• No results found

gemeente woerden bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "gemeente woerden bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota"

Copied!
127
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

gemeente woerden

bestemmingsplan landelijk gebied woerden,

kamerik, zegveld

commentaarnota

(2)
(3)

commentaarnota

gemeente woerden

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld

66103u 22 mei 2007

amer adviseurs b.v. ruimtelijke ordening

(4)
(5)

INHOUDSOPGAVE Blz.

1. INLEIDING 1

1.1 Procedure inspraak en vooroverleg 1

1.2 Verdere procedure 1

2. COMMENTAAR OP REACTIE EX ARTIKEL 10 BRO 3

2.1 Provincie Utrecht 3

2.2 VROM-inspectie, regio NoordWest, 12

2.3 Recreatieschap de Stichtse Groenlanden (2 reacties) 14

2.4 Prorail 16

2.5 Natuur- en milieufederatie Utrecht 17

2.6 Kamer van Koophandel, kantoor Utrecht 20

2.7 Ondernemerskring Woerden 23

2.8 Oasen (waterleidingbedrijf) 23

2.9 Commissie Monumenten en Cultuurlandschap 26

2.10 Rijkswaterstaat 32

2.11 Nederlandse Spoorwegen, afd. commercie 33

2.12 Milieudienst Noord-West Utrecht 33

2.13 KPN operations 40

2.14 Gasunie (2 reacties) 40

2.15 Ministerie van Defensie, Commando Diensten Centra 42

2.16 Gemeente Reeuwijk 42

2.17 Gemeente Oudewater 42

2.18 Gemeente Bodegraven 42

3. INSPRAAKREACTIES 44

3.1 Dhr. W.M. Kromwijk, Barwoutswaarder 71, Woerden 44

3.2 Dhr. M.J. Spek, Barwoutswaarder 85, Woerden 44

3.3 Dhr. A van den Berg, Barwoutswaarder 87a, Woerden (2 brieven) 45 3.4 Beheersmaatschappij Verweij en Marinus v.d. Berg Onroerend Goed BV,

Barwoutswaarder 97 en 89a, Woerden 46

3.5 Dhr T.J.R. Peters, Barwoutswaarder naast 162, Woerden 47

3.6 Dhr. P. de Wit, Barwoutswaarder 162, Woerden 47

3.7 Dhr. S.G. de Jong, Barwoutswaarder 168, Woerden 48

3.8 Dhr. W. van Maanen, Breeveld 5, Woerden 49

3.9 Dhr en mevr. Peter en Karin Bol, Breeveld 7, Woerden. 49

3.10 Dhr. C.J. van Leeuwen, Breeveld 16a, Woerden 49

3.11 Dhr. R. Stuffken, Breeveld 18b, Woerden 50

3.12 Dhr/mevr. M.B. Frijlink, De Kruipin 2, Kamerik 51

3.13 Dhr. W.A.J. van der Burg, Dwarsweg 3, Zegveld 51

3.14 Dhr. A. Boer, Geestdorp 16, Woerden 52

3.15 Dhr. D. Netten, Geestdorp 34a-b, Woerden 53

3.16 Dhr. B.A.C. van Noort, Geestdorp 36e, Woerden 53

3.17 Dhr. N.J. van Halm, Geestdorp 39, Woerden 54

3.18 Dhr. J.F. de With, Geestdorp 53, Woerden 54

3.19 Dhr. H. Verboom en Dhr. A.L. Verboom, Hoofdweg 26, Zegveld 54

3.20 Dhr. G. Bergman, Hoofdweg 63, Zegveld 55

3.21 Dhr. B. Hofland, Hoofdweg 108, Zegveld 55

(6)

3.22 Dhr. R. Bodenstaff, Hoofdweg 124, Zegveld (2 brieven) 56 3.23 Werktuigenvereniging Ons Belang, dhr. A. van Zoest, Hoofdweg 149,

Zegveld 57

3.24 Dhr. W.A.P.F.L. Kooter, Hoofdweg 173c, Zegveld 58

3.25 Dhr. C. Wortman, Houtdijk 10, Kamerik 61

3.26 Dhr. D.N. van de Panne, Houtdijkerpad tegenover 5, Woerden 62

3.27 Dhr. M. Bontan, Ir. Enschedéweg 5, Kamerik 62

3.28 Dhr. D.E. Damen, Kromwijkerdijk 18, HW Woerden 63

3.29 Dhr. G.W. de Bruyn, M.A. Reinaldaweg 4, Woerden 64

3.30 Dhr. K.P. Leeuwenstein, Meije 153, Leidschendam 65

3.31 Dhr. R.N. Brons, Meije 256, Zegveld 65

3.32 Dhr. A.R. van der Vlugt, Meije 310, Zegveld 66

3.33 Dhr. H.J. Hoogendoorn, Mijzijde 6, Kamerik (2 brieven) 67

3.34 Dhr. J. van Staalduinen, Mijzijde 92, Kamerik 68

3.35 Dhr. C. Verlaan, Mijzijde 93, Kamerik 68

3.36 Dhr. J.H.J. Tuithof, Mijzijde 106, Kamerik 68

3.37 Dhr. I. Verduijn, Mijzijde 136, Kamerik 69

3.38 Dhr. A. Nap, Mijzijde 155, Kamerik 69

3.39 Pietersen Makelaardij, Milandweg 25, Nieuwkoop 70

3.40 Dhr. A.M.A. Kastelein, Milandweg 64, Zegveld 70

3.41 Dhr. A. Verburg, Molenweg 43, Zegveld 70

3.42 Dhr. P.H. van Vliet, Oortjespad 2, Kamerik 71

3.43 Dhr. C.N.M. Koot, Oude Meije 10, Zegveld 71

3.44 Dhr. A. van Dijk, Polanerzandweg 13, 3446 CC Woerden 72

3.45 Dhr. M.D. Bon, Reigerstraat 14 B, Kamerik 73

3.46 Dhr. J. van Vliet, Rietveld 51, Woerden 73

3.47 Dhr. R.S. Le Poole, Rietveld 75, 3443 XB Woerden 74

3.48 Dhr. C. Smienk, Rietveld 77a, Woerden 77

3.49 Dhr. J.P. Huisman, Rietveld 91, Woerden, 77

3.50 Dhr. H. Streng, Rietveld 64, Woerden 79

3.51 Dhr. J. Ruitenburg, Rietveld 92, 3443 XE Woerden 79

3.52 Dhr. G. van Stavel, Rietveld 132, Woerden 80

3.53 Dhr. G. van Ingen, Rondweg 17, Zegveld 80

3.54 Dhr. R.A. van Erven Dorens, Rondweg 26, Zegveld 80

3.55 Dhr. J.M. Verheul, Rondweg 40, Zegveld 81

3.56 Dhr. J.A.A. Vergeer, Rondweg 52, Zegveld 81

3.57 Dhr L. de Groot, ’s-Gravensloot 14, Kamerik 82

3.58 Mevr. G.A.H. de Vries, ’s-Gravensloot 16a, Kamerik 82

3.59 Dhr G.C. Kastelijn, ’s-Gravensloot 23, Kamerik 83

3.60 Dhr. G.M. de Wit, Teckop 13, Kamerik 83

3.61 Dhr. J.P. Baars, Teckop 15, Kamerik 84

3.62 Dhr. J.W. Verkleij, Teckop 17, Kamerik 84

3.63 Dhr. J.H.M.M. Stolwijk, Teckop 2, Kamerik 85

3.64 Mevr. L. Koomen, Teckop 4, Kamerik (2 brieven) 85

3.65 Dhr. D.J. Ockhuijsen, Teckop 16, Kamerik 86

3.66 Dhr. T.J. Roest, Teckop 26, Kamerik 87

3.67 Dhr. J.D. ten Thije, Toegang 2a, Zegveld 87

3.68 Dhr. L.C. Eveleens, Van Teylingenweg 8, 3471GA Kamerik 87 3.69 Dhr. J.A. Vernooij, Van Teylingenweg 114, Kamerik 88 3.70 Dhr. J.G.M. Kooijman, Van Teylingenweg 132, Kamerik 88

(7)

3.71 Loonbedrijf A.A.M. van Leeuwen, Van Teylingenweg 133, Kamerik 89 3.72 Mevr. M. Samson-Burgers, Van Teylingenweg 156, Kamerik 89

3.73 Dhr. G. Samson, Van Teylingenweg 158, Kamerik 90

3.74 Dhr. J.F.H. Berk, Van Teylingenweg 192, Kamerik 90

3.75 Dhr. C. Kronenburg, Van Teylingenweg 192, Kamerik 91 3.76 Mevr. A.M. van Dijk, Van Teylingenweg 200, Kamerik (2 brieven) 92

3.77 Dhr. B.W. Kwant, Van Teylingenweg 200, Kamerik 93

3.78 Dhr. M. Isman, Van Teylingenweg 200 I, Kamerik 93

3.79 Dhr. P.H.M. ’t Hoen, Van Teylingenweg 179, Kamerik 93 3.80 Dhr/mevr. D.J. Groeneweg en J.S. Groeneweg – van Tol, Van

Teylingenweg 183, Kamerik 93

3.81 Dhr/mevr. S.A. van den Boogert 94

3.82 Stichting wijkplatform Staatsliedenkwartier 94

3.83 Dhr F. Bugter 95

3.84 Stichting Kerngroep Bredius, Nieuwendijk 72, Woerden 95

3.85 Stichting Hugo Kotestein 99

3.86 Werkgroep behoud polder Lagebroek, Broeksloot 10, 3474 HP Zegveld 101 3.87 Werkgroep Vrienden van ’s-Gravensloot, s-Gravensloot 30, 3471 BN,

