• No results found

Onwettige uitoefening van het beroep van boekhouder : de rechtspraak in 2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onwettige uitoefening van het beroep van boekhouder : de rechtspraak in 2011"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-33

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Onwettige uitoefening van het beroep van boekhouder : de rechtspraak in 2011

p. 5/ Btw op de prestaties van notarissen en gerechtsdeurwaarders vanaf 1 januari 2012

Onwettige uitoefening van het beroep van boekhouder : de rechtspraak in

2011

Inleiding

In de voorgaande jaren heeft het Instituut in een aantal uitgebreide artikelen1 niet alleen een over- zicht gegeven van de evolutie van de rechtspraak in deze materie maar ook gewezen op het feit dat in de strijd tegen de inbreuken op hun monopolie de medewerking van de boekhouders(-fi scalisten) BIBF noodzakelijk is. Thans knoopt het Instituut weer aan met de gewoonte om elk jaar een over- zicht te geven van de beslissingen van de hoven en rechtbanken.

Deze beslissingen vertegenwoordigen slechts een deel van het werk van het Instituut. Het merendeel van de dossiers die elk jaar worden geopend voor onwettige uitoefening van het beroep of onwettig voeren van de titel van boekhouder(-fi scalist) ein- digt niet voor de hoven of rechtbanken. Het open- baar ministerie kan beslissen het dossier te sepo- neren, de betrokkenen tonen aan dat zij het beroep niet uitoefenen of dat zij zich schikken naar de wet

1 Pacioli, nr. 237, 17-30 september 2007, p. 1-8 ; Pacioli nr. 300, 2-15 augustus 2010, p. 1-6 ; Pacioli, nr. 319, 9-22 mei 2011, p. 4-6.

door aanpassing van de statuten of de inschrijvin- gen bij de btw/KBO of hun activiteiten stoppen of zich inschrijven op de lijst van stagiairs. De minne- lijke afhandeling van het dossier is steeds gekop- peld aan het betalen van een schadevergoeding aan het Instituut en dus uiteindelijk aan de leden.

Sinds enkele jaren is de vrijspraak zeer uitzonder- lijk. In aantal gevallen zien we wel een opschorting van de uitspraak2. Deze opschorting heeft als doel te vermijden dat de veroordeelde te ernstige maat- schappelijke en professionele gevolgen ondervindt van een veroordeling. De opschorting is echter wel een vaststelling van schuld en laat het Instituut ook toe een vergoeding te vorderen en krijgen voor de door haar geleden materiële en morele schade.

In de strijd tegen de onwettige uitoefening van het beroep of de uitoefening van het beroep door een lid die tuchtrechtelijk geschorst is staat het Insti- tuut niet alleen. In het kader van opbouwen van de bewijslast doet het Instituut regelmatig beroep op

2 Zie wet van 11 juni 1964 betreffende de opschorting, uitstel en pro- batie.

(2)

de inspectiediensten van FOD Economie. Wij kun- nen niet genoeg herhalen dat hun werk een onmis- bare ondersteuning is.

Hieronder vindt u een overzicht van beslissingen van zowel Nederlandstalige als Franstalige correc- tionele kamers van hoven en rechtbanken. Het kan gebeuren dat deze uitspraken tot stand zijn geko- men zonder tussenkomst van het Instituut en wij hiervan slechts kennis krijgen door een medede- ling van het openbaar ministerie of via een publi- catie in pers of het Belgisch Staatsblad.

1. Rechtbank van eerste aanleg van Bergen, 6

de

correctionele kamer – 7 januari 2011

De correctionele rechtbank van Bergen berechtte een natuurlijke persoon, maar het Instituut werd niet in kennis gesteld van de dagvaarding van be- trokkene.

Beklaagde werd opschorting van de uitspraak ge- durende vier jaar verleend. Hij erkende de feiten en heeft zijn boekhoudkundige activiteiten stopge- zet.

Ons Instituut kon zich geen burgerlijke partij stel- len tijdens het geding maar zal erop toezien dat de beklaagde de schade vergoedt.

