• No results found

I N H O U D Onwettige uitoefening van het beroep van zelfstandig boekhouder (-fiscalist) voor rekening van derdenOverzicht van tien jaar rechtspraak

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "I N H O U D Onwettige uitoefening van het beroep van zelfstandig boekhouder (-fiscalist) voor rekening van derdenOverzicht van tien jaar rechtspraak"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 Afgiftekantoor 9000 Gent X Tweewekelijks Verschijnt niet in juli

23 oktober 2007 : beurs Citizen Jobs

Op dinsdag 23 oktober 2007 is het BIBF aanwezig met een stand op de beurs Citizen Jobs voor de non-profit sector (Brussel). Op zijn stand zal het Instituut de vragen van de aanwezige vzw-verantwoordelijken beant- woorden. De heer Kurt Winkelmans, lid van de Nationale Raad, zal een rondetafel animeren over het thema

«De nieuwe boekhoudkundige verplichtingen van de vzw». Dezelfde workshop zal aan de Franstalige bezoekers door Mevrouw Maria Ploumen, Ondervoorzitter BIBF, worden voorgesteld.

Voor meer info : www.bibf.be en www.citizenjobs.be.

FLASH

Sinds 1993 heeft de wetgever(1) de Nationale Raad van het BIBF de opdracht gegeven er over te waken dat de toegangsvoorwaarden tot het beroep van boekhouder worden nageleefd en dat de vastgestelde overtredingen bij de gerechtelijke overheid worden aangeklaagd.

Het BIBF waakt er dus over dat alleen de door het BIBF

‘erkende’ personen of rechtspersonen boekhouddiensten voor rekening van derden aanbieden. Het exclusief recht om het beroep uit te oefenen is toegekend aan de erken- de boekhouders (-fiscalisten)(2) op basis van de kaderwet van 1 maart 1976 en de wet van 22 april 1999. De wet voorziet correctionele straffen bij overtreding. Dit geldt

(1) Kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de be- roepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, B.S. 17 maart 1976; Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, B.S. 11 mei 1999.

(2) Op grond van artikel 48 van de wet van 22 april 1999 zijn de boekhoudkundige activiteiten voor derden tevens voorbehouden aan de externe accountants en be- drijfsrevisoren evenals aan hun stagiairs.

I N H O U D

Flash

1

Onwettige uitoefening van

het beroep van zelfstandig boekhouder (-fiscalist) voor

rekening van derden 1

Onwettige uitoefening van het beroep van zelfstandig boekhouder (-fiscalist) voor

rekening van derden

Overzicht van tien jaar rechtspraak

ook voor de rechtspersonen, hun organen en aangestelde mandatarissen.

Alle personen of rechtspersonen, die het beroep van boekhouder uitoefenen en niet door het BIBF werden erkend, met uitzondering van hen die door het IAB (In- stituut van de Accountants en de Belastingconsulenten) en het IBR (Instituut van de Bedrijfsrevisoren) werden erkend om de hoger vermelde beroepsactiviteit te mogen voeren, begaan aldus een misdrijf, vatbaar voor strafsanc- ties, gevangenisstraffen inbegrepen.

(2)

Bij de uitvoering van deze taak doet het BIBF regelmatig beroep op de inspectiediensten van de FOD Economie, KMO, Middenstand & Energie en informeert de gerech- telijke diensten en de parketten ook op hun verzoek.

Het Instituut heeft intussen een jurisprudentie van meer dan tien jaar kunnen opbouwen. Stap voor stap heeft het samen met zijn advocaten gewerkt aan de dossiers om een goede argumentatie op te bouwen teneinde elke inbreuk op bovenvermelde wetten met zo mogelijk gunstig gevolg bij de correctionele rechtbanken te kunnen aanklagen.

Terugblikkend kunnen een aantal vaststellingen gedaan worden, m.b.t. de wijze waarop de strafvervolgingen inge- leid worden, de schadevergoedingen door de rechtbanken toegekend worden, de verschillende door de wetgever voor- ziene sancties door de magistraten opgelegd worden, enz.

1. Het inleiden van de strafvervolging

Het vervolgen van de personen, die het beroep van boek- houder op een illegale wijze uitoefenen, voor de straf- rechter komt het Parket en de Nationale Raad van het BIBF toe.

In het eerste geval kan het Instituut zich bij de procedure voegen door zich burgerlijke partij te stellen en schade- vergoeding te vorderen zonder zelf de inbreuk te moeten bewijzen en zonder aan de rechtbank een toepasselijke straf te vragen, want dat is de rol van de procureur des Konings.

Bij directe dagvaarding vraagt de Nationale Raad van het BIBF aan de bevoegde strafrechtbank de stopzetting van de illegale beroepsuitoefening en vordert hij desgevallend materiële en/of morele schade. In dit geval wacht het Instituut niet op een initiatief van het parket en de on- derzoeksrechter om zich tot de rechtbank te wenden. Bij een dergelijke procedure is het Instituut actiever betrok- ken en moet het de bewijzen van de inbreuk voorleggen evenals de geleden schade.

