• No results found

Koninklijke romances met een nare bijsmaak

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Koninklijke romances met een nare bijsmaak"

Copied!
130
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Koninklijke romances met

een nare bijsmaak

Een vergelijking van de berichtgeving over de koninklijke

liefdesgeschiedenissen van Beatrix met Claus von Amsberg en

Willem-Alexander met Máxima Zorreguieta in respectievelijk het Algemeen

Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamse Courant en NRC Handelsblad

Vanda de Haan

s1472852

Hoofdbegeleidster: drs. R. van der Hoeven

Tweede Lezer: Irène Diependaal

Master Journalistiek Groningen,

(2)

Inhoudsopgave Inleiding...4 Hoofdvraag...8 Deelvragen...9 Methode ...9 Hoofdstuk 1 1.1 Nederland in de jaren zestig: een taboedoorbrekend decennium ...12

1.2 De naoorlogse jaren: drang naar herstel ...13

1.3 De chaotische jaren zestig: ontzuiling en protesterende jongeren ...15

1.4 Provo ...16

1.5 De massamedia en de monarchie: gepaste afstand ...18

1.6 Twee liberale kranten: Algemeen Handelsblad en de NRC...20

Hoofdstuk 2 2.1 De foto die Nederland shockeerde ...23

2.1.1 Analyse het Algemeen Handelsblad ...25

2.1.2 Analyse de NRC...28

2.2 Op naar Italië...31

2.2.1 Analyse het Algemeen Handelsblad ...32

2.2.2 Analyse de NRC...34

2.3 ‘Het is goed’: de officiële verloving ...36

2.3.1 Analyse het Algemeen Handelsblad ...38

2.3.2 Analyse de NRC...43

2.4 De Toestemmingswet : Klaas van Amsberg ? ...49

2.4.1 Analyse het Algemeen Handelsblad ...50

2.4.2 Analyse de NRC...52

2.5 De beruchte rookbommen...56

2.5.1 Analyse het Algemeen Handelsblad ...58

2.5.2 Analyse de NRC...63

Hoofdstuk 3 3.1 Een verschil van 40 jaar: een tijdsprong van 1960 naar 2000...67

3.2 Politieke, economische en sociale veranderingen...67

3.3 Een veranderd medialandschap...70

3.4 De monarchie en de media: een spannende relatie ...72

(3)

Hoofdstuk 4

4.1 Jagen op die ene foto ...77

4.1.1 Analyse NRC Handelsblad ...80

4.2 Een schoonvader met vuile handen? ...84

4.2.1 Analyse NRC Handelsblad ...87

4.3 ‘Een beetje dom’: de officiële verloving ...92

4.3.1 Analyse NRC Handelsblad ...94

4.4 Geen vader, wel politieke goedkeuring ...100

(4)

Inleiding

Op 2 februari 2002 keken maar liefst zes miljoen Nederlanders naar de publieke omroep. De reden? Het huwelijk tussen kroonprins Willem-Alexander en zijn Argentijnse liefde, Máxima Zorreguieta. Terwijl de laatstgenoemde met een ferme ‘ja, ik wil’ antwoordde, was het gejuich van het Nederlandse volk te horen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.1 Máxima had de harten

van de Nederlanders veroverd, ondanks de eerdere commotie in de media rondom haar vader. Jorge Zorreguieta had namelijk gediend als minister van landbouw tijdens het juntabewind van Jorge Videla.

Meer dan veertig jaar daarvoor was er eveneens sprake van een ‘foute’

huwelijkskandidaat tijdens een koninklijk huwelijk in Amsterdam. Op 10 maart 1966 trouwde kroonprinses Beatrix met Claus von Amsberg in de Westerkerk. Claus was een Duitser en met de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen - alhoewel er meer dan twintig jaar was verstreken – reageerde het Nederlandse volk fel op de nieuwe liefde van Beatrix. De anti-Duitse sentimenten laaiden op. Na verloop van tijd veroverde Claus echter de harten van het

Nederlandse volk. Tijdens het huwelijk van de kroonprinses zaten veel Nederlanders aan de buis gekluisterd: acht miljoen kijkers volgden Beatrix en Claus op hun grote dag.2 Kreeg het

huwelijk van Beatrix en Claus dan meer aandacht, aangezien de kijkcijfers een stuk hoger waren? ‘Nee’, aldus het antwoord van een woordvoerder van de NOS.3 Tijdens de

huwelijksplechtigheid van Willem-Alexander en Máxima bestonden er meer mogelijkheden om het huwelijk te volgen, zoals bijvoorbeeld tijdens de herhaling op de televisie of via internet.4

Bijna veertig jaar zat er tussen beide koninklijke huwelijken. Een tijdsbestek waarin het journalistieke veld radicaal is veranderd. Het veranderde journalistieke veld is het resultaat van de sociaal-maatschappelijke veranderingen die zich in deze kleine veertig jaar hebben

voorgedaan in Nederland. In de jaren zestig was er in Nederland sprake van een grote

maatschappelijke mentaliteitsbreuk. De jaren vijftig waren gekenmerkt door de wederopbouw. Zo vlak na de Tweede Wereldoorlog legde de Nederlandse regering zich toe op het herstellen

1 http://www.nos.nl/archief/2002/site_maxima/paginas/nieuws/februari/0302_weetjes.html

2 Idem 3 Idem

(5)

van zowel de economische als de sociale rust. In de jaren zestig kon men hier de vruchten van plukken: de economie floreerde door de industrialisering, men had meer vrije tijd en meer luxe-producten tot zijn beschikking en de jeugd kon genieten van een langere schoolcarrière.5 De

jaren zestig staan ook om een andere reden bekend als een sociaal-maatschappelijk breukvlak in de Nederlandse geschiedenis. De katholieke, socialistische, protestants-christelijke en neutrale zuil brokkelden langzaam maar zeker verder af in dit decennium. Oftewel, er was sprake van een doorzettende ontzuiling. Daarnaast kenmerkt de jaren zestig zich ook door een rebellerende jeugd.De jongeren van die tijd – de babyboomers die vlak na de Tweede Wereldoorlog waren geboren – waren opgegroeid in een zeer andere tijd dan hun ouders. Ze hadden langer doorgeleerd, hadden meer geld tot hun beschikking en waren ten gevolge zeer

maatschappijkritisch geworden. Een groot gedeelte van de jeugd beschouwde de autoriteiten niet meer als vanzelfsprekend. De oudere generatie, die de Tweede Wereldoorlog wel had meegemaakt, was juist zeer gezagsgetrouw. Kritiek aan het adres van het koningshuis of andere gezaghebbende was dan ook geen normale gang van zaken in de jaren zestig. Historicus Hans Righart omschreef de sociaal-maatschappelijke veranderingen van de jaren zestig als volgt: ,,Minder naar de kerk, meer naar school, minder werk en meer seks: dat zijn kort samengevat de belangrijkste veranderingen die naoorlogs Nederland in de sociaal-culturele sfeer ondergaat.”6

Het koninklijk huwelijk van Willem-Alexander en Máxima vond een kleine veertig jaar later plaats: vlak na de eenentwintigste eeuwwisseling. De ontzuiling had zich toen helemaal doorgezet in Nederland. Dit betekende dat de maatschappij niet langer netjes was ingedeeld in een paar zuilen, waarvan de bewoners steevast op de politieke partij stemden die hun zuil vertegenwoordigde en die de krant lazen die bij hun zuil hoorde. De Nederlandse maatschappij rond de eenentwintigste eeuwwisseling kenmerkte zich juist door een sterke mate van

individualisering. Het ging niet langer om een groep, maar juist om het individu dat zich in die groep bevond.7 Hierdoor onderging de politiek ook de nodige veranderingen, omdat de

Nederlanders niet langer op de politieke partij gingen stemmen die bij hun zuil hoorde. De

5 Schuyt, Kees en Taverne, Ed, 1950: Welvaart in zwart-wit, (Den Haag: Sdu Uitgevers, 2000), p 269

6 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict (Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers,

1995), p 59

(6)

partijen moesten echt campagne voeren om voldoende kiezers te trekken. Maar ook de journalistiek veranderde door de ontzuiling. Er werd niet langer een bepaalde krant gekocht omdat het de gedachtegoed van een bepaalde zuil uitdroeg.

Daarnaast hebben de opkomst van het internet en de commercialisering van de televisie rond de jaren negentig ook het journalistiek landschap radicaal veranderd. De krant wordt tegenwoordig niet (vaak) meer gebruikt als primaire nieuwsbron; deze functie wordt tegenwoordig vervuld door internet, televisie en radio. De kranten leggen zich daarom grotendeels toe op ‘secundaire nieuwsgaring’: het ordenen en verhelderen van de

nieuwskwesties voor de lezer. Maar de jacht op de scoop is ook nog steeds aanwezig in het krantenwezen. Een primeur maakt immers de editie uniek en zal daardoor waarschijnlijk meer lezers trekken. En de kranten hebben deze lezers echt nodig. De druk op het krantenwezen is toegenomen door het veranderde medialandschap. Terwijl de burgers steeds meer gebruik maken van televisie en internet, laten ze de krant links liggen. De kranten hebben daardoor te kampen met een sterk verminderd abonnementenaantal.

