten dat Hirsi Ali de Nederlandse nationaliteit nooit gekregen heeft. Hirsi Ali zegt in een reactie haar kamerzetel per direct op te geven. In een spoeddebat irriteert de halsstarrige opstelling van Verdonk, die stelt geen kant op te kunnen, de Tweede Kamer. Een motie van onder meer VVD-fractievoorzitter Willibrord Van Beek om het besluit terug te draaien of Hirsi Ali op een andere manier zo snel mogelijk Nederlandse te maken belooft Verdonk, op aandringen van premier Jan Peter Balkenende, uit te voeren. In de weken die volgen wordt toch een juridische constructie gevonden waarmee Hirsi Ali haar paspoort kan behouden.

Daarmee lijkt de zaak afgedaan. In het kamerdebat over de kwestie dat volgt, gaat het echter toch mis voor Verdonk en het kabinet. Diep in de nacht geeft premier Balkenende min of meer toe dat Hirsi Ali onder druk gezet is om in de verklaring die opgesteld is nadrukkelijk te stellen dat minister Verdonk geen blaam treft. Volgens de premier moest het een verklaring zijn “waarmee ook de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie moest kunnen leven”.9

Deze uitglijder komt Balkenende duur te staan. Voor D66 is het de druppel, de partij heeft genoeg van Verdonk en steunt een motie van afkeuring. Die haalt echter geen meerderheid, omdat de

6

Ron Korver en Job Slok, „„Pechtold niet geloofwaardig‟; D66 laat minister vallen als baksteen‟, De Telegraaf, 14 juni 2006.

7

„D66 schrikt van strijd‟, De Telegraaf, 17 juni 2006.

8

Speech Alexander Pechtold bij aanvaarding lijsttrekkerschap D66, 24 juni 2006.

9

(7)

LPF, net als CDA en VVD, tegen stemt. Omdat VVD en CDA menen dat een verworpen motie geen reden hoeft te zijn voor het aftreden van een minister en aldus Verdonk blijven steunen, ziet D66-fractievoorzitter Lousewies van der Laan geen andere mogelijkheid dan maar de steun aan het gehele kabinet op te zeggen. De val van Balkenendes tweede kabinet is een feit. De verkiezingen van mei 2007 worden vervroegd tot november 2006.

Geheel verrassend is dat niet. Al langer is duidelijk dat D66 zich niet meer prettig voelt in de coalitie met CDA en VVD. In januari dreigt de partij in het debat over een mogelijke missie naar Uruzgan ook al met een breuk. De D66-fractie is tegen een dergelijke missie en fractievoorzitter Boris Dittrich laat weten dat de Uruzganmissie hem wel een kabinetscrisis waard is. De D66-bewindslieden zijn echter voor de missie. De partij is intern diep verdeeld en dreigt, zo zegt toenmalig Kamerlid Bert Bakker later, zelfs te exploderen: “Het was een knalhard machtspel.”10 De fractie stemt uiteindelijk inderdaad tegen de missie, maar omdat andere partijen, waaronder de PvdA wel voor stemmen, krijgt het voorstel van het kabinet voldoende steun. Dittrich durft uiteindelijk, onder druk van de partijtop, zijn dreigement niet om te zetten in daden. In plaats daarvan treed hij terug als fractievoorzitter. Lousewies van der Laan volgt hem op.

Diezelfde Van der Laan maakt een maand nadat ze de stekker uit het kabinet-Balkenende II trok, begin augustus bekend zich niet opnieuw als Kamerlid verkiesbaar te stellen. Ook Boris Dittrich en Ursie Lambrechts geven aan niet door te willen. Politieke wrijving met de nieuwe aanvoerder Pechtold zou daarvoor de reden zijn. Met hun vertrek raakt de D66-fractie in één klap bijna dertig jaar politieke ervaring kwijt. De enige oudgediende die wel wil blijven, is Bert Bakker. Daarnaast stellen ook de relatieve nieuwkomers Boris van der Ham en Fatma Koser Kaya zich opnieuw verkiesbaar.

1.3 Opnieuw gehalveerd: D66 houdt drie zetels over bij verkiezingen

Na een politiek turbulent jaar met onder meer het veelbesproken Uruzgan-debat en het aftreden van fractievoorzitter Dittrich, de lijsttrekkerverkiezing tussen Pechtold en Van der Laan en de val van het kabinet, moet D66 op 22 november proberen de gunst van zoveel mogelijk kiezers te winnen. De campagne wordt op dinsdag 5 september gestart vanuit de achtertuin van lijsttrekker Alexander Pechtold in Wageningen. Dit omdat Pechtold zich uitgedaagd voelt door een voormalige collega-minister die, nadat D66 eind juni uit het kabinet was gestapt, had geschamperd dat de ambteloze Pechtold nu maar „vanuit zijn achtertuin campagne moest gaan voeren‟.11

Achter lijsttrekker Pechtold staan de Kamerleden Boris van der Ham en Bert Bakker op de plekken twee en drie van de kandidatenlijst. Op de plaatsen vier en vijf staan twee vrouwelijke nieuwkomers: Ageeth Telleman, voorzitter van de D66-afdeling in Amsterdam en Kajsa Ollongren,

10

Marc Peeperkorn, „Totaal niet trots op Nederland; „Ik ben niet gelikt genoeg‟‟, de Volkskrant, 27 januari 2007.

11

Mark Misérus, Vrijzinnig in de achtertuin; D66 wil vanuit de marge vooral vertrouwen terugwinnen, de

(8)

plaatsvervangend directeur-generaal economische politiek en directeur integratie en strategie van het ministerie van Economische Zaken. Kamerlid Fatma Koser Kaya bezet de zesde plek op de lijst. Bert Bakker is de campagneleider.

Belangrijke onderwerpen in de campagne zijn voor D66 onder meer het belang van een sterk Europa, de noodzaak van stamcelonderzoek, het afschaffen van de identificatieplicht, de oorlog in Irak, forse investeringen in onderwijs en kennis en de noodzaak van bestuurlijke vernieuwing. Ook integratie is voor D66 een belangrijk thema. Voor Pechtold reden om fel van leer te trekken tegen PVV-leider Geert Wilders. Hij maakt zich vooral boos over de vergelijking die Wilders maakt tussen de immigratie van moslims en een tsunami. Tijdens het slotdebat tussen de lijsttrekkers van de „kleinere‟ partijen aan de vooravond van de verkiezingen komt het opnieuw tot een felle strijd tussen Pechtold enerzijds en Wilders en Marco Pastors van EenNL anderzijds. Die harde confrontaties zorgen er wel voor dat de D66-lijsttrekker een groot deel van de campagne vanwege bedreigingen beveiligd moet worden.

Op 7 oktober, als de campagne al aardig op drift begint te raken, komt D66 in de Amsterdamse RAI bijeen om haar veertigjarig bestaan te vieren. Van een feestelijke stemming is echter nauwelijks sprake. De partij staat in de peilingen dramatisch laag en zou op hooguit één zetel kunnen rekenen. D66-coryfee Hans van Mierlo uit in aanloop naar het congres zelfs openlijk zijn twijfels over het bestaansrecht van zijn partij. Op het congres zelf stelt hij echter te geloven in de kansen om weer terug te komen.