2. Rechtbank van eerste aanleg van Namen, 12

de

correctionele kamer – 12 januari 2011

De gedaagde natuurlijke persoon was voorheen stagiair bij het Instituut en was het beroep blijven uitoefenen ondanks de tuchtrechtelijke schrap- ping die hem werd opgelegd.

Om zijn sociale en economische uitsluiting te ver- mijden, werd beklaagde opschorting van de uit- spraak gedurende drie jaar verleend. De recht- bank sprak de verbeurdverklaring – met uitstel van drie jaar – uit van een bedrag van meer dan 29 000 euro, de monetaire tegenwaarde van de ver- mogensvoordelen die rechtstreeks uit de inbreuk, zijnde de onwettige uitoefening van het beroep, werden getrokken.

Op burgerrechtelijk vlak kende de rechtbank aan het BIBF een bedrag toe van 1 030 euro als mate- riële schadevergoeding en van 1 euro als morele

schadevergoeding. Beklaagde werd eveneens ver- oordeeld tot betaling van een bedrag van 400 euro rechtsplegingsvergoeding.

3. Rechtbank van eerste aanleg van Charleroi, 11

de

correctionele kamer – 19 januari 2011

Beklaagde was door het Instituut geschrapt. De rechtbank veroordeelde hem tot een gevangenis- straf van 1 jaar (hij werd vervolgd voor andere feiten dan de onwettige uitoefening van het be- roep van boekhouder) en tot 550 euro geldboete, niet alleen wegens de onwettige uitoefening van het beroep na zijn tuchtrechtelijke schrapping, maar ook wegens de uitoefening van het be- roep gedurende een periode van tuchtrechtelijke schorsing.

Op burgerrechtelijk vlak veroordeelde de recht- bank hem tot betaling aan het Instituut van een bedrag van 2  335 euro als materiële schadever- goeding en van 400 euro als morele schadevergoe- ding.

Het vonnis werd gewezen bij verstek en beklaagde heeft er verzet tegen aangetekend.

4. Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, Kamer 4C – 26 januari 2011

Beklaagden (twee vennootschappen en twee na- tuurlijke personen) leverden prestaties als boek- houder. Een van de beklaagden was een gewezen accountant en dus zeer goed op de hoogte van de toepasselijke wetgeving. Een andere beklaagde werd al eerder veroordeeld voor gelijkaardige fei- ten. Beklaagden werden vervolgd voor inbreuken op de beroepsreglementering.

Op 26 januari 2011 oordeelde de rechtbank te Ant- werpen: «De feiten zijn ernstig en ondergraven het rechtmatig vertrouwen dat de gemeenschap mag hebben in boekhouders. Bovendien wordt oneerlijke concurrentie gevoerd ten aanzien van boekhouders zich wel wetsconform gedragen.»

De rechtbank veroordeelde elk van de beklaagde tot een geldboete van 500,00 euro (verhoogd met de opdeciemen = 2  750 euro). Voor de vennoot- schappen en één van de beklaagden was dit voor de helft met uitstel en dus bedraagt de effectieve boete 250,00 euro (1 375 euro).

(3)

Alle beklaagden dienen aan het BIBF een materi- ele schadevergoeding te betalen en dit ten belope van de niet-betaalde ledenbijdragen voor de periode waarin de inbreuken gepleegd werden (in totaal 5  417 euro) en een morele schadevergoeding van één euro per beklaagde.

5. Rechtbank van eerste aanleg van Charleroi, 6

de

correctionele kamer – 2 mei 2011

De rechtbank besliste dat beklaagde (die sinds 1993 onwettig het beroep uitoefende) wel degelijk boekhoudkundige activiteiten verrichtte, inzon- derheid door het ingeven van facturen in een infor- maticabestand. De rechtbank veroordeelde hem tot een geldboete van 1 100 euro. Op burgerrechtelijk vlak werd hij veroordeeld tot betaling aan het In- stituut van een bedrag van 4 387,52 euro als mate- riële schadevergoeding en van 500 euro als morele schadevergoeding. De morele schade betrof de aan- tasting van de geloofwaardigheid van het beroep van boekhouder.

