• No results found

In het kader van artikel 10 BRO maken wij gebruik van de mogelijkheid te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld.

Allereerst willen wij u een compliment maken voor de wijze waarop u betrokkenen, dus ook de in het buitengebied gevestigde ondernemers, geïnformeerd en geconsul-teerd heeft over het nieuwe bestemmingsplan.

In de beoordeling van het plan kijken wij met name naar de ruimte die geboden wordt voor huidige en toekomstige economische activiteiten in het buitengebied. Het plan biedt op zich een duidelijk kader hiervoor. Wij onderschrijven de op toekomstig land-schapsbehoud en –onderhoud gestoelde rode draad in het plan. Ook onderschrijven

wij de keuze om bepaalde typen bedrijven (bijv. detailhandel en transportbedrijven) niet toe te staan in het buitengebied.

Beantwoording

36. De gemeente neemt kennis van het door de KvK gestelde.

Ten aanzien van andere keuzes hebben wij de behoefte kanttekeningen te plaatsen.

In de toekomst zal niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied verder toenemen.

Een gewenste ontwikkeling, omdat het buitengebied door de afname van het aantal agrarische bedrijven nieuwe economische dragers hard nodig heeft. Wat wij voor be-staande en nieuwe bedrijven in het plan missen is voldoende flexibiliteit in het toe-staan van bedrijfsuitbreiding, nieuwe bedrijfsvestiging of bedrijfsverandering. Oftewel flexibiliteit in het bestemmingsplan om in voorkomende en wenselijke situaties maat-werk te kunnen leveren. Er wordt enige ruimte geboden op dit vlak maar het zou meer mogen zijn.

Wij begrijpen dat u als gemeente de behoefte heeft om controle te houden over toe-komstige ontwikkelingen. Dit vergt inderdaad strikte regels. Maar daarnaast zouden vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden opgenomen moeten worden die door de gemeente gecontroleerd maatwerk mogelijk maken. Geen vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden derhalve waarin (alleen) kwantitatieve grenzen centraal staan maar vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden die op basis van duidelij-ke kwaliteitscriteria doelgericht maatwerk faciliteren. Goede initiatieven in het buiten-gebied dreigen nu in de kiem gesmoord te worden doordat bepalingen in het bestem-mingsplan ondernemers zullen afschrikken. Ook kunnen huidige niet-agrarische bedrijven in de toekomst in de knel komen omdat bedrijfsuitbreiding in de meeste ge-vallen niet toegestaan is.

Een voorbeeld van een in potentie knellende kwantitatieve limiet is de bestemmings-wijziging naar max. 250 m² bedrijfsbestemming gekoppeld aan de sloopplicht van een zelfde oppervlak aan bestaande bebouwing. Wij kunnen ons heel goed een situatie voorstellen waarbij (bijvoorbeeld) 350 m² bedrijfsoppervlak gecreëerd wordt met gelijk-tijdige sloop van niet meer dan (bijvoorbeeld) 100 m², mits dit gepaard gaat met een door een landschapsdeskundige opgesteld plan dat ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten aan de kavel toevoegt. Dergelijk maatwerk lijkt in dit bestemmingsplan niet mogelijk. Wij geven u in dringende overweging de in dit licht relevante bepalingen in het plan aan te passen.

Beantwoording

37. De gemeente Woerden is van mening dat ook in de toekomst de agrarische bedrijvigheid de belangrijkste functie in het landelijk gebied zal blijven. De provincie Utrecht hanteert voor niet-agrarische functies in het landelijk gebied een strikt beleid ten aanzien van vestiging ervan en het toestaan van bebouwing. Belangrijke overwe-ging daarbij is dat niet-agrarische bedrijven een goede ontsluiting nodig hebben en verstening van het landelijk gebied moet worden tegengegaan. De gemeente deelt die opvatting. Bedrijven moeten in de eerste plaats dan ook naar een locatie op een be-drijventerrein blijven zoeken.

Dat laat onverlet dat voor vrijkomende agrarische bebouwing een passende functie gevonden moet worden. Eén van de opties die dan in beeld is, is het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf. Het kan echter niet zo zijn, dat het voor bedrijven aantrekkelijker wordt zich te vestigen in het landelijk gebied dan op een bedrijventerrein. De gemeen-te is van mening dat de huidige voorschrifgemeen-ten voldoende mogelijkheden bieden voor de bedrijfjes die ze wel wenselijk acht in het gebied. Het toestaan van een groter

op-pervlak aan bebouwing acht ze niet gewenst, omdat daarmee een onevenwichtige situatie ontstaat. Dat zou in het buitengebied een teveel aan verkeersbewegingen en bebouwing met zich meebrengen.