In de weken die volgen krabbelt de partij heel voorzichtig weer een beetje op. Verschillende peilingen voorspellen zo‟n twee zetels voor D66. Op de avond van 22 november blijkt dat D66 inderdaad fors onderuit gaat, maar toch nog drie zetels over houdt. Pechtold treurt aanvankelijk vooral om het verlies. Tot het moment dat Van Mierlo het perspectief draait. Volgens de partijprominent heeft D66 niet drie zetels verloren, maar drie gewonnen. De peilingen stonden op een gegeven moment immers op nul zetels.12 Even later zal Pechtold zijn gehoor in het zalencomplex van de Amsterdamse dierentuin Artis dan ook voorhouden dat “de weg omhoog gevonden is”.13 Niettemin verliest D66 voor de vierde keer achter elkaar bij de Tweede Kamerverkiezingen. Na de nederlagen van 1998 (-10), 2002 (-7) en 2003 (-1), betekent de halvering van 2006 dat de partij in acht jaar maar liefst zeven achtste van haar electoraat verloren heeft.

Doordat Koser Kaya bijna 35.000 voorkeursstemmen haalt, mag zij samen met Pechtold en Van der Ham de Kamer in. Voor Bert Bakker betekent dat na twaalf jaar een gedwongen afscheid van de politiek. Die voorkeurstemmen doen nog even stof opwaaien als het gerucht gaat dat vanuit Turkije aan Turkse Nederlanders het advies is gegeven op Koser Kaya te stemmen. Volgens een woordvoerder van de Turkse regering is daarvan echter geen sprake, omdat het “officiële politiek is ons niet te

12

Broer en Van Weezel, „Hans van Mierlo en Alexander Pechtold: „De kiezers doen maar wat‟‟, 35.

13

(9)

mengen in verkiezingen in andere landen”.14

De hele kwestie is een gevolg van de oproep van de belangenorganisatie Turks Forum, die alle kiesgerechtigde Turken heeft opgeroepen op Koser Kaya te stemmen en zo CDA en PvdA te boycotten. Die partijen voerden kandidaten van hun lijst af die weigerden te erkennen dat Turkije in 1915 „genocide‟ heeft gepleegd op de Armeense bevolking. Koser Kaya velt daarover geen oordeel: “Dat moeten historici maar uitzoeken.”15

1.4 In de luwte van de oppositie: het jaar 2007

Wanneer D66 zich begin 2007 opmaakt voor een rustig jaar van herstel en wederopbouw in de oppositie, wordt de partij flink opgeschrikt door een interview dat voormalig Kamerlid Bert Bakker eind januari aan de Volkskrant geeft. Bakker haalt daarin niet alleen hard uit naar minister Verdonk en premier Balkenende, maar doet ook een boekje open over het bewogen jaar dat D66 juist zo graag achter zich wil laten. Bakker stelt onder meer dat de partij bijna explodeerde over de missie naar Uruzgan en dat er achter de schermen een keihard machtspel gaande was waarbij “ego‟s boven het partijbelang” gingen en waarbij fractie en bewindslieden lijnrecht tegenover elkaar stonden. Het geeft vooral dat het roerige jaar 2006 bij sommigen binnen de partij diepe wonden geslagen heeft.

Maar meer dan op het verleden, moet de partij zich richten op de toekomst. Op 7 maart staan namelijk de verkiezingen voor de Provinciale Staten gepland. Die zijn niet alleen van belang om in de verschillende provincies vertegenwoordigd te blijven, maar de Statenleden kiezen op 29 mei ook de leden voor de Eerste Kamer. Die lijst wordt voor D66 aangevoerd door partijvoorzitter Gerard Schouw. Tweede op de lijst staat de vertrekkend commissaris van de Koningin in Utrecht Boele Staal. Voor D66 is de uitslag bij de Statenverkiezingen slecht. De partij verliest elf van haar twintig zetels en houdt er slechts negen over. In Friesland, Drenthe, Overijssel, Flevoland en Zeeland keert de partij zelfs helemaal niet meer terug. De partij houdt in de Eerste Kamer twee van de drie zetels over. De tweede zetel gaat echter niet naar Staal, maar naar Hans Engels, hoogleraar Staatsrecht in Groningen, die met voorkeursstemmen wordt gekozen. Ondanks de slechte uitslag is Schouw positief: “We zijn van 1,9 procent bij de Tweede Kamerverkiezingen naar 2,5 bij de Statenverkiezingen gegaan. Een kleine vooruitgang, maar de eerste in 12 jaar.”16

Schouw presenteert in diezelfde periode met zijn partijbestuur het rapport „Klaar voor de klim‟. Daarin wordt stilgestaan bij de afgelopen vier jaar, want “om door te kunnen met de toekomst moeten we het verleden op ons laten inwerken”, zo meent het rapport.17

Het rapport is mild van toon. Zo wordt onder meer gesteld dat de positie van de partij in het kabinet-Balkenende II “minder gelukkig” was:

14

„Onrust over stemadvies „Turkse staat‟; Turkse lobby voor D66‟, NRC Handelsblad, 8 december 2006.

15

Raoul du Pré, „„Turken zijn kiezers zoals iedereen‟; Voorkeursstemmen brachten Fatma Koser Kaya de Kamer in en bezorgden D66 een derde zetel‟, de Volkskrant, 28 november 2006.

16

Philippe Remarque, „Voorzitter D66: eindelijk bevrijd van het juk van de regeringsdeelname‟, de Volkskrant, 16 maart 2007.

17

(10)

“Oppositie voeren tegen je eigen kabinet is moeilijk.”18

Ook verdienen de beslommeringen om het politieke leiderschap, in het bijzonder de strijd om het lijsttrekkerschap, niet de “schoonheidsprijs”. Wel constateert het rapport dat de partij met Alexander Pechtold weer een “herkenbare leider” heeft en dat de plek in de oppositie “kansen biedt om het politieke profiel te versterken”.19

Over de notitie van het partijbestuur wordt op het congres van 12 mei in De Doelen in Rotterdam gestemd. Uiteindelijk wordt het zonder veel discussie aangenomen en kan de partij aan de slag met enkele concrete voorstellen uit het rapport, zoals de D66 Academie voor het ontwikkelen van nieuw talent en het project Het Debat Centraal dat als doel heeft het debat binnen de partij relevanter te maken. Ook stelt de partij zich ten doel het aantal betalende leden dat dan iets boven de tienduizend ligt, in drie jaar op vijftienduizend te brengen.20 Dit alles zal moeten gebeuren onder leiding van de nieuwe partijvoorzitter, Ingrid van Engelshoven.

Eind april is D66 ongewild weer centrum van het nieuws, wanneer bekend wordt dat Boris Dittrich in zijn periode als fractievoorzitter in het geheim met verschillende personen gesprekken heeft gevoerd over de vorming van een nieuwe progressief-liberale partij.21 Hij zou daarbij de steun hebben gehad van de D66-bewindslieden Brinkhorst en Pechtold. Ook politici van andere partijen scharen zich achter het initiatief, zoals de VVD‟ers Mark Rutte, Ed Nijpels en Jozias van Aartsen, enkele prominente PvdA‟ers en andere prominenten als CDA‟er Herman Wijffels, D66‟er Alexander Rinnooy Kan, Jort Kelder en Peter R. de Vries. De beoogd lijsttrekker zou voormalig D66-minister en topman van Akzo Nobel Hans Wijers zijn geweest. Het plan loopt echter stuk als Dittrich na het Uruzgandebacle moet aftreden. Tot een nieuwe partij komt het niet, wel presenteert een groep politici en politieke denkers onder de naam Vitaal Erfgoed, veelal dezelfde personen die ook bij het plan van Dittrich betrokken waren, in april 2009 een bundel met essays over de wenselijkheid van liberaal denken: „Open en onbevangen. De noodzaak van politieke vrijzinnigheid‟.22

Op het najaarscongres van 2007 presenteert een commissie onder leiding van oud-Kamerlid Louise Groenman het rapport „Verloren vertrouwen en de weg naar herstel‟ over de manier waarop D66 uit het diepe, electorale dal kan klimmen. Het rapport blikt terug op twaalf jaren van verkiezingsnederlagen. D66 heeft immers sinds 1994 geen winst meer geboekt. Groenman c.s. concluderen dat D66 nooit haar vooruitstrevende en vrijzinnige karakter mag verloochenen, ook niet als het om regeringsdeelname gaat. De partij moet vooral trouw aan haar sociaal-liberale idealen het middenveld blijven bewandelen en “op een eigenzinnige manier en met aandacht voor de menselijke maat van beleid en betrokkenheid van burgers” een eigen koers varen.23

18

Schouw, Klaar voor de klim, 4.