Beklaagde stelde tegen die beslissing beroep in.

6. Rechtbank van eerste aanleg van Tongeren – 6 mei 2011

Na vaststelling van de inbreuken wordt beklaag- de veroordeeld tot een geldboete van 500,00 euro, waarvan de helft met uitstel en dus de effectieve boete bedraagt 250,00 euro (1 375 euro).

Het Instituut werd niet in kennis gesteld van de dagvaarding en kon zich dus geen burgerlijke partij stellen. Een afzonderlijke procedure werd opgestart.

7. Rechtbank van eerste aanleg van Brugge, 16

e

kamer – 11 mei 2011

Beklaagde en haar vennootschap gaven zich uit voor stagiair boekhouder (ook op hun documen- ten) en op deze manier trachten zij te kunnen werken o.a. voor erkende boekhouders. De recht- bank was van oordeel: «Het zich aanmatigen van een beroep waarvoor men in werkelijkheid niet de erkenning bezit is bijzonder laakbaar en kan ern- stige gevolgen hebben voor het economische ver- keer».

De rechtbank veroordeelde de beklaagden tot een effectieve geldboete van respectievelijk 300,00 euro

en (verhoogd met de opdeciemen = 1  650  euro) en 500,00 euro (verhoogd met de opdeciemen

= 2 750 euro).

Alle beklaagden dienen aan het BIBF een materi- ele schadevergoeding te betalen en dit ten belope van de niet-betaalde ledenbijdragen voor de peri- ode waarin de inbreuken gepleegd werden (in to- taal 2  655 euro) en een morele schadevergoeding van één euro per beklaagde. Beklaagden werden tevens veroordeeld tot de kosten van de bekend- making van het vonnis in «De Tijd» en «De Stan- daard».

8. Rechtbank van eerste aanleg van Namen, 12

de

correctionele kamer – 25 mei 2011

Een vennootschap en de zaakvoerder ervan werden vervolgd. De zaakvoerder was voorheen stagiair bij het Instituut maar bleef het beroep uitoefenen, niettegenstaande hij weggelaten werd van de lijst van de stagiairs.

Beklaagde werd opschorting van de uitspraak ge- durende drie jaar verleend. De rechtbank sprak de verbeurdverklaring – met uitstel van drie jaar  – uit van een bedrag van 73  938 euro (ven- nootschap) en 81  948 euro (zaakvoerder), zijnde de monetaire tegenwaarde van de vermogensvoor- delen die rechtstreeks uit de inbreuk, zijnde de onwettige uitoefening van het beroep, werden ge- trokken.

Op burgerrechtelijk vlak kende de rechtbank aan het BIBF een bedrag toe van 1 500 euro als mate- riële schadevergoeding en van 1 euro als morele schadevergoeding. Tevens werden de beklaagden veroordeeld tot betaling van 400 euro rechtsple- gingsvergoeding.

9. Rechtbank van eerste aanleg van Brussel, 52

e

kamer – 23 september 2011

Beklaagde werd vervolgd voor ernstige frauduleu- ze activiteiten. In het kader hiervan werd tevens vastgesteld dat beklaagde zich ook uitgaf voor boekhouder en boekhoudkundige prestaties voor derden verrichte.

De rechtbank was van oordeel dat zij, bij het bepa- len van de strafmaat, rekening diende te houden met het feit dat «… beklaagde gedurende een lange

(4)

periode op onwettige wijze het beroep van boekhou- der uitoefende en er niet voor terugdeinsde tal van valse stukken op te stellen in de hoop het illegaal optreden te maskeren. … Daar de beklaagde blijk ge- geven heeft niet in staat te zijn op een correcte ma- nier deel te nemen aan het economisch leven dient ten einde zowel beklaagde als de maatschappij te be- schermen tegen nieuwe en/of andere economische initiatieven van deze een beroepsverbod te worden opgelegd».

Het geheel van de feiten gaf aanleiding tot een hoofdgevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van 2 000 euro (= 11 000 euro) en een beroepsver- bod van 9 jaar. Aan het BIBF werd een schadever- goeding van 3 226,25 euro (2 726,25 euro materi- eel en 500,00 euro moreel) toegekend.