Om lezers te trekken, neigen kranten steeds meer naar de populaire genres, zoals human interest-verhalen, showbizz nieuws en de laatste informatie rondom bekende personen.8 Sinds

zijn opkomst in de jaren vijftig is het human interest-genre al geliefd bij een groot deel van het Nederlandse lezerspubliek.9 Vooral actuele human interest-verhalen over bekende mensen, zoals

de koninklijke familie, zijn gewild onder de Nederlandse bevolking. Officiële verhalen over de Oranjes zijn echter schaars. De journalisten wijten dit in zijn geheel aan de

Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). De taak van de RVD is om elk nieuws omtrent de koninklijke familie met een bepaalde discretie naar voren te brengen. De RVD staat er ook wel om bekend dat zij nooit wat te melden heeft. Het voorlichtingsorgaan ontkent elk gerucht en het brengt ook nooit uit zichzelf nieuws naar buiten. Dan zit er nog maar een taak voor de kranten op:

speculeren over de roddels die er over de Oranjes de ronde doen. Soms nemen kranten daarbij klakkeloos speculaties van elkaar over om toch maar het nieuws – mocht het kloppen – mee te krijgen. Hierdoor hebben de media tegenwoordig vaak dezelfde journalistieke agenda en is er

8 Diependaal, Irène, Koninklijke Mediaton. De opmars van royalty in de dagbladen in Jo Bardoel, Chris Vos e.a.,

Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002), p 168-189, met name p 169

(7)

sprake van zogenoemde ‘kuddejournalistiek’.10 Een fenomeen dat hieraan is gerelateerd is de

mediahype. Volgens mediasocioloog Peter Vasterman is een mediahype een ‘mediabrede, snel piekende nieuwsgolf die één gebeurtenis als startpunt heeft en die voor het grootste deel het gevolg is van zichzelf versterkende processen bij de nieuwsproductie’.11 Een mediahype wordt

dus gekenmerkt door een ware publiciteitsgolf naar aanleiding van een - veelal onbeduidende – sleutelgebeurtenis. De media gaan vervolgens elkaar volgen om vooral het belangrijke nieuws niet te missen en kunnen hierdoor feitelijke onjuistheden van elkaar overnemen. Tijdens een mediahype ontbreekt er ook een instantie die de feiten kan checken.12

De koninklijke familie staat altijd op de journalistieke agenda van de media. Immers, koningin Beatrix is het boegbeeld van het Nederlandse volk. Vooral door de komst van telefooncamera’s en andere technische gadgets komt privacyschending van de Oranjes veelvuldig voor. De relatie tussen het koningshuis en de media is al van oudsher stroef. In de jaren vijftig en zestig was er een grote afstand tussen de monarch en het volk. De journalisten in deze tijd zagen de gezaghebbers als onaantastbaar en publiceerden pas informatie als deze officieel was bevestigd door de RVD of door de koninklijke familie. Deze volgzaamheid

behoorde tot de journalistieke normen van de jaren vijftig en zestig.13 Tijdens de eenentwintigste

eeuwwisseling was de afstand tussen koningin en volk grotendeels verdwenen door het

afbrokkelen van de diverse zuilen. De koninklijke familie stond niet meer op een voetstuk boven de rest van het volk, maar werd – met name door de indringende nieuwe media – steeds vaker bekeken als een familie zoals alle andere.

Om te kijken in hoeverre de journalistieke normen zijn veranderd als voortvloeisel van de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen, zullen drie kwaliteitskranten worden bestudeerd: het Algemeen Handelsblad, de Nieuwe Rotterdamse Courant en NRC Handelsblad. Het doel van deze scriptie is om te kijken naar de verslaggeving in het Algemeen Handelsblad en de Nieuwe

Rotterdamse Courant tijdens de aanloop naar het huwelijk en het huwelijk zelf van Beatrix met Claus en naar NRC Handelsblad voor de verslaggeving over de liefde tussen Willem-Alexander

10 Ibidem, p 437

11 Vasterman, Peter , Mediahype, (Amsterdam: Uitgeverij Aksant, 2004), p 240 12 Ibidem, p 239-240

13 Diependaal, Irène, Koninklijke Mediaton. De opmars van royalty in de dagbladen in Jo Bardoel, Chris Vos e.a.,

(8)

en Máxima. Tussen beide gebeurtenissen zit een periode van bijna veertig jaar, een periode waarin de bovengenoemde sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen plaatsvonden en waardoor het journalistieke veld veranderde door de doorzettende ontzuiling en de komst van nieuwe media.

In deze scriptie wordt de berichtgeving van de drie kranten bekeken met behulp van een uitvoerige kwalitatieve inhoudsanalyse. In andere woorden, er wordt gekeken op wat voor manier de kranten het nieuws over de koninklijke huwelijken ordenen. Tijdens de analyse wordt er grondig ingegaan op de inhoud en het genre – bijvoorbeeld human interest of hard

nieuwsbericht - van de tekst. Daarnaast vindt er een kwantitatieve inhoudsanalyse plaats om te kijken met hoeveel artikelen de kranten berichten en op welke pagina de diverse

nieuwsartikelen staan. De kwantitatieve inhoudsanalyse vindt ook plaats om te kijken of er eventueel sprake is van een mediahype in de berichtgeving van NRC Handelsblad, aangezien zo’n hype altijd wordt vergezeld van een publiciteitsgolf.

Hoofdvraag

De hoofdvraag van deze scriptie luidt als volgt:

In hoeverre hebben de journalistieke en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen binnen een tijdsverschil van bijna veertig jaar invloed gehad op de berichtgeving over de koninklijke romance van Beatrix en Claus – van de eerste foto’s van het stel tot en met het hun huwelijk - in het Algemeen Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamse Courant in vergelijking met de berichtgeving over de liefdesgeschiedenis van Willem-Alexander en Máxima – van de eerste foto’s van het stel tot en met hun huwelijk - in NRC Handelsblad?

(9)

toenmalige redactie van het Algemeen Handelsblad bevond zich in Amsterdam, terwijl de Nieuwe Rotterdamse Courant was gestationeerd in Rotterdam. De twee kranten zijn in 1970 gefuseerd, waardoor NRC Handelsblad ontstond. Tegenwoordig heeft NRC Handelsblad nog een kleine redactie in Amsterdam, het gros van de redacteuren bevindt zich in Rotterdam. Aangezien de koninklijke huwelijken zich afspeelden in Amsterdam, is het verschil in plaats qua redacties misschien een reden voor een verschillende soort berichtgeving van de desbetreffende kranten.

Deelvragen

De deelvragen voor deze scriptie zijn als volgt:

• Hoe bericht het Algemeen Handelsblad over de koninklijke liefdesgeschiedenis van Beatrix en Claus – van de eerste foto’s van het stel tot en met het huwelijk? En de Nieuwe Rotterdamse Courant?

• Is een eventueel verschil in berichtgeving tussen het Algemeen Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamse Courant te wijten aan het verschil in locatie van de redacties? • Hoe bericht NRC Handelsblad over de koninklijke liefdesgeschiedenis van

Willem-Alexander en Máxima – van de eerste foto’s van het stel tot en met het huwelijk? • Zijn er, kwantitatief gezien, meer berichten in NRC Handelsblad over de

liefdesgeschiedenis van Willem-Alexander en Máxima in vergelijking met de berichtgeving over Beatrix en Claus in het Handelsblad en de NRC?

• Wat voor genres voeren de boventoon tijdens de berichtgeving over Willem-Alexander en Máxima?

Methode

(10)

een commissie om de achtergrond van de huwelijkskandidaten na te trekken, de officiële verloving, de goedkeuring van de Staten-Generaal voor het huwelijk door middel van de Toestemmingswet en als laatste gebeurtenis het huwelijk zelf. Een week voor en een week na deze gebeurtenissen worden de kranten bestudeerd met behulp van een kwalitatieve en een kwantitatieve inhoudsanalyse. Tijdens de kwalitatieve analyse wordt er gekeken naar meerdere facetten van de inhoud van een artikel: het genre, de schrijver van het artikel, de gebruikte bronnen en of de mening van de krant duidelijk naar voren komt. De kwantitatieve analyse wordt toegepast om te kijken op welke pagina een artikel staat en hoeveel artikelen er per gebeurtenis zijn geschreven en gepubliceerd. Hierdoor krijgt men een indicatie van hoe belangrijk de media een sleutelgebeurtenis vonden en kan er eveneens worden gekeken of de berichtgeving over de monarchie in de loop van de tijd is toegenomen of afgenomen. Daarnaast wordt de kwantitatieve inhoudsanalyse gebruikt om te constateren of er eventueel sprake is van een mediahype.

De artikelen uit het Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamse Courant zijn afkomstig uit het krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. De artikelen uit NRC Handelsblad zijn grotendeels gevonden via het interactieve krantenarchief van de Rijksuniversiteit

Groningen, genaamd LexisNexus. Hieronder staan de zoektermen per sleutelgebeurtenis:

• Gebeurtenis 1: de eerste foto van Willem-Alexander en Máxima

o Zoektermen: Willem-Alexander, Máxima, kroonprins, Argentijnse, Zorreguieta, Volkskrant, foto De Telegraaf

• Gebeurtenis 2: de uitslag van de opgestelde commissie o Zoekterm: Baud, rapport, Zorreguieta

• Gebeurtenis 3: de officiële verloving

o Zoektermen: verloving, Willem-Alexander, Máxima

(11)

o Zoektermen: Toestemmingswet, Willem-Alexander, Máxima, huwelijk, Staten-Generaal

• Gebeurtenis 5: het huwelijk

o Zoektermen: huwelijk, Máxima, kroonprins

Zoals gezegd kwam het overgrote merendeel van de gevonden artikelen uit het digitale krantenarchief LexisNexus, maar zijn de kranten eveneens in papiervorm bekeken in de

Universiteitsbibliotheek te Groningen. Het dubbele werk was noodzakelijk, aangezien

(12)

1.1 Nederland in de jaren zestig: een taboedoorbrekend decennium

“Veel van wat we anno 1995 als heel vanzelfsprekend beschouwen, vindt zijn oorsprong in de jaren zestig. De openheid waarmee we tegenwoordig over seks praten, de egalitaire manier waarop kinderen met hun ouders omgaan, de democratisering van ooit onaantastbare gezagsverhoudingen op school, werk en universiteit, de alomtegenwoordigheid van popmuziek, dit alles en nog veel meer valt terug te voeren tot de jaren zestig.”14

