Vraag nr. 109 van 3 juli 1997
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Regeringsbesluit ziekenhuiserkenning – "Genees-heer”
Het besluit van de Vlaamse regering van 18 febru-ari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van ziekenhuizen, z i e k e n-h u i s d i e n s t e n , onderdelen van ziekenn-huizen en samenwerkingsvormen (Belgisch Staatsblad 17 mei 1 9 9 7 , b l z . 12.369) vermeldt in artikel 3, § 2, 3° de "lijst van de geneesheren".
1. Waarom werd hier niet de gangbare titel "arts" g e b r u i k t , die daarenboven meer "gelijke kan-sen" inhoudt ?
2. Wordt het gebruik van seksegebonden bena-mingen in de regelgeving van de Vlaamse over-heid systematisch bewaakt ? Wie is hiervoor verantwoordelijk ?
Antwoord
1. In het besluit van de Vlaamse regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van ziekenhui-zen, ziekenhuisdiensten, onderdelen van zieken-huizen en samenwerkingsvormen wordt in arti-kel 3, § 2, 3° inderdaad gesproken over de "lijst van geneesheren".
Het gebruik van de term "geneesheer" in het besluit is wellicht – onbewust – geïnspireerd vanuit het bestaande jargon in de ziekenhuiswe-reld en, b i j g e v o l g, in de ziekenhuiswetgeving. Zo bijvoorbeeld is de benaming "hoofdg e n e e s -heer" sterk ingeburgerd, terwijl men anderzijds over "huisarts" spreekt. De in het besluit gehan-teerde terminologie sluit met andere woorden aan bij een bestaande taalcultuur en beoogt geenszins een bepaalde seksegebonden bena-ming te promoten.
Ik deel evenwel ten volle de bekommernis van de Vlaamse volksvertegenwoordiger voor het gebruik van een terminologie die meer oog heeft voor de gelijkheid tussen mannen en vrou-wen. Ik ben dan ook geneigd te denken dat het argument van het "aansluiten bij de bestaande taalcultuur" niet afdoende is. Het is overigens zeer de vraag in welke mate de bestaande taalcultuur nog aansluit bij de realiteit van de huidi -ge medische praktijk. Het kan niet worden
ont-kend dat het artsenkorps in toenemende mate vervrouwelijkt. Cijfers bewijzen dit. Volgens de meest recente gegevens bestaat bijna 24 % van het artsenkorps (huisartsen en specialisten) uit vrouwen. In 1990 was dit nog maar 17 %. Deze tendens tot feminisering zal zich de komende jaren overigens nog sterker doorzetten, vermits het aantal vrouwelijke studenten geneeskunde hoger ligt dan het aantal mannelijke. De slaag-cijfers van de eerste toelatingsproef voor stu-denten geneeskunde die in juli 1997 werd geor-ganiseerd, kunnen we in dit verband zeker niet onvermeld laten. Van de 680 geslaagden zijn er 264 jongens (39 %) en 416 meisjes (61 %).Alles wijst er dus op dat de term "geneesheer" inder-daad binnen afzienbare tijd een hopeloos ach-terhaald anachronisme zal worden.
In het licht van deze bevindingen is het zeker te verdedigen om ons – ook in de wetgeving – een meer pro-actieve taalcultuur eigen te m a k e n . Het systematisch gebruik van het geslachtsneutrale woord "arts" in plaats van "geneesheer" lijkt me daartoe een eerste belangrijke stap.
Ik meld de Vlaamse volksvertegenwoordiger dat ik – in de lijn van deze redenering – ook het idee niet ongenegen ben om in de toekomst de term "geneesvrouw" ingang te laten vinden. En waarom niet "vroedm a n" ..., al maakt de manifeste ondervertegenwoordiging van de mannen in dit mooie beroep deze optie voorals-nog te weinig "evidence based".
2. Binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeen-schap waken zowel de dienst Gelijke Kansen in Vlaanderen als de emancipatieambtenaar over gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Over-eenkomstig een advies van de Nederlandse Taalunie en het actieplan van de Interdeparte-mentale Commissie Gelijke Kansen, b e w a a k t de cel Taaladvies van het departement Coördi-natie bij taal- en legistiek advies het genderper-spectief in teksten. Uiteraard zijn ook deze diensten nooit te oud om (bij) te leren.