Het dossier werd bij verstek behandeld. Er werd verzet aangetekend.

10. Rechtbank van eerste aanleg van Kortrijk, 9

e

kamer – 18 oktober 2011

De beklaagde was voorheen erkend boekhouder, maar werd door het BIBF in 2006 weggelaten van het tableau. Toch bleef betrokkene verder boekhou- dingen doen voor rekening van derden, alsook de titel en het nummer als erkend boekhouder gebrui- ken.

De rechtbank was van oordeel dat na vaststel- ling van dat «… beklaagde in de geïncrimineerde periode onrechtmatig het beroep van boekhouder uitoefende en zich ten onrechte voordeed als zijnde erkend boekhouder. Het is net dit soort praktijken dat … wordt beteugeld : zich ten onrechte voor- doen als zijnde erkend door het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten waardoor klanten in de waan worden gebracht dat zij te doen hebben met een gecontroleerd en erkend boekhou- der.»

De feiten bewezen zijnde, veroordeelt de recht- bank de beklaagde tot een geldboete van 200,00 euro (vermeerderd met opdeciemen 1  100 euro) waarvan de helft effectief (550,00 euro) en tot be- taling aan het BIBF van een bedrag van 1 685,00 euro als materiële schadevergoeding en 1,00 euro als morele schadevergoeding. Tegen deze be- schikking werd beroep aangetekend door de be- klaagde.

11. Rechtbank van eerste aanleg van Mechelen, 11

e

kamer – 30 november 2011

De beklaagde was voorheen erkend boekhouder, maar werd door het BIBF in 2005 weggelaten van het tableau. Toch bleef betrokkene verder boekhou- dingen doen voor rekening van derden, alsook de titel en het nummer als erkend boekhouder gebrui- ken.

De rechtbank was van oordeel dat na vaststelling van dat «de feiten ernstig zijn en getuigen in hoofde van beklaagde van een gebrek aan normbesef en aan respect voor de beslissing van het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten.»

De feiten bewezen zijnde, veroordeelt de rechtbank de beklaagde tot een gevangenisstraf van 8 dagen (met uitstel) en een geldboete van 200,00 euro (ver- meerderd met opdeciemen 1 100 euro) en tot beta- ling aan het BIBF van 1  000,00 euro als morele schadevergoeding.

12. Hof van beroep te Bergen, 3

de

correctionele kamer – 13 december 2011

Dit arrest bevestigde het in eerste aanleg uitgespro- ken vonnis dat de beklaagde vrijsprak van de on- wettige uitoefening van het beroep, om reden dat de vennootschap, waarvan beklaagde mandataris was, zelf werd vrijgesproken van deze tenlastelegging.

Besluit

De strijd tegen de onwettige uitoefening van het be- roep is een werk van lange adem en voortdurende zorg voor uw Instituut. Het moet vastgesteld wor- den dat er een grote vraag is naar boekhoudkun- dige dienstverlening en dat er steeds mensen zijn die zich op die markt willen begeven doch zonder enige erkenning daartoe.

Tevens zijn er nog tal van ondernemingen die niet weten dat het beroep gereglementeerd is en die hun boekhouding toevertrouwen aan mensen die niet bekwaam zijn, die geen permanente vorming doen en al evenmin een beroepsaansprakelijkheidsverze- kering hebben.

We kunnen niet genoeg blijven herhalen dat U (boekhouder, accountant, bedrijfsrevisor, advocaat, magistraat, ambtenaar, ondernemingsadviseur, …) ons, het beroep in het geheel en de ondernemingen

(5)

kan helpen door ons alle twijfelgevallen die u be- roepshalve tegenkomt te melden aan het Instituut en/of het bevoegde parket en door de ondernemin- gen waarmee u te maken heeft te wijzen op het belang van de keuze voor een beroepsbeoefenaar die wettelijk gemachtigd is hun boekhouding bij te houden. Wij wijzen hierbij op het feit dat u via www.bibf.be / boekhouder zoeken steeds kan opzoe- ken of een boekhouder al dan niet erkend is. Deze

gegevens worden in «real time» bijgehouden en zijn dus steeds up-to-date.