De jaren zestig zijn de geschiedenis in gegaan als een decennium waarin de Nederlandse samenleving ingrijpend veranderde. Men sprak in deze periode van een opbloeiende economie, een verbetering in het schoolsysteem, de opkomst van de zogenoemde protestgeneratie en de inzettende ontzuiling. Daarnaast maakten meerdere luxeartikelen hun opwachting, waarvan de televisie de meest prominente; aan het begin van de jaren zestig was twintig procent van de Nederlanders in het bezit van een tv-toestel. Niet alleen de gegoede burgerij had een ‘kastje’, ook de arbeiders besteedden meer van hun toenemende loon en vrije tijd aan de televisie. Een nieuw massamedium maakte zijn intrede, vooral met de komst van een tweede nationale net in 1964.15 De televisie verschafte maar liefst acht miljoen Nederlanders de mogelijkheid om het

huwelijk van Beatrix en Claus op 10 maart 1966 live te volgen.16 Een hoog aantal kijkers ondanks

– of misschien zelfs wel mede door - de commotie rondom de kroonprinses’

huwelijkskandidaat, wiens persoonlijkheid uitvoerig werd toegelicht door zowel radio, televisie als de landelijke dagbladen. De monarchie stond door de komst van het nieuwe medium meer in de schijnwerpers dan ooit tevoren. De jaren zestig staan bekend als het decennium met daarin een belangrijk breekpunt; Nederland ontwikkelde zich in de periode van 1945 tot de jaren zeventig van een verzuild land dat ‘minstens vijfentwintig jaar achterliep’ naar een van de meest vooruitstrevende en taboedoorbrekende landen ter wereld.17 Of, zoals historicus Hans Righart

het verwoordt: ,,Minder naar de kerk, meer naar school, minder werk en meer seks: dat zijn kort

14 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, (Amsterdam: Uitgeverij De

Arbeiderspers, 1995), p 9

15 Ibidem, p 101-103

16 http://www.nos.nl/archief/2002/site_maxima/paginas/nieuws/februari/0302_weetjes.html

(13)

samengevat de belangrijkste veranderingen die naoorlogs Nederland in de sociaal-culturele sfeer ondergaat.”18

1.2 De naoorlogse jaren: drang naar herstel

“Dat geschiedenis een discussie zonder eind is, gaat in het geval van de ongrijpbare jaren zestig wel heel nadrukkelijk op”, concludeert historicus D. Bosscher.19 Met deze uitspraak doelt

Bosscher op de onmogelijkheid om de jaren zestig te periodiseren. De veranderingen op politiek, sociaal-cultureel en sociaal-economisch gebied houden zich niet aan de specifieke tijdsduur van 1960 tot en met 1969. De veranderingen in de roerige jaren zestig vonden hun oorsprong al eerder in de jaren vijftig en de naschokken van het decennium waren nog steeds te voelen in de hippe jaren zeventig.

De jaren vijftig werden getypeerd door de nasleep van de Tweede Wereldoorlog – die zijn einde vond in 1945 – en de daaropvolgende wederopbouw. Het herstel van het land en zijn bevolking stonden centraal. De oorlog liet 300.000 werklozen achter, doordat veel bedrijven geruïneerd waren.20 De regering had een zo snel mogelijke wederopbouw voor ogen, waardoor

de lonen en consumptie naar beneden gingen en de export omhoog. Om dit allemaal te realiseren werkten de Nederlanders lange dagen en leidden een sombere levensstijl. De bevolking leefde verder in de voor hen bekende verzuilde samenleving. De diverse zuilen schonken Nederland een ‘klimaat waarin arbeidsrust, politieke stabiliteit en een sfeer van huiselijke geborgenheid bepalend waren.’21

De modernerisering van de economie ten tijde van de jaren vijftig was een belangrijke keerpunt. Maar ook de daarmee gepaard gaande vernieuwingen in de techniek en de

wetenschap waren van belang voor de daarop volgende veranderingen in de jaren zestig. Volgens Kees Schuyt, hoogleraar sociologie, was er één belangrijke reden waarom de economie – en de techniek en wetenschap - al in dit decennium werd vernieuwd: ,,…omdat economie, techniek en wetenschap boven de zuilenstructuur uitgingen. Daarom was daar eerder openheid

18 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, p 59 19 Ibidem, p 15

(14)

mogelijk dan op het politieke en culturele vlak”, vertelt Schuyt in een interview met NRC Handelsblad. Volgens de hoogleraar sociologie volgden de politiek en de cultuur in de jaren zestig.22 Desondanks zijn er ook sluimerende vernieuwingen waar te nemen in de politieke

wereld van de jaren vijftig. De bevolking herinnerde zich de Tweede Wereldoorlog maar al te goed en wilde zich afzetten van het voorheen gevoerde beleid. De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, de herenigde liberale partij opgericht in 1948, en de socialistische Partij van de Arbeid (PvdA) waren de politieke partijen die in de jaren vijftig meermaal de woorden ‘vernieuwing’ en ‘doorbraak’ in de mond namen. Volgens beide partijen had Nederland een doorbraak nodig in zowel zijn politieke als sociale ordening.23 In andere woorden, de verzuiling

die sinds het einde van de negentiende eeuw was ingetreden moest worden teruggedraaid. Het economische herstelplan van de regering wierp zijn vruchten af. Vanaf 1951 kon men al met recht spreken van een sterke economische groei: het bruto nationaal product nam jaarlijks met 4,5 tot 5 procent toe.24 De opbloeiende economie was voor een groot deel te danken

aan de opkomende industrialisering, waardoor de arbeiders niet alleen meer loon te besteden hadden, maar tevens meer vrije tijd tot hun beschikking hadden. Bepaalde luxeproducten - zoals de televisie en de auto – werden in het midden van de jaren vijftig ook betaalbaar voor het grote publiek.25 De aanhoudende economische groei, de toename in vrije tijd en het verbeterde

onderwijsstelsel zorgden volgens Ed Taverne, hoogleraar architectuurgeschiedenis, en Kees Schuyt voor de sociale onrust in het daaropvolgende decennium: ,,Er wordt veelal vanuit gegaan dat de snelle en aanhoudende welvaartsgroei de Nederlandse samenleving drastisch van karakter heeft veranderd en dat de latere opstandigheid, permissiviteit en zelfs geloofsafval een rechtstreeks gevolg is geweest van de welvaartstoename.”26

22 Primaire bron, NRC Handelsblad, 03-03-2001, p 49 (Wetenschaps & Onderwijsbijlage) 23 Kennedy, James, Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig, p 31

24 Schuyt, Kees en Taverne, Ed, 1950: Welvaart in zwart-wit, (Den Haag: Sdu Uitgevers, 2000), p 269 25 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, p 26

(15)

1.3 De chaotische jaren zestig: ontzuiling en protesterende jongeren

Een van de meest drastische veranderingen in het Nederland van de jaren zestig is ongetwijfeld de doorzettende ontzuiling: de katholieke, socialistische, protestants-christelijke en neutrale zuil brokkelden langzaam maar zeker af. Het leven veranderde van sober,

gezagsgetrouw en een strenge seksuele moraal naar een losbandig, tegen het gezag aantrappend en taboedoorbrekende samenleving. Politicus Arend Lijphart typeert de jaren 1917 tot 1967 als het tijdperk van verzuildheid. In het jaar 1967 was er volgens hem een belangrijk politiek keerpunt: maar liefst een kwart van de kiezers veranderde van partij na de val van het kabinet Cals/Vondeling tijdens de ‘Nacht van Schmelzer.’ De statistieken zijn een duidelijke

weerspiegeling van de uittocht van de katholieke kerk. Immers, men stemde voorheen op de politieke partij van de kerk en aangezien de samenleving voornamelijk uit katholieken bestond, was de KVP de grootste partij.27 Daarbij nuanceert Lijphart zijn gegevens wel met de volgende

woorden: ,,…het verminderen van de verzuildheid [is] ook een geleidelijk proces en dat de ontzuiling dus niet plotseling in 1967 een feit werd.”28

De reden voor de zichtbare politieke ommezwaai ligt grotendeels bij de zogenoemde babyboomers: de maar liefst één miljoen jongeren die na de Tweede Wereldoorlog zijn geboren en die de volwassenheid bereikten in het midden van de jaren zestig. Zij groeiden op in een ander maatschappelijk klimaat: meer geld, vrije tijd en een langere schoolcarrière lagen allemaal binnen hun bereik. Hierdoor werden de jongeren mondiger en verschilden ze van hun ouders. Immers, laatstgenoemden hadden levensingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, zoals de Tweede Wereldoorlog en de economische crisis, waardoor zij vele gemeenschappelijke herinneringen hadden opgedaan en een sterke onderlinge band met hun leeftijdsgenoten hadden opgebouwd. Soberheid, gezagsgetrouw en een strenge seksuele moraal voerden hierbij de boventoon.