19

Ibidem, 5 en 7.

20

Ibidem, 10, 12-13.

21

Boris Dittrich was fractievoorzitter van D66 van 23 januari 2003 tot 3 februari 2006.

22

Alexander Rinnooy Kan e.a., Open en onbevangen. De noodzaak van politieke vrijzinnigheid (Den Haag 2009).

23

Louise Groenman e.a., Verloren vertrouwen en de weg naar herstel. Een terugblik op twaalf jaar

(11)

Als D66 eind 2007 de balans opmaakt, overheerst een tevreden gevoel. Alexander Pechtold wordt door de parlementaire pers uitgeroepen tot „Nederlandse politicus van het jaar 2007‟ en in de laatste peiling van Maurice de Hond in dat jaar staat de partij op zes zetels.

1.5 Stijgende peilingen en groeiende ledenaantallen: D66 in 2008 en 2009

Wanneer D66 op 19 april 2008 bijeenkomt voor haar voorjaarscongres, hangt er een geur van optimisme rondom de partij. Deze wordt vooral veroorzaakt door het alsmaar stijgende aantal zetels dat de partij in de verschillende peilingen toebedeeld krijgt. Stond de partij bij Maurice de Hond eind 2007 nog op zes zetels, drieëneenhalve maand later peilt hij elf zetels voor D66. Ook andere peilingen duiden op winst, hoewel minder fors: acht zetels bij TNS NIPO en zes in de politieke barometer van Bureau Interview/NSS. En hoewel het besef aanwezig is dat „peilingen maar peilingen‟ zijn, put de partij er wel het vertrouwen uit dat de weg omhoog weer ingezet is. Op het congres stelt Pechtold dat die weg langs drie lijnen loopt. “We vechten tegen extremisme en populisme, we zijn een alternatief voor een moraliserend kabinet, en we hebben onze eigen agenda van hervormen en innoveren.”24

Een half jaar later, als Sophie in ‟t Veld bij het najaarscongres in november wordt gekozen tot lijsttrekker voor de Europese Verkiezingen van 4 juni 2009, overheerst opnieuw het positivisme. In de peilingen blijft D66 stijgen, volgens Maurice de Hond kan de partij rekenen op zo‟n zestien zetels. Maar de groei van de partij is niet alleen virtueel. Een bescheiden succesje wordt gevierd bij tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen in de nieuwe fusiegemeente Bloemendaal. Daar stijgt de partij van één naar drie zetels. Mede als gevolg van het landelijke succes van D66, worden overal in het land afdelingen, die eigenlijk alleen nog maar „op papier‟ bestonden, weer nieuw leven ingeblazen.

Begin 2009 blijkt uit cijfers van het Documentatiecentrum voor Nederlandse Politieke Partijen dat D66 de snelst groeiende partij van Nederland is. Had de partij op 1 januari 2008 nog 10.357 leden, een jaar later is dat aantal met 2.075 gestegen tot 12.432 leden, een groei van twintig procent.25 Dit terwijl het totale aantal mensen dat lid is van een politieke partij in 2008 nog licht is gedaald. En ook in de eerste maanden van 2009 groeit het ledenaantal gestaag verder. Zo gestaag dat de doelstelling uit het voorjaar van 2007, toen de partij in het rapport Klaar voor de klim nog de ambitie uitsprak om binnen drie jaar 15.000 leden te hebben, in de eerste maanden van 2009 al bereikt wordt.

De stijgende peilingen en groeiende ledenaantallen brengen partijleider Pechtold meermaals tot de uitspraak: “Het ziet er naar uit dat in de geschiedenis van D66 Lazarus toch echt voor de derde keer gaat opstaan.”26

24

Speech Alexander Pechtold bij het voorjaarscongres van D66, Rotterdam, 19 april 2008.

25

Gerrit Voerman, Persbericht Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen: Aantal leden van de

politieke partijen daalt in 2008 licht, 15 januari 2009. 26

(12)

2. De relatie tussen media en politiek

“De relatie tussen media en politiek is aan verandering onderhevig en het lijkt erop dat de politiek daarbij aan de verliezende hand is.”27

Volgens Kees Brants en Philip van Praag jr. is deze verandering zowel een gevolg van ontwikkelingen aan de kant van de politiek als aan veranderingen aan de zijde van de media. Om de relatie tussen media en politiek te begrijpen, is het van belang te schetsen welke veranderingen het medialandschap in de laatste decennia heeft doorgemaakt. Voordat de huidige situatie aan de orde komt, wordt dus eerst kort stilgestaan bij de ontwikkelingen vanaf de jaren ‟50.

2.1 Van verzuiling tot mediatisering

2.1.1 Verzuiling

Ten tijde van de verzuiling in de jaren ‟50 en „60 lagen de verhoudingen tussen media en politiek vast, de zuil waartoe je behoorde bepaalde de politieke partij waarop je stemde. Veel kranten en de meeste omroepen fungeerden als platform voor de stroming waartoe zij behoorden. Zo was de Volkskrant een KVP-krant, behoorde Trouw aan de ARP, vertolkte Het Vrije Volk het PvdA-standpunt en bedienden NRC en Algemeen Handelsblad de VVD. Het beroep van politicus viel vaak samen met een hoofdredacteurschap of een rol als commentator bij een van deze landelijke dagbladen. Politici dicteerden, of vulden eigenhandig de hoofdredactionele en nieuwskolommen.28

Het bedrijven van onafhankelijke journalistiek werd door de nadruk op deze spreekbuisfunctie een hachelijke onderneming.29 De media speelden het spel van de pacificatiepolitiek in niet geringe mate mee door zich te identificeren met een partij en daarmee te handelen binnen een logica van partijdigheid, een partisan logic. De media hadden in deze tijd eerder de rol van schoothond, dan van oplettende waakhond van de democratie.

2.1.2 Waakhond

Die laatste rol nam men vanaf het eind van de jaren ‟60 en in de jaren „70 en ‟80 wel steeds meer aan. Door toedoen van de ontzuiling kwamen kranten, radio en televisie steeds meer los van hun oorspronkelijke achterban. Zo schrapte de Volkskrant in 1965 haar ondertitel „katholiek dagblad van

27

Kees Brants en Philip van Praag jr., „Media en politiek. Een verstandshuwelijk onder druk‟ in: Ibidem (red.),

Verkoop van de politiek: de verkiezingscampagne van 1994 (Amsterdam 1995) 246. 28

Jean-Pierre Geelen, Het Haagse huwelijk: hoe pers en politiek tot elkaar veroordeeld zijn (Nijmegen 1998) 19.

29

(13)

Nederland‟ en verbrak de krant geleidelijk alle banden met de KVP.30

Deze zogenoemde ontzuiling vergrootte wel de onzekerheid voor zowel media als politiek. “Kranten raakten abonnees kwijt en partijen zagen hun kiezers zweven.”31

In deze public/party logic bleef vanuit de media weliswaar het respect voor de door de politiek bepaalde agenda overeind, maar ontwikkelde men toch een veel kritischer houding, ook vanuit een gevoel van medeverantwoordelijkheid voor het welzijn van het politieke systeem en het democratisch proces. Journalisten zagen het voortaan als hun taak om “in naam van het publiek de politiek – en dan vooral het gebruik van haar macht – kritisch te volgen.”32 “Met andere woorden: media identificeerden zich eerder met de publieke zaak dan met een bepaalde partij.”33

De opkomst van de televisie in deze periode heeft de politiek en de manier waarop partijen bijvoorbeeld campagne voeren ook grondig veranderd.