Kamerik 104

3.88 Stichting Natuurkampeerterreinen, Postbus 413, 3430 AK Nieuwegein 105 3.89 Platform de Groene Buffer, De Hunze 50, 3448 XH Woerden 107 3.90 IVN afdeling Woerden, Schermerhornlanen 21, 3445 ET Woerden 108

3.91 LTO Woerden e.o, Rondweg 40, 3474 KG Zegveld 110

4. VERSLAG INSPRAAKAVOND 112

(8)
(9)

1. INLEIDING

1.1 Procedure inspraak en vooroverleg

Overleg ex artikel 10 BRo

Het bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld is op 11 decem- ber 2006 toegezonden aan diverse instanties, die volgens art. 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening bij de planvorming betrokken dienen te worden. In hoofdstuk 2 zijn de reacties van de 18 instanties integraal opgenomen en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Inspraak

In deze commentaarnota wordt tevens een beantwoording gegeven van de verschil- lende reacties, die in het kader van de inspraak en het overleg zijn binnengekomen op het voorontwerp-bestemmingsplan landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Het voorontwerp heeft van 15 december 2006 t/m 25 januari 2007 in het gemeentehuis en op internet ter inzage gelegen.

Op 8, 9 en 10 januari 2007 zijn een drietal inloopavonden gehouden. De eerste vond plaats in de “Schulenburch” te Kamerik, de tweede in het stadhuis te Woerden en de derde avond in de “Milandhof” te Zegveld. Op 16 januari is een inspraakavond gehou- den in het stadhuis van de gemeente Woerden. Van die laatste avond is het verslag in hoofdstuk 4 opgenomen. Alle mondelinge opmerkingen tijdens de inspraakavond zijn teruggekomen bij de schriftelijke inspraakreacties en ofwel tijdens de inspraakavond of in deze commentaarnota beantwoord.

Tijdens de inspraakperiode bestond de mogelijkheid om schriftelijk te reageren. Van 91 personen en/of instanties is een schriftelijke reactie ontvangen.

De beantwoording van alle binnengekomen inspraakreacties is verwerkt in hoofdstuk 3.

Het geheel geeft een uitvoerig beeld van de reacties op het plan en de wijze waarop hiermee in deze fase van de planvorming is omgesprongen.

1.2 Verdere procedure

Na de behandeling van de commentaarnota in het college van B&W en in de raad en in een rondetafelgesprek wordt het bestemmingsplan aangepast. In verband met de invoering van de nieuwe Wro heeft de Provincie Utrecht inmiddels besloten niet langer te verlangen dat het bestemmingsplan dat als voorontwerp in de inspraak is geweest, nog in een aparte ronde naar de PPC moet worden verstuurd. Derhalve wordt na aanpassing van het plan onmiddellijk verder gegaan met de ter visie legging.

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt vervolgens in ontwerp gedurende 6 weken ter visie gelegd, waarbij een ieder de mogelijkheid heeft om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Het college van B&W legt het ontwerp-bestemmingsplan met een reactie op de zienswijzen (nota zienswijzen) voor aan de gemeenteraad met de be- doeling om het bestemmingsplan vast te stellen.

(10)

De hoofdpunten die voortkomen uit deze commentaarnota worden voorgelegd in de rondetafelgesprekken.

(11)

2. COMMENTAAR OP REACTIE EX ARTIKEL 10 BRO

2.1 Provincie Utrecht Geacht college,

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruim- telijke Ordening heeft u mijn reactie gevraagd op het bestemmingsplan “Landelijk ge- bied Woerden, Kamerik, Zegveld” van uw gemeente.

Ook namens de andere provinciale diensten merk ik over de aanvaardbaarheid van dit bestemmingsplan het volgende op. Tot mijn spijt is de reactie over het plan helaas vertraagd.

I. Het provinciaal beleid

Het provinciaal ruimtelijk beleid is neergelegd in het streekplan Utrecht. Op de streek- plankaart heeft het plangebied in hoofdzaak de aanduiding Landelijk gebied 2 met op een aantal kleinere verspreid liggende locaties de aanduidingen Landelijk gebied 3 en 4.

II. Planbeoordeling Plankaarten

Het voorontwerp bestemmingsplan voorziet in een actualisering van de bestaande situatie. Nieuwe (groot-schalige) ontwikkelingen in het gebied zijn hier niet voorzien.

De plankaarten zijn getekend op 1: 10.000 en daarom zijn de details moeilijk dan wel zeer slecht leesbaar. De plankaart is daarom eigenlijk alleen te gebruiken als over- zichtskaart. Voor meer gedetailleerde kaarten verwijst u naar de gemeentelijke websi- te waar detailkaarten kunnen worden geraadpleegd. De detailkaarten op 1: 2500 zijn gedetailleerder. Echter, een goede beschouwing van een groter gebied is niet hele- maal mogelijk.

Bovendien acht ik het een gemis dat de detailkaarten niet zodanig zijn genummerd dat in een oogopslag binnen een bepaald gebied direct de goede detailkaarten kunnen worden geraadpleegd.

Een en ander komt de leesbaarheid niet ten goede. Verder mis ik bij het renvooi de terminologie “AMK”en “IKAW”. Ik adviseer u een en ander aan te passen.

Beantwoording

1. Het bestemmingsplan is voorbereid op de nieuwe Wro en de Bro, waarbij zeer waarschijnlijk wordt bepaald dat het digitale plan het rechtsgeldige plan zal zijn. De

‘papieren’ ofwel analoge versie zal nog slechts als ondersteuning dienen voor het raadplegen van het plan. Dat laat onverlet dat de uitsnedes en de digitale kaart in principe gelijk moeten zijn en gemakkelijk te vergelijken moeten zijn. De legenda dient overeen te komen met de gebruikte kleuren, lijnen, symbolen e.d. op de plankaart.

De gemeente draagt zorg voor een zorgvuldige afstemming van de analoge en digita- le versie van de plankaart.

In het bestemmingsplan is veel aandacht voor de landschappelijke kwaliteiten in het waardevolle gebied. Het is niet voor niets een belangrijk gebied in het Nationaal Land- schap Groene Hart. Hiervoor zijn in de Nota Ruimte de drie kernkwaliteiten beschre-

(12)

ven: grote mate van openheid, slagenverkaveling met hoog percentage water-land en veenweidekarakter. Vanuit landschap zijn er in dit licht de volgende opmerkingen te maken.

Bij de Toelichting:

In par. 4.4. wordt verwezen naar het Nationaal Landschap Groene Hart en daarna de structuren en waarden beschreven. Ik mis hierin de kernkwaliteiten voor het Groene Hart uit de Nota Ruimte. Die geven de focus aan de beschrijving.

Daarnaast is er een link met par. 4.5 over ruimtelijke kwaliteit. Ook hier is een samen- hang met de kernkwaliteiten.

In par. 5.3.1. wordt bij de alinea over 'paardenhouderij en paardenbakken' minimaal ingegaan op de landschappelijke effecten. Juist door de afwijkingen t.a.v. het agrari- sche gebruik heeft dit gevolgen voor de kernkwaliteiten van het landschap.

Bij nieuwe kuilplaten buiten het bouwvlak wordt wel een landschappelijke toetsing ge- regeld.

Beantwoording

2. De kernkwaliteiten zullen in de toelichting worden toegevoegd. De ruimtelijke kwaliteit zal in relatie worden gebracht met de kernkwaliteiten in de toelichting.

De toetsing is, in tegenstelling tot wat in de toelichting is gesteld, wel geregeld in de voorschriften. De toelichting wordt hierop aangepast.

Bij de Voorschriften:

In artikel 16 mis ik de aandacht voor landschappelijke inpassing van de recreatiebe- drijven. Zeker de bedrijven die in het cultuurhistorische landschap liggen zullen hier- voor aandacht moeten hebben. Voor de bedrijven Mijzijde 6 en Oortjespad naast 1 geld dit zeker door hun ligging in de cultuurhistorische unieke dubbele lintbebou- wingsstructuur van Kamerik.

Bij de Plankaart blad 1:

Voor het recreatiebedrijf Mijzijde 6 is het onduidelijk waarom het gedeelte groenbe- stemming deze vorm heeft.

Voor het recreatiebedrijf Oortjespad naast 1 heeft een uitbreiding van de bestemming in noordelijke richting, die niet past in de verkavelingsstructuur.

Beantwoording

3. De gemeente is van mening dat bij ontwikkelingen op de bestaande bedrijven getracht moet worden deze te laten passen in het landschap. Het is in bestaande situaties ver- der niet mogelijk eisen te stellen aan inpassing. Voor nieuwe situaties heeft ze in de voorschriften opgenomen dat bij nieuwvestiging van een recreatief bedrijf in een

“VAB”, de landschappelijke inpassing moet zijn gewaarborgd. Ook bij het verlenen van andere vrijstellingen en wijzigingen is dit als voorwaarde opgenomen.

De vorm bij beide bedrijven is in eerdere procedures vastgelegd (partiële herziening Mijzijde 6 en artikel 19 procedure voor Oortjespad naast 1) en daar heeft de provincie mee ingestemd.

