• No results found

Vraag nr. 237 van 7 juli 1997 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 237 van 7 juli 1997 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 237 van 7 juli 1997

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Bijscholing leerkrachten – Evaluatie

Het is pas sinds de laatste begroting dat het onder-wijs in Vlaanderen een herkenbaar budget krijgt voor bijscholing van leerkrachten. Voor buiten-staanders valt het nu des te meer op hoe weinig geld specifiek voor deze bijscholing wordt gereser-veerd door de Vlaamse overheid.

Gelukkig investeren scholen ook zelf van hun wer-kingsmiddelen in bijscholing. Toch ervaren zij con-crete moeilijkheden.

Opleidingen en cursussen, vooral die in samenwer-king met het bedrijfsleven, zijn duur voor scholen. Ze hebben dikwijls overdag plaats, zodat de leer-lingen een zinvol alternatief moeten krijgen dat onder andere afhangt van de beschikbaarheid van de collega's op dat ogenblik. Wanneer cursussen 's avonds of in het weekend plaatshebben, kan men geen deelname eisen, daar leerkrachten dit niet kunnen compenseren. Gelukkig hebben vele leer-krachten genoeg idealisme en gaan ze spontaan in op het aanbod.

1. Heeft de minister een overzicht van de bijscho-lingen die de "gemiddelde" leerkracht volgt in het algemeen secundair onderwijs (ASO), h e t technisch secundair onderwijs (TSO), het bij-zonder secundair onderwijs (BSO) ?

2. Bestaan er simulaties of cijfergegevens over de totale bedragen die scholen A S O, T S O, B S O aan bijscholingen uitgeven ?

3. Zijn er reeds experimenten opgezet om de praktische problemen die bijscholingen veroor-zaken voor een schoolorganisatie te verhelpen ? Welke ? Met welk resultaat ?

Antwoord

1 en 2. Mijn departement beschikt niet over een overzicht van de bijscholingen die de "gemid-delde" leerkracht volgt. Evenmin bestaan er simulaties of cijfergegevens over de totale bedragen die ASO, TSO en BSO aan bijscholin-gen uitgeven.

Het decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenopleiding en de nascholing voert vanaf 1 september 1996 een nieuwe bijscholingsregeling

voor het schoolpersoneel in, waarbij de nadruk ligt op "vraaggestuurde nascholing" in plaats van "aanbodgerichte navorming".

Laatstbedoeld systeem, dat zich richt tot de cen-tra voor navorming, wordt dan ook financieel afgebouwd, en dit tot en met 31 augustus 1999. Het aandeel van de middelen die in de volgende begrotingsjaren aan nascholing zal worden b e s t e e d , wordt steeds belangrijker. G e n o e m d decreet voorziet immers in een significante stij-ging van de nascholingskredieten : van 92 mil-joen in het jaar 1996 tot 530 milmil-joen (niet-geïn-dexeerd) in het jaar 2003.

Het nieuwe stelsel, dat voor het secundair onderwijs ingaat vanaf het begrotingsjaar 1997, is drieledig. Enerzijds worden financiële midde-len ter beschikking gesteld van de koepelorga-nisaties respectievelijk de scholen, en anderzijds reserveert de Vlaamse regering voor zichzelf middelen om in het kader van vastgelegde beleidsprioriteiten nascholingsactiviteiten te ontplooien.

Het nascholingsbudget beschikbaar voor de scholen van het secundair onderwijs bedraagt (niet-geïndexeerd) 16 miljoen voor het begro-tingsjaar 1997 en loopt op tot 240 miljoen (niet-geïndexeerd) voor het begrotingsjaar 2003. Het aandeel van elke school daarin wordt bere-kend op basis van het aantal voltijdse organieke betrekkingen in de onderscheiden personeelsca-tegorieën op 1 februari van het voorafgaand begrotingsjaar.

Het in 2 schijven toegekende geld kan uitslui-tend voor zijn bestemming worden aangewend en is twee jaar overdraagbaar.

Het boven geciteerde decreet zal, conform arti -kel 57 ervan,na 8 jaar onderworpen worden aan een evaluatie.

Het verificatiekorps van het Onderwijsdeparte-ment houdt toezicht op het gebruik van het nascholingsgeld door de scholen, terwijl de onderwijsinspectie is gelast na te gaan in welke mate de nascholing de kwaliteit van de school-werking heeft bevorderd.

In het huidige stadium lijkt het voorbarig reeds conclusies te trekken.

3. Het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 tot vastlegging van het pakket uren-leraar

(2)

in het voltijds secundair onderwijs stelt in arti-kel 15ter het principe van de vrije aanwending voorop.

