Vraag nr. 34
van 6 december 2000
van de heer CARL DECALUWE
Hoger onderwijs – Inschrijvingsgeld bijna-b e u r s-studenten
Door de inhoud van artikel 1 van het koninklijk besluit (KB) van 31 augustus 1978 (Belgisch Staats-blad van 1 september 1978) werd de inhoud van het KB van 4 augustus 1972 (BS van 26 augustus 1972) inzake het inschrijvingsgeld gewijzigd. In artikel 2 van het eerstgenoemde besluit wordt bepaald wie een vermindering van het inschrij-vingsgeld in het hoger onderwijs kan genieten, (onder meer) door (ook) te worden beschouwd als b i j n a-beursstudent (toegestane maximum inkom-stengrens met minder dan 50.000 frank overschre-den).
Dit bedrag werd overgenomen in artikel 43, § 1, 3 ° van het decreet van 12 juni 1991 (BS van 4 juli 1991) en in artikel 2, 24° van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de V l a a m s e gemeenschap (BS van 31 augustus 1994).
1. Het lijkt aangewezen dat die 50.000 frank, e e n bedrag dat reeds twintig jaar geldt, wordt aan-g e p a s t , aanaan-gezien het inschrijvinaan-gsaan-geld overeen-komstig artikel 43, § 3 van voornoemd decreet van 12 juni 1991, ook jaarlijks aan de index wordt aangepast.
Zijn er initiatieven in die richting ?
2. Zo ja, wordt dit nieuwe bedrag dan voortaan jaarlijks aangepast, zoals de regeling die geldt voor het vaststellen van de maximum toegela-ten inkomstoegela-tengrens overeenkomstig artikel 14 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1983 betreffende de studietoelagen voor het hoger onderwijs (BS van 2 augustus 1983), o f wordt een regeling uitgewerkt zoals in artikel 1 7 8 , § 2 van het Wetboek van de Inkomstenbe-lastingen 1992 en waarvan het indexatiecoëffi-ciënt voor het aanslag jaar 2001 is vastgesteld op 1,2733 (BS van 23 februari 2000) ?
3. Waarom wordt in de beslissing die aan de aan-vrager wordt toegezonden in verband met zijn aanvraag tot studietoelage niet precies vermeld met hoeveel de maximale toegestane inkom-stengrens mag worden overschreden om als b i j n a-beursstudent te worden beschouwd, i n plaats van enkel naar de betrokken wettekst te verwijzen ?
4. Dient het totaal van de (geïndexeerde) kadas-trale inkomens (KI) van alle onroerende goede-ren in deze berekening ook in aanmerking te worden genomen om al dan niet recht te heb-ben op een vermindering van het inschrijvings-geld in het hoger onderwijs als bijna-b e u r s s t u-dent(e) ?
Antwoord
Ik heb in mijn beleidsnota het optimaliseren van de studietoelagen en de sociale voorzieningen v o o r o p g e s t e l d . Ik zal de mogelijkheden onderzoe-ken om het studiefinancieringsstelsel voor het hoger onderwijs te actualiseren, met het oog op een zo groot mogelijk democratiseringseffect. R o l en betekenis van onder meer de begrippen "beurs-student" en "bijna-beurs"beurs-student" vormen daar on-tegensprekelijk onderdeel van. Ik acht het daarom niet opportuun om vandaag partiële wijzigingen aan het bestaande systeem aan te brengen.
De concrete inhoud, met inbegrip van de definitie en de afbakening van eventuele inkomenscatego-r i e ë n , van het nieuwe studiefinancieinkomenscatego-ringsstelsel kan vandaag nog niet worden voorspeld. Ik acht het in elk geval logisch dat, indien verschillende inko-menscategorieën worden gehanteerd, dezelfde be-rekeningsmodaliteiten wordt gehanteerd voor alle betrokken inkomenscategorieën.
De verwijzing naar reglementaire teksten is een gangbare administratieve geplogenheid. Ik ga met de Vlaamse volksvertegenwoordiger akkoord dat dit niet altijd de transparantie van een document b e v o r d e r t . Ik zal mijn administratie vragen concre-te gegevens concre-te hanconcre-teren in de mededelingen aan de aanvragers.