• No results found

I N H O U D De franchiseovereenkomst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "I N H O U D De franchiseovereenkomst"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 Afgiftekantoor 9000 Gent X Tweewekelijks Verschijnt niet in juli

I. Inleiding

De commerciële distributiesector draait momenteel op franchising. Zelfstandige handelaars en plaatselijke uithang- borden worden in onze handelscentra en steden steeds meer verdrongen door internationale merken.

Dit verschijnsel, dat nooit dergelijke omvang heeft gekend, is in het begin van de 20ste eeuw in de Verenigde Staten ont- staan. Dit land staat trouwens aan de wieg van een aantal van de bekendste merken, waarvan het archetype ongetwijfeld de fastfoodketen met de dubbele gele boog in het logo is.

De franchiseovereenkomst kan betrekking hebben op de vervaardiging van producten of op de prestatie van dien- sten, maar ook op de distributie van producten, of zelfs op een combinatie daarvan.

De franchiseovereenkomst onderscheidt zich van de andere overeenkomsten inzake commerciële samenwerking, door verschillende essentiële bestanddelen.

De drie bijzondere kenmerken van de franchiseovereen- komst zijn de afstand door de franchisegever aan de fran- chisenemer van het recht om een gemeenschappelijke be- naming te gebruiken, de overdracht van knowhow van de franchisegever aan de franchisenemer, en het feit dat de franchisegever zich ertoe verbindt de franchisenemer voor de volledige duur van de samenwerking technische en com- merciële bijstand te verlenen.

In ruil voor de rechten die de franchisenemer door de over- eenkomst worden toegekend, is hij gehouden tot betaling van royalty’s die berekend worden op basis van een vast bedrag en/of een percentage van de door het verkooppunt verwe- zenlijkte omzet, welke omzet vaak wordt beschouwd als een resultaatverbintenis ten laste van de franchisenemer.

In de meeste gevallen gaat het begin van de samenwerking binnen het franchisenetwerk ook gepaard met de betaling van een bijzonder instaprecht.

Niettegenstaande het een commercieel systeem betreft waar- in de handelaar een deel van zijn morele, en zelfs van zijn financiële zelfstandigheid lijkt te verliezen, zijn voor de fran- chisenemer de voordelen van de franchising niet te verwaar- lozen : het gemak om een bij het publiek bekende naam te kapitaliseren, ondersteuning door een grote groep bij de uitwerking van het business plan, dynamisch effect door de aanwezigheid van een netwerk, enz.

Voorts blijkt dat de faillissementsstatistieken van de recht- banken van koophandel weinig gewag maken van franchi- senemers.

I N H O U D

Flash

1

De franchiseovereenkomst

1

De sociale zekerheid van de

zelfstandigen 5

De franchiseovereenkomst

22 november 2007 : Salon de la Comptabilité

Op donderdag 22 november 2007, is het BIBF aanwezig met een stand op de beurs « Salon de la Comptabilité » te Luik (Palais des Congrès). Het Instituut zal verschillende rondetafels voor studenten boekhouding animeren.

Voor meer info : www.bibf.be en www.ajpcl.be

FLASH

(2)

De voordelen voor de franchisegever liggen in een commer- ciële groei die geen evenredige financiële investeringen vergt en een naambekendheid die voortvloeit uit de aanwezigheid van een netwerk en de dynamiek daarvan.

II. De franchise in het Belgisch recht II.1. De franchise en het burgerlijk recht II.1.1.

Het Belgisch recht onderkent de franchising niet en er is dan ook geen enkele specifieke wettelijke of reglementaire bepaling aan gewijd, met uitzondering van een recente wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele in- formatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten (in werking getreden op 1 februari 2006), die betrekking heeft op de franchiseovereenkomsten, maar ook op andere soorten commerciële samenwerkingsovereenkomsten (over- eenkomst inzake exclusieve verkoopsconcessie, enz.).

Deze wet is ruim geïnspireerd door de bepalingen van de Franse, zogenaamde, wet Doubin (artikel L-330-3 van het Frans Wetboek van Koophandel).