De nieuwe politiek leider van de VVD, Toxopeus, ontdekte in 1963 dat één geslaagd televisiedebat met PvdA-leider Vondeling hem tot een landelijk bekend politicus maakte (…) Het electorale succes van D66 en de Boerenpartij in 1967 is in niet geringe mate te danken aan het televisieoptreden van Van Mierlo en Koekkoek.34

D66 was daarmee een van de eerste partijen die optimaal gebruik maakte van de televisie om de bekendheid van de lijsttrekker voor het voetlicht te brengen. Later zouden andere partijen D66 daarin volgen.35 De televisie maakte het dus mogelijk een politicus in één klap bekendheid te geven. Dat was voor politici steeds meer reden werk te maken van mediaoptredens.

2.1.3 Mediatisering

Vooral door het toenemende belang van televisie is vanaf de jaren ‟90 een nieuwe fase aangebroken in de politieke communicatie: de media logic. Media gaan steeds meer uit van wat zij veronderstellen dat het publiek aanspreekt. Lange tijd bepaalden de media zelf wat voor inhoud zij hun publiek aanboden, maar onder invloed van de komst van commerciële televisie en een toenemende concurrentie binnen én tussen elektronische media en pers, proberen ze steeds meer in te spelen op de wensen van de lezer,

30

Ruud Koole, „Hijgende vragen, vlotte babbels. De symbiose van politiek en media‟ in: Bardoel, Jo, Chris Vos, Frank van Vree en Huub Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam 2005) 101.

31

Koole, „Hijgende vragen, vlotte babbels‟, 103.

32

Huub Wijfjes, „Haagse kringen, Haagse vormen. Stijlverandering in politieke journalistiek‟ in: Bardoel, Jo, Chris Vos, Frank van Vree en Huub Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam 2005) 24.

33

Kees Brants en Philip van Praag, „De media hebben het gedaan‟ in: Ibidem (red.), Politiek en media in

verwarring. De verkiezingscampagnes in het lange jaar 2002 (Amsterdam 2005) 6-7. 34

Philip van Praag jr., „Van non-item naar hot item: Verkiezingscampagnes in het televisiejournaal‟ in: Jo Bardoel, Chris Vos, Frank van Vree en Huub Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam 2002) 305.

35

(14)

luisteraar en kijker. Vos spreekt in dit verband over „een bemiddelaar in beeldvorming, die bepaalt waarin de discussie wordt gevoerd‟.36

In dit proces, dat wel mediatisering genoemd wordt, is de politiek in hoge mate afhankelijk van het functioneren, de productieroutines en de nieuwsselectiecriteria van de media.37 “Het publiek wordt minder aangesproken als burger, die als drager van het democratisch stelsel relevante politieke informatie nodig heeft, en meer als consument van verschillende soorten informatie.”38

2.2 Medialogica

2.2.1 Interpreterende journalistiek

Een belangrijk begrip dat in de huidige relatie tussen media en politiek veelvuldig terugkomt, is medialogica. Volgens een rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) uit maart 2003 betekent medialogica dat het medium de vorm bepaalt waarin het nieuws gecommuniceerd wordt. Belangrijke kenmerken van die medialogica zijn volgens de RMO onder meer de presentatie van het nieuws in frames, de interpreterende journalistiek waarbij de journalist meer aan het woord is dan zijn bron, de snelheid van het nieuws met de jacht op primeurs, concurrentie die zorgt voor meutevorming en uiteindelijk voor hypes, en de personalisering van het nieuws.39

Brants en Van Praag omschrijven medialogica als een verschuiving van beschrijvende naar interpreterende journalistiek, waarbij er minder aandacht is voor inhoudelijk nieuws en een sterke neiging bestaat een frame te kiezen. Als gevolg daarvan veranderen stijl en inhoud van de berichtgeving over de politiek.40 Van inhoudelijk en issue-gebonden naar verslaggeving waarin opiniepeilingen als een „horse race‟ worden gepresenteerd en strategieën en tactieken beschreven worden. Daarbij ligt de nadruk op het conflict en het negatieve. De politiek wordt neergezet als podium van strijd, conflict en schandaal.41

In haar handelen en activiteiten lijkt de politiek zich in steeds belangrijkere mate te voegen naar de wensen van tijd, plaats en vormgeving van de media. De media bepalen steeds meer het kader waarin gebeurtenissen en politici betekenis krijgen. “Journalisten worden daarmee belangrijker dan hun politieke nieuwsbronnen.”42

Zij zijn vaak langer aan het woord dan de politicus die ze

36

Vos, „Van propagandist naar makelaar‟, 283.

37

Kees Brants, „Opgejaagd door Cerberus. De moeizame mediatisering van de politieke communicatie in: Bardoel, Jo, Chris Vos, Frank van Vree en Huub Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam 2005) 94.

38

Brants en Van Praag, „De media hebben het gedaan‟, 8.

39

Hugo van Engelsdorp Gastelaars, „De media en hun verantwoordelijkheid: het rapport „Medialogica‟ van de RMO‟, http://www.villamedia.nl/journalist/n/kwaliteit/medialogica.shtm (bekeken op 11-03-2009).

40

Philip van Praag en Kees Brants, „Op weg naar de toeschouwersdemocratie‟ in: Ibidem (red.), Politiek en

media in verwarring. De verkiezingscampagnes in het lange jaar 2002 (Amsterdam 2005) 274. 41

Brants, „Opgejaagd door Cerberus, 88-89.

42

(15)

interviewen. “Tegenwoordig dienen politici simpelweg alleen nog als achtergrondkoortje voor de analyses van Job Frieszo (voormalig politiek verslaggever NOS, DB)”, zo zei toenmalig CDA-Kamerlid Hans Hillen in april 2001 tijdens een lezing voor Leidse studenten politicologie.43

In een medialogica is het belangrijkste doel het publiek vast te houden, waardoor de informatiefunctie het onderspit lijkt te moeten delven ten faveure van de amusementsfunctie. Volgens mediahistoricus Huub Wijfjes mist het politieke debat doorgaans dat amusement en zien we daarom vaak niet meer dan een enkele quote.

De redevoering en het Kamerdebat laten zich nauwelijks in geschikte televisie samenvatten en dat gebeurt dan ook nauwelijks meer, behalve in tijden van grote politieke spanning of als een enkele politicus erin slaagt een kernachtig, humorvol of ruzieachtig debatje uit te lokken.44

Aan het politieke nieuws worden bovendien steeds meer showelementen toegevoegd. De montage is sneller, de rol van muziek en andere effecten neemt toe en de gemiddelde quote wordt ingekort tot een sound bite.45 “The sound bite certainly exemplifies the tendency of television news to reduce potentially complex and multifaceted statements to a small number of words and phrases that may or may not represent the whole.”46

Daarin schuilt het gevaar dat de informatievoorziening niet volledig is, of dat de woorden van de politicus in de context of het frame van de journalist een geheel andere betekenis krijgen. Dit gebeurt overigens lang niet altijd bewust. “Framing is geen journalistiek complot”, zo stellen Brants en Van Praag. Het is een „tekening‟ van het nieuws die niet per se een bewuste „vertekening‟ hoeft te zijn.47

Hoe dan ook, door de duidende rol van de journalist schuift de aanvankelijke bedoeling van de woorden van de politicus in ieder geval naar de achtergrond. Niet wat de politicus zegt, staat centraal, maar wat de journalist ermee doet.

