• No results found

SHELF NUMBER MICROFORM:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SHELF NUMBER MICROFORM: "

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SIGNATUU

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0583

BIBLIOGRAFISCH VERSLAG

BIBLIOGRAPHICRECORD

MOEDERNEGATIEF OPSLAGNUMMER:

MASTER NEGATJVE STORAGE NUMBER:

I

MM69L-0006s

Bram

Bram Boeye of de reis naar de maan in 2 uur -55 min. - 12 ec. / door D.

Masdorp ; Ivier pl., titel- en omslagteek. van Henk Poederl. - Gouda: Van Goor, Ica. 19261. - 136 p. : 4 pl. ; 23 cm. -(GB- erie ; no. 8)

Jeugdlit.

ignatuur van origineel / helf number of original copy:

M cc 1477 N

ignatuur microvorm / Shelf number microform:

M META 0583

Filmsoort / Size offilm :

Beeldplaatsing / Image placemellt:

Reductie moederfilm / Reductioll master film:

Startdatum verfilming / Date filming begon:

Camera-operateur / Camera operator:

16mm COMIC / IIB

~ \ : 1

5 .... 1 ..

2000

c. .CüD,-o:f-

(2)
(3)
(4)

BRAM BOEIJE

12 jaar e. o.

(5)

==

JAN VAN OEVEREN

OP VAN ALGIBRS TOT KAAPSTAD PER AUTO BN VLIEGMACHINE Het Is een boeiend en belangwekkend verhaal. waar- van de lezing zelfs kleinkinderen van Jan Salie tot jeugdige Jan Cordaafs kan maken - den meest gehechte aan moeder's pappot zal het bij deze frlssche avonturen toch Ietwat raar te moede worden. Per auto en per vliegmachine I En welke te verwachten en nooit verm~ç\e moeilijkheden I Dat deze zestien- jarigen. die ni .. t v .... t later zulke biJ uitnemendheid kwieke jongelingen blijken. hun carrières te danken krijgen aan twee advertenties in de .. Nieuwe Rotter- damscbe Courant'·. zal geen trouw lezer van ons blad verbazen. Intusscben Is het geen contra-beleefdheid.

dat we op deze vertelling vol eerbied voor de Oud- HoJlandsche ... , neen. de nog altijd Hollandsche geestkracht. met warme Ingenomenheid de aandacht vestigen. Nieuwe Rotterd. Courant.

FRITS VERSTER

EN ZIJN VRIBNDEN IN PATRIA EN OP CELEBES

Een boek dat liefde wekt voor de Ddtuur. voor planten en dieren en sterren en van het geschapene de gedachte voert tot den Schepper. Daarbij echte jongenslectuur. vlot en boeiend geschreven met span- nende momenten.

Voor H.B.S.~rs en Mulo-scholieren een alleszins aanbevelenswaardig boek. leerzaam en met degelijke paedagogtsche strekking. De MalUbode.

(6)

B BOEYE

---OF --- DE REIS NRRR DE MRRN

IN 2.UUF\ - 55MIN -12. SEC

DOOR D·MASDO~

IIIIl1UIJI Uil 11 11111111 11 11 UI 1 111 IIIUlIlIlllIlllllllIIllIllIllIlllP

~G.8.VAN <iOOR ZONEIIIIf~

~ GOUDA. ~

(7)

VIER PLATEN. TITEL- EN OMSLAGTEEKENING VAN

:-: HENK POEDER :-:

,

"Mijnheer Van der Made", zei Mevrouw Boeije onder het diner tot haar buurman aan de hötel- tafel, "hebt u vandaag een goed humeur?"

"Een goed/humeur, mevrouw?"1 zei de aangespro- kene, terwijl hij zijn lepel op het ledige soepbord legde, "ik heb altijd een goed humeur, wanneer ik door een dame aangesproken word. En boven- dien-IJ

"Ja, maar--e- ik bedoel een heel goed humeur, een onverstoorbaar humeur, dat niet bedorven kan worden door een kwade tijding; want wat ik u te vertellen heb, betreft uw boek, en 't is niet aan- genaam."

"Mijn boek? Niet aangenaam? Heeft Molière u geërgerd ?"

"N een, dat is het niet; maar het boek, dat u mij geleend hebt, - ik durf haast niet voortgaan - u

zult bepaald boos worden."

"Gaat u gerust door, mevrouw, mijn humeur is goed."

"Nu dan, Bram heeft er vanmorgen den inktpot over uitgegoten en -"

Mijnheer van der Made lachte even, wat mevrouw Boeije blijkbaar niet heel aangenaam vond.

(8)

"Het ziet er werkelijk ontoonbaar uit," zei ze na een poos.,,,U weet, ik gebruik 'n grooten inktkoker en hij was pas gevuld; bijna alle bladen zijn vol, het zwom in den inkt."

"Hebt u geen andere schade, mevrouw? Geen tafelkleed, geen kleeren bemorst?" vroeg haar buur- man, terwijl de hotelbediende een fijne gorami met botersaus voordiende. De plaats van dit gesprek was een hotel in de binnenlanden van Java.

"Neen? Nu, laat ons dan dankbaar zijn, dat deze heerlijke visch niet met inkt bezoedeld is, noch die sappige biefstuk ginder, dien wij straks genieten zullen. Dan zou mijn humeur werkelijk gevaar 100-

pen, verstoord te worden," liet hij er lachend op volgen.

"U vat het erg gemoedelijk op," zei mevrouw

blijkbaar verruimd. '

"Maar ik heb al een ander exemplaar van Molière voor u besteld en ontvangen ook; straks zal ik 't u zenden, als het diner afgeloopen is en u op uw kamer zit."

"Geheel niet noodig, mevrouwtje," zei Van der Made, "ik heb nu een aardig souvenir van u, een aandenken aan uw verblijf hier, dat tot mijn spijt over een paar dagen eindigt, als de Heer Boeije u komt halen."

"Een mooi souvenir," lachte mevrouw Boeije, terwijl zij haar biefstuk in kleine stukjes sneed. "Ik zal het nooit dulden, dat u zulk een bezoedeld aan- denken van mij bezitten zoudt."

Zij zweeg en nam een pisang, dien de bediende juist aanbood.

"De boekhandelaar kon mij zoo spoedig geen

exemplaar leveren, zooals het uwe," ging zij voo~:

terwijl zij haar pisang van de schil ontdeed; "hij zond mij een andere uitgaaf, die nog al duur is; maar duizendmaal liever zoo, dan een bezoedelde nage- dachtenis. U zult mij werkelijk een genoegen doen, door het aan te nemen."

Van der Made zag haar aan, terwijl zij haar pisang at. Plotseling kreeg ,haar gezicht een schalksche uit- drukking, totdat zij vastberaden zeide:

"En uw eigendom krijgt u niet terug, dan over

mijn lijk." .

Na dit theatraal gezegde, stond zij met een ernsbg gezicht van tafel op, boog en verliet de zaal.

De heer Van der Made zag haar glimlachend na, tot de deur achter haar gesloten was. Toen nam hij een sigaar uit zijn koker, vroeg den bediende een vlammetje en ging naar zijn kamer.

Een kwartier later bracht mevrouws baboe hem een pakje; hij opende het nieuwsgierig, terwijl hij 't mensch verzocht een oogenblik te wachten.

In rood marokkijn gebonden, verguld op snee, kwamen uit het pakje twee deelen te voorschijn van Molières "Comédies", met platen naar costumes uit de zeventiende eeuw, een werk, dat zeker 25 gulden kostte; en zijn boek was een tweedehands eh koopje geweest.

Haastig krabbelde hij op een' visitekaartje 'n paar

(9)

woorden: met vriendelijken dank voor de inzage, bond het papier weer dicht en liet het de baboe terugbrengen.

De zaak begon nu belangwekkend te worden; een duel tusschen een dame en een heer I Zou 't met het pistool, de sabel, of alleen met woorden gevoerd worden misschien?

Van der Made dacht er den geheelen avond nu en dan aan; maar de baboe kwam niet terug.

Mevrouw Boeije logeerde sedert een maand in het hêtel met haar twee kinderen, Bram en Mientje, terwijl haar man, die houtvester was, een dienstreis maakte door de bosschen in de residentie. Zij hield veel van lezen en zij had Van der Made's Molière geleend, om met "Les femmes savantes" kennis te maken, een onderwerp, waarvoor zij zich toen inte- resseerde.

Bram was een wilde jongen; zijn twaalf jaren, met al de ontkiemende kracht daar'V'an, moest hij uitle- ven, in drukke spelen uitvieren, voornamelijk met den bal, waarvoor hij een groote voorliefde toonde.

Alles wat rond was, trok hem aan.

Toen hij een klein kind was, maakte hij balletjes van zijn brood en mikte er mee naar de baboe, tot

zij~ vader 't hem verbood. Een catapult was iets later zijn grootst vermaak, tot verdriet van de mus- schen en ander klein gevogelte en gevaarlijk voor de ruiten.