De mogelijkheid om rechtstreeks te dagvaarden was aan- vankelijk niet zo evident en werd door enkele rechtban- ken betwist. Ook het bekomen van een schadevergoeding was niet vanzelfsprekend. De Correctionele Rechtbank van Eerste Aanleg te Charleroi oordeelde in 1997 dat het BIBF geen beroepsvereniging was en ook geen be- roepsorde en oordeelde de rechtstreekse dagvaarding on- ontvankelijk.

Nochtans beschikt de Nationale Raad volgens artikel 7 van de kaderwet(3) over de bevoegdheid om rechtstreeks te dagvaarden, terwijl het artikel 7, § 2 van dezelfde ka- derwet bepaalt dat «zowel in rechte als om te bedingen en om verbintenissen aan te gaan, het Instituut door toedoen van de Nationale Raad handelt. Deze kan zich laten verte- genwoordigen door de voorzitter of de ondervoorzitter».

Met zijn arrest van 3 maart 1999 heeft het hof van be- roep te Bergen(4) evenwel duidelijk gesteld dat, «indien het BIBF een beroepsvereniging noch een beroepsorde is, ze duidelijk van rechtspersoonlijkheid is voorzien en aldus het recht heeft in rechte te handelen». (vrije vertaling) Het hof onderlijnde dat «opdat de vorderingen, in het bijzonder door middel van rechtstreekse dagvaarding, voor de strafgerechten ontvankelijk zouden zijn, de be- roepsverenigingen het bewijs moeten leveren dat zij een persoonlijk nadeel hebben geleden». (vrije vertaling) Het BIBF verzoekt meermaals de Inspectiediensten de nodige vaststellingen inzake illegale beroepsuitoefening te doen teneinde met zekerheid een procedure te kunnen opstarten. Indien de inspecteurs een inbreuk vaststellen, sturen zij een Pro Justitia aan de procureur van de be- voegde rechtbank. In dit geval komt het de procureur toe een strafvordering in te stellen en stelt het Instituut zich partij inzake de burgerlijke aspecten van de inbreuk.

Indien op het einde van een onderzoek het strafdossier zonder gevolg gerangschikt wordt door het parket, dan heeft het Instituut de mogelijkheid de illegale beroepsbe- oefenaar alsnog rechtsreeks te dagvaarden, voor zover het BIBF over bewijsmateriaal beschikt of kan gebruik ma- ken van de vaststellingen van de inspectiediensten. Dit gebeurt dan ook systematisch.

Bij het zonder gevolg rangschikken van een dossier, kan het parket van oordeel zijn dat het over onvoldoende (zwaarwichtige) gegevens beschikt om tot vervolging over te gaan, maar dikwijls vervolgt het parket niet «wegens andere prioriteiten bij het vervolgingsbeleid».

Wanneer het Instituut rechtstreeks heeft gedagvaard of wan- neer een onderzoekrechter de gedaagde naar de correctio- nele rechtbank heeft verwezen, komt het de correctionele rechtbank toe in concreto de strafsanctie uit te spreken.

De opdracht van de correctionele rechtbank bestaat erin na te gaan of er inderdaad een inbreuk kan vastgesteld

(3) Zie voetnoot 1.

(4) Bergen, 3 maart 1999, JLMB, 9.04.1999, p. 609.

(3)

worden op de wet, met ander woorden of er van een il- legale beroepsuitoefening sprake is. In bevestigend geval zal de rechtbank dan ook een straf uitspreken binnen de mogelijkheden die de wetgever heeft voorzien.

Indien een natuurlijke of rechtspersoon, zoals het Insti- tuut, schade heeft opgelopen als gevolg van de inbreuk door de gedaagde, dan kan de rechtbank ook beslissen dat er een schadevergoeding wordt toegekend en het bedrag ervan vaststellen, voor zover het zich burgerlijke partij heeft gesteld.

2. De strafsancties in geval van wederrechtelijke uitoefening

Artikel 58 van de bovenvermelde wet van 22 april 1999 voorziet welke straffen de rechtbanken kunnen uitspre- ken in geval van illegale uitoefening van het beroep.

De rechtbank heeft de volgende mogelijkheden : het op- leggen van een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 200 tot 2 000 EUR of met één van die straffen alleen.(5)

Artikel 58 van dezelfde wet bepaalt dat de rechtbank bo- vendien de definitieve of tijdelijke sluiting van een deel van de lokalen of van alle lokalen kan bevelen en sedert december 2005 ook de publicatie van het vonnis.

Op basis van andere wetten kan de rechtbank nog bij- komende straffen opleggen, zoals bijvoorbeeld de bijzon- dere verbeurdverklaring(6) van de onrechtmatig verkregen vermogensvoordelen.

2.1. Geldboete en/of gevangenisstraf

Uit de ons bekende vonnissen en arresten blijkt dat de rechtbanken en hoven bij een veroordeling telkens een geldboete opleggen en heel dikwijls een gevangenisstraf, zeker in geval van recidive of indien er ook nog andere misdrijven werden gepleegd, het al of niet hebben van een strafregister, ter kwader trouw zijn, enz.