De impact hiervan moet niet worden onderschat. De meeste kiezers ontlenen hun politieke kennis en inzicht namelijk aan de berichtgeving door de media, vooral het televisienieuws. “Slechts een enkele kiezer is zelf actief op zoek naar de relevante politieke informatie.”48

Over het algemeen zijn kiezers dus in grote mate afhankelijk van wat de media berichten.

2.2.2 Framing vanuit de politiek

De politiek legt zich echter niet zomaar neer bij de groeiende macht van de media. Zij probeert door middel van framing op allerlei manieren de media en het publiek naar haar hand te zetten. Het denken over framing, en de mogelijke waarde, betekenis of invloed ervan, is nog volop in beweging en schiet

43

Brants, „Opgejaagd door Cerberus‟, 95.

44

Wijfjes, „Haagse kringen, Haagse vormen‟, 29.

45

Vos, „Van propagandist naar makelaar‟, 284.

46

George Comstock en Erica Scharrer, The Psychology of Media and Politics (Londen 2005) 104.

47

Van Praag en Brants, „Op weg naar de toeschouwersdemocratie‟, 276.

48

(16)

mede daardoor nog alle kanten op. Het is hier vooral van belang als politieke strategie. Als middel van politici om onze interpretaties te sturen. “Politici plaatsen hun uitingen in een bepaald kader of perspectief (frame, DB) zodat wij er een bepaalde betekenis aan toekennen.” 49 Het frame is de facto een soort filter, waardoor alleen dat deel van de werkelijkheid zichtbaar is, dat het belang van de zender dient.

Daarbij is metaforisch taalgebruik – dat overigens ook door de media met graagte gehanteerd wordt – van groot belang. Een goed voorbeeld daarvan is VVD-leider Hans Wiegel die in een televisiedebat naar zijn PvdA-collega Joop den Uyl wijst en zegt: “Sinterklaas bestaat ,daar zit hij, achter de tafel.” Sinterklaas doet daarbij dienst als de archetypische actor, die het publiek meteen associeert met het uitdelen van cadeautjes. Vertaald naar de politiek betekent het natuurlijk een harde aanval, het uitdelen van cadeautjes is voor een politicus immers onverantwoord gedrag.

Ook D66 gebruikt graag de archetypische actor om bij de kiezer een bepaald beeld op te roepen, namelijk de bijbelse figuur van Lazarus, een man die dood ging, maar door Jezus weer tot leven werd gewekt. Sinds D66 in peilingen en ledenaantallen weer in de lift zit wordt door de partij vaak de vergelijking getrokken met deze Lazarus. “Het ziet ernaar uit dat in de geschiedenis van D66 Lazarus toch echt voor de derde keer gaat opstaan.”50

Hier wordt dus het frame, de metafoor van een bijbelse figuur, gebruikt dat bij mensen het beeld oproept van nieuw leven. Vertaald naar D66 wordt mensen dan voorgehouden dat de partij na een moeilijke periode opnieuw tot leven is gekomen en de weg omhoog weer ingezet heeft.

In het politieke debat met Geert Wilders probeert D66 ook heel nadrukkelijk door framing de beeldvorming naar haar hand te zetten. Hier gebruikt men het archetype van de „extremist‟. In het debat over migratie en integratie neemt Geert Wilders, leider van de Partij Voor de Vrijheid (PVV), vaak extreme standpunten in. Zo vergelijkt hij de Koran met Hitlers Mein Kampf, betitelt hij de profeet Mohammed als een ultieme viezerik, spreekt hij over de tsunami van islamisering die ons land zou bedreigen en noemt hij allochtone probleemjongeren steevast „Marokkaanse straatterroristen‟. D66-fractievoorzitter Alexander Pechtold noemt Wilders steevast een „extremist‟. Het gebruik van dat frame roept bij mensen negatieve gevoelens op. Precies hetgeen Pechtold wil bereiken. Bovendien heeft het ook nog een groot strategisch voordeel, meent geschiedfilosoof Sanderijn Cels, gespecialiseerd in politieke communicatie. “Een politicus kan vergelijken met extreme standpunten. Dat kan een voordeel hebben: hij kan er een grote groep nieuwe kiezers mee aanspreken.”51

Door steevast hard stelling te nemen tegen Wilders‟ extreme uitspraken en daartegenover een redelijk geluid te zetten, spreekt D66 veel kiezers aan die anders misschien helemaal niet bij de partij terecht zouden komen.

49

Sanderijn Cels, Dat hoort u mij niet zeggen. Hoe politici u de werkelijkheid voorspiegelen (Amsterdam 2007) 15-16.

50

Speech Alexander Pechtold bij Jaaropening Hogeschool INHolland Amsterdam, 4 september 2008.

51

Joan Arensman, „Bij de buurman is het erger‟ in: Sanderijn Cels, Dat hoort u mij niet zeggen. Hoe politici u de

(17)

Duidelijk is in ieder geval dat de presentatie van politici vaak verre van onschuldig is. Achter hun boodschap kunnen allerlei belangen schuilgaan. “Ze zetten ons aan om die boodschap zo te interpreteren dat hun belangen worden gediend (…) Wie dat voor zoete koek slikt, loopt het risico onbewust kant te kiezen.”52

Frits Bloemendaal, chef redactie bij de Geassocieerde Pers Diensten (GPD) en voormalig parlementair journalist, gaat zelfs nog verder. In zijn boek De communicatieoorlog (2008) stelt hij dat niets toevallig is bij een belangrijke boodschap van de overheid. Volgens hem is over elk woord nagedacht.53 Hij is het dan ook niet eens met de stelling dat de media de politieke agenda bepalen. Volgens hem wordt die vooral bepaald door “stevig dichtgetimmerde regeerakkoorden, die met veel fractiediscipline worden uitgevoerd”.54

“Overheidscommunicatie is verworden tot politiek instrument”, menen ook Frank van Beers en Hans Siepel, oud-medewerkers van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Zij wijzen bijvoorbeeld op de recente benoemingen van directeuren voorlichting en woordvoerders van ministers. “Steeds vaker kiezen ministers voor woordvoerders afkomstig uit de eigen partij.”55

2.2.3 Strijd, wederzijdse afhankelijkheid en scoringsdrift

The language, stories, and images in which politics is cast by those in power, those seeking power, and by the press become filters through which we make sense of the political world. Citizens expect that the press will approach the competing frames offered by interested parties with skepticism (…) This is not always the case.56

Het gaat hier duidelijk om een wederkerig proces. Zowel pers als politiek moeten beducht zijn voor elkaars frames. Er woedt kortom een voortdurende strijd tussen media en politiek, waarin zowel journalisten als politici proberen het frame te bepalen waarin het nieuws naar buiten komt.

Deze strijd is goed verklaarbaar. Pers en politiek hebben nu eenmaal tegengestelde belangen. Vaak is het zo dat wat de journalist graag naar buiten wil brengen, de politicus juist uit de publiciteit wil houden.57 Zo is het de taak van de media om blunders of misstanden aan de kaak te stellen. De politiek echter houdt die natuurlijk het liefst verborgen. Hetzelfde geldt voor beloftes of toezeggingen die door politici zijn gedaan. Het is aan de pers om te controleren of die zijn nagekomen en politici zo nodig te confronteren met een niet nagekomen belofte. “Slechts het afwijkende overschrijdt de nieuwsdrempel, en dat willen politieke partijen juist vaak voorkomen.”58

52

Cels, Dat hoort u mij niet zeggen, 215 en 230-231.

53

Frits Bloemendaal, De communicatieoorlog: hoe de politiek de pers in haar greep probeert te krijgen (Amsterdam 2008) 186.

54

Bloemendaal, De communicatieoorlog, 132.