In de school had hij heel wat straf opgeloopen door het gooien met propjes papier, als meester

. . -~~ ... -

den rug wendde, om op het bord te schrijven.

En nu was hij pas in het bezit gekomen van een tamelijk grooten voetbal, waarmee hij in zijn eentje ballistische oefeningen hield; want om mee te doen aan een match was hij nog te klein. En zoo had Molière de eer genoten, met inkt gedoopt te worden, toen Brams voetbal op eens de kamer binnenstoof en op zijn weg mama's inktkoker ontmoette, die heel gezwind werd opgenomen en zijn inhoud over het onschuldige boek uitgoot, dat er naast lag.

De daden van groote mannen kondigen zich reeds aan in hun jeugd door dergelijke gebeurtenissen:

Hercules' slangendooderij in de wieg, Cyrus' mees- terschap over de herdersknapen, Nero's vliegen pla- gen, De Ruyters torenklimmerij en George Stephen- sons beschouwingen van moeders waterketel waren daar evenveel voorbeelden van.

Van der Made vernam deze karaktertrekken van Bram een paar dagen later, toen de Heer Boeije gekomen was en hem op zijn kamer een bezoek bracht. Mevrouw was aan tafel gewoon beleefd geweest en had niet meer over de zaak gesproken.

"Een stilte, die den storm vooraf gaat," had Van der Made gedacht.

Toen hij den Heer Boeije met een ernstig gezicht over het hêtelplein zag aankomen, zeide hij binnens- monds: "Ha, mevrouws secondant; onderhandelin- gen over een duel; vaststelling van plaats, tijd, wapen, enz. "

(10)

Mijnheer Boeije begon heel beleefd "Mijn vrouw heeft u niet meer over de zaak gesproken; maar ze kan geen vrede hebben met uw edelmoedig besluit;

en dus zult u haar, en ook mij, werkelijk een genoe- gen doen, ja, ons van een zwaren gewetenslast ontheffen, wanneer u 't u aangeboden boek wilt aannemen. U bezit dan een aardiger souver!ir van ons, dan dat, waarmede u tevreden was."

En toen had Van der Made zich bereid verklaard, den voordeeligen !uii aan 'te gaan; laat ons liever zeggen, het kostbaa, . geschenk aan te nemen.

De vrede was gesloten, de eendracht hersteld, zelfs zonder tusschenkomst van het scheidsgerecht.

Bram kreeg met Sint-Nicolaas van een onbekende een reusachtigen voetbal, die niet zoo gemakkelijk de kamer binnenstuiven zou; maar dit gebeurde pas later.

Den volgenden morgen aan 't ontbijt kwam de familie Boeije afscheid nemen. En toen ze elkaar voor 't laatst de hand drukten, vroeg Van der Made schalks, of mevrouw nu ook soms Racine nog te lezen wilde hebben, of Boileau; welk edelmoedig aanbod zij met een glimlach van de hand wees. Maar 't was te laat, om elkaar nog langer te plagen, en het gesprek nog te rekken; de tijd drong.

Het hótelrijtuig kwam voor; de palfrenier, met zijn vliegenkwast in de hand, opende het portier, de familie steeg vlug in, de koffers werden opgela- den en een oogenblik later renden de twee sandelwoods vliegensvlug met golvende manen

en staarten voorwaarts, naar het spoorwegstation.

Van der Made was weer een interessante h6tel- herinnering rijker en een paar vrienden, goede beste menschen, armer.

Zoo gaat het veel in Indië; tenminste voorloopig zouden ze elkander niet weerzien; de familie Boeije woonde in een ander deel van Java en hij zelf ging een paar maanden later met verlof naar Europa.

(11)

HOOFDSTUK 11.

Doch - bergen en dalen ontmoeten elkaar niet, en menschen wel.

Rui~ een jaar later zat Van der Made op zijn

~amer m Den Haag te ontbijten; hij had een half Jaar verlenging van verlof gekregen, en hield het

ocht~ndbla? in de hand; zijn oog viel op de sport- rubrIek en in het verslag van een voetbalmatch die den vorigen dag gehouden was op het

Rijswijk~che

sport-terrein, las hij den naam van Bram Boeije.

,,~:am .. B~eije," zei hij werktuigelijk hardop, terwIjl hIJ zIJn theekopje neerzette, en de krant

n~erleg~e, om zijn eitje open te maken, "ik kan me met .~ennneren, den naam van de familie Boeije in de ~IJst van repatrieerenden gelezen te hebben; en als Ik me wel herinner, kunnen ze nog in geen jaren met ~erlof gaan; ze waren pas van verlof terug toen Ik ze in Indië leerde kennen." ,

Hij nam de krant weer op en zocht nog eens naar de? naam. "Bram Boeije". Ja, het stond er duidelijk.

"Zlekte-verlof misschien; maar toen ik Indië verliet,

v.:are~. ze. kerngezond; en in elk geval, geen pas sa-

~ler,sh!st IS me ontsnapt, dat weet ik zeker. Misschien

1S tJonge mensch alleen overgekomen onder

geleide, en zoo'n peulschil ziet men licht over 't hoofd."

Hij eindigde zijn ontbijt, las de krant verder uit en kleedde zich, om een wandeling te gaan doen.

Onwillekeurig richtten zich zijn schreden naar 't huis van zijn vriend Van Baren, een ingenieur, ook in Indischen dienst, die veel aan sport deed en met alle sportsmen in de hoofdstad bekend was.

Hij vond hem thuis en gaarne bereid, een wande- ling te maken, iets wat ze in Indië wel meer samen gedaan hadden; ondanks het heete klimaat is lichaamsbeweging ook daar gezond.

"Zeg eens, amice," begon Van der Made, "is je soms een jongeheer Boeije bekend, Bram Boeije, een voetballer hier ter stede, of elders? Zijn naam vond ik zoo even in de krant."

"Mij niet bekend," zei Van Baren, "maar hier is het clubgebouw van de Haagsche voetballers en je kunt daar allerlei informaties krijgen; even zien, of de zaak al open is."

Hij keek op de annonces aan de deur.

"Neen, niet voor tien uur en het is nu negen."

"Laat ons dan voortwandelen," zei Van der Made.

"Waar wil je heen, Scheveningen of Wassenaar?"

"Wassenaar pas gisteren geweest? Goed, Scheve- ningendanl 't Is mooi weer, weinig wind; heel goed om de zee te zien in kalmte. We kunnen dan op den terugtocht Bram Boeijes adres zien op te duikelen."

De beide wandelaars sloegen nu bij 't Plein 1813

(12)

de Zeestr~t en vervolgens den ouden Schevening- schen weg In en onder 't gaan vertelde Van der Made aan van Baren de inktgeschiedenis van Molière en het aa~~eel: dat Bram daaraan had gehad."

. ,,~u, Z~1 Van Baren, "ik ben nieuwsgierig, dat l~ktJon~etJe eens te zien. Ik dacht al, je bent anders met zoo n vereerder van het edele voetbalspel; er zal

~el een andere reden voor zijn belangstelling zijn;

Ik ben d~s ,ook van de partij, als je hem opzoekt.

Hoe oud IS t ventje?"

"Hij zal nu ruim dertien jaar zijn," antwoordde Van der Made, "of omtrent veertien. Zeker is hij voor studie hier in Holland gekomen. Ik wil den k.~aap nog wel eens zien; hij kan me ook wat van

~u~ ouders :ertellen, goede beste menschen, van wie Ik In lang mets gehoord heb."

Na een poos aan 't strand gezeten te hebben, keer- den de vrienden langs den Badhuisweg naar den Haag terug e~ vonden het club-lokaal nu open.

Een paar Jongelui, die niets te doen schenen te hebben.. in den werkzamen bijenkorf der Maat- schapPIJ, zaten daar te praten.

"Bram Boeije ?" zei de oudste op Van der Mades vraag naar dat jongemensch. ,,0, onze voetballer in

?e tweede macht, of wel de razende vc;>etballer; die

~s op ~et Instituut .~an G ... in de xxx straat. Hij

IS de Jongste van zun club en de kleinste, maar een eerste kracht, dat verzeker ik u I"

"Als hij een bal te pakken heeft," voegde de tweede er bij, "is er geen keeren aan; geloof maar,

dat hij dan het doelpunt voorbij schiet. Wie hem onder de jongere sportlui de baas wil zijn, moet hem voorkomen, anders is het glad mis; gelukkig heeft hij korte beenen, zoo komt hij nog al eens te laat, anders zou 't altijd een 2-0 partijtje voor zijn club wezen.

"Over een jaar of twee," zei no. 1, "wanneer hij tenminste groeit en lange beenen krijgt, is er geen aardigheid meer aan, om tegen hem te spelen."

"Dan voegt hij vlugheid bij kracht, bedoelt ge zeker," zei Van Baren.