Dank voor uw aandacht en medewerking.

Dienst opsporing onwettige uitoefening:

Frank HAEMERS (NL) : frank.haemers@bibf.be Sven ANDERSEN (FR+DE) : sven.andersen@ipcf.be

Btw op de prestaties van notarissen en gerechtsdeurwaarders vanaf

1 januari 2012

1. Probleemstelling

Sinds 1 januari 2012 zijn de erelonen van notaris- sen en gerechtsdeurwaarders aan de btw onder- worpen tegen het tarief van 21%.

De problemen die door deze wetswijziging wor- den veroorzaakt houden voornamelijk verband met de maatstaf van heffi ng, het tijdstip waarop de belasting verschuldigd is, sommige declaratie- ve verplichtingen en de herziening van de aftrek van de voorbelasting op de uitgaven gedaan vóór 1 januari 2012.

2. Maatstaf van heffi ng

De wettelijke bepalingen die gelden voor alle an- dere belastingplichtigen die btw aanrekenen met recht op aftrek van de voorbelasting, zijn nu ook van toepassing op de notarissen en gerechtsdeur- waarders. De bepaling van de maatstaf van heffi ng wijkt dus niet af van die bepalingen.

Een bijzonderheid, in casu, is de verwijdering van de belastingen, rechten, heffi ngen en taksen (die volgens artikel 26 WBTW deel moeten uitmaken van de maatstaf van heffi ng) uit de kosten. Deze kosten behoren, wanneer het voorschotten zijn, niet tot de maatstaf van heffi ng, in toepassing van artikel 28, 5° WBTW.

2.1. Kosten die deel uitmaken van de maatstaf van heffi ng

Naast het ereloon moeten alle gemaakte en aan de cliënten doorgerekende kosten, met inbegrip van de belastingen en heffi ngen, in de maatstaf van heffi ng worden opgenomen, zodra die kosten ten laste zijn van de notaris of gerechtsdeurwaarder en van de cliënten worden teruggevorderd.

Dienaangaande is het irrelevant of die kosten al dan niet afzonderlijk in rekening worden gebracht.

Bestanddelen die deel uitmaken van de belastbare grondslag van de notarissen zijn onder meer : – kosten m.b.t. het recht op geschriften;

– kosten m.b.t. de afl evering van een OVAM-attest;

– kosten m.b.t. de afl evering van een BIM-attest;

– de kosten m.b.t. de afl evering van een kadastraal uittreksel;

– kosten m.b.t. de inschrijvingen in de centrale registers van testamenten en huwelijksovereen- komsten.

2.2. Kosten die geen deel uitmaken van de maatstaf van heffi ng – voorschotten

De kosten die door de notaris of de gerechtsdeur- waarder worden gemaakt in naam en voor reke- ning van de cliënten, kunnen als voorschotten

(6)

worden beschouwd die, aldus, geen deel uitmaken van de maatstaf van heffi ng, mits ze rechtstreeks op naam en voor rekening van de medecontractant worden gefactureerd.

Meer bepaald kan een door een notaris of ge- rechtsdeurwaarder betaalde taks, recht of belas- ting alleen als een voorschot worden beschouwd wanneer de betaling werd gedaan in naam van de cliënt die er persoonlijk ten aanzien van de be- voegde overheid schuldenaar van is en die uitgave voor het juiste bedrag aan de cliënt wordt door- gerekend. Of de cliënt al dan niet schuldenaar is van de voormelde taksen, rechten of belastingen, moet bepaald worden op zicht van de desbetref- fende wetten, decreten, ordonnanties en regelge- vingen.