De jongeren daarentegen waren juist op zoek naar zowel zichzelf als een collectieve identiteit. Zij probeerden beide te vinden door te drinken, te luisteren naar rock ’n roll – een

27 Lijphart, Arend, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek, (Haarlem: H.J.W. Becht: 1992, negende

druk), p 37

(16)

schandalige muzieksoort in die tijd, vooral door de heupbewegingen – en hun haar tot

ongekende lengte te laten groeien. Deze tieners en begin twintigers weigerden om zich langer te houden aan de gezette vroomheid en huiselijkheid van de jaren vijftig en wilde taboes

doorbreken en de gevestigde orde in twijfel trekken. De Nederlandse regering ging zelfs zo ver om te spreken van ‘het morele verval van de bevolking’ en ze probeerde de jongeren terug te drijven in de diverse zuilen van de samenleving.29 Maar juist op deze groep hadden de politieke

leiders weinig invloed. De kerken en de regering gingen uiteindelijk over op een zogenoemd zedelijkheidsoffensief. Het doel van het offensief was om de eigen, typisch Nederlandse tradities in ere te herstellen en te wijzen op de positieve aspecten van het ‘huisje, boompje, beestje’-scenario. Maar het offensief had niet het gewenste effect. De jongeren protesteerden door en de autoriteiten werden niet meer als onaantastbaar ervaren.

1.4 Provo

Waarschijnlijk de meest bekende oproergroep van de jaren zestig waren de zogenoemde provo’s en hun geweldloze protestacties – in Provo-jargon ook wel happenings genoemd - bij het standbeeld ‘t Lieverdje in Amsterdam. De naam Provo werd voor het eerst gemunt in het proefschrift van W. Buikhuisen genaamd De Achtergronden van nozemgedrag. Hij omschreef een provo als een lastige puber die zonder talent en uit verveling relletjes op straat uitlokt.30

Historicus Niek Pas omschreef de groep jongeren op een andere manier: ,,Provo was een in het voorjaar van 1965 schijnbaar uit het niets opgekomen actiegroepering die de aandacht had getrokken door met opmerkelijke acties de gevestigde orde te provoceren. Daarnaast probeerde de groep met al even opvallende ideeën oplossingen aan te reiken voor uiteenlopende

maatschappelijke problemen.”31 De provo’s waren – zoals zoveel andere actiegroepen in die tijd

- vanaf dag één een samengeraapt zooitje. Oorspronkelijk was de actiegroep ontstaan uit een alliantie van de vriendengroep van Roel van Duijn en de vriendengroep van Rob Stolk. Aangevuld met onder andere de extravagante kunstenaar/profeet Robert Jasper Grootveld

29 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, p 80 30 Schuyt, Kees en Taverne, Ed, 1950: Welvaart in zwart-wit, p 392

(17)

waren de provo’s een bonte club. Grootveld was degene die de woorden ‘Klaas komt’ in de mond nam tijdens de happenings. Overigens deed hij dit al lang voordat Claus ten tonele verscheen. Grootveld wilde ook geen huwelijkskandidaat voor de kroonprinses lokken met de kreet, maar riep juist om de komst van Sinterklaas.32 In het begin van Provo, te weten 1965,

bestond de actiegroep uit ongeveer tien mensen. Dit aantal groeide echter gestaag, vooral nadat de jonge anarchisten steeds meer tijd doorbrachten in de schijnwerpers van de media. Zij grepen vooral het controversiële huwelijk tussen Beatrix en Claus aan om zich goed te profileren. De kreet ‘Klaas komt’ kwam daarbij goed van pas.

Want Klaas kwam, in de gedaante van Claus. Het huwelijk was de kans voor de provo’s om hun ideeën wereldwijd te verkondigen. Een saillant feit is dat Provo voor de dag van de officiële verloving nog nooit met een woord had gerept over de omstreden koninklijke romance.

33 Historicus Niek Pas verwoordde het meeliften met het controversiële huwelijk door Provo als

volgt: ,,Ze [Provo] konden zichzelf profileren door op het paard van de republiek te springen, het autoritaire karakter van de besluitvorming aan de kaak te stellen en anti-Duitse sentimenten aan te boren (…) de provo’s [realiseerden] zich bovendien dat zij spektakel te berde moesten brengen wilden ze hun cri de coeur en ideeën voor een groter publiek zichtbaar maken, en dat wilden ze.”34 Dat Claus een Duitser was en het huwelijk daardoor veelbesproken en

controversieel, was mooi meegenomen voor de provo’s. Het genereerde veel media-aandacht. Toch waren de provocaties niet direct gericht op Claus. Achteraf zeiden enkele provo’s zelfs het volgende over de toenmalige Duitse prins-gemaal: ,,‘We zien Claus trouwens echt niet als een personifikatie of zo, maar alleen als een agitatie-middel.[…] Claus zelf is ongevaarlijk, een vlakke karrièremaker.’”35 De provo’s wilden enkel aantrappen tegen het rechtse, conservatieve

en burgerlijke en tegelijkertijd zichzelf afschilderen als links, progressief en vrijzinnig. De provo’s gebruikten de controversie rondom Claus om eens flink tegen het koningshuis aan te

32 Ibidem, p 94

(18)

trappen. Achteraf zei Provovoorman Roel van Duijn over het huwelijk: ,,Als Claus niet als een Klaas was gekomen, hadden we hem moeten verzinnen.”36

De politiek was niet gecharmeerd van Provo en de andere actiegroepen. Vooral niet toen hun drang naar verandering daadwerkelijk doorsijpelde in politiek Nederland. De politici wilden de vernieuwing in de kiem smoren, maar zij waren te laat. Nieuwkomers Nieuw Links en D66 noemden Den Haag een ‘verouderd bolwerk van conservatieve politiek’ en zo zagen veel van de babyboomers, die overwegend links georiënteerd waren, het ook.37 De politieke

partijen deden hun best om de grote groep jongeren voor zich te winnen. Zo besteedden zij meer aandacht aan de sociale problemen in de welvaartsmaatschappij.38 Door de ontzuiling

stemden de volwassenen niet meer standvastig op hun gewone partij, maar moesten de politieke partijen deze kiezers voor zich winnen. Confessionele partijen, zoals de katholieke KVP, Christelijke-Historische Unie (CHU) en Anti-Revolutionaire Partij (ARP), moesten zich vernieuwen om te overleven en zijn uiteindelijk samen gegaan onder de naam Christen Democratisch Appèl (CDA). Door de ontzuiling en protestvoerders werden de politieke vernieuwingen - die er aan zaten te komen sinds de jaren vijftig – werkelijkheid.

1.5 De massamedia en de monarchie: gepaste afstand

De journalistiek maakte eveneens drastische veranderingen door: met de oorlog nog vers in het geheugen – en de daarmee gepaard gaande propaganda – ontstond er een nog sterkere drang naar objectiviteit. Daarnaast zorgden de sociaal-maatschappelijke veranderingen van de jaren zestig voor een kritische maatschappij. Het individu werd mondiger en zette zijn twijfels bij de gevestigde orde. De media moesten daarom zelf ook een stuk kritischer worden ten opzichte van de autoriteiten om hun abonnees tevreden te houden. Vandaar dat de

onderzoeksjournalistiek haar opmars maakte.39 Maar ook de sensationele, Amerikaanse stijl van

schrijven – het zogenoemde New Journalism - werd gedeeltelijk overgenomen. Hierbij maakt de

36 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, p 217 37 Kennedy, James, Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig,p 190 38 Ibidem, p 192

(19)

schrijver gebruik van literaire schrijftechnieken voor het schrijven van een nieuwsartikel.40

Bepaalde genres – zoals het interview en de sfeerreportage – waren ook erg geliefd ten tijde van de jaren zestig.41 Het Nederlandse volk verlangde naar de lichtere human interest-verhalen. ,,De

lezer wil informatie, maar verlangde ook naar amusement. De televisie zoog veel van de vluchtige aandacht weg en dagbladen waren gedwongen zich meer te concentreren op hoogwaardige, uit een breed spectrum van onderwerpen samengestelde informatie.”42 De

televisie verbreedde de horizon van haar kijkers: zo keken katholieken niet alleen naar programma’s van de katholieke omroep. ,,Daarmee sloeg de televisie de toch al poreuze tussenwanden van het verzuilde huis dat Nederland was, in één klap weg”, aldus historicus Hans Righart.43 De televisie zorgde er voor dat men alles kon zien. ,,De schokkendste

programma’s hadden allemaal te maken met religie, seksualiteit en het koningshuis, de drie meest gevoelige onderwerpen voor het grote Nederlandse publiek”, schrijven Schuyt en Taverne.44

Maar juist de human interest-verhalen over de koninklijke familie trokken veel lezers. Lezers die de kranten nodig hadden om te overleven. Overigens pasten de landelijke kranten – in navolging van de regionale kranten – het human interest-genre al toe sinds de jaren vijftig. Het Parool nam daarbij het voortouw. ,,Uitvoerig mocht het nieuws met een menselijk gezicht, achtergronden, interviews en andere genres waarmee een krant zich echt kon onderscheiden”, schreef mediahistoricus Huub Wijfjes over de opkomst van het human interest-genre ten tijde van de jaren vijftig.45 Dit soort genre verhalen over de koninklijke familie trokken veel lezers.