Anderzijds komt het voor dat, in geval van een blanco straf- register, de rechtbank uitstel verleent aan de uitvoering van de strafrechtelijke aspecten van het vonnis gedurende een

(5) De opdeciemen waarmee de strafrechtelijke geldboetes verhoogd worden bedragen vanaf de datum van de chartale invoering van de EURO in 2002 (wet van 26 juni 2000) «40» en sedert de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalin- gen inzake verkeersveiligheid (art. 36) vastgelegd op «45». Een boete van 200 EUR betekent in werkelijkheid 200 + [200 x 45/10 = 900] = 1 100 EUR en een boete van 2 000 EUR wordt 2 000 + [2 000 x 45/10 = 9 000] = 11 000 EUR.

(6) Art. 42 Strafwetboek, artikel ingevoerd bij wet van 17 juli 1990.

periode van bv. drie jaar of zelfs de uitspraak van de straf- rechtelijke veroordeling opschort voor eenzelfde periode.

2.2. Sluiting van de lokalen

Deze maatregel werd overgenomen uit de kaderwet en aan de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen toegevoegd teneinde de strafbepalingen voor boekhouders (-fiscalisten), accountants, belasting- consulenten en bedrijfsrevisoren gelijk te schakelen.

Artikel 58 van de bovenvermelde wet van 1999 bepaalt dat de rechtbank bovendien «de definitieve of tijdelijke sluiting kan bevelen van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt door degene die zich schuldig heeft gemaakt aan één of meer van de hierboven bedoelde overtredingen».

Het spreekt voor zich dat de rechtbanken soms aarze- len om deze drastische maatregel uit te spreken, zeker wanneer een persoon het beroep van boekhouder illegaal uitoefent in een kantoor dat tevens dienst doet als zijn eigen woonhuis.

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(7) veroor- deelde in oktober 2000 een gedaagde (een geschorste ac- countant) niet alleen tot een geldboete van 100 000 BEF, maar tevens tot het sluiten van de gebruikte lokalen.

Dezelfde rechtbank(8) beval in mei 2003 de sluiting van de lokalen waar de gedaagde het beroep van boekhouder op een onwettige wijze uitoefende. Na een beroepsproce- dure bevestigde het hof van beroep(9) in december 2004 deze maatregel.

Ook de rechtbanken van Nijvel, Bergen, Charleroi, Door- nik, e.a. hebben eveneens bovenop de klassieke geld- en/

of gevangenisstraf, de sluiting van de lokalen bevolen, teneinde de gedaagde te ontmoedigen zijn illegale prak- tijken verder te zetten.

2.3. Publicatie van het vonnis of het arrest

De burger dient te worden geïnformeerd wanneer een persoon of een vennootschap het beroep van boekhou- der wederrechtelijk uitoefent. Het gebeurt te dikwijls dat ondernemingen het slachtoffer zijn van iemand die zijn diensten als boekhouder aanbiedt zonder daartoe ge- machtigd te zijn. Naast het feit dat zij een correctioneel

(7) Corr. Antwerpen, 9 oktober 2000, vonnis nr. 2000/4085, onuitg.

(8) Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, vonnis nr. 1984, onuitg.

(9) Antwerpen, 23 december 2004, Arrest nr. 2004/5940, onuitg.

(4)

sanctioneerbaar misdrijf plegen, voelen dergelijke perso- nen zich bovendien niet gebonden door enige deontolo- gische regel, voldoen ze niet aan de verplichtingen van de witwaswetgeving, scholen zich nauwelijks bij en zijn niet verzekerd via een verzekering inzake beroepsaansprake- lijkheid. Indien er bij de boekhouding iets fout loopt dan hebben de cliënten van dergelijke malafide ‘boekhouders’

nauwelijks verhaal en kunnen in geen geval beroep doen op een aansprakelijkheidsverzekering.

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(10) veroor- deelde in mei 2003 de gedaagde tot een gevangenisstraf, een zware boete, de verbeurdverklaring van de onrecht- matig verworven inkomsten, de sluiting van de lokalen, de ontbinding van de vennootschap en tot publicatie van het vonnis in de «Financieel Economische Tijd». Het hof van beroep(11) bevestigde het eerste vonnis met uitzonde- ring evenwel van de ontbinding van de vennootschap en de publicatie van het vonnis.

De rechtbank van eerste aanleg te Nijvel(12) veroordeelde in oktober 2005 twee beklaagden tot een zware boete, de sluiting van de lokalen met een dwangsom van 205 EUR per dag en de publicatie van het vonnis in de krant ‘Vers l’Avenir’.

De publicatie van een vonnis werd in december 2005 ook als strafmaatregel opgenomen in art. 58 van de wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen :

«de rechtbank kan bovendien de bekendmaking bevelen van het vonnis of van een samenvatting ervan in één of meer dagbladen, of op enige andere wijze; dit alles op kosten van de veroordeelde».

2.4. De bijzondere verbeurdverklaring

De verbeurdverklaring van de onrechtmatig verworven vermogensvermeerdering door het uitvoeren van illegale praktijken, wordt de jongste jaren steeds meer toegepast.

