Vraag nr. 150 van 11 mei 2000
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Personen met verminderde mobiliteit – Projecten De Vlaamse regering startte projecten op in de verschillende provincies om de mobiliteit van min-dermobielen te verhogen. De projecten moesten passen in een structurele oplossing voor de ver-voersproblematiek van mindermobielen.
De Lijn en het Vlaams Fonds voor Sociale Integra-tie van Personen met een Handicap (VFSIPH) speelden hierbij een centrale rol. De Lijn zag in deze projecten trouwens een experiment om basis-mobiliteit te garanderen, ook voor moeilijke doel-groepen.
1. Werden deze projecten ondertussen geëvalu-eerd door het VFSIPH ? Met welk resultaat ? 2. Welke projecten lopen nog verder ? Hoe
wer-den ze bijgestuurd ? Hoe worwer-den ze gefinan-cierd door het VFSIPH ?
3. Werden er nieuwe projecten opgestart op voor-stel van het VFSIPH ? Welke ?
N.B. Een gelijkaardige vraag werd gesteld aan de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.
Antwoord
1. De beslissing van de vorige Vlaamse regering van 6 oktober 1998 inzake het opstarten van proefprojecten inzake vraagafhankelijk aange-past vervoer voor mensen met een ernstige han-dicap, had een dubbele doelstelling :
– op korte termijn de continuïteit verzekeren van de dienstverlening van vier diensten voor aangepast vervoer (ODAV) in Grim-bergen, Leuven, Zoersel en Antwerpen ; – uitbouwen van een structurele oplossing
voor de vervoersproblematiek in het kader van bijakte van de mobiliteitsconvenanten, door het opzetten in samenwerking met ge-meenten en provinciebesturen van proefpro-jecten in dertien Vlaamse gemeenten.
Voormelde oplossing hield in dat dertien proef-projecten inzake aangepast vraagafhankelijk vervoer in Vlaanderen zouden opstarten, en dit
in het kader van een inclusief vervoersbeleid van de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn. Het betrof een cofinancieringsmodel waarbij naast De Lijn en het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, o o k de provinciebesturen en de gemeenten samen voor 50 % zouden bijdragen tot de realisatie van deze proefprojecten. Ik heb vastgesteld dat, ondanks het overleg tussen de betrokken in-s t a n t i e in-s, deze proefprojecten nooit effectief zijn o p g e s t a r t . Er moest dus worden uitgekeken naar een nieuw conceptueel kader en naar een nieuwe invulling van de betrachting van de Vlaamse regering om in aangepast vervoer van personen met verminderde mobiliteit te voor-zien.
Uit het gecoördineerd antwoord dat de V l a a m-se regering verstrekte op een soortgelijke vraag over dit thema, heeft de Vlaamse volksvertegen-woordiger al kunnen opmaken dat het V l a a m s Fonds en De Lijn verder zochten naar elemen-ten van oplossing in het kader van de basismo-biliteit ( s chriftelijke vraag nr. 63 van 11 januari 2000 van mevrouw Sonja Becq ; Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 10 van 24 maart 2000, b l z . 875 – red.). Volgens de laatste informatie waarover ik beschik, zouden intussen zes gebie-den zijn afgebakend waarbinnen binnenkort aangepaste belbusdiensten operationeel zouden w o r d e n . Voor detailinfo verwijs ik naar het ant-woord van mijn collega minister Stevaert. Ik kan ook melden dat ik samen met mijn colle-ga bevoegd voor Mobiliteit binnenkort een nieuwe nota bij de Vlaamse regering zal inlei-den waarbij een nieuw concept wordt voorge-s t e l d . De rol van elk van de betrokken partnervoorge-s zal daarin ook worden geëxpliciteerd.
2. Het Vlaams Fonds en de afdeling Personenver-voer van het ministerie van de Vlaamse Ge-meenschap blijven inmiddels voor het begro-tingsjaar 2000 overbruggingskredieten ter be-schikking stellen van de vier bestaande diensten inzake aangepast vervoer die onder ODAV res-sorteren.
Dit is een tijdelijke regeling, in afwachting van de goedkeuring door de Vlaamse regering van een nieuw voorstel voor een structurele oplos-sing.
3. Er werden geen nieuwe projecten op voorstel van het VFSIPH opgestart.