Overeenkomstig voornoemde wet moet de franchisenemer, uiterlijk een maand vóór het sluiten van het definitief ak- koord, het ontwerp van overeenkomst ontvangen en speci- fiek worden geïnformeerd over :

a) de belangrijke contractuele bepalingen;

Artikel 4 § 1, 1° van de wet voorziet in het bijzonder : – het intuitu personae karakter van de overeenkomst;

– de verbintenissen en de gevolgen van het niet beha- len van de verbintenissen;

– de berekeningswijze van de door de franchisenemer verschuldigde vergoeding en de eventuele herzie- ningswijze in de loop van de overeenkomst en tij- dens de hernieuwing ervan;

– de concurrentiebedingen, hun duurtijd en hun voor- waarden;

– de duurtijd van de commerciële samenwerkingsover- eenkomst en de voorwaarden voor de hernieuwing;

– de voorwaarden voor opzeg en beëindiging van de overeenkomst met name wat de lasten en de inves- teringen betreft;

– de voorkooprechten of de aankoopoptie ten voordele van de franchisenemer en de regels voor de waarde- bepaling van de handelszaak bij de uitoefening van deze rechten of deze optie;

– de alleenrechten die zijn voorbehouden aan de fran- chisegever.

b) de gegevens voor de correcte beoordeling van de com- merciële samenwerkingsovereenkomst;

Artikel 4 § 1, 2° van de wet voorziet :

– de naam of benaming van de persoon die het recht verleent, alsook zijn gegevens (wanneer het recht

wordt toegekend door een rechtspersoon, de identi- teit en de hoedanigheid van de natuurlijke persoon die namens de rechtspersoon optreedt);

– de aard van de activiteiten van de franchisegever;

– de intellectuele eigendomsrechten, waarvan het ge- bruik wordt toegestaan;

– in voorkomend geval de jaarrekeningen van de laat- ste drie boekjaren van de franchisegever;

– de ervaring met commerciële samenwerking en de ervaring binnen de exploitatie van de commerciële formule buiten een commerciële samenwerkings- overeenkomst;

– de historiek, de staat en de vooruitzichten van de markt waarin de activiteiten worden uitgeoefend, vanuit een algemeen en lokaal oogpunt;

– de historiek, de staat en de vooruitzichten van het marktaandeel van het netwerk vanuit een algemeen en lokaal oogpunt;

– in voorkomend geval voor elk van de voorbije drie jaren het aantal uitbaters die deel uitmaken van het Belgische en internationale netwerk, alsook de ex- pansievooruitzichten van het netwerk;

– in voorkomend geval voor elk van de voorbije drie jaren het aantal commerciële samenwerkingsovereen- komsten dat is afgesloten, het aantal commerciële sa- menwerkingsovereenkomsten dat is beëindigd, evenals het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten die niet werden hernieuwd op de vervaldag;

– de lasten en investeringen waartoe de franchisenemer zich verbindt bij de aanvang en tijdens de looptijd van de commerciële samenwerkingsovereenkomst, met opgave van de bedragen en hun bestemming alsook hun aflossingstermijn, het ogenblik waarop ze aangegaan zullen worden en hun lot bij beëindiging van de overeenkomst.

De wet bepaalt dat de informatie die de franchisegever moet verstrekken duidelijk en begrijpelijk moet zijn opge- steld en dat, in geval van twijfel, de voor de franchisenemer gunstigste interpretatie prevaleert (art. 7 van de wet). Dat lijkt verder te gaan dan de bewoordingen van artikel 1162 van het Burgerlijk Wetboek, dat louter bepaalt dat «in geval van twijfel de overeenkomst wordt uitgelegd ten nadele van hem die bedongen heeft en ten voordele van hem die zich verbonden heeft».