Cultuurhistorie

In de plantoelichting wordt een goed beeld geschetst van de historie van het gebied en wat daarvan nog waarneembaar is in het landschap. Met name de structuren in het landschap als gevolg van de veen ontginning zijn nog vrijwel gaaf in het landschap

(13)

aanwezig. In het plan zijn geen landschappelijke ingrepen voorzien die aan deze pa- tronen schade toebrengen.

Beantwoording

4. De gemeente deelt deze opvatting.

Monumenten

In het plangebied komen diverse monumenten, zowel Rijks- als gemeentelijke monu- menten, MIP-panden en overige cultuurhistorische waardevolle bebouwing voor.

Ik waardeer het in bijlage 1 van de toelichting uitgebreide overzicht en adviseer u om op pagina 33 van de toelichting nadrukkelijker te verwijzen naar dit overzicht, als me- de kort in te gaan op de status van de diverse toegekende waarderingen in relatie tot het bestemmingsplan.

Het is teleurstellend dat de diverse objecten niet op een kaart met een wat grotere schaal kunnen worden geraadpleegd in de omgeving waarin zij staan.

Beantwoording

5. Op de analoge kaarten zijn de gebouwen en symbolen eenvoudigweg te klein om getoond te kunnen worden. Wie echter inzoomt in het digitale plan, kan nauwkeurig bekijken welke gebouwen zijn aangewezen als Monument, MIP, cultuurhistorisch waardevol bijgebouw danwel karakteristiek hoofdgebouw. Deze aanduidingen zijn ook op de detailkaartjes te raadplegen.

Het doel van het opnemen van deze bebouwing is de bijhorende regeling in de voor- schriften (artikel 36) . Het bestemmingsplan is niet het primaire document om een overzicht van dergelijke bebouwing te tonen.

Archeologie

Op pagina 34 van de toelichting wordt nader ingegaan op de archeologie. De in het plangebied voorkomende archeologisch waardevolle gebieden worden kort beschre- ven. De toelichting ware nog te completeren met een uitsnede van de IKAW met bij- behorend renvooi.

U geeft aan dat de gemeente een eigen archeologiebeleid voorbereid, waarin de re- sultaten van het eigen onderzoek zullen worden verwerkt.

De recent voorgestelde wijziging van de Monumentenwet geeft aan dat de regelge- ving voor archeologie niet van toepassing is voor grond- en bouwwerkzaamheden op een oppervlakte kleiner dat 100 m². De gemeente kan gemotiveerd van deze maat- voering afwijken.

Verder wordt een pleidooi gehouden om af te wijken van de gebruikelijke dieptemaat van 30 cm naar 50 cm. Ik verzoek u om de dieptemaat van 30 cm onverkort te hand- haven. Of er nu sprake is van meer of minder dan 100 m² is daarbij op dit moment nog niet relevant.

Ik hecht er daarom aan om het vigerende provinciale beleid terzake te handhaven.

Het gaat hier om provinciaal archeologiebeleid terzake in aanlegvergunningstelsels, dat de provincie heeft gebaseerd op het “Modelvoorschrift aanlegvergunningen”zoals opgesteld door de ROB.

(14)

Beantwoording

6. De gemeente heeft met de regeling geanticipeerd op de in voorbereiding zijnde

‘Monumentenwet’. Deze zal op afzienbare termijn in werking treden.

De gemeente Woerden is van mening dat weliswaar van inwoners verlangd mag wor- den dat zij met de (mogelijke!) archeologische waarden rekening houden bij het ge- bruiken en bebouwen van gronden, maar dat dit in redelijkheid moet plaatsvinden.

Vanzelfsprekend neemt ze daarbij de begrenzingen van de AMK-gebieden en de uit- komsten van het archeologisch onderzoek naar de verwachtingswaarden, in acht. In dit onderzoek is de IKAW-kaart als basis gehanteerd. Dit rapport is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

De gemeente is van mening dat de grootste aantasting potentieel plaatsvindt bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden, roeren en omwoelen van de grond. Dit kan ook van toepassing zijn bij het oprichten van bouwwerken (graven voor kelder, fundering e.d.). In gebieden met archeologische waarde zijn bij meer werkzaamheden, zoals ophogen, egaliseren en aanbrengen van diepwortelende beplanting ook aanlegver- gunningvereisten opgenomen. De voorschriften voor het aanlegvergunningenstelsel zullen op dit punt worden verduidelijkt.

Wat betreft de dieptemaat van 50 of 30 cm, zal toch 30 cm moeten worden aange- houden, omdat uit nader onderzoek is gebleken dat driekwart van de vondsten zich in de laag tussen 30 en 50 cm onder het maaiveld voordoen. Dat is volgens de archeo- logisch deskundige te veel om deze zone niet in de onderzoeksverplichting te betrek- ken.

De aan te houden minimale maat voor de onderzoeksverplichting bij werkzaamheden en bouwvergunningen is 100 m² in gebieden met archeologische waarde en met ar- cheologische verwachtingswaarde.

Echter in het gebied met archeologische verwachtingswaarde heeft de provincie een interim-regeling voorgesteld, waarbij tot een oppervlakte 2.500 m² vrijstelling van die onderzoeksverplichting kan worden gegeven onder bepaalde voorwaarden. Deze vrij- stellingsbepaling zal ook toegevoegd worden aan de voorschriften, zodat de gevolgen voor de eigenaren in de gebieden met archeologische verwachtingswaarde beperkt kunnen zijn. De voorschriften en toelichting zullen worden aangepast.

Economie

Op pagina 20/21 wordt het provinciaal beleid zoals uit het streekplan omschreven.

Echter, nergens wordt in het bestemmingsplan genoemd dat in het streekplan een aanduiding is opgenomen voor het gebied aan de westkant van Woerden ten behoeve van de realisatie van een nieuw regionaal bedrijventerrein van circa 30 ha bruto.

Het zoekgebied voor het bedrijventerrein maakt namelijk wel onderdeel uit van het gebied waarvoor dit bestemmingsplan van kracht zal worden. Ik acht het gewenst dat over het al dan niet realiseren van het regionaal bedrijventerrein een passage wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.

Beantwoording

7. De gemeente heeft bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan kennis genomen van de opgave uit het streekplan. Echter, hierover wordt nog steeds gesproken tussen de gemeentes en de provincies. Op dit moment is nog niet helder of het regionale ter- rein er komt en op welke termijn dat eventueel gerealiseerd zou worden.

Voorts is het opstellen van een nieuwe bestemmingsplan landelijk gebied een geheel andere opgave dan voor een nieuw bedrijventerrein. Bij voorkeur dienen daarvoor dan ook twee gescheiden trajecten te worden gevolgd.

(15)

Het gebied is in dit plan opgenomen, omdat de kans nog steeds bestaat dat het regio- nale bedrijventerrein niet doorgaat en er dan wel een actueel plan landelijk gebied moet zijn.

In de toelichting zal kort iets over de provinciale wens worden opgenomen. Uit- gangspunt blijft vooralsnog dat het betreffend gebied bij het plan buitengebied betrok- ken blijft.

Met hetgeen op pagina 56 en van de toelichting en pagina 31 van de voorschriften over de bedrijventerreinen wordt gesteld kan ik instemmen.

Ik merk op dat de wijzigingsbevoegdheid voor het bedrijventerrein Nijverheidsbuurt bij Zegveld, dat aansluit op de aangegeven uitbreiding in het streekplan, wel in de legen- da, maar niet op de plankaart is aangegeven. De detailplankaart toont hier wel een specifieke aanduiding, maar deze komt weer niet in de legenda terug.

Een en ander ware nader te herzien / aan te passen.

Beantwoording

8. De voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein Nijverheidsbuurt zal niet langer in het bestemmingsplan worden opgenomen, omdat daarvoor een aparte procedure (post- zegelbestemmingsplan) zal worden gevolgd.

In de toelichting zal de uitbreiding worden vermeld. Het plangebied en de wijzigings- bevoegdheid zullen uit de voorschriften en van de plankaart worden gehaald.

Recreatie en Toerisme

In de toelichting op pagina 38 en 56 wordt een goed beeld geschetst van de recreatie- vormen in het plangebied. Echter, bij het beschreven provinciaal beleid ontbreekt een weergave van het in 2004 vastgestelde Actieplan voor Recreatie en Toerisme van de provincie. Ik hecht er aan dat een en ander alsnog wordt toegevoegd.

Beantwoording

9. Het actieplan zal aan de toelichting worden toegevoegd.

Met de regelingen in de voorschriften kan ik instemmen. Ik acht het een goede zaak dat de diverse mogelijkheden voor recreatief medegebruik van agrarische gronden, routestructuren en agrotoerisme worden gepropageerd en in het bestemmingsplan zijn geregeld.

Voor de grotere voorzieningen, zoals het Oortjespad, de Boerin en het verblijfsrecrea- tieterrein De Berkenhoeve is een specifieke, overwegend conserverende bestemming Recreatie opgenomen.

In het plangebied zijn zowel maneges als ruitersportverenigingen gevestigd. Ik acht het gewenst om in de begripsbepalingen het verschil tussen beide paardenvestigingen nader aan te geven.

Het bestemmingsplan sluit goed aan bij de regelingen in de af te schaffen Wet op de Openluchtrecreatie.

Beantwoording

10. De gemeente zal in de begripsomschrijving van de voorschriften de definitie van ruitervereniging toevoegen.

(16)

Wet geluidhinder, wegverkeerslawaai

Ten overvloede merk ik op dat eventuele hogere grenswaardenprocedures dienen te zijn doorlopen voordat het bestemmingsplan kan worden goedgekeurd.