"Kom," zei Van der Made, ,,'t moet uit de lengte, of uit de breedte komen; misschien is hij dan minder gespierd van kuiten en zwakker in de knieën; dat gebeurt meer, als iemand uit de kracht groeit. No.

57, zegt u, xxx straat? Dan gaan we daar eens heen.

Hoe laat zou de geschiktste tijd zijn, denkt u?"

"Laat zien, 't is vandaag Woensdag en de jongens van Van G ... gaan vanmiddag wandelen, of fiet- sen. Als u dadelijk na de lunch aanbelt, is iedereen nog thuis."

"Nu dan, goeden morgen, jongelui; bedankt voor uw inlichtingen."

De deur viel achter de bezoekers dicht. Van Baren keek op zijn horloge. "Half een," zei hij. "Wat dunkt je van een lunch aan de Witte Brug? De xxx straat is daar dicht bij, we zijn er zoo even voorbij gekomen; en we zijn dan juist op tijd aan het Instituut.

Vermoeid van de lange wandeling, namen ze aan

(13)

het eind van de Javastraat een trammetje van lijn 9 en zaten weldra aan een goed maal in het druk bezocht hotel-restaurant. "De jongen had een bijzon- dere voorliefde voor den bal," zei Van der Made onder het eten; "het blijkt nu, dat hij die nog niet kwijt is; ik ben nieuwsgierig hem te zien; niet daarom, natuurlijk; maar hij had over 't geheel zoo iets bijzonders over zich en ik heb zoo'n idee, dat dit nu nog sterker aan hem te zien zal zijn, dan vroeger."

HOOFDSTUK lIl.

Om 2 uur werd er aan het Instituut Van G ...

aan de bel getrokken en Van der Made en Van Baren traden de vestibule binnen. Zij werden in de spreek- kamer gelaten en na een oogenblik verscheen een der secondanten, om te zien, wie de bezoekers waren, die naar Bram Boeije gevraagd hadden.

Toen zijn onderzoek bevredigend was uitgeval- len, kwam het jongemensch weldra heel nieuwsgie- rig en blozend de kamer binnen en na zich een . oogenblik bezonnen te hebben, was hij wel zoo goed, den heer Van der Made te willen herkennen.

,,0 ja," zei hij met een vroolijken lach, "u bent die mijnheer van Molière, dien ik zoo prachtig heb zwart geverfd; dat is te zeggen, het boek en niet u;

't is ruim een jaar geleden."

Hij lachte nog eens; er kwam een innemende trek op zijn openhartig gezicht en Van der Made zag, dat hij op zijn moeder geleek.

,,'t Is ruim een jaar geleden," zei Bram nog eens;

"en niet lang daarna ging ik naar Holland. Ja, ik herinner me dat kleine voetballetje nog wel; het is er beter afgekomen dan uw boek."

"Maar niet beter dan ik," zei Van der Made. "Ik

Bram Boeye. 2

(14)

kijk nog bijna dagelijks met welgevallen naar het mooie boek, dat je Ma mij als schadeloosstelling heeft gegeven."

"Zoo, daar weet ik niet van," zei Bram, "daarvan sprak Ma nooit. Maar nu begrijp ik, wie voor St. Nicolaas heeft gespeeld, en mij dien mooien voetbal heeft gezonden, waarmee ik nu nog altijd speel. 't Is wel wat laat, maar u wordt wel bedankt I "

"Zijn je ouders nog in Indië?" vroeg Van der Made.

Ja mi;nheer St. Nicolaas," antwoordde Bram;

u , ~

pa en ma en Mientje zijn te B. Ik moest naar Hol- land, omdat ik te veel van voetballen hield."

"En hier dan?" vroeg Van Baren verwonderd.

"Wij hoorden zoo pas nog vertellen, dat je -"

"De razende voetballer wordt genoemd," zei . Bram. "Ik zal u vertellen, hoe dat kwam."

De vrienden zagen hem aan; hij was niet groot, maar gespierd en zag er gezond uit. Zijn heldere oogen getuigden van een klaren geest, wat ook uit zijn geheele optreden bleek; het kind had bepaald iets bijzonders, iets buitengewoons. En dat was nooit beter op te merken, dan wanneer hij zich vrij kon uitspreken tegenover anderen. Zoo is het ook met de meeste kinderen; van zeer velen weten wij niet, wat er in hen schuilt, omdat zij zich niet vrij genoeg gevoelen tegenover hun ouders, hun makkers, hun leermeesters. En dat verborgen zieleleven blijkt later het edelste te zijn, dat hunne ziel leefde; bij zoo velen kwijnt het weg, verstikt het in de kiem en in

de plaats daarvan treedt een onbeteekenend bestaan, een alledaagschheid van het gros der menschen, waarmee de ouders dan tevreden zijn, blij, dat het niet omsloeg in een verdorven, in een misdadig karakter, wat maar al te vaak ook gebeurt.

"Kijk," ging Bram voort, "ik was in Soerabaia op de Hoogere Burgerschool en in die heete stad was het voetballen een afmattend werk op den duur. Ik kreeg vermaning op vermaning van Pa en ook van den dokter; deze waarschuwde mij een paar maal.

Op het eind verboden ze mij het spel en toen ik daar tegen nog al rebelsch optrad, raadde de dokter vader aan, mij naar Den Haag te zenden; in het Hollandsch klimaat was alle spel geoorloofd en zou ik er geen nadeel van ondervinden, al trad ik eens wat wild en woest op, zooals ik gewoon ben I"

Zoo sprak Bram en keek de vrienden openhartig in de oogen; weer zagen zij die bijzondere uitdruk- king op zijn gezicht; maar wat het was, konden zij nog niet uitmaken.

"Je ziet er tenminste gezond uit," merkte Van Baren op, om iets te zeggen.

"Maar 't mooiste," zei Bram opeens met onuitspre- kelijke verachting, "is, dat ik genoeg van de voetbal- lerij heb; ik denk er binnenkort mee uit te scheiden."

"Waarom?" vroeg Van der Made verwonderd.

"Wel, omdat het me te kinderachtig is op den duur," zei Bram fier. "Je spant je in, je trapt maar raak en je krijgt het domme logge ding nooit verder dan een meter of vijftig. Je raakt ook niets, behalve

(15)

soms den neus of den rug van je tegenstander; en dan heb je niet eens tijd, om eens ferm te lachen.

Neen, ik dweep met alles wat rond is en rollen kan, wentelen, voortzweven, den tegenstand van de lucht overwinnen, en een doel treffen. Maar ik moet er ook een doel mee hebben, en daarbij voldoening vinden. Over twee jaar ga ik naar Breda."

"Hij denkt er anders over dan zeker iemand," zei Van Baren tot zijn vriend, "die niets van efficiency weten wilde; je weet wel, wien ik bedoe1."

Van der Made lachte; toen vroeg hij aan Bram:

"En wat wil je daar in Breda, jongen?"

"Ik wil artillerie-officier worden," zei hij trotsch.

"Ik weet er al heel veel van, van de ballistiek; ik heb er een boek over van een vriend, die in Breda is; de oude weet er niet van." Hij bedoelde den Directeur van het Instituut.

"En een boek over explosieven heb ik ook," ver- volgde Bram.

"Dat is mannenkost ; wat heb je er aan, altijd achter een stommen bal aan te loopen, zonder nuttig resul- taatl Ik gruw er van, hoe ouderïk word."

,,'t Is zoo," zei Van der Made, "evenals iemand die lezen kan een afkeer krijgt van het a-b-plankje.

Dus ga je in 't vervolg in plaats van naar 't voetbal- veld naar het artilleriekamp, waar de schietoefenin- gen gehouden worden?"

"Hier in Den Haag aan 't strand kan ik dat soms doen; maar veel aardigheid is er niet aan; ze schie- ten hier in de zee, en wel zonder Engelschen in

..

't zicht. Dat noem ik schieten met spek. Ik heb meer verwachting van later in Breda."

Van der Made vond Brams ideeën nog zoo kwaad niet; er sprak tenminste karakter uit, al waren ze nog onrijp. Ook Van Baren keek den jongen met belangstelling aan en beiden vroegen hem, bij het afscheid, om hun des Zondags eens te komen bezoe- ken, als hij daartoe gelegenheid had.

En Bram deed dit ook geregeld, blij dat hij vrienden had, die met welgevallen naar hem luisterden.

"Die knaap heeft nu reeds den moed zijner over- tuiging," zei Van Baren, toen ze samen naar huis wandelden; "en hij heeft den durf, om terug te treden van een eenmaal ingeslagen weg en andere banen te zoeken."

Het duurde niet vele weken, Bram was al een paar keeren bij zijn nieuwe vrienden geweest en had hen vergezeld op fietstochten in den omtrek, of Van Baren voorspelde, dat hij ook niet in Breda zou blijven, als hij daar eenmaal was. "Als hij 't fijne van de zaak daar weet," zei hij, "ziet hij weer wat anders, wat hoogers, dat hem trekt; je zult het zien gebeuren, Van der Made."