Bij niet-naleving van de verplichtingen die de franchisegever zijn opgelegd, kan de franchisenemer de nietigheid van de overeenkomst inroepen binnen twee jaar na het sluiten van de overeenkomst. Deze termijn wordt op tien jaar gebracht wanneer het een belangrijke contractuele bepaling betreft die niet in de precontractuele informatie werd vermeld.

(3)

II.1.2.

Hoewel we blij mogen zijn dat de wetgever eindelijk enige aandacht besteedde aan een soort overeenkomst die steeds belangrijker wordt in onze economie, moeten we betreuren dat de wet van 19 december 2005 alleen de precontractuele onderhandelingsfase behandelt.

En ook de opstelling van de bepalingen van deze wet is niet vrij van kritiek en zal ongetwijfeld tal van interpreta- tieproblemen stellen, omdat bepaalde begrippen waarnaar ze verwijzen niet uitdrukkelijk zijn gedefinieerd.

Aangezien de franchisenemer zich doorgaans in een toe- stand van economische afhankelijkheid ten aanzien van de franchisegever bevindt, had de wetgever een specifiek en dwingend beschermend statuut kunnen invoeren.

Behalve deze precontractuele fase die voortaan gereglemen- teerd is, wordt de franchiseovereenkomst in ons land bij voortduur geregeld door de bepalingen van het Europees recht (onder meer het mededingingsrecht), van het burger- lijk recht en van bijzondere wetten (bijvoorbeeld de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken), alsook door de Europese deontologische erecode van de franchise.

Uit het gebrek aan een specifiek wetgevend kader resulteert een zekere vaagheid in de contractuele begrippen, te meer daar de rechter niet gebonden is door de juridische kwalifi- catie die de partijen aan hun rechtshandelingen toekennen.

Om die reden hebben de rechtsleer en de rechtspraak een hoofdrol gespeeld bij de afbakening van de grote lijnen van de franchiseovereenkomst en van de eruit voortvloeiende rechten en verplichtingen, aangezien het hun taak was dit type van overeenkomst te onderscheiden van andere be- staande overeenkomsten.

Eén van de essentiële bestanddelen dat door de rechterlijke beslissingen wordt weerhouden, is de zeer belangrijke ver- plichting tot bijstand waartoe de franchisegever ten aan- zien van de franchisenemer is gehouden (cf. in deze zin, Luik, 4 juni 1991, R.R.D., 1992, p. 241, met noot van C.

Matray; Kooph. Charleroi, 22 november 1995, J.L.M.B., 1997, p. 1668, dat doelt op een uiterst nauwe samenwer- king die veel verder gaat dan deze in verband met een leve- ringscontract of een concessie).

Deze bijstand is multidisciplinair en betreft niet alleen zuiver commerciële aspecten (inrichting van de lokalen, voorstel- ling van de producten, beheer van voorraden en bestellingen, enz.), maar ook reclame- en zelfs sociale en fiscale aspecten.

Maar per slot van rekening is het de franchisenemer die meester moet blijven van zijn zaak, zoniet zou de franchi- segever als de feitelijke bedrijfsleider kunnen worden be-

schouwd en de gevolgen die hieruit voortvloeien op straf- rechtelijk, sociaal of fiscaal gebied moeten dragen.

Doorgaans, en behoudens min of meer precieze richtlijnen, is het de franchisenemer die zijn boekhouding moet voe- ren. Hooguit behoudt de franchisegever zich het recht voor om de franchisenemer te verplichten een door hem erkende boekhouder in de hand te nemen.

II.2. De franchise en het boekhoud- en fiscaal recht

II.2.1. Boekhoudkundige aspecten II.2.1.1. Het financieel plan

Iedere ondernemer weet dat de geslaagde opstart van een zaak begint bij de uitwerking van een precies en samenhan- gend business plan.

Wanneer de activiteit wordt uitgeoefend via een rechtsper- soon met beperkte aansprakelijkheid, wordt de opstelling van een financieel plan een wettelijke verplichting. Immers, in geval van faillissement uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting van de vennootschap, kan de rechter de op- richters van de vennootschap veroordelen om persoonlijk de verbintenissen van de vennootschap te dragen, indien het maatschappelijk kapitaal bij de oprichting kennelijk on- toereikend was voor de normale uitoefening van de voorge- nomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar.

