• No results found

Vraag nr. 2 van 27 september 1999 van de heer JOHAN DE ROO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 2 van 27 september 1999 van de heer JOHAN DE ROO"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 2

van 27 september 1999

van de heer JOHAN DE ROO

Onderwijsfinanciering – BTW-opbrengsten

Op 23 december 1998 pakte voormalig gemeen-schapsminister Van Cauwenberghe uit met een nota waaruit bleek dat de twee gemeenschappen sinds 1990 ongeveer 8 miljard te weinig hebben ge-kregen voor hun onderwijsbeleid.

Volgens de financieringswet van 1989 wordt het deel van de BTW-opbrengst dat de federale over-heid doorschuift naar de gemeenschappen jaarlijks aangepast aan de inflatie en de denataliteit, de da-ling van het aantal jongeren. Voor de denataliteits-correctie wordt als parameter het aantal min-18-j a-rigen op 30 juni van elk jaar gebruikt.

1. Kloppen deze cijfers van de heer Van Cauwen-berghe ? Zo ja, dan heeft Vlaanderen nog recht op 4,6 miljard afkomstig van de BTW-o p-brengst.

2. Wanneer werd dit bedrag eventueel uitbetaald ? 3. Welke maatregelen heeft de minister genomen om dergelijke fouten in de toekomst tijdig te detecteren ?

4. Beschikt men voor 1999 al over de juiste denali-teitscorrectie ?

Antwoord

Zoals de Vlaamse volksvertegenwoordiger reeds stelt in zijn vraag, wordt het toegewezen deel van de BTW-opbrengsten aan de gemeenschappen jaarlijks aangepast aan de inflatie en de denatali-t e i denatali-t , volgens een in de bijzondere financieringswedenatali-t van 1989 gedetailleerd omschreven berekenings-mechanisme.

Daarbij wordt telkens vertrokken vanuit b a s i s b e -dragen voor 1989 die in de bijzondere wet zelf wor-den bepaald voor elke gemeenschap. Deze basisbedragen worden telkenjare aangepast aan de e v o l u -tie van de index van de consump-tieprijzen.

Anderzijds wordt op de som van de basisbedragen een c o r r e c t i e f a c t o r toegepast voor de "denataliteit" of de vermindering van de bevolking tot 18 jaar. Om deze reden wordt de berekening van het toe-gewezen gedeelte van de BTW-opbrengst voor be-grotingsjaar t afgestemd op de evolutie van het

aantal inwoners jonger dan 18 jaar op 30 juni van het jaar t-1 voorafgaand aan het begrotingsjaar t, ten opzichte van het referentietijdstip 30 juni 1988. Evenwel wordt met deze stijging of daling ten op-zichte van de referentiedatum van 30 juni 1988 slechts voor 80 % rekening gehouden. De aldus vastgestelde evolutie, berekend voor de gemeen-schap met de sterkste nataliteit of de zwakste de-nataliteit (grootste stijging of geringste daling van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar), is bepa-lend voor de middelentoewijzing.

(aantal inwoners in de V l . / Fr. Gemeenschap op 30/6 van het jaar voorafgaand aan begrotingsjaar t) (aantal inwoners in de V l . / Fr. Gemeenschap op 30/6 van het jaar 1988)

De basisgegevens voor de berekening van de cor-rectiefactor werden verstrekt door het ministerie van Fi n a n c i ë n , op basis van de gegevens van het R i j k s r e g i s t e r. Er werden echter aanzienlijke afwij -k i n g e n vastgesteld tussen de gehanteerde gegevens en de (inmiddels bijgestelde) cijfers van het Rijks-register. Deze afwijkingen spruiten voort uit : – een overschatting van de noemer (= het aantal

jongeren op 30 juni 1988) ;

– een onderschatting van de teller (= het aantal jongeren op 30 juni van het jaar t-1).

Deze vaststelling, met name de overschatting van de noemer en de onderschatting van de teller, g a f aanleiding tot een te kleine correctiefactor voor de aanpassing van het toegewezen gedeelte van de B T W- o p b r e n g s t , zodat de gemeenschappen minder middelen hebben ontvangen dan vooropgesteld volgens de regeling in de bijzondere financierings-wet.

Na onderzoek is gebleken dat het aantal jongeren op een bepaalde datum afhankelijk is van het obser -v a t i e m o m e n t. De statistische gege-vens -van het aan-tal inwoners jonger dan 18 jaar zijn permanent aan wijzigingen onderhevig. Niettemin vertoont de ge-gevensverzameling een jaarlijks terugkerend bijna gelijkvormig patroon, zodat bij het meten van de evolutie van de bevolkingsgroep het waarnemings-tijdstip uiterst belangrijk is.