Vandaar dat de eerst zo onaantastbare monarchie – voorheen stabiel staand op de vier zuilen van de samenleving – steeds meer in de mediaschijnwerpers kwam te staan. Vooral de televisie had een grote impact op het leven van de Oranjes. Aan de ene kant hadden de ‘kastjes’ een groot bereik en gebruikte de koninklijke familie het nieuwe medium om een emotionele band te kweken tussen volk en monarch. Aan de andere kant was er een grote kans op ongewenste

40 Ibidem, p 347-348

41 Ibidem, p 350-351 42 Ibidem, p 333

43 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, p 107 44 Schuyt, Kees en Taverne, Ed, 1950: Welvaart in zwart-wit, p 366

(20)

beelden door de directheid van de televisie, zoals de rookbommen tijdens het koninklijk huwelijk van Beatrix en Claus.46 Terwijl de vier zuilen aan het afbrokkelen waren, bleef de

monarchie in de jaren zestig redelijk onaangetast. Zo bleven de grote dagbladen netjes in het gareel lopen en schreven zij niets schokkends over het koningshuis. De voornaamste reden voor de journalistieke volgzaamheid was een herenakkoord tussen de hoofdredacteuren van het merendeel van de kranten en het koningshuis, waarin enkele gedragsregels stonden die de privacy van de koningin en haar gezin moest waarborgen.47 De toenmalige journalisten zagen

het akkoord als een ‘normale eis van journalistiek fatsoen’. In de artikelen van de diverse kranten was ‘zelden of nooit een wanklank te bespeuren’ over het koningshuis.48

1.6 Twee liberale kranten: Algemeen Handelsblad en de NRC

H.J.A. Hofland, voormalig hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, veroordeelde achteraf de onderdanige houding van de journalisten in de jaren zestig ten opzichte van het koningshuis. Volgens hem was het juist de taak van journalisten om onjuistheden aan het licht te brengen, met name die van de overheid.49 Hofland spaarde zijn eigen krant ook niet: zo was hij

zeer kritisch geweest over de berichtgeving van het Handelsblad in de jaren vijftig tijdens de Greet Hofmans-affaire. Deze kritische houding ten opzichte van de maatschappij - en haar autoriteiten – kwam onder andere voort uit het gedachtegoed van het Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamse Courant (NRC); beide waren kranten met een liberale grondslag en zij streden voor een zo’n groot mogelijke vrijheid van de burger. Het Handelsblad en de NRC werkten dan ook innig samen: al in 1964 waren de uitgevers van de kranten gefuseerd tot de Nederlandse Dagbladunie. Vanaf dit jaartal deelden de beide redacties ook een correspondentennet en werden de parlementaire en economische redacties samengevoegd.50 Ondanks de vele

overeenkomsten, bestonden er evenveel verschillen tussen de redacties. André Spoor, voormalig

46 Wijfjes, Huub, De sloop van het laatste ‘bastion’. Journalistiek en Koninklijk Huis tijdens Beatrix in Tamse, C.A. et al, De

stijl van Beatrix: De vrouw en het ambt, (Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2005), p 170-197, in het bijzonder p 172

47 Wijfjes, Huub, De stijl van Beatrix: De vrouw en het ambt,(Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2005) p 174 48 Ibidem, p 173

49 Ibidem, p 174

(21)

hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, verwoordde deze verschillen als volgt: ,,De Handelsblad-redacteuren zagen hun collega’s van de NRC als een groep ambtenaren die met hun rechterhand streepjes onder de hoofdletter van de persbureaukopij zetten en met de linkerhand een boterham uit een trommeltje aten. Maar in Rotterdam zei men: de Handelsblad-collega’s zijn een stel lorren die de hele dag in de kroeg hangen en achter de meiden aan zitten.”51

De beschuldigingen wijzen op de compleet verschillende redactieculturen van de kranten. Het Handelsblad was gevestigd in Amsterdam en wordt ook wel getypeerd als een ‘typische Amsterdamse krant.’52 Aanvankelijk was de krant in 1828 opgericht om alleen

aandacht te besteden aan handelsnieuws, maar al snel besteedde het dagblad ook aandacht aan politieke kwesties. Het Handelsblad bevond zich in het hart van de leeuw, aangezien er in Amsterdam een hevige concurrentiestrijd was met de vele andere – daar gevestigde - kranten. Vergeleken met de NRC was het Handelsblad daardoor een stuk gerichter op het actuele nieuws. De NRC was gevestigd in Rotterdam en de in 1844 opgerichte krant was niet goed bekend met de jacht op de scoop. Een andere belangrijk verschil tussen beide kranten is de redactionele structuur: de NRC had tot 1968 geen duidelijke structuur, onder de hoofdredactie was het iedere redacteur voor zich, en het Handelsblad had sterk te maken met directionele bemoeienissen. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn twee directeuren van het Handelsblad benoemd tot

hoofdredacteur. Bij de Rotterdamse NRC was de onafhankelijkheid van de hoofdredacteur wel gegarandeerd en schriftelijk gewaarborgd. Een derde verschil zijn de politieke voorkeuren van beide kranten: de NRC stond bekend als een links-liberale krant, terwijl het Algemeen Handelsblad meer voelde voor de rechts-liberale standpunten van de VVD. 53

Ten tijde van de jaren zestig, waarin de kranten concurreerden met elkaar en eveneens met het nieuwe medium televisie, moest men strijden voor voldoende abonnee- en

adverteerinkomsten. Beide kranten gingen zich richtten op hetzelfde publiek: de grote groep babyboomers. Maar deze groep progressieve jongeren voelde zich niet verplicht om geabonneerd te zijn op een krant. De beide dagbladen moesten alles in het werk stellen om hun financiële situatie op te krikken. Alleen het Handelsblad leed over 1969 al een verlies van 1,1 miljoen

(22)

gulden.54 Uiteindelijk waren beide kranten vanaf 1970 verplicht een gezamenlijke koers te varen:

vanaf dat moment gingen beide kranten verder als NRC Handelsblad.

In het tweede hoofdstuk zullen de vijf sleutelgebeurtenissen van de liefde tussen Claus en Beatrix - te weten de eerste foto van beide, de officiële verloving, het instellen van de

commissie om de achtergrond van Claus te onderzoeken, de uitkomst van de Toestemmingswet en ten slotte het huwelijk – eerst kort worden besproken, gevolgd door een analyse van deze gebeurtenissen in zowel het Handelsblad als de NRC.

(23)

2.1 De foto die Nederland shockeerde

“O, John de Rooyalist, wat word je toch uitgefloten. Von Amsberg’s adel is misschien wel laag,

Maar hoger kennelijk dan een foto-graaf Voor mij heb je een top Claus-up geschoten.”55

De Nederlandse fotograaf John de Rooy zat in een moeilijk parket, nadat een van zijn kiekjes op 7 mei 1965 verscheen in De Telegraaf. Nederlands was in rep en roer, alhoewel dezelfde foto’s één dag eerder al te bewonderen waren in de Londense krant de Daily Express. De Rooy werd ’s avonds wakker gebeld met kreten zoals ‘vieze beroepsvoyeur’ en ‘smerige rat.’ De reden voor alle ophef? Op de serie van zes foto’s was kroonprinses Beatrix te bewonderen met een op dat moment nog onbekende jongeman van een jaar of dertig. De twee wandelden zichtbaar tevreden en innig omarmd door de tuinen van paleis Drakesteyn. De man werd gelijk gebombardeerd tot de nieuwe liefde – en mogelijk zelfs verloofde - van de kroonprinses. De Rooy werd tegelijkertijd gebombardeerd tot iets heel anders, namelijk een ordinaire voyeur. In Nederland barstte een hevige discussie los over twee onderwerpen: de identiteit van de

jongeman en de ethische verantwoording rondom de foto’s.56

De Rooy kreeg de wind van voren, van zowel het Nederlandse publiek als zijn

medefotografen. Zo werd hij zelfs op het matje geroepen bij de Verenging van Fotojournalisten. De Rooy’s reactie: ,,Ze kunnen mijn neus uit. De voorzitter van de club is een fotograaf van bruiloften en de secretaris kiekt voornamelijk apen.”57 De kritiek geuit door het Nederlandse

publiek was eveneens heftig. Een lezer van het Algemeen Handelsblad reageerde geschokt: ,,Wat is het verschil tussen een voyeur en een persfotograaf? De voyeur doet het om zijn zinnen te prikkelen, de persfotograaf om er geld mee te verdienen. Ik weet niet wat verwerpelijker is, de daad blijft hetzelfde.”58 Mensen brandmerkten De Rooy zelfs als de eerste Nederlandse

55 Boomen, Gerard van den en Lammers, Han, Beatrix Claus: een journalistieke documentatie, (Den Haag: Kruseman,

1965), p 36

(24)

paparazzo. ,,Ik heb maanden besteed aan research, aan reizen en trekken. […] Er wordt immers al maanden gepraat over een verloving van prinses Beatrix en die geruchten prikkelen mij om eens poolshoogte te nemen”, verdedigde De Rooy zich. De fotograaf hield samen met collega Eelke de Jong veertien dagen het slot Drakesteyn in de gaten met zijn telelens. Maar wel vanaf een openbare weg. ,,Ze zijn zelf al jaren geleden ingeslapen en maken alleen foto’s van onze koninklijke familie, als de R.V.D. tevoren keurige kaarten heeft verstrekt. Dan mogen ze met zijn allen onder het bordes gaan staan en als er één het waagt om een treedje hoger te klimmen, dan wordt hij er door een marechaussee afgeslagen”, aldus De Rooy’s kritiek op zijn

medefotografen.59

De discussie werd nog intenser toen de identiteit van de jongeman werd onthuld. Op 7 mei werd namelijk eveneens de naam van de jongeman in kwestie bekend. Het bleek te gaan om een Duitser van lage adel, genaamd Claus von Amsberg. Toentertijd schreven de kranten echter nog de voornaam van de man verkeerd: Klaus in plaats van Claus.60 Wederom een man met een

slechte achtergrond. Immers, prinses Irene en prinses Margriet zijn Beatrix voorgegaan in het huwelijksbootje, beide met betwistbare huwelijkskandidaten. Irene viel voor ‘Don Carlos’, een Spaanse troonpretendent die politiek actief was in de rechtse Carlisten-beweging. De prinses bekeerde zich in 1964 tot het katholicisme en deed uiteindelijk, onder zware politieke druk, afstand van haar troonrechten. Zij trouwde in Rome, zonder haar familie. Prinses Margriet verging het iets beter: zij werd verliefd op de Nederlandse fabrikantenzoon Pieter van

