Vraag nr. 253 van 17 juli 1997
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN OCMW-raadsleden – Inzagerecht
Artikel 36 van de OCMW-wet bepaalt dat de leden van de raad van maatschappelijk welzijn het recht hebben om ter plaatse kennis te nemen van alle stukken en dossiers betreffende het openbaar cen-trum voor maatschappelijk welzijn.
Het lijkt me dan ook logisch dat zij, wanneer zij lid zijn van een algemene vergadering van een vereni-ging opgericht conform hoofdstuk XII van de O C M W- w e t , recht hebben op inzage van de stuk-ken en dossiers betreffende deze vereniging. Toch signaleerde een OCMW-raadslid dat hij, a l s lid van de algemene vergadering van een vereni-ging die een ziekenhuis uitbaat en waarvan het OCMW partner is, geen inzage kreeg in de stukken met betrekking tot de werking van deze vereniging. Navraag bij enkele OCMW's leerde me dat het inzagerecht van een raadslid in een dergelijk geval erg willekeurig wordt bepaald.
1. Werd dit probleem reeds aan de minister gesig-naleerd ? Hoe wordt de willekeurige toepassing van het inzagerecht verholpen ?
2. Mag men inzage weigeren aan een raadslid in dergelijk geval ?
Waar kunnen raadsleden die met een weigering tot inzage worden geconfronteerd hun rechten op korte termijn afdwingen ?
Antwoord
1. Artikel 126 § 1 van de organieke OCMW- w e t bepaalt dat de verenigingen opgericht overeen-komstig hoofdstuk XII van deze wet, in beginsel worden beheerd volgens dezelfde regelen als de O C M W ' s. Voor de aangelegenheden die niet expliciet geregeld zijn in hoofdstuk XII van de OCMW-wet, of waarvoor in de statuten van de vereniging geen specifieke voorschriften wer-den opgenomen, dient de vereniging zich dus te houden aan de beheersregelen die gelden voor de OCMW's. Dit betekent dat de raadsleden die deel uitmaken van de algemene vergadering van de vereniging overeenkomstig artikel 36 van de genoemde wet in beginsel het recht heb-ben om ter plaatse inzage te nemen van alle
a k t e n , stukken en dossiers betreffende de ver-eniging.
Tot op heden weren mij geen moeilijkheden in dit verband gesignaleerd.
2. Er bestaan geen bijzondere administratieve pro-cedures die het raadslid toelaten om, in geval van weigering, zijn/haar inzagerecht op korte termijn af te dwingen.
Een eventuele weigering van het inzagerecht dient in de eerste plaats te worden gesignaleerd aan de voorzitter van de vereniging. Blijft hij in gebreke, dan kan het betrokken raadslid klacht indienen bij de toezichthoudende overheid. Die kan een onderzoek instellen en het bestuur aan-manen om zijn verplichtingen na te komen en eventueel de procedure bedoeld in artikel 113 van de organieke OCMW-wet inzetten.