Deze mogelijkheid werd – onafhankelijk van de boven- vermelde wet van 1999 – ingevoerd bij wet van 17 juli 1990. Aan art. 42 van het Strafwetboek, welke handelt over de bijzondere verbeurdverklaring(13), werd een 3°

toegevoegd waarop de verbeurdverklaring kan worden toegepast : «3° Op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, op de goederen en waar-

(10) Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, Vonnis nr. 1984, onuitg.

(11) Antwerpen, 23 december 2004, Arrest nr. 2004/5940, onuitg.

(12) Corr. Nijvel, 26 oktober 2005, Vonnis 2005 /4769, onuitg.

(13) Art. 17 GW. De Grondwetgever verbiedt de algemene verbeurdverklaring. De rech- ter kan dus niet de algemeenheid van de goederen van een veroordeelde verbeurd- verklaren. Elke verbeurdverklaring is derhalve een bijzondere verbeurdverklaring.

den die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkom- sten uit belegde voordelen».

Aansluitend bepaalt het artikel 43bis dat een dergelijke bijzondere verbeurdverklaring op basis van art. 42, 3°

«door de rechter in elk geval kan uitgesproken worden, maar slechts voor zover zij door de procureur des Konings schriftelijk wordt gevorderd».

Dit is dus een strafmaatregel die op initiatief van de pro- cureur wordt bedongen. In sommige gevallen gaat het om zeer hoge bedragen. Het is overigens een zware straf die de «kandidaat onwettige boekhouders» nog het meest zou moeten afschrikken.

Tot nu toe werd een bijzondere verbeurdverklaring nog niet uitgesproken door een Franstalige rechtbank naar aanleiding van een dossier waarbij het BIBF betrokken was. We hebben ook niet kunnen nagaan of dergelijke bijzondere verbeurdverklaringen in casu ook door de be- trokken procureurs gevorderd werden.

De rechtbank van eerste aanleg van Gent(14) sprak in 1999 op dagvaarding van het Openbaar Ministerie, naast het betalen van een boete ook een «bijzondere verbeurd- verklaring uit van de vermogensvoordelen die werden bekomen ingevolge de gepleegde feiten», zijnde meer dan 800 000 BEF. Na beroep van de veroordeelde werd de verbeurdverklaring door het hof van beroep te Gent(15) in oktober 2000 bevestigd, maar daarna hervormd na ver- zet van de veroordeelde, tot een verbeurdverklaring met gewoon uitstel van drie jaar.

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(16) besliste in mei 2003 tot de verbeurdverklaring van de onrecht- matig verworven inkomsten. «Alle erelonen dienen als vermogensvoordeel van het thans aan beklaagden ten laste gelegde misdrijf te worden aanzien. Bij de begroting van het vermogensvoordeel worden de bruto-inkomsten in aan- merking genomen, zonder aftrek te doen van de gemaakte kosten om het misdrijf te realiseren», aldus de rechtbank.

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(17) beval in november 2004 de verbeurdverklaring van een be- drag van 165 000 EUR «zijnde de rechtstreeks verkregen vermogensvoordelen tijdens de incriminatieperiode». De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig waren en wezen op een frauduleuze ingesteldheid bij beklaagden.

(14) Corr. Gent, 31 maart 1999, Vonnis 99/1139, onuitg.

(15) Gent, 30 oktober 2000, Arrest 643/99, onuitg.

(16) Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, Vonnis nr. 1984, onuitg.

(17) Corr. Antwerpen, 24 november 2004, Vonnis 2004, onuitg.

(5)

2.5. Ontbinden van de vennootschap

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(18) veroor- deelde in mei 2003 een geschrapte boekhouder tot een gevangenisstraf, een zware boete, de verbeurdverklaring van zijn onrechtmatig verkregen inkomsten en de slui- ting van de lokalen. De rechtbank sprak tevens de ont- binding uit van de vennootschap en verwees de zaak naar de Rechtbank van Koophandel met het oog op de veref- fening overeenkomstig artikel 35(19) van het Strafwetboek.

De rechtbank stelde «dat duidelijk is aangetoond, dat de vennootschap opzettelijk van haar doel is afgewend om de illegale werkzaamheden van de failliete vennootschap XX verder te zetten. De rechtspersoon is dan ook schuldig als mededader aan de haar ten laste gelegde feiten».

Na beroep van de veroordeelde hervormde het hof van beroep(20) de beslissing van de eerste rechter voor wat betreft de ontbinding van de vennootschap en sprak de vennootschap vrij. De veroordeling ten aanzien van de natuurlijke persoon, die het beroep onwettig uitoefende, bleef evenwel behouden.

2.6. Beroepsverbod

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(21) sprak in november 2004 de verbeurdverklaring uit van de recht- streeks verkregen vermogensvoordelen tijdens de incrimi- natieperiode. De gedaagde werd eveneens veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een beroepsver- bod gedurende tien jaar overeenkomstig het KB nr. 22 van 24 oktober 1934(22). Deze laatste was immers voor- heen al als accountant geschrapt.

(18) Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, Vonnis nr. 1984, onuitg.