De oprichters kunnen slechts aan veroordeling ontsnappen als ze, aan de hand van het financieel plan bewijzen, dat de kapitalisatie van de vennootschap toereikend kon wor- den geacht en dat ze, in het algemeen, bij de oprichting van de vennootschap, voldoende blijk hebben gegeven van doordachtheid.

Bij de opstelling van een financieel plan is de tussenkomst van een boekhoudprofessional vaak vereist en voor de be- drijfsleider alleszins een nuttige voorzorgsmaatregel.

Wanneer men voornemens is om de activiteit in het kader van een franchiseovereenkomst uit te oefenen, is het door- gaans de franchisegever die het business plan opstelt. Het zal dan desgevallend de taak van de franchiseconsulent zijn om de gegevens die de franchisegever in de precontractuele fase heeft medegedeeld na te gaan.

Toch wijst niets erop dat de eventuele tussenkomst van de franchisegever de voormelde verplichting zou opheffen. De franchisenemer heeft er dus alle belang bij om, parallel met de door de franchisegever verstrekte precontractuele infor- matie, met de hulp van zijn boekhoudkundig raadgever, een individueel financieel plan op te maken.

In dezelfde gedachtegang dient de consulent van de franchi- segever de hoogste aandacht te besteden aan de opstelling van de boekhoudkundige, commerciële en financiële plannen. Het kan immers voorkomen dat de rechtbank de franchisegever

(4)

aansprakelijk stelt bij dergelijke tekortkoming die het faillis- sement van de franchisenemer en schade voor de schuldenaars van laatstgenoemde heeft veroorzaakt (cf. in deze zin, Bergen, 13 januari 2003, J.D.S.C., 2004, p. 264, met noot van M.

Delvaux, in welke beslissing geoordeeld wordt dat de franchi- segever voor 60 % tot de schade heeft bijgedragen).

II.2.1.2. Aangifte van de omzet

Aangezien de door de franchisenemer aan de franchisegever betaalde vergoeding doorgaans, geheel of ten dele, geba- seerd is op de door het verkooppunt verwezenlijkte omzet, moet de franchisenemer aan de franchisegever uiteraard de inlichtingen meedelen aan de hand waarvan deze vergoe- ding kan worden berekend.

Om te vermijden dat een te lage omzet zou worden meege- deeld, houden talrijke franchiseovereenkomsten, als sanctie, voor de franchisegever de mogelijkheid in om de franchise- overeenkomst op te zeggen, wanneer de aan de franchisege- ver medegedeelde omzet meer dan 2 % afwijkt van de aan de belastingadministratie aangegeven omzet (het is door- gaans de bij de btw-administratie aangegeven omzet die als referentie dient).

In dat opzicht moeten de boekhoudprofessionals toezien op de overeenstemming van de cijfers en hun cliënten eventu- eel wijzen op deze contractuele bepaling die een aanzienlijk nadeel kan veroorzaken.

II.2.2. Fiscale aspecten

We bespreken hieronder enige fiscale bijzonderheden.

a) Forfaitaire grondslag van aanslag en vergoeding

Volgens het hof van beroep van Luik kan de franchisenemer die kiest voor de toepassing van het forfaitair barema voor handelaars in algemene voeding, de bijdragen die hij aan de franchisegever stort niet als beroepskosten aftrekken, wan- neer blijkt dat de vrijheid van de franchisenemer contrac- tueel beperkt is met betrekking tot het gebruik van de eco- nomische en technische diensten van de franchisegever (cf.

Luik, 10 december 1999, F.J.F., 2000/109). Het hof stelt immers vast dat de bedragen die blijkbaar de vergoeding vormen voor technische diensten (reclame, boekhouding, marketing) geleverd aan de detailhandelaar door de leveran- cier of de onderneming met bijhuizen, inbegrepen zijn in de kostprijs, tenzij de detailhandelaar niet verplicht is om op deze diensten een beroep te doen en de vergoeding niet boven de normale prijs voor deze prestaties uitstijgt.