Deze riep: "Laat hem in 's hemels naam toch bewaard blijven voor wispelturigheid; anders wordt het - twaalf ambachten en dertien ongelukken. Ik weet niets ongelukkigers dan iemand, die nièt weet wat hij wil."

"Dat heeft bij hem geen nood," was het antwoord;

(16)

.. hij zal zijn weg wel vinden; laat hem consequent zijn neiging volgen.

Ik hoop, dat we dat nog beleven zullen en dat we zijn succes in het leven mogen zien. Ik stel nu wer- kelijk belang in den jongen, en zal hem voorthelpen, als hij 't noodig heeft."

"En ik eveneens," zei Van der Made. "Wij zullen hem hier vaderlijk in 't oog houden, zoolang zijn ouders daar ginds verblijven. Ik hoop, ja ik denk wel, dat zijn vader hem begrijpt; hij is een hoog- staand man; en naar onzen raad zal hij zeker willen luisteren, als wij zijn vertrouwen winnen."

HOOFDSTUK IV.

De tijd stelde den heer Van Baren schitterend in 't gelijk; drie jaar later kwamen de heer en mevrouw Boeije met Mientje, nu ook al een aankomend meisje van 16 jaar, in Holland terug, en niet lang daarna bracht de heer Boeije zijn zoon Bram naar Breda, waar hij was toegelaten voor de artillerie in Nederland. Hij had nu zijn zin; hij had het voet- ballen niet geheel laten varen; maar zijn hart was er niet meer bij; voor tijdverdrijf had hij nog wel eens mee gedaan; maar evenals een kind, dat aan vaster spijzen is gewend geraakt, een afkeer kan krijgen van melk, zag hij nu uit de hoogte op het edele voetbalspel neer, omdat hij wist, dat hij wat beters had.

Voortaan had hij 't meest over vuurmonden, projectielen, aanvangssnelheden, explosieve~ of springstoffen, pantserplaten van zooveel dUlmen dikte, enz.

Deze woorden vulden zijn woordenboek bij alle letters van het alfabet, want de nieuwe uitvindingen zorgden, dat het aantal nieuwe termen voortdurend toenam, zooals meliniet, lyddiet, picrine-zuur, enz.

Bram werd ook een echte wiskunstenaar voor het berekenen van snelheden, van de banen der projec- tielen, het schatten van afstanden en alles wat tot zijn vak behoorde.

(17)

Hij kreeg spoedig naam onder de cadets der artil- lerie te Breda, en was in het oog der officieren één der beste leerlingen.

Napoleon bij het beleg van Toulon, was een onder- werp, dat hij gaarne besprak en bestudeerde; hij wist precies, in welk opzicht en door welke daden Napoleon zich daar als artillerie-officier had onder- scheiden en hij volgde dien grooten zoon van Mars in vele karaktertrekken na.

Dat duurde zoo een paar jaren, tot de groote oorlog uitbrak, en Bram in eens als sergeant-cadet bij een batterij werd ingedeeld te Gorkum; en hier had het gedenkwaardige feit plaats, dat ieder, die hem kende, deed opmerken: Bram blij ft niet lang bij zijn vak; je zult zien, dat Bram er van dovr gaat.

Reeds bij de belegering en de inneming van Namen was er iets niet naar zijn zin geweest; de dikke Berta's hadden maar half zijn sympathie; hij had niet gedeeld in de bijna algemeene bewonde- ring voor de Duitschers. Maar nu was bij hem de maat vol. Het bekende laconieke krantenbericht - de Duitschers beschieten Parijs - in het derde jaar van den oorlog, deed de gal bij hem overloopen.

Hij was intusschen tot officier bevorderd; maar hij deed hoegenaamd geen pogingen, om zijn tegen- zin te verbergen; dat lag niet in zijn aard. "Wat is ons vak tegenwoordig eigenlijk anders, dan een laf wegkruipen voor een gevecht van man tegen man, waarbij persoonlijke moed en kracht kan te pas komen? Een of ander artilleristisch genie doet een

uitvinding, om nog verder te schieten dan gisteren, verder en beter dan de vijand; en hij verwacht daar- van het grootste succes, ja de overwinning. Een dag later weet de vijand de ramp te bezweren, vindt zelf iets uit, dat nog beter en sneller tot het doel leidt;

en zoo tot in het oneindige."

"En dat maakt den oorlog, zelfs in vredestijd, zoo duur," merkte een der kameraden aan, "en hitst de democratische politici tegen ons op."

"De geldkwestie laat mij koud," zei Bram; "als het noodig is, moet het geld er maar komen. Maar 't is het mannelijk gevoel, dat in opstand komt tegen de hedendaagsche manier van oorlogvoeren; het wegschuilen in loopgraven, het platschieten van alles, moet iedereen tegen de borst stuiten; en ook het ontzettend verlies aan menschenlevens.

Ik denk aan de helden van Homerus, aan Hector en Achilles voor Troje, aan Aeneas tegen Turnus bij Laurenturn; hoe beide legers het vechten staak- ten en de aanvoerders hun moed en kracht toonden in een tweekamp, die den strijd besliste. Wie die twee uitersten vergelijkt, kiest in zijn hart partij voor het laatste."

"AI is zulk een oplossing tegenwoordig niet meer mogelijk," zei de vorige spreker.

"Heel best mogelijk," protesteerde Bram; "waar- om niet Wilhelm van Hohenzollern of Ludendorf gesteld met het zwaard tegenover Foch of French?

Dat zou in mijn oog een beter effect gemaakt heb- ben, dan het werpen van enkele projectielen op

(18)

Hij kreeg spoedig naam onder de cadets der artil- lerie te Breda, en was in het oog der officieren één der beste leerlingen.

Napoleon bij het beleg van Toulon, was een onder- werp, dat hij gaarne besprak en bestudeerde; hij wist precies, in welk opzicht en door welke daden Napoleon zich daar als artillerie-officier had onder- scheiden en hij volgde dien grooten zoon van Mars in vele karaktertrekken na.

Dat duurde zoo een paar jaren, tot de groote oorlog uitbrak, en Bram in eens als sergeant-cadet bij een batterij werd ingedeeld te Gorkum; en hier had het gedenkwaardige feit plaats, dat ieder, die hem kende, deed opmerken: Bram blijft niet lang bij zijn vak; je zult zien, dat Bram er van docr gaat.

Reeds bij de belegering en de inneming van Namen was er iets niet naar zijn zin geweest; de dikke Berta's hadden maar half zijn sympathie; hij had niet gedeeld in de bijna algemeene bewonde- ring voor de Duitschers. Maar nu was bij hem de maat vol. Het bekende laconieke krantenbericht - de Duitschers beschieten Parijs - in het derde jaar van den oorlog, deed de gal bij hem overloopen.

Hij was intusschen tot officier bevorderd; maar hij deed hoegenaamd geen pogingen, om zijn tegen- zin te verbergen; dat lag niet in zijn aard. "Wat is ons vak tegenwoordig eigenlijk anders, dan een laf wegkruipen voor een gevecht van man tegen man, waarbij persoonlijke moed en kracht kan te pas komen? Een of ander artilleristisch genie doet een

uitvinding, om nog verder te schieten dan gisteren, verder en beter dan de vijand; en hij verwacht daar- van het grootste succes, ja de overwinning. Een dag later weet de vijand de ramp te bezweren, vindt zelf iets uit, dat nog beter en sneller tot het doel leidt;

en zoo tot in het oneindige."

"En dat maakt den oorlog, zelfs in vredestijd, zoo duur," merkte een der kameraden aan, "en hitst de democratische politici tegen ons op."

"De geldkwestie laat mij koud," zei Bram; "als het noodig is, moet het geld er maar komen. Maar 't is het mannelijk gevoel, dat in opstand komt tegen de hedendaagsche manier van oorlogvoeren; het wegschuilen in loopgraven, het platschieten van alles, moet iedereen tegen de borst stuiten; en ook het ontzettend verlies aan menschenlevens.

Ik denk aan de helden van Homerus, aan Hector en Achilles voor Troje, aan Aeneas tegen Turnus bij Laurentum; hoe beide legers het vechten staak- ten en de aanvoerders hun moed en kracht toonden in een tweekamp, die den strijd besliste. Wie die twee uitersten vergelijkt, kiest in zijn hart partij voor het laatste."

"AI is zulk een oplossing tegenwoordig niet meer mogelijk," zei de vorige spreker.

"Heel best mogelijk," protesteerde Bram; "waar- om niet Wil helm van Hohenzollern of Ludendorf gesteld met het zwaard tegenover Foch of French?

Dat zou in mijn oog een beter effect gemaakt heb- ben, dan het werpen van enkele projectielen op

(19)

onschuldige burgers in Parijs of te Londen."