Vollenhoven. Geen adel, maar gelukkig had deze jongeman wel een smetteloze achtergrond. In 1965 hadden koningin Juliana en prins Bernhard nog maar twee huwbare dochters over,

waaronder kroonprinses Beatrix.61 De druk om een geschikte partner te vinden lag voor haar

dan ook hoog. Maar de meeste Nederlanders leken op het eerste gezicht niet al te blij met Claus. Een Duitser? Ondanks dat toentertijd de Tweede Wereldoorlog al twintig jaar was beëindigd, waren de herinneringen aan deze traumatische gebeurtenis gegraveerd in de geheugens van de oudere generatie. ,,Als de geruchten over de aanstaande verloving van prinses Beatrix waarheid bevatten, zullen we ons straks moeten verheugen over het feit, dat ons Koninklijk Huis een

59 Ibidem, p 19-20 60 Ibidem, p 11

(25)

achterdeur openzet om een van hen, die het uniform heeft gedragen, binnen te laten”, was de mening van een Nederlander in een brief aan De Gelderlander.62 De jeugd reageerde eveneens

geshockeerd op de keuze van Beatrix. Zij hadden zelf de oorlog niet meegemaakt, maar wel de verhalen van hun ouders gehoord en daarnaast hadden de meeste de documentaire ‘De

Bezetting’ van professor Lou de Jong op televisie gezien. In dit programma werd ook de jeugd direct geconfronteerd met de shockerende beelden van de oorlog.63 Het is wellicht niet

verwonderlijk dat ook de media heftig reageerden op Beatrix’ nieuwe liefde. Hoe het Algemeen Handelsblad en de NRC zich hebben geuit, staat hieronder in de nieuwsanalyses van beide kranten.

2.1.1 Analyse het Algemeen Handelsblad

Het Handelsblad besteedde flink wat ruimte op haar voorpagina’s aan de

beruchte foto’s van De Rooy. Zoals de voorpagina van 6 mei 1965. Toen was de officiële uitspraak van koningin Juliana over de beruchte foto’s van De Rooy in zijn

compleetheid opgenomen onder de kop ‘Gun Beatrix rust en tijd voor een

weloverwogen beslissing’. Het korte officiële nieuwsbericht was geschreven door een anonieme Handelsblad-redacteur.64 Verderop in de krant – te weten op pagina vier - was

het vervolg op dit algemene nieuwsbericht te lezen in de vorm van een sfeerreportage. De verantwoordelijke Handelsblad-redacteur beschreef in geur en kleur hoe de

desbetreffende foto’s tot stand waren gekomen. Hij of zij maakte echter wel een klein foutje: er werd namelijk gesproken van ‘Rooy’ in plaats van ‘De Rooy’. Opvallend is dat de fotograaf in de sfeerreportage niet werd afgebeeld als slechterik. ,,Lopend over de Roedelaan, langs de tuin van kasteel Drakesteyn, werd de heer Rooy plotseling opgeschrikt door een uit het bos springend hert, dat achterna gezeten werd door een jachthond. Onmiddellijk daarop hoorde hij een vrouwenstem roepen: ,,Joris, kom hier.” Terstond realiseerde hij zich dat de stem van niemand anders kon zijn dan van prinses

62 Boomen, Gerard van den en Lammers, Han, Beatrix Claus: een journalistieke documentatie, p 27 63 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, p 213

(26)

Beatrix, wier fraaie jachthond immers Joris heet. Beroepsmatig bracht hij zijn

elektronisch fotogeweer in de aanslag en schoot een serie foto’s: prinses Beatrix arm-in-arm, hand-in-hand met een jongeman.”65 Alhoewel het verhaal levendig werd

beschreven, wekte het de verkeerde indruk. Immers, De Rooy had meerdere dagen opzettelijk op een openbare weg nabij het slot Drakesteyn staan wachten om de bewuste foto’s te maken. Het Handelsblad berichtte in hetzelfde sfeerartikel over de omstandigheden waaronder de desbetreffende foto’s waren gepubliceerd. ,,De heer Rooy verkocht deze uitzonderlijke foto’s aan de Haagse Post en aan de dagblad

combinatie De Telegraaf – Het Nieuws van de Dag. Beide bladen maakten de afspraak dat men vandaag, donderdag, zou publiceren. Men zocht echter eerst contact met de regering, mede om te weten te komen wie de onbekende jongeman is.” Uit het artikel kon worden opgemaakt dat de fotograaf zich netjes aan de regels had gehouden.66

Maar een dag later was het Handelsblad in zijn hoofdredactioneel commentaar een stuk minder genereus tegenover De Rooy. De hoofdredactie schaarde De Rooy – in tegenstelling tot de hierboven beschreven reportage - onder de noemer van de

paparazzi. En de hoofdredactie van het Handelsblad omschreef dit opkomende

fenomeen als volgt: ,,De paparazzi, hardnekkige fotografen met telelenzen, die geen ander doel hebben dan het publiek op zijn wenken te bedienen om daarvoor het

dikwijls niet geringe honorarium te ontvangen.” Overigens werd het lezerspubliek ook niet gespaard: ,,Het publiek hoeft zich daarover geen illusies te maken: dat honorarium betaalt het tenslotte zelf en het doet dat niet om daarna beschaamd over de brutaliteit van de fotograaf de ogen neer te slaan.”67 Ondanks de kritiek begreep de hoofdredactie

van de krant wel waarom een groot gedeelte van het Nederlandse volk zo was begaan met de koninklijke familie. Immers, de Oranjes waren en zijn de boegbeelden van het Nederlandse volk of – zoals het Handelsblad ze omschreef – ‘nationale instellingen’. Waarvoor de hoofdredactie van de krant geen sympathie kon opbrengen was voor de RVD. De ‘onnodige opschudding’ over de foto’s had volgens het hoofdcommentaar

(27)

voorkomen kunnen worden als het voorlichtingsorgaan open kaart had gespeeld in plaats van het koningshuis te omsluieren in een dikke wolk van mysterie en

onduidelijkheden.68

Opvallend aan het Handelsblad is zijn gedetailleerdheid. Ondanks de gemaakte fouten – zoals de onjuistheden rondom de totstandkoming van De Rooy’s foto’s – wist de krant veel nieuws te brengen over Claus. De meest kleine weetjes kwamen aan bod, zoals in een nieuwsartikel – geschreven door ‘een onze verslaggevers’ - dat de

voorpagina en de vierde pagina van het Handelsblad sierde op 7 mei 1965: ,,Klaus berijdt een blauwe Porsche; bekend is, dat zijn flat – boven een moderne

kruidenierswinkel – geriefelijk moet zijn ingericht.”69 In de inleiding van dit

nieuwsartikel was tevens de reactie van Claus op de commotie rondom zijn mogelijke liefdesaffaire met Beatrix opgenomen. Blijkbaar had hij tegenover een paar bekenden bevestigd dat hij prinses Beatrix in het desbetreffende weekend waarin de foto’s waren gemaakt inderdaad had bezocht. ,,Voorts zou hij hebben verklaard, dat over een

huwelijk niet is gesproken én dat het hem verbaasde, dat hij als toekomstige verloofde was genoemd. Hij hoopte de Prinses binnenkort terug te zien”, viel verderop te lezen in de inleiding.70 Overigens was dit gedeelte van de lead wel cursief gedrukt, om aan te

tonen dat het geen harde feiten betrof.

De krant wist het verhaal over de romance ook de gewichtige maatschappelijke context mee te geven. Want Claus was immers een Duitser. Op 8 mei 1965 was er in een column van een anonieme auteur op de tweede pagina van het Handelsblad het

volgende te lezen: ,,Het punt is, dat er een diep wantrouwen op z’n plaats is, als Leo Kooi [verslaggever VARA-actualiteitenrubriek ‘Achter het Nieuws’] met een van boze koorts vervulde blik, en een trillende stem over ,,een jonge vrouw”, spreekt die geen Recht op Liefde meer heeft, en die wordt belaagd door een Op Vuig Gewin Gebrande Fotograaf voor wie [de media] geen Woorden Heeft. Ja, ja – tot [de media] ontdekt, dat de broer van de overleden vader van Klaus von Amsberg reeds in 1932 relaties

(28)

onderhield met de zuster van de chauffeur van Seys Inquart. Dan komen de woorden vanzelf.”71 De indirecte link naar de beruchte nazi-politicus Inquart liet duidelijk de

anti-Duitse sentimenten zien die toentertijd leefden onder de Nederlandse bevolking. Deze column was een van de schaarse artikelen die gewijd was aan Claus’ nationaliteit. Vooral de ethische problematiek omtrent de foto’s van De Rooy kwam aan bod in enkele korte nieuwsberichten, reportages en hoofdredactionele commentaren. In totaal werden er in de doorzochte periode negen artikelen besteed aan deze

sleutelgebeurtenis. Vijf van deze artikelen waren hoofdredactionele commentaren of reacties van het lezerspubliek in de ingezonden brievenrubriek. De krant bracht het nieuws feitelijk en met het nodige relativeringsvermogen. Immers, eigenlijk was de mogelijke liefde tussen Claus en Beatrix volgens de hoofdredactie van het Handelsblad een ‘doodgewone zaak, waarbij men de direct betrokkenen verder alle rust en geluk wil toewensen.’72

2.1.2 Analyse de NRC

,,Wanneer ouders zich genoodzaakt zien, het publiek met kiem te verzoeken hun dochter met betrekking tot een eventuele verloving met rust te laten, is er bij het publiek iets verkeerds aan de hand. Wanneer die ouders dan de Koningin en de Prins der Nederlanden zijn, is de toestand extra ernstig”, opende de NRC haar hoofdredactioneel commentaar van 7 mei 1965, de dag dat de kiekjes van Beatrix en Claus te bewonderen waren in De Telegraaf. De hoofdredactie van de liberale krant legde de schuld van de sensatiefoto’s neer bij zowel de fotograaf als bij het publiek dat zo verlangde naar dit soort prenten. ,,Gezien dit alles is het dubbel smakeloos om geen sterker woord te gebruiken – dat een (Nederlandse) fotojournalist prinses Beatrix heeft bespied en haar heeft gefotografeerd toen zij met een jongeman in de tuin van Drakesteyn liep”, vervolgde de krant haar hoofdcommentaar. In datzelfde commentaar beschreef de NRC de foto’s van De Rooy niet eens. ,,Interessant is ook na te gaan waardoor zo’n inbreuk wordt veroorzaakt en gestimuleerd. […] Als onder het publiek deze ongezonde belangstelling niet