Beantwoording

11. Niet duidelijk is wat wordt bedoeld. Sinds 1-1-2007 is de nieuwe Wet geluidhinder van kracht, waarbij de gemeente zelf verantwoordelijk wordt voor het formuleren van ge- luidsbeleid en het verlenen van ontheffingen daarvan.

Bij de vaststelling van het plan zal de nieuwe wet in acht worden genomen en zal de uitvoerbaarheid ten aanzien van geluid worden aangetoond.

In de toelichting zal hieraan aandacht worden besteed.

Water

De waterparagraaf (4.2) is vanuit een visie opgebouwd en de afwegingen zijn duidelijk gemotiveerd.

Overigens adviseer ik u in dit hoofdstuk een verwijzing op te nemen naar het Water- plan Woerden 2006-2009 “Zicht op water”.

De provincie zal spoedig een concrete beslissing nemen over locaties voor waterber- ging.

Wel is al duidelijk dat in het plangebied geen grootschalige waterberging nodig is. Wel is mogelijk kleinschalige berging nodig zoals voor het verbreden van sloten en verla- gen van oeverlanden.

In de bestemmingsvoorschriften dient bij de bestemming Agrarisch-Landschappelijke en Natuurlijke waarden (artikel 4) in de bestemmingsomschrijving tevens de mogelijk- heid “water”te krijgen.

Op de plankaart mis ik de aanduiding “Grondwaterbeschermingsgebied”.

Beantwoording

12. Inde toelichting zal een passage over ‘Zicht op water, waterplan Woerden 2006- 2009’ worden opgenomen;

Op de locatie Geestdorp achter 33 is de dubbelbestemming Waterstaatsdoeleinden van toepassing. Deze locatie is beoogd als waterberging voor de Oude Rijn. In de an- dere bestemmingen zijn watergangen toegestaan, zodat kleinschalige verbredingen van watergangen mogelijk zijn (terrasbermen, overhoeken etc.) Water zal als functie aan de bestemmingsomschrijving in artikel 4.1. van de voorschriften worden toege- voegd (In artikel 3.1. onder k is dat al het geval) en ook zijn watergangen toegestaan bij alle andere bestemmingen. Het verbreden van sloten en het verlagen van oever- landen is binnen de bestemmingen mogelijk. Dit is ook wenselijk met het oog op het ontwikkelen van blauwe diensten.

Het waterwingebied is als dubbelbestemming in het plan opgenomen (artikel 28). Het grondwaterbeschermingsgebied staat wel op de plankaart aangeduid, en heeft gevol- gen voor de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. In de voorschriften bij de bestemming Bedrijventerrein is aangegeven dat bedrijven met een verhoogde kans op bodemverontreiniging niet zijn toegestaan binnen het grondwater- beschermingsgebied. In de Nota van Uitgangspunten, behorend als bijlage bij dit be- stemmingsplan, is het grondwaterbeschermingsgebied ook aangegeven.

(17)

Externe veiligheid

Ik mis in de toelichting een passage over de ambitiewaarden van de provincie.

Voor het Plaatsgebonden risico is dat 10-8 en voor het Groepsrisico is dat 0,1 maal de oriënterende waarde.

Daarnaast is geen verantwoording gegeven voor het groepsrisico.

Beantwoording

13. In de toelichting zal een verantwoording over de ambitiewaarden (Plaatsgebonden Risico, Groepsgebonden Risico) van de provincie alsmede het Groepsgebonden Risi- co (GR, 10-6) worden opgenomen.

Op dit moment is het PR (10-6) de enige wettelijke eis die in acht moet worden geno- men.

Bodem

Onlangs heeft u de Leidraad water en milieu in ruimtelijke plannen van de provincie ontvangen.

Gelet op de grootte van het bestemmingsplangebied kan geen totaaloverzicht worden gegeven van bij de provincie bekende bodemverontreinigingen. Desgewenst kunnen deze per deelgebied worden opgevraagd via Bodemloket@provincie-utrecht.nl.

Indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dient een melding art. 28 Wbb te worden gedaan alvorens met de sanering kan worden gestart. Deze melding kan worden gezonden aan de provincie Utrecht t.a.v. de sector bodembe- scherming.

Beantwoording

14. De gemeente zal in de toelichting aangeven dat via het bodemloket de locaties te raadplegen zijn.

Flora en fauna

De provincie heeft in het jaar 2006 een groot deel van het onderhavige bestemmings- plan geïnventariseerd op flora en fauna, doch helaas is deze data nog niet operatio- neel.

Wij verwachten dat deze binnen 4 weken operationeel zal zijn.

Beantwoording

15. De gemeente wacht de nieuwe gegevens af. Ook moet worden bezien of de nieuwe gegevens (2006) ook daadwerkelijk voor het plangebied relevant zijn. Ze hecht er wel aan aan te geven dat ten behoeve van dit bestemmingsplan in 2004 een zorgvuldig flora- en faunaonderzoek heeft plaatsgevonden. De resultaten daarvan zijn in de toe- lichting opgenomen. Op basis van de nieuwe gegevens zal de toelichting en de bijla- gen daarbij worden herzien.

Beleidskader

In hoofdstuk 3 mis ik aandacht voor de Flora- en faunawet en het Nee, tenzij beginsel (EHS). Niet duidelijk is of, en zo ja waar, in het bestemmingsplan rekening is gehou- den met dit principe.

(18)

Beantwoording

16. De Flora en Faunawet biedt volgens gemeente en provincie een goede bescherming voor beschermde soorten. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening ge- houden met de volgens de Flora- en Faunawet beschermde soorten (zie bijlage 3).

Naar aanleiding van het overleg over de commentaarnota in de participatiegroep is besloten de bijlagen aangaande het Flora- en Faunaonderzoek meer in de toelichting te integreren. De kaartjes in de bijlagen worden dan geactualiseerd. Daar het een overwegend conserverend bestemmingsplan is, is de soortenbescherming voldoende gewaarborgd.

De EHS is van toepassing in de bestaande en toekomstige natuurgebieden en de ecologische verbindingszone. De kaart van de EHS in het streekplan zal overigens als kaartje in de toelichting worden opgenomen, naar aanleiding van de bijeenkomst met de participatiegroep. Een dubbelbestemming, zoals is voorgesteld in de participa- tiegroep, wordt niet opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid naar natuur op grond van het natuurgebiedsplan, biedt voldoende mogelijkheden om de natuur te realiseren en is flexibeler op het moment dat het natuurgebiedsplan wijzigt.

De gemeente heeft met de provincie besproken dat zich geen grootschalige ontwikke- lingen in het plangebied voordoen in en rond de EHS en de (mogelijke) ecologische verbindingszones, die aan het ‘nee-tenzij’-principe getoetst zouden moeten worden.

Overigens is het de vraag of er een externe werking uitgaat van die onderdelen van de EHS en/of ecologische verbindingszones die niet onder de Natuurbeschermings- wet vallen.

Natuur

De conclusie in paragraaf 4.3. naar aanleiding van de natuurinventarisatie (Schenke- veld, 2004) dat het niet gerechtvaardigd is sommige landbouwgebieden qua (natuur) bestemming te onderscheiden deel ik niet.

Delen van het plangebied onderscheiden zich namelijk wel van andere delen door het voorkomen van de zeer bijzondere leefgemeenschap krabbenscheer, ondermeer in de polder Zegvelderbroek. Van deze leefgemeenschap krabbenscheer is de groene gla- zenmaker de zwaarst beschermde soort. De groene glazenmaker is bij de eiafzet vol- ledig afhankelijk van krabbenscheer. Bovendien herbergen sloten vol krabben-\scheer ook vaak een broedkolonie zwarte sterns, zijn ze onderdeel van het voedselhabitat van kleine reigerachtigen (purperreiger en woudaap) en bieden tevens veel ruimte aan bittervoorn en grote modderkruiper.

Het duurzaam voortbestaan van deze leefgemeenschap is ondermeer afhankelijk van het behoud van sloten en aangepast slootbeheer. Het is wenselijk dat demping van sloten waarin bovengenoemde soorten aanwezig zijn aanlegvergunningplichtig is.

Demping van dergelijke sloten is bovendien alleen toegestaan met ontheffing van de Flora- en Faunawet. Deze ontheffing zal alleen na toetsing op strenge criteria worden verleend.

Ik acht het gewenst dat in het bestemmingsplan de gebieden met de leefgemeen- schap krabbenscheer worden onderscheiden met de bestemming ALN (agrarische gebied met landschappelijke en natuurwaarden). Een voorschrift moet dan zijn de verplichting voor het hebben van een aanlegvergunning voor het dempen van sloten.

Op pagina 29 is vermeld dat in kleine dwarssloten meestal geen krabbenscheer voor- komt. Dit is onjuist. Ook in dit type sloten komt regelmatig krabbenscheer voor.

(19)

Ook is op pagina 29 aangegeven dat vastlegging van sloten waarin de zwarte stern broedt of waarin veel krabbenscheer voorkomt een negatief effect zal hebben op het vrijwillig beheer. Ik zie dat anders.

Het beheer bij waterschappen is met goedkeuring van de minister van LNV in een ge- dragscode vastgelegd. 50 % van de krabbenscheersloten wordt bij beheer en onder- houd ontzien. Dit vastgestelde gefaseerde beheer moet de aanwezige natuurwaarden van levensgemeenschappen krabbenscheer beschermen.