Aangezien de franchiseovereenkomst de franchisenemer verplicht om deel te nemen aan de door de franchisegever georganiseerde reclamecampagnes en een eenvormige com- merciële communicatie beoogt, dient het hof vast te stellen dat er een beperkte vrijheid van de franchisenemer blijkt op het gebied van de commerciële strategie.

b) Vergoeding bij het verstrijken van de overeenkomst – be- lasting ?

De rechtspraak is het helemaal niet eens over de vraag of de wet van 27 juli 1961 betreffende eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenver- koop op de franchiseovereenkomst van toepassing is.

Nu eens oordelen de hoven en rechtbanken dat de twee regelingen totaal verschillend zijn (cf. bijvoorbeeld, Bergen 20 december 1999, A.J.T., 2000-01, p. 226, waarin het hof opmerkt dat de franchiseovereenkomst niet uitsluitend op de aankoop en de verkoop van producten slaat; in dezelfde zin, Brussel, 11 april 1997, R.D.C., 1999, p. 264), dan weer beslissen ze dat, aangezien de rechten en verplichtin- gen van de partijen gelijkaardig zijn, de bescherming die door voormelde wet aan de concessiehouder wordt geboden moet worden uitgebreid tot de franchisenemer (cf. Gent, 12 oktober 1994, R.D.C., 1995, p. 501).

Ongeacht of de wet van 27 juli 1961 dan wel een contrac- tuele bepaling wordt toegepast, de vergoeding die de fran- chisenemer kan ontvangen, moet alleszins een bijzondere fiscale behandeling krijgen.

De aan de franchisenemer verschuldigde vergoeding kan twee bestanddelen omvatten, namelijk de inkomstenderving ten gevolge van de beëindiging van de overeenkomst en het eruit voortvloeiend verlies van cliënteel.

De vergoeding ontvangen wegens de winstderving is logi- scherwijs belastbaar op grond van artikel 28, 3° WIB92 (te- gen de aanslagvoet van 16,5 % als de franchisenemer een natuurlijke persoon is en tegen het normaal of verlaagd tarief als het een vennootschap is; cf. art. 171, 4°, a) WIB92).

De vergoeding die de franchisenemer verkrijgt als compen- satie voor het verlies aan cliënteel, wordt daarentegen door- gaans als een gedwongen meerwaarde in de zin van arti- kel 47 § 1, 1° WIB92 aangemerkt, tenminste wanneer de beëindiging van de contractuele betrekkingen het gevolg is van een gebeurtenis die de belastingplichtige niet heeft kun- nen beletten noch voorzien (cf. Brussel, 20 september 1996, R.G.F., 1997, p. 63; Gent, 19 maart 1998, Act. Fisc., 1998, nr. 16, p. 5; Rb. Brugge, 16 maart 2004, Fiscale Koerier,.

2004, p. 413; contra Gent, 18 december 2001, Fisc. Act., 2002, liv. 5, p. 7, waarin wordt vastgesteld dat de verbreking van de contractuele betrekkingen te wijten is aan gebrek aan resultaat vanwege de franchisenemer en bijgevolg wordt be- slist dat de verbreking van de contractuele betrekkingen niet onafhankelijk is van de wil van de franchisenemer, die dus niet bewijst dat de meerwaarde gedwongen was), zonder dat evenwel wordt geëist dat de gebeurtenis helemaal niet kon worden voorzien.

(5)

Deze vergoeding voor verlies van de cliënteel komt, vol- gens de meerderheid van de rechtspraak, dus in aanmerking voor gespreide belasting mits herbelegging, zoals bepaald bij artikel 47 WIB92, op voorwaarde dat de onaantastbaar- heidsvoorwaarde overeenkomstig artikel 190 WIB92 wordt nageleefd, met name dat de vergoeding op één of meer af- zonderlijke rekeningen van het passief geboekt is en blijft en niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaar- lijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (zie ook Brussel, 27 november 1998, T.F.R., 1999, p. 366).