De aan een voltijds secundaire school toegeken-de zogenaamtoegeken-de lerarenomkatoegeken-dering kan wortoegeken-den gebruikt voor de organisatie van (gefinancierde of gesubsidieerde) zowel effectieve lesuren als uren die geen lesuren zijn, waaronder ook bij-of nascholing wordt begrepen.

De regeling van het dagdagelijks schoolgebeu-ren en de roostertechnische werkzaamheden ressorteren onder de bevoegdheid van de onderwijsverstrekkers.

De overheid ziet er wel op toe dat de reglemen-tering op het optimaal gebruik van de schooltijd (besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991) wordt gerespecteerd en dat de door haar goedgekeurde leerplannen volledig worden afgewerkt.

Concreet betekent dit dat inrichtende machten en schooldirecties zelf de noodzakelijke prakti-sche maatregelen nemen (bijvoorbeeld tijdelij-ke vervanging door collega's, herschikking van u u r r o o s t e r s, . . . ) , opdat het volgen van nascho-lingsprojecten de normale gang van zaken niet zou verstoren.

In de vraaggestuurde nascholing is het belang-rijk dat een schoolteam autonoom en collegiaal beslist welke vernieuwingen op school zullen worden doorgevoerd en hoe deze vernieuwin-gen zullen worden geïntegreerd in de schoolcul-t u u r. Dischoolcul-t impliceerschoolcul-t gezamenlijke reflecschoolcul-tie, waarbij de competentie die op school aanwezig is maximaal wordt benut en waarbij de externe expertise op een efficiënte manier wordt aange-wend. Voor de scholen is het derhalve van zeer groot belang om een goed overzicht te hebben van de organisaties die op deze vraaggestuurde markt een nascholingsaanbod aanbieden. Het is verder de taak van de scholen om na te gaan of de geraadpleegde organisatie de vraag tot nascholing op een kwalitatieve manier kan invullen.

Het departement Onderwijs nam in januari 1996 het initiatief om aan alle scholen een "navormingsrepertorium voor het onderwijs-personeel" toe te sturen. In dit repertorium werd een overzicht gegeven van organisaties die zich inlaten met de nascholing van leerkrachten en andere personeelsleden uit het onderwijs,

met vermelding van de aard van de nascholing die ze aanbieden.

Anderzijds bepaalt artikel 53 van genoemd decreet dat de beleidsprioriteiten die door de overheid inzake nascholing worden vastgelegd, ook rekening moeten houden met marktdefi-ciënties. Het is dus de taak van de overheid om nascholingsinitiatieven te subsidiëren die niet door de aanbieders van nascholing worden i n g e v u l d . Teneinde deze behoeften te detecte-ren, werd er in de loop van de maand juni een enquête verstuurd naar de basisscholen en naar de secundaire scholen. In de doorlichtingen van de inspectie zal eveneens systematisch worden gepeild naar tekorten in het aanbod.

Vanaf de maand september 1997 zal, in het kader van de evaluatie van het decreet, e e n onderzoeksproject worden opgestart, w a a r b i j wordt nagegaan hoe een aan de school aange-past nascholingsbeleid ontstaat en door welke factoren het planningsproces wordt bepaald. Eveneens zal worden onderzocht welke de effecten zijn van een lokaal ontwikkeld nascho-lingsbeleid op het functioneren van scholen en van individuele leerkrachten en hoe het nascho-lingsbeleid evolueert in relatie met de ontwik-kelingen in het aanbod.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien er geen afwijkingen op de subsidievoor- waarden waren toegestaan, zouden slechts aan 8 van de 12 dagverzorgingscentra die worden beheerd door een VZW en 2 van de 8

In steden of agglomeraties waar meerdere cen- tra erkend zijn, kan in overleg een zekere spe- cialisatie totstandkomen, op voorwaarde dat voor de bevolking een zo volledig

Het lijkt me dan ook logisch dat zij, wanneer zij lid zijn van een algemene vergadering van een vereni- ging opgericht conform hoofdstuk XII van de O C M W- w e t , recht

Alleen het ontwikkelen van een inclusief beleid, waarbij vanuit alle beleids- sectoren tegelijkertijd maatregelen worden geno- m e n , kan een structurele oplossing bieden

De beroepsorganisatie van kinderpsychiaters ijvert voor een betere rege- ling van de honoraria van kinder- en jeugdpsy- chiaters en voor een erkenning van de

Mag ik van de minister vernemen wie deze lijst o p m a a k t , wanneer deze lijst wordt gepubliceerd en wat de toegevoegde waarde van deze lijst is voor de ambtenaren, voor

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag nr. 237 van 7 juli 1997 van de

Anderzijds bepaalt artikel 1, § 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 tot gelijkstel- ling van bekwaamheidsbewijzen die toegang geven tot de ambten van