In Bijlage 3 (pagina 79) wordt vooral aandacht geschonken aan soorten met de status

“Rode Lijst soort”of “Habitatrichtlijnsoort”. Niet wordt vermeld of, en welke Flora- en faunawetsoorten voorkomen. Ik acht het van belang dat vermeld wordt welke Flora- en faunawetsoorten in het gebied voorkomen. Voor een deel zijn dit ook Habitatricht- lijnsoorten die wel vermeld worden in de bijlage 3.

N.B. wouwaapje (pag. 28) moet zijn: woudaap; krabbescheer moet zijn: krabben- scheer.

Beantwoording

17. In de reactie wordt ten onrechte gesteld dat in de bestemming Agrarisch- Landschap- pelijke waarden de leefgebieden van de krabbenscheer onvoldoende worden gewaar- borgd. In de voorschriften van het bestemmingsplan (artikel 39) is reeds een aanleg- vergunning opgenomen voor het dempen van sloten, watergangen en andere waterpartijen.

Overigens geldt die aanlegvergunning alleen indien er na demping een perceel breder dan 110m ontstaat. Alhoewel de aanlegvergunning daarmee primair is gericht op be- houd van de landschappelijke kwaliteiten (copeverkaveling), is daarmee ook gewaar- borgd dat demping van (grotere) sloten niet zonder meer plaatsvindt.

Met het oog op peilbeheer is het niet aannemelijk dat agrariërs en/of het Hoogheem- raadschap overgaan tot demping van sloten. Mocht dat toch plaatsvinden, is altijd een vergunning van het Hoogheemraadschap nodig en die wordt in het veenweidegebied in ieder geval geweigerd als het perceel breder zou worden dan 60m. Daarnaast moet altijd eenzelfde oppervlakte vervangend water worden gegraven. Aangezien in het gebied met krabbenscheer dezelfde waterkwaliteit ook in het nieuw te graven water zal zijn, is het zeer waarschijnlijk dat ook daar de omstandigheden goed zijn voor de krabbenscheer en de Zwarte Stern.

Tevens hangt het van de vrijwilligheid van de agrariër af of hij bij de reguliere onder- houdswerkzaamheden zoals maaien en sloten schonen, rekening houdt met het in standhouden van de krabbenscheer en de bijzondere slootkantvegetatie voor de Zwarte Stern. Onderhoudswerkzaamheden zijn niet te regelen in het bestemmings- plan, dus hangt het van de vrijwillige inzet via agrarisch natuur beheer af of bijzondere planten- en dierensoorten extra beschermd worden. In de afgelopen jaren is ter be- houd van landschaps- en natuurwaarden ingezet op (vrijwillig) agrarisch natuurbe- heer. Dit is vooralsnog een succes. Aan deze vorm van natuurherstel- en ontwikkeling hangen ook subsidies vast. Van meet af aan is aan de deelnemers toegezegd dat een vergroting van de natuurwaarden uiteraard gewenst is, maar dat deze niet zullen lei- den tot planologische restricties. Dit om te voorkomen dat het beheer een verplichtend karakter krijgt en om te voorkomen dat de subsidies komen te vervallen. Anders ge- steld: Agrariërs zouden meewerken aan het uiteindelijk beperken van de eigen be- drijfsvoering, hetgeen naar de mening van de gemeente niet wenselijk is. Dat heeft de gemeente bedoeld in de toelichting door te stellen “dat het bestemmen van de waar- den leidt tot een negatief effect op agrarisch natuurbeheer.” Bij het eerste proefproject

(20)

voor agrarisch natuurbeheer in 1995 was al door de provincie Utrecht in de Provincia- le Commissie Landelijk Gebied duidelijk gesteld dat meedoen aan agrarisch natuur- beheer geen gevolgen heeft voor de bestemming in het kader van de ruimtelijke orde- ning. Dat staat ook vermeld in diverse provinciale beleidsnota’s, zoals het streekplan.

Bij het overleg in de participatiegroep is de provincie teruggekomen op haar stand- punt dat sloten met krabbenscheer en gebieden waar de Zwarte Stern voorkomt extra beschermd zouden moeten worden.

De lijst in de bijlagen zal worden gecompleteerd met een lijst van beschermde Flora- en Faunawetsoorten.

De voorschriften

Economische uitvoerbaarheid.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Het plan moet nog worden aangevuld met de resultaten van de inspraak.

Conclusie

Ik verzoek u met de gemaakte opmerkingen in de verdere planprocedure rekening te houden en ga ervan uit dat u het ontwerpplan zelf controleert op kleine onvolkomen- heden als foutieve verwijzingen en dergelijke.

Beantwoording

18. De gemeente Woerden zal de overwegingen van de provincie betrekken bij het opstellen van het ontwerp-bestemmingsplan. Inmiddels is in de participatiegroep de provinciale reactie besproken.

2.2 VROM-inspectie, regio NoordWest,

In het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening, bericht ik u dat bovenvermeld voorontwerp-bestemmingsplan

"Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" van de gemeente Woerden mij vanuit het oogpunt van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer aanleiding geeft tot het maken van de volgende opmerkingen.

Luchtkwaliteit

In de toelichting bij het bestemmingsplan geeft u aan dat uit de resultaten van de van- af 2001 uitgevoerde luchtkwaliteitberekeningen blijkt dat de grenswaarden voor stik- stofdioxide (NO2) op een tweetal locaties overschreden worden. Ik adviseer u in het bestemmingsplan aan te geven in welke mate de overschrijdingen zullen plaatsvinden en welke maatregelen u denkt te nemen om in 2010 aan de grenswaarden voor NO2 te kunnen voldoen. Daarnaast geeft u aan dat, volgens een indicatieve berekening voor de toekomstige luchtsituatie, langs wegen met veel verkeer een overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof (PM10) mogelijk is en dat langs een tweetal wegen in het plangebied sprake is van een mogelijke overschrijding van de grenswaarden voor NO2. Ik adviseer u in te gaan op de eventuele mogelijkheden op lokaal niveau om deze overschrijdingen te doen verminderen.

Beantwoording

19. De gemeente is van mening dat in het overwegend conserverend bestemmingsplan het niet noodzakelijk is de maatregelen te benoemen om overschrijdingen van grens-

(21)

waarden te reduceren. Temeer daar er zich geen ontwikkelingen in die gebieden voor- doen waar de grenswaarden worden overschreden (vlak bij de weg).

Nieuwe berekeningen zullen overigens wel worden uitgevoerd, als gevolg van het nieuwe rekenvoorschrift (dd december 2006) en de (aanstaande) Wet Luchtkwaliteit.

Externe veiligheid

LPG verkooppunten

Volgens de toelichting in het bestemmingsplan bevinden zich in het plangebied twee verkooppunten van LPG, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarbij geeft u de plaatsgebonden risicocontour rondom de vulpunten van de LPG-opslag aan maar niet de doorzet in m³/jaar. Ik adviseer u het bestemmingsplan hierop aan te passen.

Beantwoording

20. De doorzet zal in de toelichting van het bestemmingsplan worden vermeld.

Aardgastransportleidingen

Uit de toelichting in het bestemmingsplan blijkt dat zich aardgastransportleidingen be- vinden in het plangebied. U geeft aan dat voor het bouwen nabij de aardgastransport- leidingen de bebouwingsvrije afstand maatgevend is maar u gaat hier niet nader op in.

Op de digitale kaart op de gemeentelijke website (www.woerden.nl) is een zonering aangegeven aan weerszijden van de aardgastransportleiding maar is niet te achterha- len om hoeveel meters het gaat. Bovendien is uit de bestemmingsplantoelichting en voorschriften niet af te leiden om wat voor soort aardgastransportleiding het gaat. Het valt daarom niet te beoordelen of met dit bestemmingsplan voldaan wordt aan de aanvaardbare veiligheidsafstanden zoals vermeld in de VROM-circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' van 26 november 1984. Ik adviseer u het bestemmingsplan op dit onderdeel conform bovengenoemde richtlijn te verduidelijken en indien nodig aan te passen.

Beantwoording

21. De toelichting van het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast. Indien nodig zal de breedte van de dubbelbestemming op de plankaart worden bezien.

Wegverkeer

In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt een aantal wegen genoemd die zijn aangeduid als wegen waarover gevaarlijke transporten plaatsvinden. U geeft aan dat een plaatsgebonden risicocontour geldt die geen gevolgen heeft voor de planopzet maar geeft hiervoor geen nadere onderbouwing. Ik adviseer u nader in te gaan op de consequenties die de genoemde transporten zullen hebben voor zowel het groepsge- bonden als het plaatsgebonden risico.

Beantwoording

22. De toelichting van het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast.

Hoogspanningsleidingen

Op de bestemmingsplankaart is de aanduiding opgenomen van een bestaande hoog- spanningsverbinding. Uit de toelichting en voorschriften in het bestemmingsplan blijkt echter niet om wat voor soort hoogspanningsverbinding het gaat (aantal kV's) en hoe

(22)

het bestemmingsplan omgaat met het eventueel vrijwaren van blootstellingen aan personen van meer dan 0,4 uT (microTesla). Ik adviseer u om dit onderdeel uit het bestemmingsplan te verduidelijken en het bestemmingsplan hierop aan te passen.