(29)

bestond, zouden smakeloosheid en onfatsoen niets opleveren. De fotograaf en genoemde kranten waren dan fatsoenlijk gebleven.” De hoofdredactie van de NRC schoof de situatie vervolgens terzijde, want als er echt sprake was van een verloving dan zou men het ‘heus wel horen als het zo ver is.’73 In de tussentijd was de hoofdredactie van mening dat het Nederlandse

volk en de Nederlandse pers de kroonprinses de tijd moesten geven om haar hart te volgen. Overigens kwam deze mening compleet overeen met die van koningin Juliana en prins

Bernhard. Zij riepen via het officiële voorlichtingsorgaan – de RVD – het volk één dag eerder al op om hun dochter met rust te laten: ,,Wij doen mede namens haar een dringend beroep op u allen haar de rust en de tijd te gunnen in een aangelegenheid als deze een weloverwogen beslissing te nemen.”74 De NRC printte op haar voorpagina enkel deze officiële uitspraak van

koningin Juliana en prins Bernhard. Verdere informatie over de mogelijke huwelijkskandidaat was niet in de krant te vinden.

De krant ging verder tot de orde van de dag. Over de commotie rondom de foto’s van De Rooy berichtte de NRC door middel van korte, feitelijke nieuwsberichten. Een voorbeeld hiervan was het bericht op de binnenlandpagina over vijf leden van de Eerste Kamer die een verbod wilden opleggen voor het fotograferen met telelenzen zonder vooraf verkregen toestemming.75

De hoofdredactie schreef in deze periode niet nogmaals over de mogelijke liefde van de

kroonprinses. Zelfs niet toen diens naam en nationaliteit bekend werden. Het lezerspubliek van de liberale krant lieten echter wel van zich horen. Enkele lezers waren niet gecharmeerd van het hoofdredactioneel commentaar van 7 mei 1965 en de daarin grove veroordeling van de

hoofdredactie van de NRC aan het adres van een groot gedeelte van het Nederlandse leespubliek. ,,De pers, ook de N.R.C., heeft er zich meermalen op beroepen dat zij een

opvoedende taak heeft en daarom gepleit voor de grootst mogelijke persvrijheid. Schril contrast met de conclusie waartoe de N.R.C. in haar hoofdartikel komt, dat de pers zich richt naar de ongezonde belangstelling van de mens”, schreef F.J.C. Vos uit Sliedrecht op de opiniepagina van 12 mei 1965. De redactie van de NRC had haar reactie op de ingezonden brief eronder geplaatst: ,,De inzender ziet voorts over het hoofd, dat een produkt waaraan geen behoefte bestaat niet

(30)

wordt geproduceerd. Er is kennelijk wel een behoefte – noem het een schuldige behoefte – aan het produkt van de loerders en gluurders. Anders zouden dezen geen afzet voor hun produkt vinden.”76 Ondanks deze openlijke discussie tussen krant en lezers, bleef het over het algemeen

rustig in de krant aangaande de foto’s van De Rooy. Over de gebeurtenis berichtte de krant voornamelijk door middel van korte, feitelijke nieuwsberichten. In totaal waren er acht artikelen te vinden over de sleutelgebeurtenis. De helft van dit aantal was commentaar afkomstig van de hoofdredactie of het lezerspubliek van de krant. De NRC koos er klaarblijkelijk voor om zich niet te bemoeien met privé-zaken – en dus ook niet die van de kroonprinses.

(31)

2.2 Op naar Italië

Ondanks de heftige reacties op Beatrix’ nieuwe liefde, waren er destijds ook Nederlanders die de situatie relativeerden. ,,Hier in ons land zijn nog vele mensen die door de oorlog geleden hebben. […] Maar is dat een reden om te blijven haten? De heer von Amsberg was toen W.O. II begon niet veel meer dan een kind, een jochie”, schreef een persoon aan de Volkskrant.77 Wat had Claus eigenlijk uitgespookt tijdens de Tweede

Wereldoorlog? Deze vraag kwam vooral centraal te staan nadat er in diverse media foto’s boven kwamen drijven van een jonge Claus in een Hitlerjugend-uniform. De toenmalige minister-president Cals schakelde professor Lou de Jong, directeur van het Rijksuniversiteit voor Oorlogsdocumentatie, in om Claus’ achtergrond te onderzoeken. De Jong was ook verantwoordelijk geweest voor de oorlogsdocumentaire De Bezetting - die in de jaren zestig werd uitgezonden - en hij hield daarmee het Nederlandse volk vijf seizoenen lang aan de buis gekluisterd. De sterk moraliserende en plechtig

vertellende historicus werd door het volk dan ook beschouwd als een betrouwbaar en verstandig persoon.78

De Jong pakte zijn spullen en vertrok direct naar Italië, waar de toentertijd 18-jarige Claus was gestationeerd van maart tot mei 1945. De professor dook in de

archieven van Milaan, Bologna en Modena en sprak met de Italianen die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in het Italiaanse verzet zaten. Alhoewel De Jong zijn bevindingen pas openbaar maakte op 28 juni 1965, besteedde De Gelderlander

tussentijds al een artikel aan zijn onderzoek. ,,Ofschoon van het resultaat van de nadere onderzoekingen van dr. de Jong nog niets bekend is, kan als vaststaand worden

aangenomen, dat Claus von Amsberg niet tot de ,,3. SS-Panzerdivision Totenkopf’’ heeft behoord, maar tot de 90e pantserdivisie. Deze divisie maakte deel uit van het ,,gewone’’ leger en was in maart en april 1945 in Bologna gestationeerd, aldus een employé van het Italiaanse Instituut voor de Geschiedenis van de Bevrijdingsbeweging

(32)

te Milaan, waar dr. de Jong gisteren verscheidene uren doorbracht.”79 De opluchting in

Nederland was duidelijk merkbaar: Claus had niet behoord tot de gevreesde SS’ers. Het liefje van Beatrix was een vaandrig in het 90e pantser-grenadiersdivisie die

was gestationeerd in Noord-Italië en daar dienst deed als een reserve-eenheid. Claus had zelfs nog nooit een schot gelost en zijn gehele divisie was in mei 1945

krijgsgevangenen gemaakt door de Amerikanen.80 Eerder was al bekend geworden dat

Claus verplicht lid was van de Hitlerjugend, zoals destijds normaliter was voor alle Duitsers. Het officiële rapport van De Jong bracht dus niet veel nieuws, maar

bevestigde wel al het bovengenoemde. De Jong concludeerde zijn bevindingen als volgt: ,,Een onderzoek naar de korte militaire loopbaan van de heer Claus von Amsberg in het Duitse leger heeft ten aanzien van hem of van het speciale onderdeel waarvan hij deel uit maakte, geen enkel feit ten ongunste [sic] aan het licht gebracht.”81

2.2.1 Analyse het Algemeen Handelsblad

De berichtgeving in het Handelsblad over de reis van De Jong naar Italië was kort en krachtig. De krant besteedde slechts twee nieuwsartikelen aan het onderwerp: één waarin stond dat De Jong vertrokken was naar Italië en één met de uitslag van het onderzoek. Overigens werd er in het eerste artikel een foutje gemaakt: volgens de krant was Claus in Bologna gestationeerd in de maanden maart en april van 1944 in plaats van 1945. In het algemene nieuwsartikel op de voorpagina – geschreven door ‘onze Haagse redacteur’ en met een vervolg op pagina elf - werd de nadruk gelegd op de politieke noodzaak voor een antecedentenonderzoek naar Claus. ,,Waarschijnlijk heeft de regering dr. De Jong diens opdracht gegeven naar aanleiding van bepaalde

restricties, die door enkele fractievoorzitters in de Tweede Kamer zijn gemaakt, toen zij door mr. Cals over de antecedenten van de heer Amsberg werden ingelicht. Deze

fractievoorzitters waren bereid hun instemming aan het in te dienen

79 Boomen, Gerard van den en Lammers, Han, Beatrix Claus: een journalistieke documentatie, p 99 80 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, p 213

(33)

goedkeuringsontwerp te geven, indien alsnog geen andere feiten naar voren zouden komen. Uit deze restricties meent men de conclusie te mogen trekken, dat sommige fractievoorzitters er niet zeker van waren dat het onderzoek geen enkele vraag meer open liet.”82 De toenmalige minister-president Cals kwam ook aan het woord in het

algemene nieuwsartikel, alhoewel hij met geen woord over het onderzoek repte. Over het tripje van De Jong zei Cals volgens het nieuwsartikel het volgende: ,,Op dit

ogenblik heb ik er niets over te zeggen. U weet blijkbaar waar hij is.”83 Deze weinig

hulpvolle opmerking stond desondanks groot vermeld op de voorpagina van het

Handelsblad. Verder op in het nieuwsartikel werd Cals wederom aan het woord gelaten. Hij verwees toen op de gevoeligheid en het maatschappelijk belang van het onderzoek. De behoefte naar meer informatie over het verleden van Claus was sterk aanwezig en Cals vond dat deze informatie – mits gevonden – gedeeld moest worden met heel Nederland: ,,Niet alleen de Staten-Generaal, maar ook […] de pers, en dat betekent dus het Nederlandse volk, zullen worden ingelicht. Het zou niet tactisch zijn als dergelijke informatie achterwege zou worden gelaten. Alle informatie, de leuke en minder leuke, zal worden gegeven.”84 De politieke Handelsblad-redacteur verantwoordelijk voor het

betreffende nieuwsartikel was ervan overtuigd dat het onderzoek alle facetten van Claus’ verleden zou behandelen. Dit viel te lezen in de laatste alinea van het

nieuwsartikel: ,,Op grond van onze inlichtingen in de afgelopen dagen, meenden we te mogen aannemen, dat het antecedentenonderzoek zich bijzonder ver heeft uitgestrekt. Men is daarbij bepaald niet over ijs van één nacht gegaan, zo is van ons bevoegde zijde verzekerd.”85 De aangehaalde ‘bevoegde’ bron werd in het artikel niet bekend gemaakt.