III. Conclusie

De franchise is een contractueel kader waarvoor, op civiel- rechtelijk, boekhoudrechtelijk en fiscaalrechtelijk gebied, bijzonder weinig specifieke regelingen bestaan.

Het meest recente wetgevend initiatief heeft slechts een beperkt effect, aangezien het uitsluitend de precontractu-

ele fase van de commerciële relaties betreft. We betreuren trouwens de gebrekkige opstelling ervan, die problemen zal stellen. Meer algemeen betreuren we dat de wetgever niet het globaal juridisch statuut van de franchise onder ogen heeft willen zien, zoals hij voor andere soorten handelover- eenkomsten heeft gedaan.

De handelsagent beschikt, in het kader van zijn contractu- ele betrekkingen met de principaal, over een eigen geregle- menteerd statuut. Waarom geldt dat ook niet voor de fran- chisenemer, terwijl beide gevallen toch worden gekenmerkt door een economische afhankelijkheid ?

Misschien zal Europa ooit moeten ingrijpen… Ondertus- sen gaat uniformisering van de uithangborden onverbidde- lijk voort.

Olivier ROBIJNS Advocaat aan de Balie van Luik Advocatenkantoor HERVE

De sociale zekerheid van de zelfstandigen

In Pacioli nr. 236 verscheen het eerste deel van dit artikel.

Meer bepaald gingen we dieper in op het sociaal statuut en de sociale zekerheidsbijdragen van de zelfstandigen. In dit deel

bekijken we de sociale zekerheidsuitkeringen van zelfstandigen en komen we tot een besluit.

1. Uitkeringen in de sociale zekerheid Ziekte- en invaliditeitsverzekering

Zelfstandige Loontrekkende

A. Vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid

Betaald voor arbeidsongeschiktheid wegens alle redenen.

– eerste jaar ongeschiktheid

De eerste maand : geen vergoeding Van de tweede tot de twaalfde maand :

1. Met gezinslast : 38,67 EUR per dag 2. Alleenstaande : 29,01 EUR per dag 3. Samenwonende : 25,76 EUR per dag

A. Vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid

Betaald voor arbeidsongeschiktheid uitsluitend ingevolge ziekte of ongeval in het privéleven.

– eerste jaar ongeschiktheid

– De eerste maand : gewaarborgd loon – Van de tweede tot de zesde maand :

1. Andere dan samenwonende : 60 % brutoloon Maximum : 66,39 EUR bruto per dag 2. Samenwonende : 55 % brutoloon Maximum : 60,86 EUR bruto per dag – Van de zevende tot de twaalfde maand :

1. Met gezinslast : 60 % brutoloon Maximum : 66,39 EUR bruto per dag Minimum : 42,47 EUR per dag 2. Alleenstaande : 60 % brutoloon Maximum : 66,39 EUR bruto per dag Minimum : 33,99 EUR per dag 3. Samenwonende : 55 % brutoloon Maximum : 60,86 EUR bruto per dag Minimum : 28,85 EUR per dag

(6)

– Vanaf het tweede jaar ongeschiktheid

Zelfstandige die zijn onderneming niet heeft stopgezet : 1. Met gezinslast : 38,67 EUR per dag

2. alleenstaande : 29,01 EUR per dag 3. Samenwonende : 25,76 EUR per dag

Zelfstandige die zijn onderneming heeft stopgezet : 1. Met gezinslast : 42,47 EUR per dag

2. Alleenstaande : 33,99 EUR per dag 3. Samenwonende : 28,85 EUR per dag

– Vanaf het tweede jaar ongeschiktheid 1. Met gezinslast : 65 % brutoloon Maximum : 71,93 EUR bruto per dag Minimum : 42,47 EUR per dag 2. Alleenstaande : 45 % brutoloon Maximum : 55,33 EUR bruto per dag Minimum : 33,99 EUR per dag 3. Samenwonende : 40 % brutoloon Maximum : 44,26 EUR bruto per dag Minimum : 28,85 EUR per dag B. Gezondheidszorgen