Voor de toepassing hiervan verwijs ik naar de brief van VROM met bijlagen van 3 ok- tober 2005 betreffende 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen', die ook aan uw gemeente is verstuurd. (TK, 2004-2005, 28 089, nr 6; GR advies nr. 2000/6 en RIVM-rapport nr. 610050007/2001 en RIVM- briefrapport 032/2003)

Over de aanduiding van de hoogspanningsverbinding op de plankaart is een arcering aangegeven die niet is verklaard op de bijbehorende legenda. Ik adviseer u het be- stemmingsplan hierop aan te passen.

Beantwoording

23. De toelichting van het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast. Op de plankaart zal een correcte verklaring van de arcering worden opgenomen.

2.3 Recreatieschap de Stichtse Groenlanden (2 reacties) (eerste reactie)

In het kader van het vooroverleg ex artikel 10 Bro hebben wij het voorontwerp be- stemmingsplan Landelijk Gebied 2006 ontvangen met het verzoek om commentaar.

Mede naar aanleiding van het gesprek van 23 januari jl. met u wil ik graag de volgen- de opmerkingen maken:

Onder hoofdstuk 5.3.6. wordt aan de bestaande kinderboerderij, naast een bestem- ming Dagrecreatie, de medebestemming "Maatschappelijk" toegekend. Deze toevoe- ging is niet duidelijk en komt ook niet terug in de voorschriften onder artikel 13. Ik ver- zoek u de medebestemming Maatschappelijk uit de toelichting te verwijderen.

Beantwoording

24. In de toelichting en de voorschriften staat de kinderboerderij onder de paragraaf en de bestemming Recreatie. Een kinderboerderij vervult tevens een maatschappelijke func- tie, dus kan ook onder deze bestemming worden gevat. Naar aanleiding van uw twee- de brief blijft de toelichting ongewijzigd.

Op de plankaart is niet duidelijk aangegeven welke de bestemming is van de beplan- tingszones rond de recreatieplas Eend nabij het Oortjespad. Ik wil u verzoeken om aan de beplantingszone aan de Noord- en de Westzijde (m.u.v. het meest zuidelijk deel hiervan) een bestemming "Bos - Waardevol landschapselement" toe te kennen.

De zone aan de Oostzijde is al sinds lange tijd recreatief in gebruik. De Zuidzijde wordt nu met de aanleg van de Pitch- en Puttbaan tevens recreatief gebruikt. Daarom verzoek ik u om aan de beplantingszones aan de Oost-, de Zuidzijde en het zuidelijk- ste deel van de Westzijde een bestemming Recreatie toe te kennen.

Beantwoording

25. Op de detailkaarten (85 en 86) is het gebied ten westen en noorden van de plas reeds bestemd conform de wens van het Recreatieschap. Het gebied ten zuiden heeft de bestemming “Groen”. Doordat nu de Pitch- en Puttbaan gedeeltelijk in de zuidelijke zone komt, krijgt deze zone ook de bestemming “Recreatie”. De zone ten oosten heeft de Agrarische bestemming en ook een klein deel aansluitend aan de westelijke groenzone. Hier past de agrarische bestemming niet en hoort de bestemming Recrea- tie te zijn. Dit zal ook worden aangepast op de plankaart.

(23)

Het bestaande dagrecreatieterrein Grutto is in het voorontwerp aangegeven met de bestemming Groen. In verband met mogelijke toekomstige exploitatiemogelijkheden van het terrein als pleisterplaats langs recreatieve routes (b.v. voor mobiele horeca- voorziening) verzoek ik u dit gebied met een bestemming Recreatie in het plan op te nemen. Op bijgaand kaartje1 is aangegeven op welke plaats het bebouwingsvlak ge- wenst is. Ik verzoek u om deze begrenzing van het bebouwingsvlak tevens op te ne- men in de bestemming van betreffende gebied.

Beantwoording

26. In de bestemming “Groen” zijn geen gebouwen mogelijk, wel bouwwerken. Het bestaande dagrecreatieterrein Grutto is openbaar toegankelijk en om de recreatieve functie te versterken is enige bebouwing mogelijk, passend in het landschap. Het aangegeven bouwperceel voor maximaal 50 m² bebouwing voor een kleinschalige horeca/toiletvoorziening voor het dagrecreatieterrein zal passen binnen de structuur van het gebied. Met name door de ligging langs druk bezochte wandel- en fietsroutes en het vele gebruik als vislocatie kan de behoefte aan een dergelijke voorziening ont- staan. De plankaart, voorschriften en toelichting zullen hierop worden aangepast.

In artikel 21, bestemming Water, is in de bestemmingsomschrijving geen mogelijkheid aangegeven voor steigers met een recreatieve functie. Ik verzoek u om de bouw van steigers in de bouwvoorschriften op te nemen. Aansluitend hierop verzoek ik u de in- getekende steiger in de recreatieplas Eend van de plankaart te verwijderen.

Ik verzoek u genoemde punten te verwerken in het definitieve bestemmingsplan.

Beantwoording

27. Het aanleggen van steigers zal in de bestemming “Water” mogelijk worden gemaakt;

de voorschriften worden hierop aangepast. De gemeente wijst het Recreatieschap erop dat voor het aanleggen van steigers een ontheffing van de Keur (Hoogheem- raadschap) noodzakelijk is.

De steiger zal van de plankaart worden verwijderd.

(tweede reactie)

Op 7 februari 2007 heeft u een reactie van ons ontvangen in het kader van het voor- overleg ex artikel 10 Bro op het voorontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied 2006.

In de tweede alinea heb ik u verzocht de medebestemming Maatschappelijk, ge- noemd onder hoofdstuk 5.6.3. die betrekking heeft op de bestaande kinderboerderij van het Oortjespad, uit de toelichting te verwijderen. Dit verzoek is in afstemming met u, in het voorafgaande gesprek van 23 januari 2007, tot stand gekomen.

In de behandeling van mijn reactie in het DB van het recreatieschap van 15 maart jl. is opgemerkt dat de activiteiten van het recreatieschap wel als een maatschappelijke taak beschouwd kunnen worden.

Ik wil u dan ook hierbij verzoeken om de aanduiding Maatschappelijk in de toelichting van het voorontwerp te handhaven.

Beantwoording

28. De gemeente handhaaft de teksten in de toelichting.

1 Het kaartje is bij de reactie gevoegd, doch niet in deze nota opgenomen

(24)

2.4 Prorail

Het voorontwerp-bestemmingsplan "Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld"

dat wij van u ontvingen in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening geeft ons aanleiding het volgende op te merken.

ProRail is de beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur. Op grond van artikel 16 van de Spoorwegwet heeft ProRail onder andere de zorg voor de beschikbaarheid van de infrastructuur.

Het behartigen van de belangen van het spoor en van de spoorweg, waaronder de beschikbaarheid en de veilige berijdbaarheid van de spoorweg, behoort daarom tot de taak van ProRail. In dit kader vragen wij u het plan op de volgende punten aan te vul- len dan wel te wijzigen.

4.12 Milieu Externe veiligheid Railverkeer

Uit het voorontwerp bestemmingsplan blijkt dat er geen aandacht is besteed aan het groepsrisico en het plaatsgebonden risico verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor. Over de in het plan gelegen spoorweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Hierdoor is het mogelijk dat er een aantal nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare bestemmingen zoals omschreven in de hieronder aangehaalde Circulaire, mogelijk wordt. Deze nieuwe bestemmingen kunnen de belangen van het spoor en de spoor- weg, waaronder de beschikbaarheid van de spoorweg, schaden.

Het bestemmingsplan mag geen inbreuk maken op de beschikbaarheid van de spoorweg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Nu de toetsing aan de normen voor externe veiligheid nog niet heeft plaatsgevonden, is voor ons niet mogelijk om te beoordelen of u de belangen voldoende heeft meegewogen bij het ontwerpen van het bestemmingsplan en wat het resultaat van uw belangenafweging is.

Wij zien het resultaat van uw belangenafweging graag alsnog terug in het bestem- mingsplan, met dien verstande dat de beschikbaarheid gebaseerd op het huidige en het toekomstig voorzienbaar vervoer niet mag worden aangetast.

Voor het omgaan met externe veiligheid in het bestemmingsplan kunt u gebruik ma- ken van de Circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Deze circulaire is op 4 augustus 2004 in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is aangege- ven op welke wijze u om kunt gaan met dit aspect in bestemmingsplannen, met welke gegevens u de risico's kunt berekenen en welke normstelling er geldt.

De in de bovengenoemde circulaire genoemde huidige en geprognosticeerde ver- voerstromen kunt u opvragen ProRail, Bedrijfseenheid Capaciteitstoedeling (Postbus 3500 GC te Utrecht of telefoon: 030-2356277).

De geprognosticeerde vervoerstromen zijn door de minister van Verkeer en Water- staat bij brief van 26 april 2004 in het rapport "Prognose van het vervoer van gevaarlij- ke stoffen. Een beleidsvrije marktprognose" aangeboden aan de Tweede kamer.

Vertrouwende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

Beantwoording

29. Verwezen wordt naar de beantwoording van de Provincie Utrecht (antwoord 13.) In de toelichting zal aandacht worden besteed aan het Plaatsgebonden en Groepsgebon- den risico, onder meer voor de spoorlijnen. Vanzelfsprekend moeten er geen nieuwe, gevoelige (veelal woningen) functies worden toegestaan binnen deze contouren.