55

Frank van Beers en Hans Siepel, „De waarheid sneuvelt snel in Den Haag‟, de Volkskrant, 28 maart 2009.

56

Kathleen Hall Jamieson en Paul Waldman, The press effect: politicians, journalists, and the stories that shape

the political world (Oxford 2003) xv. 57

Brants en Van Praag, „Media en politiek. Een verstandshuwelijk onder druk‟, 253.

58

(18)

De belangen van media en politiek botsen ook in een proces dat moet leiden tot een politiek besluit. Daarbij is het de taak van de pers de verscheidenheid van de meningen te belichten. “Dat brengt vaak met zich mee dat ze het debat of het conflict opzoekt. Als tegenstanders talrijk zijn of luidruchtig, zal dat in de berichtgeving doorklinken.” 59 De overheid zit hier niet op te wachten, omdat die juist op zoek is naar draagvlak voor haar eigen beleid. “Conflict is kennelijk een journalistiek selectiecriterium om gebeurtenissen over een nieuwsdrempel te tillen – en als het er niet is, dan moet het maar gecreëerd worden.”60

Tegenstrijdige belangen zijn er dus voldoende, maar toch hebben media en politiek elkaar ook hard nodig. Politici willen maar al te graag hun boodschap kwijt en de media weten dat politiek scoort en zijn daarom – zeker in verkiezingstijd – bereid veel van hun zendtijd en krantenpagina‟s er aan te besteden. Daarbij beschikt de politiek ook over veel informatie die voor lezers, kijkers of luisteraars van belang is. Om die informatie ook daadwerkelijk bij de burgers te krijgen, heeft de politiek de pers simpelweg ook nodig. “Voor beide partijen heeft deze onderlinge afhankelijkheid een prijs: de journalist krijgt lang niet alle informatie die hij wil en de overheid krijgt de informatie lang niet altijd zo over het voetlicht als zij zou willen.”61 Kortom: Hoewel het spanningsveld in de verhouding tussen politicus en journalist gecompliceerd is, kunnen zij in ieder geval niet zonder elkaar.62

Een centraal begrip in de gecompliceerde relatie tussen media en politiek is scoringsdrift. Beide partijen doen er veel voor om ofwel middels een goede quote of een scherpe bijdrage in het debat dan wel via een primeur of een opmerkelijk interview te „scoren‟. Daarbij gebruiken ze elkaar ook.

Dat blijkt bijvoorbeeld elke dinsdagmiddag, wanneer de parlementaire week begint met het wekelijkse Vragenuurtje in de Tweede Kamer. Voor die gelegenheid kunnen Kamerleden vragen aanmelden waarop de betreffende bewindspersoon dan direct in de Kamer antwoord moet komen geven. Dit uur werd al in de jaren ‟70 door toenmalig Kamervoorzitter Anne Vondeling ingesteld. Pas sinds het begin de jaren ‟90 wordt het door de NOS live uitgezonden en “sindsdien verdringen Kamerleden zich om hun vragen op de lijst te krijgen”, zo meent Frits Bloemendaal. “Dat dergelijke vragen zelden bevredigende antwoorden opleveren heeft niet of nauwelijks invloed op de stroom.”63

De vragen van de parlementariërs gaan meestal over berichten uit de pers van de voorgaande week. “Ze hebben een hoog gehalte aan hijgerigheid.”64

Voor Jean-Pierre Geelen van de Volkskrant is het Vragenuurtje daarmee illustratief geworden voor de verhouding tussen politiek en pers. “Het gaat goeddeels over de zaken die door pers en politiek tot de items van de dag zijn gebombardeerd, en wie

59

Bloemendaal, De communicatieoorlog, 38.

60

Brants, „Opgejaagd door Cerberus‟, 86.

61

Bloemendaal, De communicatieoorlog, 39.

62

Jan Hoedeman, De strijd om de waarheid op het Binnenhof (Amsterdam 2005) 20.

63

Bloemendaal, De communicatieoorlog, 82-83.

64

(19)

zich met deze zaken bezighoudt, komt des te sneller in de publiciteit.”65 Daarmee heeft de pers dus wel degelijk invloed op de politieke agenda. Volgens Geelen wordt het Vragenuurtje vooral gebruikt door Kamerleden die snakken naar publiciteit.66 Ook vanuit de politiek zelf klinken kritische geluiden. “Profileringsdrang”, zo noemde oud-Kamerlid Willem Pieter Keur (VVD) het Vragenuurtje eens. Van voormalig D66-Kamerlid Gerrit Ybema (1989-2002) had het zelfs wel mogen worden afgeschaft. “Ik erger me rot. Het is gewoon drie kwartier gratis publiciteit en het gaat over niets.”67

Het Vragenuurtje is zonder meer een mogelijkheid om in de belangstelling te komen. En Kamerleden maken daar ook gretig gebruik van, getuige de drukte aan de interruptiemicrofoons elke dinsdagmiddag. Opmerkelijk is dat vanuit de eigen kring ook veel kritiek klinkt op Kamerleden die al te zeer de media opzoeken. Zo meent voormalig PvdA-Kamerlid Bert Middel (1994-1998) : “Sommige politici lijken een groot deel van hun werktijd te vullen met het pogen in de media te komen of juist te blijven.” En Wim van de Camp, CDA-Kamerlid vanaf 1986, en na de Europese Verkiezingen van 4 juni 2009 Europarlementariër, verwijt Kamerleden „mediageilheid‟: “Ze hoereren met de pers. Kom ik in de krant, ben ik wel in beeld, ga ik wel genoeg naar Nieuwspoort?”68

Hoewel de pers dus bepaald niet verlegen zit om aandacht van de politiek, ziet zij er zelf wel de betrekkelijkheid van in. Uit een onderzoek van Wijbrandt van Schuur en Jan Vis onder parlementaire journalisten uit 1999 blijkt dat 83 procent van hen vindt dat Kamerleden zich te veel laten leiden door de berichtgeving in de media.69 Of zoals Jacques Wallage, voormalig PvdA-fractievoorzitter en staatssecretaris en huidig burgemeester van Groningen, het stelt: “Vroeger werd in de media verslag gedaan van wat er in de politiek gebeurde, nu is het politiek wat er in de media gebeurt.”70

2.2.4 Incidentenpolitiek of incidentenjournalistiek?

In de ontwikkeling die Wallage schetst, zit zeker een kern van waarheid. Vaak zijn incidenten die uitgebreid in de media komen, voor de politiek aanleiding om meteen hoog in te zetten: persberichten, kamervragen en het liefst een spoeddebat. Dat komt volgens Frits Bloemendaal door zowel de mediacultuur als de politieke cultuur in Nederland:

Nederlandse televisiezenders willen bovenop het nieuws zitten. Bij iedere belangrijke gebeurtenis wordt direct een politiek antwoord verwacht. Door de pers, maar ook door de Tweede Kamer zelf. De politiek holt van incident naar incident.71

65

Geelen, Het Haagse huwelijk, 12.

66

Idem.

67

Ibidem, 13.

68

Hoedeman, De strijd om de waarheid op het Binnenhof, 224 en 226.

69

Wijbrandt van Schuur en Jan Vis, „Haagse waakhonden. Politieke voorkeur, zelfbeeld en informatievergaring van parlementair journalisten‟ in: Bardoel, Jo, Chris Vos, Frank van Vree en Huub Wijfjes (red.), Journalistieke

cultuur in Nederland (Amsterdam 2005) 128. 70

Hoedeman, De strijd om de waarheid op het Binnenhof, 228.