– Grote risico’s : gedekt – Kleine risico’s : niet gedekt

– Aanvulling hospitalisatie : niet gedekt

B. Gezondheidszorgen – Grote risico’s : gedekt – Kleine risico’s : gedekt

– Aanvulling hospitalisatie : niet gedekt C. Zwangerschapsvergoeding

Zwangerschapsrust van zes weken met een zwangerschapsvergoe- ding van 2 082,71 EUR.

C. Zwangerschapsvergoeding Zwangerschapsrust (15 weken)

Arbeidsongevallen

Zelfstandige Loontrekkende

Geen bijzondere tussenkomst : alleen tussenkomst van het ziekenfonds.

Zie hierboven : ziekte- en invaliditeitsverzekering, vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid.

– De 30 eerste dagen : de werkgever betaalt het normale loon verder

– Van de 31ste dag tot de twaalfde maand : 90 % van het gemiddeld jaarloon (begrensd) met een maximum van 33 403,80 EUR per jaar of 2 783,65 EUR per maand – Vanaf de 13de maand : 100 % van het gemiddeld jaarloon

(begrensd), met een maximum van 33 403,80 EUR per jaar of 2 783,65 EUR per maand

Pensioen

Zelfstandige Loontrekkende

Het pensioen van de zelfstandige wordt berekend op basis van de loopbaan en de aangegeven belastbare inkomsten.

Het deel van het pensioen met betrekking tot de jaren vóór 1984 is echter forfaitair.

Het pensioen van de loontrekkende wordt berekend op basis van zijn loopbaan en de aangegeven belastbare inkomsten.

A. Rustpensioen

Minimumpensioen voor een volledige loopbaan :

– Pensioen «gezin» : 12 065,74 EUR bruto per jaar, d.i.

1 005,48 EUR bruto per maand

– Pensioen «alleenstaande» : 9 051,49 EUR bruto per jaar, d.i.

754,29 EUR bruto per maand

A. Rustpensioen

Minimumpensioen voor een volledige loopbaan :

– Pensioen «gezin» : 13 250,39 EUR bruto per jaar, d.i.

1 104,20 EUR bruto per maand

– Pensioen «alleenstaande» : 10 603,65 EUR bruto per jaar, d.i. 883,64 EUR bruto per maand

B. Overlevingspensioen

Minimumpensioen voor een volledige loopbaan :

9 051,49 EUR bruto per jaar, d.i. 754,29 EUR bruto per maand

B. Overlevingspensioen

Minimumpensioen voor een volledige loopbaan :

10 436,93 EUR bruto per jaar, d.i. 869,74 EUR bruto per maand

Kinderbijslag

Zelfstandige Loontrekkende

A. Kinderbijslag Basisbedrag :

– 60,00 EUR per maand voor het eerste kind – 145,43 EUR per maand voor het tweede kind

– 217,13 EUR per maand voor het derde kind en volgende

A. Kinderbijslag Basisbedrag :

– 78,59 EUR per maand voor het eerste kind – 145,43 EUR per maand voor het tweede kind

– 217,13 EUR per maand voor het derde kind en volgende

(7)

Leeftijdstoeslag (per maand) :

– 6 jaar : 27,30 EUR voor het eerste kind en volgende – 12 jaar : 41,72 EUR voor het eerste kind en volgende – 18 jaar : 46,04 EUR voor het eerste kind en 53,05 EUR

voor de volgende.

Leeftijdstoeslag (per maand) :

– 6 jaar : 13,69 EUR voor het eerste kind geboren na 01/01/1991 en 27,30 EUR voor alle andere

– 12 jaar : 20,85 EUR voor het 1ste kind geboren na 01/01/1991 en 41.72 EUR voor alle andere

– 18 jaar : 27,30 EUR voor het 1ste kind geboren na 01/01/1991 en 53,05 EUR voor alle andere.