Na deze ontboezeming, die hem veel van de sympathie zijner kameraden deed verliezen, al gaven sommigen in hun hart hem gelijk, ging Bram een paar dagen later met verlof naar Den Haa~ en zag zijn familie weder, ook de nog ongehuwde huis- vrienden Van der Made en Van Baren, die nu beiden met pensioen in Den Haag woonden.

Hier stortte hij zijn hart uit bij zijn vrienden op dezelfde wijze als hij vroeger gedaan had.

Het was de inwendige stem, die zijn gemoed beheerschte, die uit zijn onderziel voortkwam, uit het onbewust zieleleven, dat slechts op sommige momenten van ons bestaan zich doet gelden en alleen bij enkelen van ons tot krachtige uiting komt; het is deze stem, die men karakter noemt, en die bij ons allen, jongelui, tot uiting moest komen.

Dringt die stem niet terug, wanneer gij ze voelt opkomen in uw gemoed en de wereld zal er beter bij varen!

Het was op den 25sten Augustus van het jaar 1918, dat zich die inwendige stem, dat krachtig en karaktervol geluid met geweld bij Bram Boeije naar

buiten drong. .

Hij was nu een vurig jongeling van 22 jaren en wat hij op dezen dag zijn ouders en vrienden mee- deelde, stempelde hem in eens tot een man, die een welbewust plan had gevormd, die een levens- doel voor zich zag, waaraan hij voortaan al zijn kracht, al zijn energie zou wijden.

Het was een schoone avond; aan een wolkeloozen hemel prijkte de maan, driekwart vol, haar donker gedeelte naar het oosten gericht. De familie zat in de verandah; de pendule in de achterkamer sloeg half 8 en aller oog was op het heldere hemellichaam gevestigd, waarnaar we zoo gaarne een oogenblik zien en peinzen over het onbekende. De oppervlakte vertoonde met hare donkere vlekken het bekende bijna menschelijk vollemaansgezicht, met het man- netje aan den noordoostelijken rand, de beentjes naar 't Zuid-oosten.

Bram was de eerste, die een kleine heldere ster ontdekte, vlak bij het donkere gedeelte en bijna bovenaan. Zoo dicht bij de maan een ster te zien, was iets opvallend ongewoons; en 't scheen, of het ding tusschen maan en aarde zweefde, als was 't een projectiel, dat vandaar was afgevuurd en op het punt stond, het doel te bereiken.

Bram wees er de anderen op en allen zaten met aandacht te wachten, tot de kleine ster achter de maan verdween, daar zij in werkelijkheid veel verder verwijderd was, dan deze.

Van der Made haalde een almanak en zag daarin, dat op dien datum 1) en dat uur de planeet Mars door de maan zou bedekt worden.

De kleine heldere ster was dus Mars, de veelbe- sprokene; de verduistering zou ongeveer een half uur duren.

I) Het bedoelde feit had echter niet plaats op den genoemden dag. maar op 5 November 192i.

(20)

En werkelijk, op den bestemden tijd kwam Mars weer van achter de maan te voorschij n en was weer duidelijk te onderscheiden.

"Mars op bezoek bij Diana," zei de heer Boeije,

"waarlijk een interessante gebeurtenis. Ik dacht altijd, dat Venus de eenige was, die de maan zoo dicht nadert, als ze avolldster is; maar nu weten we, dat Mars haar soms de loef afsteekt; zoo dicht bij Diana heb ik Mars nooit gezien."

"En minder voorzichtig is hij ook," zei Van Baren lachend; "voor ieders oog durft hij als 't ware Diana's huis binnentreden en rekt zijn bezoek meer dan een half uur."

"Zulk een brutaal stukje is ook alleen van den oorlogsgod te verwachten," zei Van der Made.

Allen zwegen een poos en tuurden nog naar de maan.

Toen kwam Bram los; aan den hemel hadden zich intusschen meer sterren vertoond en schitterden dien avond met ongewonen glans.

"Kijk," zei Bram, "dat is eerst een ballenspel, dat de moeite waard is voor een denkend menseh. Ik heb het voetbalspel den bons gegeven; ik heb ook genoeg van het artilleristisch kegelspel, al schiet het nieuwste geschut ook uren ver; van de aviatiek zal ik maar niet de proef nemen; die blijft mij nog te laag bij den grond; dat station zal ik maar overslaan.

Ik wijd mij voortaan aan de cosrnographie; ik wil evenals die planeet Mars, men noemt mij nu toch immers ook een zoon van Mars, ik wil evenals hij

minstens een bezoek aan de maan brengen. Ik wil het vraagstuk bestudeeren; ik weet zeker, ik gevoel, dat het mogelijk, dat het oplosbaar is."

Allen zagen Bram verwonderd aan. Zijn gezicht gloeide van enthousiasme; hij was mooi op dat oogenblik, 'n toonbeeld van jongelingsvuur en ernst, een uitverkoren drager van intellect en wilskracht.

De spot, die een oogenblik dreigde uit te barsten, verstomde op de lippen; en velen, die eerst werke- lijk meenden, dat de jongen gek was geworden, zagen op eens het tegendeel; zij zagen het licht van het allerhoogste intellect uit zijn oogen stralen, een intellect van de allerbeste soort, dat niemand mis-

kennen kon. Datzelfde licht moet uit de oogen geschitterd hebben van Prometheus, die het vuur van den hemel haalde en op de aarde bracht, of van Daedalus, die zich vleugelen maakte en vloog.

Van Baren was de eerste, die sprak.

"Maar dan zul je voor ingenieur moeten studeeren, Bram," zei hij nuchter. "Voor zulk een project is geen klein beetje werktuigkunde benoodigd; een projectiel te maken voor zulk een ongewone reis is een studie van belang. Al wat Jules Verne daarover schreef in zijn boek "Voyage à la lune", was maar fantasie en geen werkelijkheid.

Als zoovelen van Verne's hersenschimmen, die in onzen tijd verwezenlijkt zijn, acht ik echter ook dit vraagstuk de oplossing nader, dan men wel zou denken. Bram, als je ouders 't goedvinden, en de Minister van Oorlog geen spaak in 't wiel steekt,

(21)

door j~ ontsl~g u~~ den dienst te weigeren, ga je naar Delft, Ik zal Je biJstaan, zooveel ik kan."

Bram drukte zijn hartelijken vriend de hand en keek naar zijn vader.

De heer Boeije, die van die dingen weinig ver- stand had, en geheel opging in zijn boomen en bos- schen, keek vrij verward van Bram naar Van Baren en van Van Baren naar Bram; toen keek hij naar moeder Boeije, die er ook geen touw aan vast kon

kno~pe~ en aan wie !~ij dus weinig had.

Mlentje zag Bram aan met een mengeling van vrees en bewondering, met een greintje twijfel er bij.

. Te? slo~~e was aller oog op papa Boeije gericht, die emdelIJk een uitweg scheen gevonden te hebben en ernstig sp:ak: .. "Nu, jongen, als je geen goed advocaat aan Je zijde had, zou ik zonder aarzelen gezegd hebben: geen kwestie van en daarmee uit.

Nu echter - met den steun van onzen waarden vriend van Baren in je rug - als je me belooft dat je werkelijk je ingenieursdiploma zult halen,

h~b

ik er ~ree me~ .. Je hebt dan tenminste een maatschap- pelIJke positie, als je 25 bent, voor 't geval dat je illus.iën utopieën mochten gebleken zijn."

Dlt was verstandig gesproken, zoo verstandig als op dat oogenblik mogelijk was.

Mama Boeije sloot haar jongen in de armen en zei niets; wat ook niet noodig was. Maar Bram wist dat. zijn moedertje in hem geloofde en dat zij

d~

e~mge was, vast overtuigd, dat hij alles kon, en dat zIJn stout plan gelukken zou ook.

HOOFDSTUK V.

Bram zou dus ontslag vragen uit den militairen dienst en te Delft gaan studeeren voor werktuig- kundig ingenieur; hij zou trachten van het verplicht 4 jaren dienen, als tweede luitenant, af te komen . Nu reeds ontslag vragen zou niet gaan; nu er nog oorlogsgevaar was; het zou ontrouw zijn aan het vaandel, waaraan hij trouw gezworen had en boven- dien bijna gelijk staan met desertie voor den vijand, hetwelk gestraft wordt met den kogel.

De eer alleen gebood dus reeds, te wachten, tot de vrede gesloten en het oorlogsgevaar geweken was.

En die vrede kwam spoediger, dan men gedacht had.

De onverwachte krachtige hulp uit Amerika, het langzaam terug dringen der Duitschers uit hun liniën en eindelijk, in November, de wapenstilstand, de vlucht van keizer Wilhelm en den kroonprins;

het was of de gebeurtenissen zelve meewerkten, om Brams plannen te bevorderen, door den tijd er voor te doen rijpen. Hij wachtte dus nog een poos, bereidde zich intusschen voor tot de studie en

(22)

vroeg toen ontslag uit den dienst, om te Delft te gaan studeeren. Het werd hem verleend, ofschoon zeer tegen den zin van den kolonel, die meende, dat Bram zijn toekomst vergooide.