Na overleg met de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, aanvaardt de administratie dat de volgende kosten kunnen beschouwd worden als voorschotten die geen deel uitmaken van de maat- staf van heffi ng :

– registratierechten m.b.t. te registreren akten;

– hypotheekrecht en erelonen van de hypotheek- bewaarder bij hypothecaire inschrijving;

– erelonen van de hypotheekbewaarder bij over- schrijving van aktes die overeenkomstig de arti- kelen 1 en 2 van de hypotheekwet onderworpen zijn aan de formaliteit van de overschrijving;

– kosten van doorhaling van een hypothecaire in- schrijving, overschrijving of kantmelding;

– het rolrecht;

– kosten van publicatie in het Belgisch Staatsblad van vennootschapsakten op voorwaarde dat de factuur van het Belgisch Staatsblad recht- streeks wordt opgemaakt op naam van de cli- ent.

3. Tijstip waarop de belasting verschuldigd is

3.1. Principe

Overeenkomstig artikel 22 WBTW is de btw ver- schuldigd op het tijdstip waarop de dienst van de notaris of de gerechtsdeurwaarder is voltooid.

Maar indien de prijs wordt gefactureerd of ontvan- gen vóór dat tijdstip waarop de dienst is voltooid, dan is de btw verschuldigd over het gefactureerde of ontvangen bedrag.

3.2. Notarissen

Volgens de administratie is de belasting opeisbaar : – op het ogenblik van het verlijden van de akte;

– wat de openbare verkopen betreft, op het ogen- blik dat de verkoop defi nitief tot stand komt;

– voor de andere dienstverrichtingen (aangiften van nalatenschap, legalisatie van documenten, adviezen) op het tijdstip van de voltooiing van de dienst.

Maar indien een incassering of facturatie ge- beurt vóór de voormelde tijdstippen, is de btw verschuldigd bij de incassering of facturatie en tot beloop van het geïncasseerde of gefactureerde bedrag.

De administratie is van oordeel dat de storting van een provisie geen incassering is voor de bepa- ling van het tijdstip waarop de btw verschuldigd is.

3.3. Gerechtsdeurwaarders

Twee situatietypes moeten worden onderscheiden : – de eerste situatie is de normale situatie waarbij

de opdrachtgever eveneens degene is die de door de gerechtsdeurwaarder verrichte dienst betaalt (type A);

– de tweede situatie is de specifi eke situatie waar- bij een andere persoon dan de opdrachtgever (persoon aangeduid als debiteur volgens het ge- rechtelijk recht) de door de gerechtsdeurwaar- der verrichte dienst betaalt (type B).

Voor de prestaties van type A dient het sub punt 3.1. uiteengezet principe te worden toegepast.

Voor de prestaties van type B wordt de btw opeis- baar naarmate de inning van de belasting die be- grepen is in de geïnde bedragen. Voor de prestaties van type B, zal de administratie aanvaarden dat de gerechtsdeurwaarder geen factuur uitreikt aan zijn opdrachtgever, tenzij laatstgenoemde daarom uitdrukkelijk verzoekt. Er mag echter nooit een factuur worden uitgereikt aan degene die de beta- ling daadwerkelijk doet, omdat deze persoon niet als medecontractant kan aanzien worden voor de toepassing van de btw. De administratie aan- vaardt dat de btw verschuldigd wordt naarmate van de incassering van de prijs, ongeacht of er al dan niet aan de opdrachtgever een factuur werd uitgereikt.

(7)

4. Enkele btw-verplichtingen

4.1. Identifi catienummer

De toekenning van een btw-identifi catienummer moet, in de regel, door middel van een formulier

«aanvang van activiteit» (604 A), worden aange- vraagd op het plaatselijk btw-controlekantoor waaronder de notaris of de gerechtsdeurwaarder ressorteert.

4.2. Periodieke aangiften

4.2.1. Principe

De notaris of de gerechtsdeurwaarder moet peri- odieke maand- of kwartaalaangiften indienen vol- gens de gebruikelijke regels (omzet, termijnen, pe- riodiciteit, enz.).

