• No results found

Vraag nr. 99 van 6 maart 2003 van de heer CARL DECALUWE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 99 van 6 maart 2003 van de heer CARL DECALUWE"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 99 van 6 maart 2003

van de heer CARL DECALUWE Gecoro's – Bedrijfsinformatie en privacy

In het kader van de opmaak van een sectoraal BPA worden de plannen ter advies besproken op de ge-meentelijke commissies voor ruimtelijke ordening ( g e c o r o ) . Deze sectorale BPA's bevatten vaak in-formatie over de individuele bedrijven die niet zomaar aan het brede publiek kenbaar kan worden gemaakt.

Er wordt vaak vastgesteld dat er voorbereidingen gebeuren voor de vergaderingen van de gecoro's over de sectorale BPA's waarbij niet-leden van de gecoro's eveneens over deze bedrijfsinformatie be-schikken.

1. In welke mate is het normaal dat bepaalde be-drijfsgegevens ter beschikking worden gesteld van de leden van de gecoro en dat er buiten ge-coro's om informele vergaderingen zijn waarbij dit besproken wordt ?

2. Kan dit niet beschouwd worden als inbreuk op de privacy ?

3. Bestaan er richtlijnen om bepaalde gegevens uit dergelijke dossiers niet aan de "grote klok" te hangen ?

Hoe wordt daarop toegezien ?

Antwoord

De Vlaamse volksvertegenwoordiger stelt vast dat bij de behandeling van sectorale plannen zone-vreemde bedrijven er vertrouwelijke informatie ter beschikking wordt gesteld van de commissieleden. Verder zouden deze bedrijfsgegevens via voorbe-reidende vergaderingen eventueel in het bezit kun-nen komen van niet-l e d e n . Hierbij rijst de vraag of dit geen inbreuk is op de privacy en in hoeverre er richtlijnen bestaan om te voorkomen dat deze be-drijfsgegevens aan de "grote klok" gehangen wor-den.

Zijdelings wil ik hierbij de vraag stellen of in de vraag van de Vlaamse volksvertegenwoordiger de begrippen "vertrouwelijke bedrijfsinformatie" en " p r i v a cy" niet te veel vermengd worden. De vraag rijst immers in hoeverre een bedrijf beschikt over een persoonlijke levenssfeer. Ik ga er in mijn

ant-woord van uit dat deze kwestie vooral verband houdt met vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Vooreerst hoop ik dat iedereen overtuigd is van het belang van een goed opererende gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening. Deze onaf-hankelijke adviesraad kan op basis van haar sa-menstelling zowel een maatschappelijke als tech-nisch bijdrage leveren aan het gemeentelijk ruim-telijk beleid. Als we deze belangrijke adviesop-dracht ernstig willen nemen, dan impliceert dit dat deze commissie moet kunnen beschikken over de mogelijkheden om deze adviesopdracht ernstig waar te nemen. De toegang tot de voorliggende dossiers is hierbij vanzelfsprekend. Ten slotte kan de commissie geen advies uitbrengen over een dos-sier dat ze niet grondig heeft kunnen bestuderen. Daarnaast rijst de vraag over welke bedrijfsgege-vens het hier gaat. Bij de opmaak van een sectoraal plan voor zonevreemde bedrijven worden hoofdza-kelijk gegevens gebruikt die via diverse andere ka-nalen ook verkregen kunnen worden door particu-l i e r e n . De standaardgegevens van een sectoraaparticu-l B PA zonevreemde bedrijven zoals omzetcijfers, a l-gemene personeels- en balansgegevens zijn publie-ke gegevens. Ik denk dan ook te kunnen stellen dat er zelden vertrouwelijke gegevens voorkomen in een dossier van een sectoraal BPA zonevreemde bedrijven of een ander ruimtelijk plan. Mijn admi-nistratie is alleszins geen vragende partij voor der-gelijke informatie. In de gevallen waarbij er wel vertrouwelijke informatie voorkomt in de dossiers, valt dit volledig onder de verantwoordelijkheid van de gemeente of de betrokken bedrijven. Soms vra-gen gemeenten vertrouwelijke informatie op die wezenlijk niet nodig is voor de planopmaak. In dit geval is de gemeente verantwoordelijk. D a a r n a a s t wordt er bij deze BPA's veel gewerkt met vragen-lijsten waarbij de bedrijven zelf kunnen beslissen over de mate waarin ze bedrijfsgegevens vrijgeven. In dit geval ligt de verantwoordelijk bij de bedrij-ven zelf. En als er dan toch "geheimen" staan in dergelijke dossiers, dan zullen ze niet lang geheim b l i j v e n . De dossiers zijn immers consulteerbaar tij-dens het openbaar onderzoek en eens ze zijn goed-gekeurd worden deze ruimtelijke plannen publiek toegankelijke documenten. Iedereen kan immers in het kader van de openbaarheid van bestuur des-gewenst het volledige dossier consulteren.