Maar wat hij eenmaal ondernam, liet Bram niet varen; gesteund door zijn beschermer Van Baren, deed hij in een jaar zijn "propjes", zooals de studen- ten bij verkorting het propaedeutisch examen ge- woon zijn te noemen en liet zich inschrijven bij den rector magnificus voor de studie der werktuigkunde.

Na geruimen tijd, vond Bram nieuwe stof tot bevestiging van zijn ideeën in den reusachtigen vooruitgang in de na-oorlogsche jaren, van de con- structie der staalwaren en de bewerking van andere metalen, vooral het aluminium; ook verwaarloosde hij de studie der springstoffen en der scheikunde niet, zoo ver ze in zijn vak te pas kwamen.

De ongekende kracht en stevigheid der staal- constructies, het minimum gewicht bij maximum weerstandvermogen, overtrof thans alles, wat vroe- ger geleverd was. Het duurde maar enkele jaren en Bram had zijn project gereed.

Juist, toen hij zoo ver was, verscheen in de dag- bladen van Europa een bericht uit Berlijn, dat de geheele familie Boeije in opstand bracht.

Een Duitsch professor had verklaard, dat hij na nauwgezette studie tot de overtuiging was gekomen, dat een projectiel met een aanvangssnelheid van 11 kilometer per seconde, van ç1e aarde weg gescho- ten, de maan zou kunnen bereiken, wanneer - de

snelheid door opeenvolgende ontploffingen onder weg onderhouden werd, om alzoo het punt van den cosmos te bereiken, waar de aantrekkingskracht der aarde door die der maan werd overtroffen, die dan verder de taak zou overnemen, om het projectiel tot het eindpunt der reis te brengen, een eenvoudige kwestie van een val met een aanvangssnelheid van twee meter per seconde.

Bram die zich tot dusver alleen had beziggehou- den met de studie van een buitengewoon krachtige springstof en een meer dan gewone solide construc- tie van het projectiel, zette zich nu terstond aan het berekenen van het probleem.

En hij deelde zijn vriend de uitkomst zijner berekeningen mede. "De middellijn der maan,"

zeide hij, "is

3/

n van de middellijn der aarde, en dus is hare oppervlakte 3'/11' of 9/121 en haar volume

3a/us of 27/J331 , dat is nagenoeg 1/49 van het volume der aarde. De zwaartekracht nu wordt beheerscht door twee wetten: 1. de aantrekkingskrachten zijn evenredig aan de massa's. 2. zij zijn omgekeerd evenredig met de vierkanten der afstanden. Volgens de eerste wet zou dus de plaats, waar de aantrek- kingskrachten der aarde en die der maan elkaar neutraliseeren, op 49/50 van den afstand tusschen aarde en maan liggen en dus de afstanden zich verhouden als 49: 1. Maar door den invloed der tweede wet wordt die verhouding ongeveer gewij- zigd in 7 : 1. De afstand tusschen aarde en maan is 384000 kilometers; en dus moet een projectiel 7/S

~ ... Boo,o. 3

(23)

van dat getal kilometers doorloopen, om daarna van zelf op de maan te vallen, tenminste, wanneer het niet zijdelings de sfeer van aantrekking der der maan is gepasseerd."

"Het mikpunt is nog al groot," merkte Van Baren hier op; "alleen een blinde schutter zou mis kunnen schieten."

"Die kwestie beschouwen we later," zei Bram, die ernstig bleef. "Wij scheiden nu ons probleem in twee deelen," ging hij voort. "Ten eerste: is het mogelijk een projectiel van zoo groot gewicht als het mijne ongetwijfeld zal bezitten, 336000 kilometers ver te schieten?

Ten tweede kan er een projectiel vervaardigd worden, dat bestand is tegen een val van een hoogte van 48000 kilometers?"

"Dat noem ik de kwestie zuiver stellen," zei Van Baren.

"Het gros der menschheid zal direct antwoorden:

Neen."

"Het is iets, dat wetenschappelijk uitgemaakt dient te worden," zei Bram, "en onze professor te Berlijn stel ik daarvoor verantwoordelijk; maar laat mij uitspreken. Met een aanvangssnelheid van 11 kilometers per seconde, stijgt een afgeschoten voorwerp in 1122 seconden, of 18 minuten 42 secon- den tot een hoogte van 6168,5 kilometer.

Immers, de zwaartekracht vermindert de snelheid voortdurend, op dezelfde wijze als zij een van die hoogte vallend lichaam steeds sneller doet vallen,

volgens de valwet: de doorloopen afstand is 4.9 Meter vermenigvuldigd met het vierkant van het aantal seconden.

Dus 11222 X 4,9 Meter, wat bovengegeven getal oplevert.

Voor de volgende étappe dient nu een even sterke explosie plaats te vinden, die volgens de tweede gravitatie-wet in denzelfden tijd een viermaal ster- kere uitwerking zal hebben.

De derde, vierde en vijfde explosie leveren achter- eenvolgens een 9,16 en 25 maal grootere route.

Wij krijgen dus het volgende staatje:

1e étappe 6168,5 K.M. doorloopen in 1122 sec.

2 e " 24674 " (4X6168,5)" " "

3 e " 55516,5" (9X6168,5)"

" "

4 e " 98696 " (16X6168,5)"

" "

Se " 154212,5" (25X6168,5)" " "

Totaal 339276,5 K.M., doorloopen in 5610 sec.

of 1 uur 33 minuten 32 seconden.

Daar de te doorloopen afstand slechts 336000 kilometers bedraagt, zijn wij dan reeds 3276,5 kilo- meter, of ongeveer

1/5

van de laatste étappe, te ver;

wat volstrekt niet mag, omdat dit de snelheid van den val op de maan vergroot en zou. En omdat we in 't geheel geen haast hebben, kunnen we den vastgestelden tijd behouden, en eenvoudig de vijfde explosie 20% zwakker maken."

"Dat klopt alles precies," zei Van Baren; "maar

(24)

van dat getal kilometers doorloopen, om daarna van zelf op de maan te vallen, tenminste, wanneer het niet zijdelings de sfeer van aantrekking der der maan is gepasseerd."

"Het mikpunt is nog al groot," merkte Van Baren hier op; "alleen een blinde schutter zou mis kunnen schieten."

"Die kwestie beschouwen we later," zei Bram, die ernstig bleef. "Wij scheiden nu ons probleem in twee deelen," ging hij voort. "Ten eerste: is het mogelijk een projectiel van zoo groot gewicht als het mijne ongetwijfeld zal bezitten, 336000 kilometers ver te schieten?

Ten tweede kan er een projectiel vervaardigd worden, dat bestand is tegen een val van een hoogte van 48000 kilometers?"

"Dat noem ik de kwestie zuiver stellen," zei Van Baren.

"Het gros der menschheid zal direct antwoorden:

Neen."

"Het is iets, dat wetenschappelijk uitgemaakt dient te worden," zei Bram, "en onze professor te Berlijn stel ik daarvoor verantwoordelijk; maar laat mij uitspreken. Met een aanvangssnelheid van 11 kilometers per seconde, stijgt een afgeschoten voorwerp in 1122 seconden, of 18 minuten 42 secon- den tot een hoogte van 6168,5 kilometer.

Immers, de zwaartekracht vermindert de snelheid voortdurend, op dezelfde wijze als zij een van die hoogte vallend lichaam steeds sneller doet vallen,

volgens de valwet: de doorloopen afstand is 4.9 Meter vermenigvuldigd met het vierkant van het aantal seconden.

Dus 11222 X 4,9 Meter, wat bovengegeven getal oplevert.

Voor de volgende étappe dient nu een even sterke explosie plaats te vinden, die volgens de tweede gravitatie-wet in denzelfden tijd een viermaal ster- kere uitwerking zal hebben.

De derde, vierde en vijfde explosie leveren achter- eenvolgens een 9,16 en 25 maal grootere route.

Wij krijgen dus het volgende staatje:

1e étappe 6168,5 K.M. doorloopen in 1122 sec.

2 e " 24674 " (4X6168,5)"

" "

3 e " 55516,5" (9X6168,5)"

" "

4 e " 98696 " ( 16X 6168,5) " " t, 5e " 154212,5" (25X6168,5)"

" "

Totaal 339276,5 K.M., doorloopen in 5610 sec.

of 1 uur 33 minuten 32 seconden.

Daar de te doorloopen afstand slechts 336000 kilometers bedraagt, zijn wij dan reeds 3276,5 kilo- meter, of ongeveer

1/5

van de laatste étappe, te ver;

wat volstrekt niet mag, omdat dit de snelheid van den val op de maan vergrooten zou. En omdat we in 't geheel geen haast hebben, kunnen we den vastgestelden tijd behouden, en eenvoudig de vijfde explosie 20% zwakker maken."