(19) Onder de titel «Straffen aan misdaden en wanbedrijven gemeen, toepasselijk op rechtspersonen» bepaalt art. 35 van het Strafwetboek dat «Ontbinding kan door de rechter worden uitgesproken, wanneer de rechtspersoon opzettelijk is opgericht om de strafbare werkzaamheden te verrichten waarvoor hij wordt ver- oordeeld of wanneer hij opzettelijk van zijn doel is afgewend om dergelijke werk- zaamheden te verrichten. Wanneer de rechter de ontbinding uitspreekt, verwijst hij de zaak naar het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van de vereffening van de rechtspersoon.»

(20) Antwerpen, 23 december 2004, Arrest nr. 2004/5940, onuitg.

(21) Corr. Antwerpen, 24 november 2004 Vonnis nr. 2004, onuitg.

(22) KB nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamhe- den uit te oefenen.

3. Vergoeding van de door het Instituut geleden schade

3.1. De materiële schadevergoeding

De personen en rechtspersonen die zich niet aan de re- glementering van het beroep van boekhouder (-fiscalist) houden en zich niet inschrijven op het tableau, onttrek- ken zich aan de bij wet verplichte bijdrage.

De bijdrage wordt terzake niet beschouwd als het «lid- maatschap van een vereniging» waarbij men in principe uit vrije wil aansluit, maar een verplichting door de wet opgelegd om het functioneren van het Instituut te garan- deren, m.a.w. zijn wettelijke opdracht te vervullen, zijnde de bescherming van de titel en van de uitoefening van het beroep.

Via de jaarlijkse bijdrageplicht betalen de boekhouders overigens ook een bijdrage voor de Cel voor Financi- ele Informatieverwerking in het kader van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en fi- nanciering van het terrorisme en een bijdrage bestemd voor de werkingskosten(23) van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.

Slechts enkele rechtbanken maken bij hun beoordeling, o.i. onterecht, geen onderscheid tussen de recuperatie van de gemaakte kosten om de illegale beroepsbeoefenaars te vervolgen en de ontdoken wettelijk verplichte bijdragen.

Nochtans verzoekt het BIBF nooit de gemaakte kosten te vergoeden, maar wordt het equivalent van de tijdens de periode van illegale beroepsuitoefening niet betaalde verplichte bijdragen gevorderd.

Het hof van beroep te Bergen(24) oordeelde in 1999 dat

«de burgerlijke partijstelling van een vereniging ontvan- kelijk is, voor zover deze het herstel beoogt van de schade, die het gevolg is van een inbreuk op haar vermogens- rechten of van een aantasting van de constitutionele be- standdelen van haar rechtspersoon (het bestaansrecht, de vrijheid zich te organiseren en te werken, de eer …).

Een schending van haar rechten kan voor de organisatie ook een materiële of morele schade vooroorzaken. (Cf.

M. Franchimont, Manuel de procédure pénale, 1989, p.

121 en de daar aangehaalde verwijzingen)».

(23) Art. 54, §5 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.

(24) Bergen, 3 maart 1999, JLMB, Editie 9.04.1999, pag. 609.

(6)

Het hof vervolgde «dat door zich niet in te schrijven op het tableau, de gedaagde het BIBF zowel een materiële als een morele schade heeft toegebracht, aangezien het In- stituut haar doelstelling slechts kan realiseren dank zij de bijdragen van de erkende boekhouders, zoals de wet het voorschrijft. Wie aldus het beroep op een onwettige wijze uitoefent, ontrekt zich aldus aan de bijdrageplicht.

Het gedrag van de gedaagde betekent ook een schending van de onafhankelijkheid bij het organiseren van het be- roep van boekhouder, de goede werking en de eer van de voormelde organisatie, aangezien de gedaagde het bestaan zelf van de organisatie miskent en haar voornaamste op- dracht betwist, nl. te waken over de naleving van de toegangsvoorwaarden tot het beroep.» (vrije vertaling) De rechtbank van eerste aanleg te Leuven(25) oordeelde in 2002 dat «het vast staat dat het beroepsinstituut schade heeft geleden die in oorzakelijk verband staat met de door beklaagde gedane strafrechtelijke inbreuk».

We kunnen aldus stellen dat de meeste rechtbanken van het land het principe van de schadevergoeding niet meer in vraag stellen. Evenwel was het bepalen van het bedrag van de schadevergoeding een weg van lange adem.

Aanvankelijk werd het BIBF een symbolische frank scha- devergoeding toegekend. Sedert het bovenvermeld arrest van het hof van beroep te Bergen(26), heeft het BIBF via de burgerlijke partijstelling steeds een schadevergoeding geëist die minstens gelijk is aan de ontdoken verplichte bijdragen tijdens de periode van de wederrechtelijke uitoefening van het beroep door de gedaagde. Het BIBF beschouwt het ontduiken van de verplichte bijdrage niet alleen als een schade van patrimoniale aard, maar vindt dergelijke hou- ding eveneens onbillijk tegenover de erkende boekhouders (-fiscalisten), die zich wel aan de wet hebben gehouden en de verplichte bijdrage betaald hebben.