Concreet hebben wij verder de volgende opmerkingen bij opgenomen voorschriften:

- Artikel 3.5.2 en artikel 38.2.: wij verzoeken u de maximale bedrijfsgrootte van p t/m x op te hogen van 100 tot minimaal 300 m² (= norm provincie Utrecht, handleiding bestemmingsplannen 2006), dit omdat voor een activiteit die niet gebonden is aan het buitengebied, maar wel een goede aanvulling vormt op de inkomsten uit de agrarische bedrijfsvoering (een nieuwe economische drager) het maximale oppervlak van 100m² tekort schiet c.q. kan schieten.

Beantwoording

38. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 35.

De 100 m² is alleen van toepassing voor de niet aan het landelijk gebied gebonden functies, zoals timmerbedrijf, maar de functies die iets toevoegen aan de beleving van het landelijk gebied, zoals recreatie, zorgboerderij, of passen in het landelijk gebied, zoals paardenhouderij, zijn voor een grotere oppervlakte toegestaan als onderge-schikte neventak (max. 500 m²). Bij wijziging naar hoofdtak is de maximale oppervlak-te 250 m² voor de niet aan het landelijk gebied gebonden functies en de bestaande bebouwing is de maximale maat voor de functies die passen in het landelijk gebied of iets toevoegen aan de beleving daarvan.

Artikel 3.5.2, artikel 36.5 en artikel 38.2: wij verzoeken u een categorie y toe te voe-gen:

"overige bedrijvigheid die qua aard en eventuele overlast gelijk te stellen is aan bedrijvigheid genoemd onder p t/m x". Dit om flexibiliteit in te bouwen ten aanzien van bijvoorbeeld toekomstige economische ontwikkelingen die nu nog niet te voorziene specifieke bedrijvigheid met zich mee brengt (die qua aard prima zou passen in het buitengebied).

Beantwoording

39. De gemeente is van mening dat de limitatieve lijst voldoende mogelijkheden biedt voor hergebruik van bebouwing. Het opnemen van de door de KvK voorgestelde bepaling biedt onvoldoende zekerheid dat zich niet-gewenste bedrijven in het landelijk gebied vestigen.

Artikel 5.5.1: ons is onduidelijk waarom bedrijven die in lid 5.1 zijn aangemerkt als VAB geen vrijstelling zouden kunnen krijgen voor het (be)bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander soort bedrijf. Zeker het gebruiken van de bestaande gebouwen voor een ander soort (toegestaan) bedrijf zou mogelijk moeten zijn.

Wij verzoeken u het plan hierop aan te passen.

Artikel 5.5.1: toevoegen aan de onder a. opgenomen passage over de positieve lijst:

"of een bedrijf dat qua aard en overlast gelijk te stellen is aan de in de positieve lijst genoemde bedrijfsactiviteiten."

Artikel 30.3: in dit artikel wordt het gebruik van een woning voor beroep aan huis c.q.

bedrijf aan huis toegestaan. Ook hier verzoeken wij u de lijst van toegestane beroeps- en bedrijfsactiviteiten uit te breiden met de categorie "overige bedrijvigheid die qua aard en eventuele overlast gelijk te stellen is aan bovengenoemde bedrijvigheid".

Artikel 32.1: in dit artikel wordt bestemmingswijziging naar o.a. bedrijf behandeld. In de lijst van toegestane bedrijven verzoeken wij u toe te voegen "of een bedrijf dat qua aard en overlast gelijk te stellen is aan de in de positieve lijst genoemde

bedrijfsactiviteiten."

Wij verzoeken u onze opmerkingen in het ontwerpbestemmingsplan te verwerken.

Beantwoording

40. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 35, 37 en 38. In artikel 38 is de vrijstellingsregeling voor VAB’s aangegeven (ondergeschikte neventak) en in artikel 32 de wijzigingsbevoegdheid naar hoofdtak. Dan zou er voor VAB’s een dubbele rege-ling van toepassing zijn, die niet volledig hetzelfde is. Als een bestaand niet-agrarisch bedrijf een ander gebruik wil van de bestaande bebouwing, dan is dat mogelijk vol-gens artikel 5.5.1. Vaak zijn dit bestaande rechten, omdat het huidige bedrijf al als zodanig was bestemd in het vorige bestemmingsplan en dan is bij verandering naar een andere bedrijfsvoering geen sanering verplicht of een maximale maat van 250 m².

Bij wijziging van een VAB met nadere bestemming paardenhouderij naar timmerbedrijf is nog steeds de saneringsverplichting uit artikel 32 lid n van toepassing en ook de maximale maat van 250 m². Men kan bij een VAB niet via een omweg onder deze sa-neringsverplichting uitkomen.