4.2.2. Tijdelijke toleranties

De administratie staat de volgende overgangs- maatregelen toe :

– Maandaangiften : opname van de handelingen van januari, februari en maart 2012 in de aan- gifte betreffende de handelingen van april 2012, die uiterlijk 20 mei 2012 moet ingediend wor- den. Vereist is evenwel dat er voor de maanden januari, februari en maart 2012, met uiterste data van indiening respectievelijk op 20 febru- ari, 20 maart en 20 april 2012, een nihilaangifte wordt ingediend;

– Kwartaalaangiften : samenvoeging van de han- delingen van het eerste en het tweede kwartaal 2012 in de aangifte betreffende de handelingen van april, mei en juni 2012, die uiterlijk 20 juli 2012 moet worden ingediend. Ook hier moet voor het eerste kwartaal, uiterlijk op 20 april 2012, een nihilaangifte worden ingediend.

Deze toleranties zijn facultatief. De notarissen en gerechtsdeurwaarders mogen meteen de normale regels toepassen.

Bovendien aanvaardt de administratie, voor de maandaangiften, dat de handelingen van januari en februari 2012 samen worden opgenomen in de aangifte over februari 2012, die uiterlijk op 20 maart 2012 moet worden ingediend, mits voor de handelingen van januari 2012 en uiterlijk op 20  februari een nihilaangifte werd ingediend.

Vanaf de aangifte betreffende de handelingen

van maart 2012 (in te dienen ten laatste op 20 april) 2012) moeten dan de normale regels wor- den toegepast.

De administratie aanvaardt eveneens, voor wat de maandaangiften betreft, dat de handelingen van ja- nuari, februari en maart 2012 opgenomen worden in de aangifte over de maand maart 2012, die uiter- lijk op 20 april 2012 moet ingediend worden. Voor de maanden januari en februari 2012 moeten dan, uiterlijk op 20 februari en 20 maart, nihilaangif- ten worden ingediend. De aangiften over de maan- den april en volgende, zijn vervolgens onderwor- pen aan de normale regels.

4.3. Facturatie

4.3.1. Principe

Overeenkomstig artikel 4 van het KB nr. 1 moet de factuur worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werk- dag van de maand na die waarin de btw opeisbaar is geworden over het geheel of een deel van de prijs (zie punt 3.).

4.3.2. Tijdelijke toleranties

De administratie aanvaardt, bij wijze van over- gang, dat de handelingen van januari, februari en maart 2012 pas uiterlijk tegen 30 april 2012 wor- den gefactureerd.

Het is evenwel toegestaan dat er eerder gefactu- reerd wordt volgens het sub punt 4.3.1. uiteenge- zet principe.

Wanneer de notaris of gerechtsdeurwaarder even- wel afziet van de sub punt 4.2. bedoelde tolerantie met betrekking tot de indiening van de periodieke aangiften, blijven de wettelijke data voor de uitrei- king van de facturen gelden, met name de vijfde werkdag van de maand na die waarin de btw opeis- baar is geworden.

Dit betekent dat, wanneer een maandaangever be- slist om de handelingen van januari en februari 2012 op te nemen in de aangifte betreffende febru- ari die uiterlijk 20 maart 2012 moet worden inge- diend, de facturen betreffende de handelingen van januari uiterlijk op 29 februari 2012 en deze be- treffende de handelingen van februari uiterlijk de vijfde werkdag van maart 2012 dienen uitgereikt te worden.

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

5. Aftrek van de voorbelasting geheven vóór 1 januari 2012

5.1. Principe

In het Belgisch Staatsblad van 23 januari 2012 werd een wijziging van artikel 22 van het KB nr. 3 gepubliceerd.

Daarin wordt, ten gunste van de notarissen en ge- rechtsdeurwaarders, de mogelijkheid voorzien om de aftrek van de voorbelasting te regulariseren voor : – de andere goederen en diensten dan bedrijfsmid- delen, die nog niet werden gebruikt of verbruikt op 1 januari 2012;

– de bedrijfsmiddelen die op 1 januari 2012 nog be- staan, voor zover die goederen nog bruikbaar zijn en de termijn voor de herziening van de aftrek van 5 jaar of 15 jaar, naargelang de aard van het bedrijfsmiddel, nog niet verstreken is (ten belope van de niet verstreken vijfden en vijftienden).

5.2. Modaliteiten

Deze regularisatie in het voordeel van de belasting- plichtige is onderworpen aan de inachtneming van volgende voorschriften :

– opmaken van een inventaris;

– begrenzing van het bedrag van de regularisatie in het voordeel van de belastingplichtige.