Drie dagen later kreeg het volk alle leuke en minder leuke informatie voor zijn kiezen. Op 28 juni 1965 – eveneens de dag waarop Beatrix en Claus zich officieel verloofden – prijkte op de tweede pagina van het Handelsblad de uitslag van het

onderzoek van De Jong in een algemeen nieuwsartikel geschreven door een onbekende

(34)

redacteur. ,,Wij zijn van de slechtste veronderstellingen uitgegaan, maar niets heeft er op gewezen dat door het betrokken legeronderdeel, dat als de krachtigste divisie bekend stond, in de periode maart tot begin mei 1945 […] gewelddaden zijn gepleegd, die bezwaren zouden kunnen zijn”, aldus het gedrukte gedeelte van de officiële

verklaring van De Jong in het desbetreffende nieuwsartikel in het Handelsblad.86

Volgens de onderzoeker voerde Claus samen met zijn legerdivisie een ‘gewone oorlog’ en had hij zich in zijn diensttijd niet schuldig gemaakt aan represaillemaatregelen tegen de bevolking. De onderkop die het artikel sierde was dan ook: ,,De divisie van Claus voerde in maart-mei 1945 normale oorlog.” Na dit algemene nieuwsartikel volgde er geen verdere berichtgeving in het Handelsblad over het onderzoek van De Jong.

2.2.2 Analyse de NRC

,,Spoedopdracht voor dr. De Jong”, kopte de NRC op 25 juni 1965 op de

voorpagina. In het korte en algemene nieuwsbericht – waarbij de naam van de auteur niet stond vermeld - verwees de krant naar het tripje van De Jong. Op dat moment giste de NRC-redacteur verantwoordelijk voor het artikeltje nog naar De Jongs motieven achter diens plotselinge tripje naar Italië. De volgende zinnen uit het betreffende nieuwsartikel waren dan ook cursief gedrukt, om aan te tonen dat het slechts om speculaties ging: ,,Dezelfde zegsman [correspondent van Reuter in Milaan] heeft meegedeeld dat dr. De Jong vandaag vermoedelijk naar Bologna zou gaan, waar de 90ste Duitse pantserdivisie was gestationeerd in maart en april 1945. Reuter voegt hieraan toe dat de heer von Amsberg bij deze divisie zou hebben gediend. Als dit inderdaad het geval is geweest, rijst het vermoeden dat de opdracht van de heer De Jong betrekking heeft op een verder antecedentenonderzoek.”87

Dit vermoeden bleek juist. Op de dag van de officiële verloving – te weten 28 juni 1965 – berichtte de NRC voor de tweede maal over het onderzoek van De Jong.

(35)

Ditmaal op de tweede pagina met een nieuwsanalyse getiteld ‘Geen feit ten ongunste van C. von Amsberg’, geschreven door een correspondent uit Amsterdam. Het artikel ging grondig in op de resultaten van het onderzoek van De Jong, die hij zelf had medegedeeld tijdens een persconferentie bij zijn terugkomst op vliegveld Schiphol. Overigens met toestemming van de toenmalige minister-president. In de nieuwsanalyse stond het volgende te lezen: ,,De heer von Amsberg heeft – blijkens zijn eigen opgave in een onderhoud met minister-president Cals – van maart tot begin mei 1945 deel uitgemaakt van een Stüringeschützabtellung van de negentigste

Pantzergrenadierdivision. Er is bij dr. De Jong geen spoor van twijfel achtergebleven dat dit een divisie is geweest niet van de SS, doch van de weermacht.”88 Even verderop

in het artikel ging de Amsterdamse correspondent wederom in op de geruchten dat Claus mogelijk een SS’er was. ,,Naar aanleiding van een vraag over een foto van de heer von Amsberg in militair uniform waarop men een doodskopembleem op zijn kraag ziet, zei de heer De Jong dat dit embleem in Duitsland al heel lang in gebruik is. Reeds vóór de Eerste Wereldoorlog was dat het geval bij de huzarenregimenten, waaruit zich de tankdivisies hebben ontwikkeld. Weliswaar zijn in de Tweede Wereldoorlog er zg. SS-Totenkopfregimenten geweest die dus ook een doodskop

droegen, maar dit teken te zien als een teken van lidmaatschap van de SS is er volstrekt naast, zo besloot de heer De Jong.”89 Opvallend is de nauwkeurigheid waarmee de

auteur van de nieuwsanalyse de resultaten van het onderzoek behandelde en de aandacht die hij of zij besteedde aan de methodiek van De Jongs onderzoek. Zo bleek uit de nieuwsanalyse onder andere dat er in het onderzoek rekening was gehouden met een maximaal grondgebied waarop mogelijk kon zijn gevochten door de divisie

waartoe Claus behoorde.

88 NRC, 28-06-1965, p 2

(36)

2.3 ‘Het is goed’: de officiële verloving

Ondanks het rapport van professor Lou de Jong, bleven veel Nederlanders sceptisch over Claus als de huwelijkskandidaat voor hun Beatrix. Zo stuurde een groep van 115 oud-illegalen op 22 juni 1965 een telegram naar de toenmalige minister-president Cals. Daarin stond een oproep tot een referendum waarin het volk kon beslissen of ze Beatrix wel wilden houden als troonopvolgster of dat zij liever haar zus Margriet aan het hoofd van de monarchie hadden staan.90 Het mocht niet baten, want op 28 juni 1965 was de officiële bekendmaking van de

verloving. Beatrix en Claus presenteerden zich voor het eerst en public aan het Nederlandse volk, begeleid door koningin Juliana en prins Bernhard. De koningin probeerde het Nederlandse volk te overtuigen van de keuze van haar dochter met de woorden ‘het is goed.’91 Daarna gingen de

interviews van start. Beatrix en Claus werden onderworpen aan meerdere vragenvuren, waarbij de verbale kannonen vooral op Claus waren gericht. Hij moest het met name ontgelden tijdens het tv-interview met journalistpresentator Herman Felderhof. Felderhof vroeg onder andere aan Claus of deze wel eens een film had gezien over concentratiekampen, of hij in zijn jeugd geen antisemiet was en of Claus al wel eens had kennisgemaakt met enkele vertegenwoordigers van het voormalige verzet. Felderhof’s brutale vragen bereikten een hoogtepunt met: ,,Kunt u straks als Nederlander de herdenking van de vierde mei meevieren en hebt u daarover dezelfde gevoelens, zoudt u denken, als de goede Nederlanders zelf?” Felderhof vervolgde: ,,U kunt uiteraard in uw moedertaal antwoorden. Dat verstaan we nog wel.”92

De Belgische krant De Gazet van Antwerpen sprak achteraf schande van dit interview. ,,Met open kaart spelen en informatie had het stellen van een reeks van brutale, onwelvoeglijke vragen geen uitstaans meer. Het is dan ook onbegrijpelijk dat regering en hof en de

Rijksvoorlichtingsdienst, die traditioneel niets te verklaren heeft, dit hebben geaccepteerd.”93

Een groot deel van de nationale media was juist positief gestemd over het tv-interview. Zo sprak

90 Lammers, Fred J., Koningin Beatrix: een instituut, majesteit in een kritische samenleving, (De Bilt: Bosch & Keuning,

1997), p 68

91 Boomen, Gerard van den en Lammers, Han, Beatrix Claus: een journalistieke documentatie, p 119 92 Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict, p 214

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De uitkomst van die confrontatie zou beslissend zijn voor het verdere leven van Jimmy Carter, maar ook voor Amerika, want hij zou tenslotte de 39ste president van de Verenigde

Het is toch op zijn minst opmerkelijk dat de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Ali Alatas, tijdens een vertrouwelijk gesprek met minister Van Mierlo op 22 januari 1996

Toen het arme kind door allerlei idioten onder haar neus werd gewreven dat zij afstand diende te nemen van het parcours van haar vader, heb ik wel eens op het punt gestaan haar op

Overigens mag aan al degenen in ons land die zich zorgen maken over het zelfbewustere optreden van het vergrote Duitsland, en zeker aan al degenen die daar, op al dan niet

Op het gemor onder de Vrijheidsbonders naar aanleiding van deze aberratie reageerde Elout in het Handelsblad dat zijn krant door geen enkele partij gerekend wenste te worden tot

Poll hoorde via Lien Heyting dat Kousbroek zijn medewerking aan cs wilde hervatten, maar daaraan de voorwaarde verbond dat de vraag waarover hij schreef en de vraag of zijn

Daarna is beschreven hoe de nrc in de jaren zestig op oude glorie teerde en werd gegijzeld door haar hoofdredacteur, totdat zijn adjunct hem van de troon stootte; geschetst is hoe

Ter beschikking zijn onder andere: bevruchte eitjes van waterleliehaantjes uit de twee groepen en voedselplanten voor beide groepen.. 4p 2 † - Stel een werkplan op, waarin je