"Dat klopt alles precies," zei Van Baren; "maar

(25)

zullen de laatste vier explosies eellig effect heb- ben? Ze verschillen geheel van de eerste, waarbij de aarde als afstootpunt dienst deed; maar op welk steunpunt rust gij, op meer dan 6000 kilometer afstand?

Als gij twee meter hoog springt, kunt gij dan op die hoogte nog weer twee meter hooger springen?"

"Dat staat slechts schijnbaar gelijk," zei Bram onverstoord. "Een explosie is meer dan een spier- beweging ; zij werkt naar alle zijden; maar ik geef toe, dat de hoeveelheid springstof dan grooter moet zijn, om dezelfde uitwerking te hebben, als de eerste. In ieder geval, wij laten deze bewering voor rekening van de dagbladen, die het bericht ver- spreidden; en dus waarschijnlijk ook voor rekening van onzen Duitschen professor."

"Toegegeven," zei Van Baren; "we dienen ech- ter te zorgen, dat we ruim over het critieke punt heen zijn, en geen gevaar loopen, weer door de aarde te worden aangetrokken, in dat geval zou onze val in waarheid zeer groot zijn en alle moeite ver- geefs zijn geweest."

"Stel je voor," zei Bram, "een val van een hoogte van 336000 kilometers I Jupiter wierp de Titanen, die den hemel bestormen wilden, uit den Olympus in de Onderwereld, en die val was niets, vergeleken bij wat de onze zou zijn I Maar laat ons verder gaan.

Na ruim anderhalf uur is onze snelheid gelijk nul, na reeds viermaal nul geweest te zijn; het projectiel wordt nu door de maan aangetrokken met

een aanvangssnelheid, kleiner dan 2 Meter in de seconde, omdat die op de oppervlakte der maan pas zooveel bedraagt. Maar laat ons voor 't gemak, die snelheid aannemen. De afstand van 48000 kilo- meters wordt dan, volgens de valwet, doorloopen . 48 miljoen

In y - -2- - = vi 24.000.000 = 4900 seconden of 1 uur 21 min. 40 sec.

En de duur der geheele reis is 1 u. 33 m. 32 sec.

plus 1 u. 21 m. 40 sec.

is 2 u. 55 m:-12 sec.

"In drie uren dus naar de maan," zei Van Baren lachend; "menigeen doet het, figuurlijk gesproken, in nog korter tijd. Maar in elk geval, 't is prachtig op papier. Doch "grau ist alle theorie; aber man kann's probieren."

,,In drie uren min 4 minuten 48 seconden naar de maan," zei Bram, zonder blikken of blozen en zag zijn vriend ernstig aan.

.. Dat laatste half uurtje zal wel het benauwdste zijn in het leven van hen, die de reis ondernemen,"

merkte Van Baren op; "nog heel wat benauwder, dan het bekende mauvais quart d'heure de Rabelais, Maar nu iets anders, en zonder gekheid, Bram. Als je die aanvangssnelheid kunt bereiken, is je bere- kening juist. Maar, ofschoon geen artillerist, weet ik toch wel, dat de grootst bereikte aanvangssnel- heid tot dusver slechts 5 kilometer is,"

"Wij hebben dus het gewicht der lading spring- stof maar iets meer dan te verdubbelen," zei Bram,

(26)

fIom dit te bereiken; of een springstof te gebruiken, die tweemaal grooter kracht ontwikkelt. Dat is maar een kwestie van tijd, waarvoor de Duitsche professor mag zorgen; alleen wensch ik op te mer- ken, dat de springstof tot die soort moet behooren, die niet door een schok tot ontploffing zijn te brengen, maar alleen door vuur. Verder hebben wij, als ingenieurs, slechts te zorgen voor een projectiel van voldoende sterkte."

"Aangenomen dan." zei Van Baren; "maar nu terug I Je bent zeker niet van plan, om op de maan te blijven."

"Misschien," zei Bram; "men moet altijd blijven, waar men 't goed heeft. Maar laat ons eerst veron- derstellen, dat we terug willen; terug zijn drie springladingen voldoende en volgens bovenstaande berekening brengen die ons reeds veel te ver. Wij kunnen dus de aanvangssnelheid aanzienlijk ver- minderen. volgens de volgende redeneering.

In de eerste étappe moeten afgelegd worden 48000 kilometers .

9

+

4

+

1 == 3429 kIlometers. De duur is V 3.429.000 2 =-

v

1.714.500 ==-1310 seconden.

Evenals vroeger berekenen we nu de eindsnel- heid; na een val 1310 seconden is de eindsnelheid 1

+

(n-1) X 2 X 2 Meters == 2619 X 2 c = 5238 Meters of ± 51/4 K.M. De beginsnelheid moet dus ook ruim 5 kilometers zij n en wij hebben dan voor de drie étappes:

1e étappe 3429 kilometers 2e " 13716 "

3e " 30861 "

Totaal 48006 kilometers.

(4 X 3429) (9X3429)

De laatste 6 teveel voor de zekerheid, dat de aarde ons weer te pakken heeft."

"Tot zoo ver is alles goed," zei Van Baren, nu ook ernstig; "maar nu de val."

"Remmen," zei Bram, "door middel van een motor, kunnen we niet in het luchtledige; daarvoor is een middenstof noodig; dus lucht. En die ontmoe- ten we pas op 10 kilometer van de aarde, die in een klein gedeelte van een se..:onde worden afgelegd;

dus te laat. Wij moeten daarom uitsluitend kunnen vertrouwen op de soliditeit van ons projectiel, dat reeds bij den val op de maan een zware proef had te doorstaan.

Vooreerst kunnen we ons projectiel in twee deelen splitsen. zoodat het zwaarste op de maan achterblijft en het soliedste alleen terugkeert.

336.000 kilometer wordt gevallen in

v 336.~OOO

== 8197 seconden. De eindsnelheid is na dien tijd 8791 X 80 330 meter of ruim 80 kilometers, wan- neer namelijk de graviteit dadelijk 4,9 was. Door de tweede gravitatie-wet echter wordt ze aanzien- lijk minder; ik vermoed van ongeveer 8 kilometers."

"Toch nog te veel voor je doel. Brammetje," zei Van Baren; .. zoo sterk maak je geen projectiel, dat

(27)

daartegen bestand is; met cosmische krachten, door een menschelijk wezen in werking gebracht, valt niet te spotten. Wat is er niet te doen geweest om die kwestie van een Engelschman, die het atoom wou splijten I Het zal je gaan als het Faust verging, die bang was voor de krachten, die hij zelf had opge- roepen. Ik zeg je nog eens, noch met macro-, noch met microcosmische krachten valt te spotten."

"In dat geval van Faust waren bovenaardsche of bovennatuurlijke krachten in het spel,'" antwoord- de Bram. "Wij spreken over de soliditeit van een projectiel, niet waar? Welnu, dat is dan onze taak;

laat de Duitsche professor zijn werk doen en de springstof leveren; wij, ingenieurs, doen het onze en mislukt de daad, dan sneuvelen wij. Maar slagen zullen we I "

Weer blonk dat ongewone vuur in Brams oog, dat Van Baren reeds eenmaal had gezien; stilzwij- gend drukte hij zijn jongen vriend de hand, ten teeken van instemming en bondgenootschap. "Aan het werk," zei hij eenvoudig.

HOOFDSTUK VI.

In zijn laboratorium te Berlijn zat professor Cos- mographius in druk gesprek met zijn assistent, Dr.

Vorschman. Hun onderhoud scheen niet zeer naar hun zin te zijn uitgevallen, want de uitdrukking van hun gezicht gaf meer teleurstelling en ergernis te kennen, dan tevredenheid.

"Ik zeg je, Vorschman," zei Cosmographius beslist,

"wij hebben nu samen onze berekeningen nog nage- zien, en ik verzeker je, de slotsom, waartoe wij gekomen zijn, is goed.

De reis is te doen in 2 uur 55 minuten en 12 secon- den; geen seconde meer of minder; alles klopt precies."

"Ik ben 't met u eens, professor," zei Dr. Vorsch- man. "Maar aan die dorre berekeningen hebben we niets, dan de twijfel aan de uitvoerbaarheid; met een snelheid van 5 kilometer in een seconde op de maan te vallen en van ongeveer 8 kilometer op de aarde, is gewoon een onmogelijkheid; geen projectiel bezit zulk een weerstandsvermogen."

"Men zou anders zeggen," zei Cosmographius .. ofschoon het ons vak niet is, wanneer vertrekken

(28)

met een ontploffing van die kracht mogelijk is, dan is terugkomen het ook. De schok, die een aanvangs- snelheid van 11 kilometer veroorzaakt, is zelfs groo- ter, dan die veroorzaakt door een val met 8 kilome- ter eindsnelheid wezen kan. En ons grootste model granaten is nu reeds tegen de laatste bestand geble- ken. Toch moet ons projectiel nog solieder zijn, omdat er passagiers meegaan."