(25)

2.5 Natuur- en milieufederatie Utrecht

Om te beginnen onze dank voor het toezenden van het voorontwerp bestemmings- plan Landelijk gebied 2006 Woerden, Kamerik, Zegveld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot een aantal opmerkingen, gedeeltelijk gelijk aan de opmerkingen zoals eerder gemaakt in het overleg met de participatiegroep, waaraan de Natuur en Milieu- federatie Utrecht heeft deelgenomen.

Begrenzing

Zoals reeds bij het concept- voorontwerpbestemmingsplan aangegeven, heeft de NMU bezwaar tegen de begrenzing van het gebied waarover het bestemmingsplan gaat. Ons inziens dient het bestemmingsplan het totale landelijk gebied te omvatten.

Dit betekent dat de rode contouren uit het provinciale streekplan als uitgangspunt moeten dienen. In het plan wordt aangegeven dat de Nota Rode Contouren 2002 van de gemeente Woerden als uitgangspunt is genomen, maar dit is onterecht. Het gaat voornamelijk om een gebied in de kern Zegveld (polder Lagebroek), bij Kamerik en bij Kanis waar de grens van het landelijk gebied de provinciale rode contour niet volgt. In feite wordt hierdoor vooruitgelopen op bebouwing van deze gebieden, dit vinden wij ongewenst. Er dient ruimte voor woningbouw gevonden te worden binnen de provinci- ale Rode contouren. Volgens de conceptnota Wonen 2006 is er binnen de rode con- tour van Woerden ruimte voor 3600 woningen, terwijl er tot 2015 behoefte is aan 1900 woningen voor de eigen bevolkingsgroei en 300 extra woningen vanwege de regiona- le opvangfunctie van Woerden. Dit betekent dat in totaal 2200 woningen nodig zijn, waar er ruimte is voor 3600 woningen binnen de rode contour in dezelfde periode. Het is dan onacceptabel dat toch wordt vooruitgelopen op 'oprekken' van de rode contour bij Lagebroek, Kamerik en Kanis.

Beantwoording

30. De gemeente is van mening dat voor haar woningbouwprogramma uiteraard de geschetste kaders in acht moeten worden genomen. Echter, met dit bestemmingsplan wordt daarvan niet afgeweken.

De begrenzing van het plan is gebaseerd op de begrenzing van de bestemmingsplan- nen voor de kernen Kamerik, Kanis en Zegveld, die recent zijn vastgesteld. Voor de beoogde woningbouwlocatie bij Zegveld wordt wel afgeweken van de grens van het bestemmingsplan Kern Zegveld. Het gaat om ca. 2 ha weiland, waarin de agrarische bestemming in stand blijft. Er is voor dit gebied geen bebouwing mogelijk, zonder dat er een nieuw plan wordt gemaakt. Ook de voorlopig bekende tracés van de BRAVO projecten blijven buiten het plangebied, evenals het buitengebied van Harmelen.

Daarnaast zijn wel de bedrijventerreinen Nijverheidsbuurt en Zegveldse Uitweg en ook het gebied van de Polanerzandweg in dit plan opgenomen, terwijl deze gebieden wel binnen de rode contour liggen. Er is met name bekeken wat de huidige grenzen van de bestemmingsplannen zijn en de in gemeentelijk beleid vastgelegde gebieden waar- in nieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn, zijn buiten het plangebied gelaten. Het is niet juist te stellen dat de begrenzing van die plannen automatisch de (nieuwe) grens zal vormen van de woonbebouwing van die kernen c/q locatie, omdat ook andere functies in een bestemmingsplan voor de kernen/locatie ondergebracht kunnen en zullen worden.

Het bestemmingsplan is op zichzelf ook geen grond voor het vastleggen van rode contouren. Die worden, na zorgvuldige afweging tussen provincie en gemeente, door de provincie bepaald. Er is op dit moment dan ook geen aanleiding te veronderstellen

(26)

dat dit nieuwe bestemmingsplan landelijk gebied bijdraagt aan het ‘oprekken’ van de rode contour.

Cultuurhistorische waarden

De bescherming van gebieden met cultuurhistorische waarden vinden wij van groot belang. In de gebieden met aanduiding openheid (o) en karakteristiek verkavelingspa- troon (v) is deze bescherming geregeld door het aanlegvergunningenstelsel. Het is mij onduidelijk of op deze manier de cultuurhistorische waarden afdoende worden be- schermd. Het lijkt bijvoorbeeld onvoldoende om de karakteristieke waaiervormige ver- kaveling rond het Branderpad te beschermen, door te voorkomen dat door dempen van sloten percelen breder dan 110m ontstaan. Op dit moment zijn er veel percelen smaller dan 110 m aanwezig, die deels het karakter van het gebied bepalen. Een tweede voorbeeld: in gebieden met aanduiding 'openheid' is het toegestaan om gras- land onbeperkt naar ruwvoedergewassen (zoals maïs) om te zetten. Dit tast de open- heid van het gebied aan.

Beantwoording

31. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de beantwoording onder 17. De gemeente heeft een aantal watergangen, die niet bij het Hoogheemraadschap als hoofdwatergang zijn aangemerkt, aangewezen als cultuurhistorisch waardevolle wa- tergangen. Deze zijn bestemd voor “Water”. Dientengevolge is demping ervan niet mogelijk. Het waterschap heeft al als beleid dat er geen sloten mogen worden ge- dempt als er percelen breder dan 60m zouden ontstaan.

De kenmerkende waaierverkaveling nabij Zegveld (Branderpad en omgeving), wordt als cultuurhistorisch waardevol gezien en is daarom tot “Water” bestemd. Water dat tot ‘Water” is bestemd, kan zonder aanlegvergunning niet worden gedempt. Het plan voorziet derhalve wel in een goede bescherming van deze verkaveling.

Weidevogels

Het aanduiden van 'weidevogels' met een specifieke bestemming op de kaart heeft voor- en nadelen. Openheid is inderdaad een zeer belangrijke voorwaarde voor het voorkomen van weidevogels, deze openheid is beschermd in het bestemmingsplan.

Openheid is echter niet de enige voorwaarden voor weidevogels, ook de juiste grond- waterstanden en rust zijn van groot belang. Aangezien het landelijk en in deze omge- ving de aantallen weidevogels nog steeds afnemen, is een stevige bescherming op z'n plaats. Dit kan door weidevogels meer expliciet te beschermen en te benoemen in de toelichting, voorschriften en op de plankaart.

Beantwoording

32. De gemeente deelt de mening van de Natuur- en Milieufederatie niet volledig. Niet alleen openheid maar ook actief beschermen van weidevogelnesten en –jongen, rust- periodes in het grasland en voldoende variatie/voedsel voor de vogels vertaald in in de vorm van mozaïekbeheer zorgen ook voor een betere weidevogelstand. De ge- meente kiest voor de trits van bewustwording, stimulering en regelgeving (alleen voor excessen). Dat laatste is bij het weidevogelbeheer niet nodig. Het agrarisch natuurbe- heer is sinds 1995 actief uitgevoerd in dit bestemmingsplangebied. Toen was afge- sproken dat meedoen aan agrarisch natuurbeheer niet zou leiden tot gevolgen voor de bestemming in het kader van de ruimtelijke ordening. De resultaten van het actieve weidevogelbeheer zijn goed te noemen (zie de verslagen van de agrarische natuur-

(27)

vereniging). Extra regelgeving zou alleen maar tot weerstand leiden en de actieve be- scherming van de weidevogelnesten en –jongen juist verminderen.

Daarnaast is het regelen van waterpeilen en waterstanden in sloten geen zaak van het bestemmingsplan, want dat regelt het Hoogheemraadschap via peilbesluiten en watergebiedsplannen.

De gemeente gaat er vanuit dat bij het vaststellen van de peilbesluiten alle belangen zijn afgewogen. Ten aanzien van rust ofwel stilte gelden ook geen aanvullende bepa- lingen in het bestemmingsplan. Voor het stiltegebied Kockengen/Teckop gelden wel enkele beperkingen vanuit de PMV, maar deze activiteiten zijn ook in dit bestem- mingsplan niet toegestaan (gebiedsvreemde geluidsverstorende activiteiten, zoals motorcrossen).

De aanduiding ‘weidevogels’ wordt dan ook niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Bescherming natuurwaarden

Het bestemmingsplan erkent de grote landschappelijke en natuurwaarden van het gebied. De bescherming van de natuurwaarden komt echter onvoldoende tot uitdruk- king in de voorschriften. In artikel 3 'Agrarisch- Landschappelijke waarden' wordt be- scherming en behoud van de aanwezige natuurwaarden niet genoemd. Natuurwaar- den beperken zich niet alleen tot de natuurgebieden, ook de AL- gebieden hebben natuurwaarden!

In artikel 4 'Agrarisch - Landschappelijke en Natuurlijke waarden' worden de natuur- wetenschappelijke waarden beschermd. Het is ons niet duidelijk wat wordt verstaan onder natuurwetenschappelijke waarden en of dit overeenstemt met bescherming van' natuurwaarden in brede zin. In artikel 4 staat vervolgens dat de natuurwetenschappe- lijke waarden aanduiding (-) hebben op de plankaart. Betekent dit dat deze aanduiding niet voorkomt op de plankaart?

Beantwoording

33. In de bestemming “Agrarisch – landschappelijke waarden” zijn de voorschriften gericht op het behoud van de landschappelijke waarden. Ecologisch onderzoek heeft uitge- wezen dat het behoud van die kwaliteiten (openheid, verkaveling) de belangrijkste borging zijn voor de aanwezige natuurwaarden. Aanvullend beleid voor deze gebieden specifiek voor de natuurwaarden, wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

In artikel 4 zullen de natuurwaarden helder worden gemaakt. Deze worden benoemd in de toelichting, voorschriften en op de plankaart.