5.3.1. Inventaris

De notaris of gerechtsdeurwaarder moet een inven- taris opmaken en bij het plaatselijk btw-controle- kantoor indienen volgens de volgende modaliteiten : – in twee exemplaren;

– gedetailleerde uiteenzetting van de goederen en diensten die in aanmerking komen voor de her- ziening;

– datum en nummer van de facturen;

– maatstaf van heffi ng;

– te regulariseren bedrag;

– indiening uiterlijk op het einde van het aangif- tetijdvak dat volgt op de effectief toegepaste to-

lerantieperiode (4.2.2.) (hetzij uiterlijk eind juni 2012 voor de kwartaalaangevers en uiterlijk eind april 2012 voor de maandaangevers die volledig gebruik gemaakt hebben van de tolerantieperi- ode). Wanneer de inventaris niet binnen de ge- stelde termijn is ingediend, zal de regularisatie pas in de volgende aangifte kunnen gebeuren.

5.3.2. Begrenzing van het bedrag van de regularisatie in het voordeel van de belastingplichtige

De uit voormelde inventaris resulterende regulari- satie in het voordeel van de belastingplichtige kan in de periodieke aangifte geen aanleiding geven tot een rooster 72. De herziening wordt stapsge- wijs verricht door toerekening op het aan de Staat verschuldigde bedrag van de belasting (rooster 71

«initieel»).

In de praktijk bepaalt de belastingplichtige het be- drag van de verschuldigde belasting (rooster 71

«initieel»), zonder rekening te houden met de re- gularisatie in zijn voordeel. Vervolgens wordt die regularisatie in zijn voordeel tot beloop van het passende bedrag afgetrokken van het beschikbare bedrag van rooster 71 «initieel».

Wanneer het bedrag van rooster 71 niet toereikend is, wordt dat bedrag van de herziening naar de vol- gende aangiftetijdvakken overgebracht en op de- zelfde wijze aan rooster 71 «initieel» toegerekend, tot de herziening in het voordeel van de belasting- plichtige is opgebruikt.

Bij het invullen van het aangifteformulier met in- achtneming van de betrokken bedragen, wordt het rooster 71 «initieel» geneutraliseerd en herleid tot nul via het rooster 62. Op dezelfde manier wordt tewerk gegaan tot alle bedragen in het voordeel van de aangever zijn aangezuiverd.

Yvon COLSON Extern medewerker BIBF

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een Erkend Boekhouder zet zich er voor in dat de gegevens die de klant beschikbaar heeft gesteld, zo goed als redelijkerwijs mogelijk, worden beveiligd tegen verlies,

De programmawet van 23 december 2005 wijzigt artikel 58 van de Wet 22 april 1999 en bepaalt dat ingeval van onwettige uitoefening van het beroep van

Indien de werknemer hervalt binnen de 14 dagen na het einde van een eerste periode van arbeidsongeschiktheid moet de werkgever enkel het saldo van het gewaarborgd loon

Bepalen welk statuut de dagelijkse bestuurder in een vereniging zonder winstoogmerk heeft, is niet eenvou- dig. Is hij onderworpen aan de sociale zekerheid voor werknemers of dient

In dit tweede vonnis, op dezelfde dag gewezen als het bovenvermelde, veroordeelde de rechtbank nog een beklaagde voor de onwettige uitoefening van het beroep, nadat hij door

Ter herinnering : de beklaagde werd veroordeeld tot een ge- vangenisstraf van vier jaar (hij werd ook vervolgd voor an-.. dere feiten dan de onwettige uitoefening van het beroep van

Een boekhouder van ons Instituut (intussen tuchtrechte- lijk geschrapt) werd vervolgd omdat hij de tuchtrechte- lijke schorsing van vier maanden die hem opgelegd was door

We hopen dat een rechtbank onze redenering zal vol- gen door te oordelen dat, bij ontstentenis van een af- doende bewezen onwettige uitoefening in hoofde van een natuurlijke persoon