Zij zwegen een poos, vervuld van het logische hunner beweringen.

"Het is om razend te worden," zei Cosmographius eindelijk, "dat geen Duitsch ingenieur zich met onze plannen wil inlaten, zelfs Eisenstern niet, die mijn persoonlijke vriend is; hij weigert hardnekkig, om zelfs een eenvoudige teekening te ontwerpen."

"Hoe kunnen zij ook," zei Dr. Vorschman; "de financiën, professor, zijn nummer één. Ze hebben gelijk, hun krachten te wijden aan meer winstgeven- den arbeid, groot gelijk; maar -

"Er wordt aan de deur geklopt," zei de professor,

"ga even kijken, wat er is."

Dr. Vorschman ging en kwam een oogenblik later terug met een brief in de hand. De professor bezag nieuwsgierig het postmerk.

"Uit Holland," zei hij verwonderd; ,,0, van de Technische Hoogeschool te Delft." Hij scheurde de enveloppe open en las; weldra kwam er een geheel andere uitdrukking op zijn gezicht, en hij barstte plotseling los:

"Potztausend seldrementen, Vorschman, hoor

om alle goedheid eens, wat dit geschrift behelst;

maar er behooren teekeningen bij; waar zijn die?"

Hij zocht in de enveloppe, doch vond niets dan een tweede brief. "Zeker afzonderlijk gezonden en met de volgende post opweg," meende Vorschman.

"Enfin, luister, ik zal voorlezen:

Delft, 15 Juli 1920.

Hooggeleerde Heer Professor Cosmographius, Ofschoon nog geen ingenieur, heb ik, gesteund door een vriend, die het wel is, een berekening en een stel teekeningen gemaakt betreffende uwe door de dagbladen wereldkundig gemaakt plan, om per projectiel de maan te bereiken. Ik ben tot de con- clusie gekomen, dat dit mogelijk is in 2 uur 55 minu- ten en 12 seconden, voorondersteld dat er een projectiel kan geconstrueerd worden, dat tegen de reis en de terugreis bestand is. De teekeningen, die op dat projectiel betrekking hebben, heb ik achter gehouden, om de kans te ontloopen, dat ze verloren gaan. Ik vraag u bij dezen belet, om U één der eerst- volgende dagen te komen bezoeken en zal ze dan meebrengen. Gelieve mij telegrafisch te antwoorden aan onderstaand adres.

Bram Boeije, Delft - Holland.

De twee geleerden zagen elkander aan, en zwegen.

"Kinderwerk," zei eindelijk Dr. Vorschman, "of gekkenwerk. "

(29)

"Kinderen en gekken spreken soms de waarheid"

zei Cosmographius kalm. "En zijn berekening klo~t op een seconde met de onze, een bewijs tenminste, dat hij de zaak verstaat, en geen idioot is. Maar er zit nog een brief in de enveloppe." Hij nam dien er uit en las:

Ondergeteekende verklaart gaarne, dat het plan van constructie van den heer Boeije werkelijk een unicum is en de grootst mogelijke soliditeit waar- borgt van het gedachte projectiel.

J. van Baren, Werktuigkundig ingenieur.

"Deze zaak moet onderzocht worden; en hoe eer hoe liever.

Telegrafeer even, Vorschman, dat wij den heer Boeije direct verwachten zullen. Ik twijfel niet, of hij zal morgen al komen." En zoo geschiedde; een uur later ontving Bram het volgende telegram:

Bram Boeije - Delft.

Wünschen recht herzlich Ihr Werk zu prüfen.

Cosmographius.

Voor den avond was Bram te Amsterdam; hij nam den nachttrein naar Berlijn en meldde zich 's morgens 9 uur bij professor Cosmographius aan.

De gewichtige teekeningen werden voor den heer professor neergelegd en met aandacht bekeken; hij

sprak onder de bezichtiging geen enkel woord;

blijkbaar wilde hij zijn oordeel niet laten beïnvloe- den. Na eenigen tijd wendde hij zich om en sprak:

"U logeert vooreerst bij mij, mijnheer Boeije; en morgen kunt u verdere uitleggingen geven in tegen- woordigheid van een ingenieur, een vriend van mij, die uw plan zal beoordeelen als deskundige, wat ik niet kan, en mij rapport uitbrengen. Wees gerust, ik sta u borg, dat de eer der uitvinding voor u bewaard

zal blijven en ook het geldelijk _ I J

"De kroon der eere laat niemand zich ontrooven,"

zei Bram bedaard; "maar het geldelijk voordeel is mij onverschillig. Trouwens dat zal in dit geval wel een deficit zijn. Ik vraag mij nu al af, hoe komen wij aan het benoodigde geld; dat is een kwestie, die mij bijna den slaap beneemt, nu ik zoo dicht het doel genaderd ben. En octrooi voor mijn uitvinding nemen, zal ook niet noodig zijn."

"Waarom niet?" zei de professor nieuwsgierig.

"Wel," antwoordde Bram lachend, "er zal wel

niemand ons voorbeeld willen volgen, al loopt de reis goed af en komen wij behouden terug; niemand zal ons concurrentie aandoen vooreerst."

"Ons voorbeeld," zei Cosmographius; "u bent dus van plan mee te gaan en u veronderstelt, dat ik ook van de partij zal zij n?"

"Natuurlijk ben ik dat en veronderstel ik dat," zei Bram. "Men ontwerpt geen gevaarlijk plan, om het anderen te laten uitvoeren en zelf thuis te blijven."

De professor kuchte eens, zag Dr. Vorschman aan

(30)

en kloptè Bram op den schouder. Toen sprak hij:

"Als ik zoo jong was, als gij, beste vriend, zonder twijfel; maar ik begin, zooals gij ziet, reeds aardig grijs te worden, en _ I J

"Nansen," zei Bram, "is al meer dan zestig jaar en gaat nog met Bruns een noordpoolreis ondernemen in een Zeppelin."

"Als uw constructie zoo vast en degelijk is, als uw moed, jonge man," zei Cosmographius, "dan ja, dan ben ik ook van de partij. Wij zullen den dag van morgen en het rapport van mijn deskundigen vriend, Dr. Eisenstern, afwachten, eer wij dat verder bespre- ken. Ga nu mee naar de Frau Professorin en laten wij van iets anders spreken. Vorschman, u dineert van avond bij ons?"

"Zeer gaarne, professor," zei Vorschman.

Tezamen verlieten zij het laboratorium en reden naar des professors huis.

HOOFDSTUK VII.

Na het diner, waarbij Bram kennis maakte met des professors vrouwen dochter, zeer vriendelijke dames, met wie hij heel spoedig volkomen op zijn gemak was, werd wat gemusiceerd en gepraat; maar al spoedig na de thee kwam het gesprek toch weer op het groote plan, dat drie van de vijf aanwezige zielen, eigenlijk meer dan beleefd was, vervulde. En één- maal daarop gebracht, haalde Cosmographius de papieren met Brams becijferingen, die hij van het laboratorium had meegenomen, uit den zak van zijn

jas te voorschijn en liep ze nog eens door.

Bram zag hem aan als een schooljongen, die zijn les opzegt. of liever die wacht, terwijl de meester zijn werk corrigeert. Een paar maal bespeurde hij een glimlach op Cosmographius' gezicht.

Na een korte poos zei de professor: ,,'t Is uiterst merkwaardig, mijnheer Boeije, dat uw berekening zoo precies tot dezelfde uitkomst heeft geleid. als de onze; temeer omdat de uwe niet geheel weten- schappelijk is en in sommige gedeelten wat al te gewaagde veronderstellingen bevat. Uiterst merk- waardig inderdaad. Ik span mij in, om dit raadsel te ontcij feren; maar ik doorgrond het nog niet geheel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor 't uiterlijk bleef alles 't zelfde, alleen werd hun verloving in den familiekring, met een be- scheiden feestje, herdacht en kwam Gonne op meer

met eenige vriendjes te kijken en te praten. Zij hadden 't natuurlijk over de school. zamerhand witte kinderen en slaven van den Witten Heer.. 't Was bijna

Toen Biroeang terug kwam met Sim op zijn rug, en Ketjil en Timon elk aan een kant, hoorden ze dat klaaglijk gemiauw, ze begre- pen, dat Matjan in gevaar was en haastten zich naar

Wij gaan onszelf verzwijgend door het leven, maar als Uw stille hand de gamelang speelt beeft uit dit hart, om breed U toe te zweven, het heimwee naar Uw stem, die eeuwig

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV.. Dit

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV.. Dit

tig! Eindelijk eens een sa c het, waarnaar ik zoo lang verlangd heb, en kijk eens, juffrouw Herms, hoe beeldig van kleur en wat keurig gemaaktl&#34; Ook het groene

Vroeger had hij vader nog gehad - nu eerst merkte hij welk een steun hij nog bezat in den zonderlingen, eenzamen, menschenschuwen man, maar nu was vader dood,