71

(20)

Ook D66-fractievoorzitter Alexander Pechtold erkent dat incidenten al te zeer de politieke agenda bepalen. In een opinieartikel in het Financieele Dagblad noemde hij 2008 zelfs „het jaar van de incidenten‟. “Waar zich incidenten voordoen, lopen emoties hoog op. Niet in de laatste plaats door opgewonden reacties van pers en politiek.”72

Pechtold noemt onder meer de rellen in Gouda en de moslimadvocaat die weigerde op te staan voor de rechter als voorbeelden waarbij politici over elkaar heen buitelden om hun mening te verkondigen en spoeddebatten aan te vragen. Pechtold stelt echter dat niet ieder incident, risico of ongemak in het leven een politiek antwoord kent.

Het eerder genoemde onderzoek van Van Schuur en Vis uit 1999 toonde op dit punt ook toen al een zelfkritische houding van de parlementaire journalisten. 67 procent vindt dat de politieke verslaggeving wordt gekenmerkt door incidentenjournalistiek. Een nog groter percentage van 87 procent is het eens met de stelling dat journalisten te veel de waan van de dag volgen.73 Ook het rapport over medialogica van de RMO komt tot die conclusie. Volgens de RMO controleert de pers weliswaar effectief de machtsuitoefening (door de politiek, DB), maar gaat het hierbij vooral om incidenten en veel minder vaak om goed onderzochte zaken.74 “Verslaggevers storten zich op deze incidenten als pupillenvoetballertjes op de bal”, aldus Marcel Broersma, hoogleraar Journalistieke Cultuur en Media aan de universiteit van Groningen in maart 2009 bij zijn oratie.75

De populariteit van incidenten wordt wel eens verklaard door het gebrek aan ideologische tegenstellingen in de Nederlandse politiek. “In een politiek klimaat waarin de traditionele tegenstellingen steeds meer verdwijnen, rest weinig inhoudelijk drama, ophef en tumult.”76

Om toch nieuws te kunnen brengen dat scoort bij het publiek, zoekt men vaak naar incidenten.

2.2.5 Nieuws maken en nieuws jagen

Het vervagen van ideologische tegenstellingen is wellicht een van de verklaringen voor het uitvergroten van incidenten, veel belangrijker is echter de onverzadigbare hang naar nieuws. We leven in een 24-uurs nieuwseconomie, waarin de burger als nieuwsconsument op alle momenten van de dag nieuws tot zich wil nemen. Dat kan via krant, radio, televisie en internet. Vooral door de snelheid van die laatste twee is er elk uur behoefte aan nieuw nieuws. “Als dat er niet is, wordt het gemáákt: dan treden de mechanismen van de actie-reactie-journalistiek in werking.”77 Of zoals Pieter Schut, voormalig politiek verslaggever voor de NCRV en NOS radio, het eens stelde: “Wij moeten iets op de

72

Alexander Pechtold, „Te grote rol van de staat is slecht voor noodzakelijke vooruitgang‟, het Financieele

Dagblad, 27 december 2008. 73

Van Schuur en Vis, „Haagse waakhonden‟, 129.

74

Van Engelsdorp Gastelaars, „De media en hun verantwoordelijkheid: het rapport „Medialogica‟ van de RMO‟,

http://www.villamedia.nl/journalist/n/kwaliteit/medialogica.shtm (bekeken op 11-03-2009).

75

Marcel Broersma, De associatiemaatschappij: journalistieke stijl en de onthechte nieuwsconsument (oratie ter gelegenheid van de aanvaarding van zijn leerstoel Journalistieke Cultuur en Media) (Groningen 2009), 8.

76

Geelen, Het Haagse huwelijk, 73.

77

(21)

radio brengen, omdat een ochtendblad het heeft, en bij de avondkrant zegt de hoofdredactie op haar beurt: het was vanochtend op de radio, dus wij moeten het ook hebben.”78

Ook D66 ervoer begin 2009 die mechanismen binnen de journalistiek. Uit een groot profiel – „D66: de vrijzinnige magneet van het midden‟ – dat de Volkskrant op 6 januari van de partij publiceerde, maakte de krant haar eigen nieuws. Nota bene op de voorpagina meldde de krant: „D66 zoekt naarstig politiek talent‟. Dit „nieuws‟ was slechts gebaseerd op een citaat van partijvoorzitter Ingrid van Engelshoven, die stelde dat bij een forse verkiezingswinst het vinden van goede gemeenteraadsleden “een hele kluif zal zijn”.79

Als gevolg daarvan kon fractievoorzitter Alexander Pechtold die dag maar liefst vier keer op de radio – Radio 2, BNR Nieuwsradio, Radio Wereldomroep en bij BNN Today op Radio 1 – vertellen over het succes van zijn partij en de zoektocht naar geschikte mensen. Voor D66 natuurlijk welkome publiciteit, maar het laat vooral zien hoe sterk de media op elkaar reageren en elkaars „nieuws‟ overnemen.

Hoewel een dergelijk artikel niet direct invloed heeft op de politieke besluitvorming, kreeg D66 er in de periode na publicatie ervan honderden extra leden bij en het is zeker niet uit te sluiten dat het ook een effect had op de peilingen, waarin de partij in die periode steeg van 17 naar 18 zetels. Parlementaire journalisten kunnen dus wel degelijk het politieke proces beïnvloeden.

Dat bleek in 2008 bijvoorbeeld heel sterk in de berichtgeving rondom twee zaken: de film Fitna van Geert Wilders en het activistische verleden van GroenLinks-Kamerlid Wijnand Duyvendak. Beide Kamerleden kwamen volop in het nieuws door zaken die niet rechtstreeks met hun functie te maken hadden. In beide gevallen bepaalden de media de politieke agenda.

Wilders wist politiek en media maandenlang onrustig te maken met een film waarvan niemand de inhoud nog kende. De enige vraag die hij wekenlang door parlementaire journalisten gesteld kreeg, was: Wanneer komt u met uw film? De regering nam de aankondiging van de film zo serieus dat allerlei noodmaatregelen van kracht werden. En premier Balkenende sprak meermaals zijn zorgen uit over hetgeen ons te wachten zou staan. “De politiek liet zich meeslepen door emoties. Terwijl het op zulke momenten juist aan de politiek is de gevoeligheden te overstijgen”, aldus Alexander Pechtold.80

De autobiografie die Duyvendak schreef was voor veel media aanleiding zijn activistische verleden grondig uit te spitten. De Telegraaf leek in de zomer van 2008 zelfs een heuse klopjacht op Duyvendak te ontketenen. De krant pakte flink uit met koppen als „Duyvendak inbreker‟ (6 augustus), „Wat een lafaard is die Duyvendak‟ (8 augustus), „Wat verzwijgt Wijnand Duyvendak?‟ (10 augustus), „Duyvendak zette aan tot bedreiging‟ (14 augustus) en „GroenLinks-kopstuk brein aanslagen terreurgroep‟ (15 augustus). En politici buitelden steeds opnieuw over elkaar heen om er voor de camera hun mening over te ventileren. De onrust die mede hierdoor ontstond, kostte Duyvendak uiteindelijk zijn Kamerlidmaatschap.

78

Geelen, Het Haagse huwelijk, 153.

79

Theo Koelé en Natalie Righton, „D66 zoekt naarstig politiek talent‟, de Volkskrant, 6 januari 2009.