De rechtbank te Leuven(27) oordeelde in 2002 dat «de beklaagde het beroep van boekhouder verscheidene jaren heeft uitgeoefend zodat zij bijdrageplichtig was. Boven- dien diende de burgerlijke partij zich bloot te stellen aan een aantal kosten om een einde te stellen aan de illegale uitoefening van het beroep van boekhouder. Deze illegale uitoefening van het beroep werkt concurrentievervalsend tegenover de door de burgerlijke partij erkende boekhou- ders. Een vergoeding van 2 478,94 EUR ex aequo et bono voor de geleden materiële schade [bedrag van de

(25) Corr. Leuven, 18 februari 2002, Vonnis 401, onuitg.

(26) Bergen, 3 maart 1999, JLMB, Editie 9.04.1999, pag. 609.

(27) Corr. Leuven, 18 februari 2002, Vonnis 401, onuitg.

ontdoken bijdragen] is in billijkheid en matigheid be- groot en kan worden toegekend».

Interessant was het arrest van het hof van beroep te Luik(28) dat oordeelde dat de inbreukmakende persoon

«zich heeft onttrokken aan het betalen van een verplichte bijdrage en daardoor schade heeft toegebracht aan de orga- nisatie van het beroep van boekhouder, alsook aan het goed functioneren en de eer van het instituut, aangezien hij er het bestaan ervan miskent en tevens berooft van de noodza- kelijke middelen om zijn wettelijke opdracht te vervullen.»

Het hof besloot dat «de gedaagde het evenwicht tegen- over de boekhouders die hun verplichtingen nakomen en hun bijdrage betalen, heeft verbroken en dat de materi- ele schade toegebracht aan de burgerlijke partij op een adequate manier zal hersteld worden door de gedaagde te veroordelen tot het betalen van de ontdoken bijdragen voor de jaren 1998 tot 2000». (vrije vertaling)

In mei 2003 aanvaardde de rechtbank van eerste aan- leg te Antwerpen(29) de vordering van het BIBF om een schadevergoeding te bekomen, gelijk aan het equivalent van de ontdoken ledenbijdragen, nl. 1 144,05 EUR. Het hof van beroep te Antwerpen(30) bevestigde in decem- ber 2004 dat «de schadevergoeding terecht werd begroot op 1 144,05 EUR». Het Hof van Cassatie(31) verwierp in sep- tember 2005 het cassatieberoep, ingesteld door de veroor- deelde inzake de verbeurdverklaring van zijn vermogen.

In 2004 oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Gent(32) «dat het handelen van de rechtstreeks gedaagde op geen enkele manier te verrechtvaardigen was en het getuigde van een volkomen gebrek aan respect voor de geldende reglementeringen. Door aldus te handelen ver- stoorde de gedaagde in erge mate het normaal economisch evenwicht ten aanzien van diegenen die zich wel houden aan de opgelegde normen».

Het BIBF werd een schadevergoeding toegewezen gelijk aan de ontdoken bijdragen : «de rechtstreeks dagende partij vordert een bedrag van 2 557,04 EUR als ver- goeding van de geleden schade, die volgens haar bestaat uit de niet ontvangen ledenbijdrage over de jaren dat op wederrechtelijke wijze (zonder erkend te zijn) het beroep van boekhouder werd uitgeoefend. Nu het duidelijk is dat vanaf 1993 de rechtstreekse gedaagde wederrechtelijk

(28) Luik, 15 november 2002, arrest 632/02, onuitg.

(29) Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, Vonnis 1984, onuitg.

(30) Antwerpen, 23 december 2004, Arrest 2004/5940, onuitg.

(31) Cass. AR P.05/0072.N/1, 27 september 2005, onuitg.

(32) Corr. Gent, 31 maart 2004, Vonnis 2004/1186, onuitg.

(7)

het gereglementeerde beroep van boekhouder uitoefende komt het gevorderde bedrag toewijsbaar voor».

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(33) verklaar- de in november 2004 «de eis van het BIBF ontvankelijk en gegrond» en veroordeelde de gedaagde tot het betalen van een schadevergoeding van 1 561,16 EUR, zijnde de verdoken bijdragen aan het BIBF.

De rechtbank van eerste aanleg te Nijvel(34) oordeel- de in oktober 2005 dat de eis van het BIBF gegrond was en dat de gedaagden aan het BIBF het bedrag van 3 431,92 EUR (equivalent van de ontdoken bijdragen tussen 1993 en 2004) moesten betalen.

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(35) oordeel- de in januari 2006 dat «de vordering van de rechtstreeks dagende partij toelaatbaar en gegrond is voor wat de ma- teriële schade betreft, zijnde het equivalent van de niet betaalde lidmaatschapsbijdragen».

In juni 2006 stemde de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen(36) in met de schade-eis van het BIBF, namelijk de ontdoken bijdragen sedert 1993. «Ingevolge de niet- inschrijving van gedaagde op de lijst van de eiseres, ge- geven dat door hem niet betwist wordt, en waardoor hij ook geen bijdragen aan eiseres heeft betaald, heeft eiseres materiële schade geleden; de materiële schadevergoeding kan worden begroot in verhouding tot de ontdoken jaar- lijkse bijdragen voor de periode 1993-2003, die door eiseres begroot werden op 3 121,92 EUR».

Te oordelen naar de meest recente vonnissen, is het toe- kennen van materiële schadevergoeding, begroot op basis van het equivalent van de ontdoken, bij wet verplichte, bijdragen nauwelijks nog een punt van discussie.