(2)

bij-gevolg een onderraming van de teller, zijnde het aantal jongeren op 30 juni van het jaar t-1).

In het verloop van de gegevensverzameling komt er nadien een zekere "overshooting" tot stand door dubbeltellingen, die een top bereikt rond het tweede jaar. Dit is echter het observatiemoment voor de vaststelling van het aantal jongeren jonger dan 18 jaar op 30 juni 1988 (gemeten op 30 juni 1 9 9 0 ) , zodat we een overraming krijgen van de noemer van de correctiefactor. Nadien daalt dit a a n t a l , omdat er blijkbaar jaren nadien nog dub-beltellingen worden weggehaald (stabiliseringsfase van de statistische gegevens).

Uit een berekening van het ministerie van Fi n a n-ciën blijkt dat de neerwaartse herziening van het basisjaar 1988 en de opwaartse herziening van elk van de daaropvolgende jaren een verschil in midde-lentoewijzing creëert voor de begrotingsjaren 1990-1999 ten belope van 8.024,4 miljoen frank, h e t z i j 4.618,1 miljoen frank voor de Vlaamse Gemeen-schap en 3.406,5 miljoen frank voor de Franse Ge-m e e n s c h a p. Naar aanleiding van de federale begro-tingscontrole 1999 werd beslist dat de federale overheid reeds 4 miljard van deze schuld zou door-storten aan de gemeenschappen, waarvan 2,3 mil-jard voor de Vlaamse Gemeenschap. De resterende achterstal wordt gebudgetteerd in de initiële be-groting 2000.

Tussen de federale overheid en de gemeenschap-pen dient er een regeling te worden uitgewerkt voor de toekomst. Momenteel zijn er gesprekken aan de gang in het kader van de Interministeriële Confe-rentie van Financiën en Begroting, die tot een de-finitieve regeling van deze problematiek moeten aanleiding geven.

Enerzijds moet – volgens het principe van de wet-telijkheid – de noemer van de correctiefactor het aantal inwoners jonger dan 18 jaar zijn op 30 juni 1 9 8 8 , zoals gesteld in de bijzondere financierings-w e t . Dit geeft aan dat het begrip zo accuraat moge-lijk moet worden gekwantificeerd, en niet afhanke-lijk van een (al dan niet bij consensus aanvaard) observatiemoment.

Anderzijds moeten voor de bepaling van de gege-vens van de teller afspraken worden gemaakt over het moment van de vaststelling van de gegevens. Aangezien het aantal inwoners jonger dan 18 jaar noch bij de opmaak van een initiële begroting, noch bij de opmaak van een begrotingscontrole volledig bekend zal zijn (opbouwfase van de gege-v e n s ) , zullen de aldus berekende middelen syste-matisch te laag zijn. Dit betekent dat een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanaf 23 augustus is een verdere uitbreiding van de bedieningsuren van kracht, waarbij de sluis in Evergem continu wordt bediend van maandagochtend 6 uur tot

Hoe concreet en specifiek tewerk wordt gegaan voor de problematiek van de bestemming van de vrijgekomen specie bij de aanleg van het D e u r g a n c k d o k , hangt af

De ombouw van de N49 is zowel voor de minis- ter als voor de administratie Wegen en Verkeer een beleidsprioriteit, zo niet zouden er met de vele noden die zich overal

Ik heb terzake momenteel geen sluitende on- derzoeksgegevens, maar Kind en Gezin, dat mo- menteel de gegevens van een uitgebreide en- quête rond de flexibiliteit van zowel

Naar aanleiding van mijn schriftelijke parlementai- re vraag nr 276 van 26 mei 1999, verklaarde de mi- nister vice-president dat men in het kader van het onderzoek naar de

Wanneer het gemeentebestuur zelfs na een aan- tal formele aanmaningen geen jeugdwerkbe- leidsplan opmaakt, kan de Vlaamse Gemeen- s c h a p, bij wijze van uitzondering, op grond

De lokale jeugdwerkinitiatieven worden voor de opmaak van het eigen jeugdwerkbeleidsplan begeleid door een medewerker van de afdeling Jeugd en Sport.. Bovendien kunnen de

Met betrekking tot het in gebreke blijven van som- mige gemeenten om een erkende openbare biblio- theek op te richten, bestaat de enige realistische oplossing in een beslissing