Polder Rietveld

De polder Rietveld heeft in het streekplan de aanduiding Nieuwe natuur, en valt daar- mee binnen de Ecologische Hoofdstructuur. In het voorontwerp bestemmingsplan heeft deze polder de aanduiding ALN gekregen. Wij vinden dit niet in overeenstem- ming met het streekplan en de (potentiële) natuurwaarden van de polder. Derhalve pleiten wij ervoor om de polder een natuurbescherming te geven.

Beantwoording

34. De polder Rietveld is buiten het ALN-gebied gelaten en alleen het toekomstige natuurgebied in de polder De Bree is bestemd als ALN-gebied. Op basis van het flora- en faunaonderzoek in bijlage 3 is eigenlijk niet te concluderen dat deze bestemming terecht is, want de natuurwaarden in dit gebied zijn niet anders dan in de rest van het landelijk gebied.

(28)

De Landinrichting Bodegraven-Noord is echter in 2006 afgerond en het gebied in de polder De Bree is eigendom van Natuurmonumenten geworden. De inrichting en be- grenzing van het nieuwe natuurgebied staan echter opnieuw ter discussie, vanwege de dure watermaatregelen, die moeten worden getroffen om een hoger waterpeil in de natuurgebieden te kunnen realiseren ten opzichte van het agrarisch peil in de agrari- sche gebieden. De provincie Zuid-Holland is nu de trekker van de visievorming voor het gebied Bodegraven-Noord in relatie tot de Natte As, die waarschijnlijk in het ver- lengde van de Wierickes tot aan de Nieuwkoopse Plassen zal komen. De ligging van de Natte As hangt mede af van de realiseerbaarheid van het hogere waterpeil dat voor Rietveld als natuurgebied noodzakelijk is.

Via een wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming van gronden binnen de begrensde natuurgebieden van het natuurgebiedsplan en in of aansluitend aan ecologische ver- bindingszones wijzigen naar de bestemming “Natuur”. Dat geldt overigens ook voor de gebieden buiten de polder Rietveld. De gemeente gaat na bij de provincie en DLG wat de begrenzing is van de gebieden die voor natuurontwikkeling in Rietveld, in aanmer- king komen.

Nevenfuncties en vrijkomende agrarische bebouwing

De regeling voor toestaan van nevenfuncties en gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing in het buitengebied is ruim toegepast in het bestemmingsplan. De NMU is zeker niet tegen particuliere initiatieven in het buitengebied, maar wij vrezen dat deze ruime toepassing leidt tot verrommeling en verstoring in het buitengebied . Wij verzoe- ken u om in het plan op te nemen dat bij alle functiewijzigingen in vrijkomende agrari- sche bebouwing, getoetst zal worden op het effect op landschap, milieu en verkeers- aantrekkende werking.

Wij wensen u succes met de verdere planvorming en zijn altijd bereid tot een nadere toelichting.

Beantwoording

35. De gemeente Woerden heeft zoveel mogelijk rekening gehouden met de zorg van de NMU. Voor de verschillende wijzigingen en vrijstellingen die zijn opgenomen, gericht op het toestaan van nieuwe functies in vrijkomende agrarische bebouwing, is altijd als één van de voorwaarden opgenomen dat er zich geen onevenredige verkeersaantrek- kende werking mag voordoen, inpassing in het landschap noodzakelijk is en rekening moet worden gehouden met geluid- en geurhinder. Daarnaast zijn ook expliciet nieu- we functies aangegeven, die niet zijn toegestaan in het landelijk gebied, zoals gara- ges, transportbedrijven, detailhandel. De niet aan het gebied gebonden functies zijn tevens beperkt tot een maximale maat (kleinschalig, 250 m²) en daarvoor moet ook eenzelfde oppervlakte van de bestaande bebouwing gesloopt worden.

2.6 Kamer van Koophandel, kantoor Utrecht

In het kader van artikel 10 BRO maken wij gebruik van de mogelijkheid te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld.

Allereerst willen wij u een compliment maken voor de wijze waarop u betrokkenen, dus ook de in het buitengebied gevestigde ondernemers, geïnformeerd en geconsul- teerd heeft over het nieuwe bestemmingsplan.

In de beoordeling van het plan kijken wij met name naar de ruimte die geboden wordt voor huidige en toekomstige economische activiteiten in het buitengebied. Het plan biedt op zich een duidelijk kader hiervoor. Wij onderschrijven de op toekomstig land- schapsbehoud en –onderhoud gestoelde rode draad in het plan. Ook onderschrijven

(29)

wij de keuze om bepaalde typen bedrijven (bijv. detailhandel en transportbedrijven) niet toe te staan in het buitengebied.

Beantwoording

36. De gemeente neemt kennis van het door de KvK gestelde.

Ten aanzien van andere keuzes hebben wij de behoefte kanttekeningen te plaatsen.

In de toekomst zal niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied verder toenemen.

Een gewenste ontwikkeling, omdat het buitengebied door de afname van het aantal agrarische bedrijven nieuwe economische dragers hard nodig heeft. Wat wij voor be- staande en nieuwe bedrijven in het plan missen is voldoende flexibiliteit in het toe- staan van bedrijfsuitbreiding, nieuwe bedrijfsvestiging of bedrijfsverandering. Oftewel flexibiliteit in het bestemmingsplan om in voorkomende en wenselijke situaties maat- werk te kunnen leveren. Er wordt enige ruimte geboden op dit vlak maar het zou meer mogen zijn.

Wij begrijpen dat u als gemeente de behoefte heeft om controle te houden over toe- komstige ontwikkelingen. Dit vergt inderdaad strikte regels. Maar daarnaast zouden vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden opgenomen moeten worden die door de gemeente gecontroleerd maatwerk mogelijk maken. Geen vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden derhalve waarin (alleen) kwantitatieve grenzen centraal staan maar vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden die op basis van duidelij- ke kwaliteitscriteria doelgericht maatwerk faciliteren. Goede initiatieven in het buiten- gebied dreigen nu in de kiem gesmoord te worden doordat bepalingen in het bestem- mingsplan ondernemers zullen afschrikken. Ook kunnen huidige niet-agrarische bedrijven in de toekomst in de knel komen omdat bedrijfsuitbreiding in de meeste ge- vallen niet toegestaan is.

Een voorbeeld van een in potentie knellende kwantitatieve limiet is de bestemmings- wijziging naar max. 250 m² bedrijfsbestemming gekoppeld aan de sloopplicht van een zelfde oppervlak aan bestaande bebouwing. Wij kunnen ons heel goed een situatie voorstellen waarbij (bijvoorbeeld) 350 m² bedrijfsoppervlak gecreëerd wordt met gelijk- tijdige sloop van niet meer dan (bijvoorbeeld) 100 m², mits dit gepaard gaat met een door een landschapsdeskundige opgesteld plan dat ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten aan de kavel toevoegt. Dergelijk maatwerk lijkt in dit bestemmingsplan niet mogelijk. Wij geven u in dringende overweging de in dit licht relevante bepalingen in het plan aan te passen.

Beantwoording

37. De gemeente Woerden is van mening dat ook in de toekomst de agrarische bedrijvigheid de belangrijkste functie in het landelijk gebied zal blijven. De provincie Utrecht hanteert voor niet-agrarische functies in het landelijk gebied een strikt beleid ten aanzien van vestiging ervan en het toestaan van bebouwing. Belangrijke overwe- ging daarbij is dat niet-agrarische bedrijven een goede ontsluiting nodig hebben en verstening van het landelijk gebied moet worden tegengegaan. De gemeente deelt die opvatting. Bedrijven moeten in de eerste plaats dan ook naar een locatie op een be- drijventerrein blijven zoeken.

Dat laat onverlet dat voor vrijkomende agrarische bebouwing een passende functie gevonden moet worden. Eén van de opties die dan in beeld is, is het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf. Het kan echter niet zo zijn, dat het voor bedrijven aantrekkelijker wordt zich te vestigen in het landelijk gebied dan op een bedrijventerrein. De gemeen- te is van mening dat de huidige voorschriften voldoende mogelijkheden bieden voor de bedrijfjes die ze wel wenselijk acht in het gebied. Het toestaan van een groter op-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bestemmingsplan wordt aangepast naar aanleiding van deze lijst: de hoge en middelwaardering krijgen de aanduiding “karakteristiek” op de verbeelding.. Dit is gewijzigd ten

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een

behorende schuren met een oppervlakte van 200 m² is in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld bestemd voor Bedrijfsdoeleinden.. Het maakt voor wat betreft

Om deze diversiteit te waarborgen, is in het bestemmingsplan de regeling opgenomen dat de eerste bedrijfswoning met 25% vergroot mag worden, en de tweede bedrijfswoning met 10%..

Met de wijziging van de bestemming wordt aansluitend aan het perceel meer ruimte geboden voor de bij de woning behorende erfbebouwing.. Tevens wordt meer ruimte geboden voor

Artikel 3.6.2 van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld bepaalt dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen zodanig dat intensieve veehouderij

Voor het perceel Breeveld 18b wordt de bestaande situatie in onderhavig plan geregeld, na melijk een grotere toegestane inhoud van de woning dan 600 m 3 , waar deze in het

de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betreffende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan waarin de landschappelijke kwaliteiten van de