Het recht om schadevergoeding te eisen is intussen expli- ciet bevestigd door de wetgever met de wijziging van de kaderwet op 11 mei 2007.(37)

3.2. Morele schadevergoeding

Bij het aanklagen van de onwettige uitoefening bedingt het BIBF bij de rechtbank, naast de materiële schadevergoeding, besproken in punt 3.1., ook een morele schadevergoeding.

(33) Corr. Antwerpen, 24 november 2004, Vonnis 2004/4769, onuitg.

(34) Corr. Nijvel, 26 oktober 2005, Vonnis 2005/4769, onuitg.

(35) Corr. Antwerpen 12 januari 2006, Vonnis 2006/204, onuitg.

(36) Corr. Mechelen, 19 juni 2006, Vonnis 2006/145c, onuitg.

(37) Wet van 11 mei 2007 tot wijziging van de kaderwet van 1 maart 1976 tot regle- mentering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, B.S. 29 juni 2007.

De illegale beroepsbeoefenaars ontduiken niet alleen de verplichte bijdragen, maar ze schaden ook het imago van het beroep en het vertrouwen in de beroepsbeoefenaar, zoals de rechter van Marche-en-Famenne(38) stelde (zie verder). Het BIBF moet aldus steeds opnieuw inspannin- gen doen om het vertrouwen in de erkende boekhouders (-fiscalisten) te behouden en te herstellen.

We verwijzen tevens naar het hof van beroep te Bergen(39) in 1999 dat stelde, dat «het gedrag van de gedaagde ook een schending betekent van de onafhankelijkheid bij het organi- seren van het beroep van boekhouder, de goede werking en de eer van de voormelde organisatie, aangezien de gedaagde het bestaan zelf van de organisatie miskent en haar voornaamste opdracht betwist, nl. te waken over de naleving van de toe- gangsvoorwaarden tot het beroep.» (vrije vertaling)

Niettegenstaande de rechtbanken tot nu toe eerder aarzelend geweest zijn om een werkelijke morele schade toe te kennen, zien we dit de jongste jaren toch meer en meer gebeuren.

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(40) oordeelde in oktober 2000 de gedaagde tot het betalen van een mo- rele schade van 10 000 BEF overwegende dat deze raming ex aequo et bono kon verantwoord worden. De rechtbank bevestigde dat de «goede naam en eer van verzoekende par- tij ongetwijfeld aangetast werd door de uitoefening van het beroep van boekhouder door personen die niet aan de wette- lijke vereisten voldoen noch over de nodige beroepsbekwaam- heid beschikken en dat daardoor de reputatie van en het vertrouwen in de verzoekende partij geschaad werd».

De rechtbank van eerste aanleg te Nijvel(41) legde de ver- oordeelden in oktober 2005 niet alleen zware boetes op, maar veroordeelde hen ook tot het betalen van een ma- teriële schadevergoeding (zie hierboven) én een morele schadevergoeding van 620 EUR.

De rechter in Marche-en-Famenne(42) was in mei 2005 heel erg ad rem wanneer zij opmerkte dat «de gedaagde de geloofwaardigheid van het beroep van boekhouder had aangetast door de hem opgelegde tuchtsanctie niet te res- pecteren en door zijn cliënten te beroven van het vertrou- wen die ze normaliter in een deskundige mogen stellen»

(vrije vertaling). De gedaagde werd daarom veroordeeld tot een celstraf van twee maanden, een geldboete, een schadevergoeding van de ontdoken bijdragen, en een morele schadevergoeding van 250 EUR.

(38) Corr. Marche-en-Famenne, 18 mei 2005, Vonnis 2005/161, onuitg.

(39) Bergen, 3 maart 1999, JLMB, Editie 9.04.1999, pag. 609.

(40) Corr. Antwerpen, 9 oktober 2000, Vonnis 2000/4085, onuitg.

(41) Corr. Nijvel, 26 oktober 2005, Vonnis 2005/4769, onuitg.

(42) Corr. Marche-en-Famenne, 18 mei 2005, Vonnis 2005/161, onuitg.

(8)

De rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk(43) wilde in 2004 geen materiële schadevergoeding toekennen aan het BIBF maar stond wel een morele schadevergoeding toe van «100 EUR». Dit werd later door het hof van beroep te Gent(44) bevestigd. Voor dezelfde rechtbank te Kortrijk werd in 2007(45) omwille van de illegale uitoefening een morele schadevergoeding toegestaan van 1 000 EUR.

4. Besluiten

Behalve het feit dat er de voorbije tien jaar meer klachten, controles en vervolgingen waren in verband met de illega- le uitoefening van het beroep van boekhouder (-fiscalist), heeft het BIBF een interessante verzameling rechtspraak kunnen opbouwen naar aanleiding van de vonnissen en arresten op strafrechterlijk en burgerrechtelijke vlak.

Geen enkele rechtbank betwist nog de bevoegdheid van het BIBF om rechtstreeks te dagvaarden. De meeste rechtbanken bevestigen dat het BIBF schade lijdt van patrimoniale aard aangezien de illegale beoefenaars ver- zaken aan de bij wet opgelegde bijdrageplicht.