80

Alexander Pechtold, „Te grote rol van de staat is slecht voor noodzakelijke vooruitgang‟, het Financieele

(22)

Bovenstaande voorbeelden laten niet alleen zien dat de media in staat zijn de politieke agenda te bepalen. Ook blijkt eruit dat in de berichtgeving de inhoud van een politieke kwestie vaak van ondergeschikt belang is. Het doorslaggevende criterium om ergens wel of geen aandacht aan te besteden, is de nieuwswaarde. In de politieke verslaggeving gelden daarbij over het algemeen dezelfde criteria als in andere takken van de journalistiek. “Is er sprake van conflict en drama, van afwijking van wat als gangbaar wordt gezien en van negativiteit; bestaat de mogelijkheid tot personaliseren en, bij voorkeur, tot visualiseren.”81

Deze elementen vormen voor de media de frames aan de hand waarvan zij verslag doen van de politiek, die daardoor dreigt te worden teruggebracht tot een zogenoemde „horse race‟. Voormalig D66-leider Hans van Mierlo spreekt in dat verband over “de overdreven, bijna sportjournalistieke aandacht voor winnaars en – vooral – verliezers.”82

Die aandacht blijkt bijvoorbeeld elke week weer wanneer de nieuwe opiniepeilingen bekend worden. Niet alleen in aanloop naar verkiezingen spelen die een grote rol, tegenwoordig zijn ze elke week voer voor discussies. Ze leveren in ieder geval nieuws op. Nieuws over winnaars en verliezers, over goed en slecht, over schuld en boete, over oorzaken en gevolgen van politiek handelen. Toen Wouter Bos daadkrachtig optrad om de financiële crisis te bezweren, steeg zijn partij, de PvdA, in de peilingen. Toen hij de steun aan zijn minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en integratie (WWI) introk, zakte hij weer terug. Peilingen laten in die gevallen zien hoe zeer de waan van de dag regeert.

Volgens Hans Dijkstal, minister van Binnenlandse Zaken en vice-premier in het kabinet Paars-I, fractievoorzitter voor de VVD tijdens Paars-II en lijsttrekker voor die partij bij de verkiezingen van mei 2002, veroorzaken die peilingen ook een „multiplier-effect‟.

Het kan een hype worden. Als iemand hoog scoort in de peilingen, dan komen ineens alle media erop af. De aandacht die zo‟n partij dan krijgt, krijgt een buitenproportioneel karakter. Dat gaat zich versterken. En dan groeit ze door, zonder dat iemand weet waarom. Andersom werkt het ook zo als een partij in een negatieve flow zit.83

Opiniepeilingen zijn ook dé manier om als medium je eigen nieuws te creëren. EénVandaag is daar een goed voorbeeld van. Die actualiteitenrubriek organiseert via haar website het zogenoemde EénVandaag Opiniepanel, waarvoor iedere burger zich kan aanmelden. Die kan zo regelmatig zijn of haar mening geven over actuele onderwerpen, vaak uit de politiek. De resultaten van die onderzoeken worden als nieuws gepresenteerd in de uitzending van het televisieprogramma. Maar wat is precies het „nieuws‟ als 60 procent van het EénVandaag opiniepanel het eens is met een door de redactie bedachte stelling? Wat is daar de nieuwswaarde van? Duidelijk is wel dat ook hier het frame dat de redactie kiest bij het formuleren van de stelling(en), grote invloed heeft op de uitkomst.

81

Brants en Van Praag, „De media hebben het gedaan‟, 9.

82

Geelen, Het Haagse huwelijk, 73.

83

(23)

2.2.6 Beeldcultuur: televisie is emotie

Media hebben meer aandacht voor wat er misgaat dan voor wat wél goed loopt in de politiek. Dat is begrijpelijk en verklaarbaar. De norm is immers dat iets goed loopt, dat is dus geen nieuws. Het conflict, het drama, de tranen of de scheldpartij hebben meer nieuwswaarde dan een rustig debat, waar zakelijk politiek wordt bedreven en consensus heerst.

The news media are biased toward bad news. A majority of television news directors believe that negative events are generally more newsworthy than positive events (…) The sun rising is nice; the failure of the sun to rise would be a calamity.84

Voor televisiejournalistiek geldt dit sterker dan voor berichtgeving in kranten of op de radio. Televisie is bij uitstek geschikt om emoties, die altijd een rol spelen wanneer het conflict of het negatieve centraal staat, in beeld te brengen. “Television broadcasting (...) is naturally biased towards the display of personality, the cultivation of emotion, and the whipping up of incidents and conflicts.”85

De kracht van de televisie ligt in de kracht van het beeld. Beelden zijn veel sterker dan het geschreven of gesproken woord. Daarbij neemt de geschreven pers de „beeldtaal‟ van de televisie ook steeds meer over. “In kranten en weekbladen wordt meer en meer „een beeld neergezet‟ van een politicus of een gebeurtenis.”86

De populariteit van de genres „profiel‟ en „portret‟ in de geschreven pers laten dit ook zien. Artikelen als „Pechtold, het eloquente alternatief‟ (de Volkskrant, 19 april 2008), „Van „kereltje Pechtold‟ tot dé oppositieleider‟ (Trouw, 19 mei 2008) en „Alexander Pechtold, praatjes voor tien‟ (Elsevier, 14 februari 2009) zijn vooral bedoeld om de lezer een beeld te geven van wie Alexander Pechtold is en hoe hij het doet. Dat beeld legt het betreffende medium op aan de lezer.

Ook Frits Bloemendaal meent dat de dominantie van het beeld steeds sterker wordt en denkt dat dit onherroepelijk ten koste gaat van de inhoud. 87 Die politieke inhoud is datgene waar partijen voor staan. Het overgrote deel van de kiezers is echter niet op de hoogte of niet geïnteresseerd in die inhoud. Zij bepalen hun stem op basis van de beelden die zij via de media toegespeeld krijgen. En die beelden geven vaak een sterk vereenvoudigd beeld van de werkelijkheid. “Ze worden zwart-wit gemaakt, in eenvoudige frames uitgedrukt, geheel volgend Hollywood-traditie.”88 En daarbij gaat het niet zozeer om de standpunten en ideeën van een politicus en zijn partij, maar om het gestuntel van Jan Peter Balkenende, om het overhemd zonder stropdas van Wouter Bos, om de jurkjes van Femke Halsema, om het kapsel van Geert Wilders, om de frisse verschijning van Alexander Pechtold of om de eenvoud van Bas van der Vlies. Het gaat kortom steeds meer om de persoon van de politicus.

84

Comstock en Scharrer, The Psychology of Media and Politics, 107.

85

Dick Pels, „Aesthetic Representation and Political Style‟ in: John Corner en Dick Pels (ed.), Media and the

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De leden zijn in staat om individueel resultaten te boeken, maar ook bereid elkaar te ondersteunen en zich daarvoor op de achtergrond in te zetten.. Ze zijn bereid om hun

• Aanpassingsvermogen: Het vermogen open te staan voor andere normen, waarden, opvattingen en culturen en daarbij het persoonlijke belang ondergeschikt te maken en zich aan te

De ingestuurde werken worden nogmaals bekeken door de correctiecommissie van de Olympiade, waarna de beste 15 kandidaten worden uitgenodigd voor de Eindronde.. Correspondentie over

Met genoegen hebben wij de aanmelding van uw leerlingen voor de Voorronde van de Nationale Aardrijkskunde Olympiade 2018 ontvangen.. U ontvangt hierbij de

2p 1 Geef met behulp van de bronnen 1 en 2 twee redenen waarom het zo lang heeft geduurd voordat er een medicijn tegen ebola werd ontwikkeld.. De besmetting waarmee de

2p 4 Geef met behulp van de atlas en bron 2 twee redenen waarom het verlies van deze provincie aan Chili zo moeilijk te verteren was voor Bolivia.. Er zijn plannen om een snelweg

Ik meen vanuit mijn specifieke tweeledige werkervaring en maatschappelijke functies een constructieve bijdrage te kunnen leveren aan het politieke werk van de

regio, indienen amendementen 16 december 12.00 uur: sluiting indiening moties en amende- menten. deze data zijn op 19 augus- tus per brief meegedeeld aan alle regio-