(2)

speci-fieke regelgeving voor de gemeentelijke commis-sies voor ruimtelijke ordening. Het is trouwens bij-zonder moeilijk om terzake een werkbare alge-meen geldende deontologische regeling op te stel-l e n . De commissies kunnen eventueestel-l westel-l bijko-mende regels vastleggen in het eigen huishoudelijk r e g l e m e n t . Ik verwacht evenwel meer heil van de persoonlijke deontologie van de leden van de com-missie en het toezicht hierop van de voorzitter van de commissie. Mijn inziens behoort het tot de op-dracht van de voorzitter om deze problematiek binnen de commissie te bespreken en desnoods blijvend probleemgedrag te signaleren bij de ge-meenteraad.

De Vlaamse volksvertegenwoordiger verwijst in zijn vraag ook naar de betrokkenheid van n i e t-leden in de zittingen of voorbereidende zittin-gen van de commissie. Wat de aanwezigheid van n i e t-leden betreft op de zittingen van de commis-s i e, zijn er duidelijke regelcommis-s vacommis-stgelegd in artikel 8 van het besluit van 19 mei 2000. Verder bepaalt dit besluit dat de commissie niet openbaar kan verga-deren als dit een probleem vormt op het vlak van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Wat de eventuele voorbereidende vergaderingen betreft bepaalt artikel 10 van het besluit van 19 mei 2000 enkel dat "de oprichting en werking van terne werkgroepen" behoort tot de verplichte in-houd van het huisin-houdelijk reglement. Om het functioneren van deze voorbereidende vergaderin-gen te kunnen beoordelen, moet er dus het huis-houdelijk reglement geconsulteerd worden. D e voorzitter van de commissie en de gemeenteraad zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de nale-ving van dit reglement. Het lijkt me alleszins wei-nig wenselijk dat niet-leden deelnemen aan deze werkgroepen en aldus inzage krijgen in de voorlig-gende dossiers. Op dit ogenblik heb ik evenwel geen kennis van dergelijke situaties. Het is voor mij dan ook de vraag of "de informele vergaderingen buiten de gecoro om" waar de Vlaamse volksverte-genwoordiger naar verwijst, gerelateerd zijn aan de werking van de gecoro en deze niet meer te situ-eren zijn binnen een breder politiek kader.

Met dit antwoord hoop ik duidelijk gemaakt te hebben dat de problematiek die de Vlaamse volks-vertegenwoordiger schetst geen problematiek is van de werking van de gecoro's. Er komen in de dossiers van sectorale BPA's zonevreemde bedrij-ven in principe geen vertrouwelijke gegebedrij-vens voor. Als dit wel het geval is, dan is dit het gevolg van een onterechte vraag van de gemeente. Soms geven de bedrijven zelf overbodig veel gegevens vrij. Deze gegevens kunnen trouwens sowieso geconsul-teerd worden tijdens het openbaar onderzoek of in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om dat tot een goed einde te brengen zal de software die de VHM ontwikkeld heeft voor de beschrijving van de staat van de wonin- gen wellicht worden geïntegreerd in de beheers-

In een eerder opgemaakt evaluatierapport van de instrumenten van woonkwaliteitsbewaking ( M e n s & R u i m t e, 2000) werd vastgesteld dat 80% van de aanbiedingen gesitueerd

Het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op wo- n i n g e n , bevat onder meer

De informatie betreffende de huurachterstallen in 2002 bevindt zich in de jaarrekeningen van de SHM's over het boekjaar 2002?. Deze jaarreke- ningen ontvangt de VHM in de periode

(LUC : Limburgs Universitair Centrum ; VUB : Vrije Universiteit Brussel ; V I TO : Vlaamse in - stelling voor Technologisch Onderzoek – red.) Voor de toewijzing is de procedure

Waar gemeenten en steden een uitzondering wil- l e n , kunnen ze de snelheid nu verlagen tot 70 kilo- meter per uur, met goedkeuring van het gewest. Hoeveel van deze aanvragen

Ruimtelijk Ordening opmaak gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Intercommunales. Leiedal socio-economische en

In tegenstelling tot het oorspronkelijk plan, e n op vraag van de stad en de openbaar vervoer- c o m m i s s i e, werd beslist om de twee fasen van basismobiliteit gezamenlijk vast