Bijna alle rechtbanken erkennen dat er een morele scha- de kan vastgesteld worden, maar aarzelen soms nog om een dergelijke schadevergoeding effectief toe te kennen, m.a.w. meer dan een symbolische euro.

De algemene evolutie is positief, maar er blijven nog een aantal open vragen.

Sedert september 2006 moeten alle boekhoudvennoot- schappen(46) door het BIBF erkend zijn alvorens het be- roep van boekhouder te mogen uitoefenen. Het BIBF zal dus ook systematisch dergelijke vennootschappen contro- leren en desgevallend aanklagen bij de gerechtelijke over- heid in geval van illegale uitoefening.

De rechtbanken hebben er geen probleem mee om per- sonen te veroordelen wanneer bewijzen van illegale be- roepsuitoefening voorgelegd worden, maar tot nu toe werden nog geen procedures gevoerd in de gevallen dat

(43) Corr. Kortrijk, 22 juni 2004, Vonnis 04/938, onuitg.

(44) Gent, 15 februari 2007, Arrest 98112, onuitg.

(45) Corr. Kortrijk, 18 april 2007, Vonnis nr. 07/679, onuitg.

(46) KB van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon, B.S. 16 maart 2005, 10.950.

de (rechts-)persoon alleen de beschermde titel draagt zonder het beroep daadwerkelijk uit te oefenen.

Misschien lijkt zo’n procedure overdreven, maar volgens artikel 46 van de wet van 22 april 1999 is het voeren van de titel of een titel die tot verwarring zou kunnen leiden, ook strafbaar. Sommige niet-erkende personen en rechtspersonen vermelden trouwens nog steeds expliciet

«boekhoudkantoor» of «diensten in verband met boek- houding» in hun benaming, hun beroepsactiviteit of bij het doel van de vennootschap. Sommigen hebben zelfs

«boekhouding» laten vermelden bij hun inschrijving in de KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen).

Tenslotte vordert het BIBF sinds kort, naast de schade- vergoedingen vermeld in de punten 3.1. en 3.2. hiervoor, ook een vergoeding voor de kosten die het verplicht is te maken om de wet te doen toepassen, nl. de erelonen van de advocaten. Vraag is of de rechtbanken, die de on- wettige uitoefening van het beroep moeten beoordelen, daarvoor gevoelig zullen zijn.

De illegale uitoefening van het beroep van erkend boek- houder (-fiscalist) is blijkbaar nog steeds niet volledig ingedamd. Toch heeft het Instituut de voorbije tien jaar een behoorlijke jurisprudentie kunnen opbouwen, waar- bij de opdracht van het BIBF erkend werd en het recht van de erkende boekhouders (-fiscalisten) op een exclu- sieve beroepsuitoefening gerespecteerd werd.

Illegale uitoefening van het beroep betekent immers on- eerlijke concurrentie en een aanslag op het imago van de beroepsbeoefenaars. Op deze wijze worden klanten overgeleverd aan personen, die niet over de vereiste be- kwaamheden beschikken om het beroep uit te oefenen of die bedrijven in moeilijkheden brengen. De rechter van Marche-en Famenne verwoordde het op een unieke en treffende wijze : «Door hun praktijken hebben ze hun cliënten beroofd van het vertrouwen dat ze normaliter in een deskundige mogen stellen».

Sophie MORIS en Renaat SOENENS Verantwoordelijken belast met de opsporing en vervolging van illegale uitoefening van het beroep van boekhouder binnen het BIBF

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouw- baarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Roland SMETS, B.I.B.F. – Legrand- laan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Roland SMETS. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.

G E R E A L I S E E R D I N S A M E N w E R K I N G M E T K L U w E R – w w w . K L U w E R . B E

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer ten gevolge van geleden verlies het netto-actief gedaald is tot minder dan de helft van het maatschap- pelijk kapitaal, moet de algemene vergadering, behou- dens

De diensten die een instelling verstrekt in het persoon- lijk belang van haar leden (bijvoorbeeld een lid de mo- gelijkheid geven om producten aan te kopen tegen een lagere prijs

De vergoeding die de franchisenemer verkrijgt als compen- satie voor het verlies aan cliënteel, wordt daarentegen door- gaans als een gedwongen meerwaarde in de zin van

Volgens het advies van de CBN is het voor de opstel- ling van de eerste jaarrekening die volgt op het ogen- blik waarop de onderneming heeft besloten haar bedrijf

– De vorming georganiseerd door de onder punt 3 a) 1° tot 2° vermelde opleidingsverstrekkers, en uiteraard voor zover deze beantwoordt aan de hogervermelde

Onder de «negatieve beslissingen» zijn onder meer deze dossiers opgenomen waarbij om onbeperkt uitstel wordt verzocht voor belastingen waarop deze maatregel niet van

In de mate dat de waardeverminderingen niet meer gerecht- vaardigd zijn zonder dat een gepaste terugneming wordt uitgevoerd of zonder dat de vennootschap het verlies dat

Het betreft goederen die de vereniging verbruikt voor haar administratie of aanwendt in het kader van haar activiteit of dienstverlening. in consignatie) zullen