Let op : geen leeftijdstoeslag voor het enig kind of voor de laatstgeborene !

B. Geboortepremie

– 1 064,79 EUR voor de eerste geboorte

– 801,13 EUR voor de tweede geboorte en volgende

B. Geboortepremie

– 1 064,79 EUR voor de eerste geboorte

– 801,13 EUR voor de tweede geboorte en volgende C. Adoptiepremie

1 064,79 EUR per geadopteerd kind C. Adoptiepremie

1 064,79 EUR per geadopteerd kind

Jaarlijkse vakantie

Zelfstandige Loontrekkende

Geen betaalde vakantie. vier weken betaalde vakantie.

Werkloosheidsvergoedingen

Zelfstandige Loontrekkende

De activiteit als zelfstandige geeft geen recht op werkloos- heidsuitkeringen.

Naargelang :

– het voorgaande sociaal statuut (loontrekkende of werkloze);

– de duur van de activiteit als zelfstandige;

De gewone werkloosheidsvergoeding wordt berekend per dag (6d/week) op de bruto bezoldiging eventueel geplafonneerd op 68,4127 EUR per dag hetzij 1 778,73 EUR per maand.

– Samenwonende met gezinslast

– 60 % van het laatste loon met een minimum van 35,10 EUR per dag of 912,60 EUR per maand en een maximum van 41,05 EUR per dag of 1 067,30 EUR per maand.

– Alleenstaande

– eerste jaar werkloosheid : 60 % van het laatste loon met een minimum van 29,49 EUR per dag of 766,74 EUR per maand en een maximum van 41,05 EUR per dag of 1 067,30 EUR per maand.

– tweede jaar en volgende : 50 % van het laatste loon met een minimum van 29,49 EUR per dag of 766,74 EUR per maand en een maximum van 34,21 EUR per dag of 889,46 EUR per maand.

– Samenwonende zonder gezinslast

– eerste jaar werkloosheid : 55 % van het laatste loon met een minimum van 22,11 EUR per dag of 574,86 EUR per maand et een maximum van 37,63 EUR per dag of 978,38 EUR per maand.

– tweede periode van 3 maand + 3 maand per jaar tewerk- stelling : 40 % van het laatste loon met een minimum van 22,11 EUR per dag of 574,86 EUR per maand en een maximum van 27,37 EUR per dag of 711,62 EUR per maand.

– derde periode : forfait van 15,58 EUR per dag of 405,08 EUR per maand.

Werklozen van 50 jaar en meer genieten werkloosheidsvergoe- dingen die worden verhoogd na een jaar werkloosheid.

(8)

Jongeren die hun studies hebben beëindigd hebben na een wachttijd recht op wacht- of overgangsuitkeringen waarvan het bedrag doorgaans minder hoog is dan de gewone werkloosheids- vergoedingen.

Uitkeringen ingeval van faillissement

Zelfstandige Loontrekkende

– Zonder gezinslast :

– twee eerste maanden : 740,65 EUR per maand – vier volgende maanden : 443,39 EUR per maand – Met gezinslast :

– twee eerste maanden : 888,78 EUR per maand – vier volgende maanden : 592,52 EUR per maand

Gezien de definitie van faillissement, kan de loontrekkende niet failliet gaan.

Wanneer de onderneming waarin hij werkt failliet wordt ver- klaard, kan de loontrekkende werkloos worden en in het kader daarvan uitkeringen genieten (zie supra).

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouw- baarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Roland SMETS, B.I.B.F. – Legrand- laan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Roland SMETS. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.

Opmerking :

Alle bedragen die in deze tabel zijn opgenomen, zijn deze die van toepassing zijn op 1 april 2007.

4. Conclusies

De zelfstandige heeft, krachtens zijn statuut, verplichtingen inzake sociale zekerheid. Hij moet namelijk :

– zich aansluiten bij een sociale verzekeringskas (waarvan hij kan veranderen na vier volledige jaren van aanslui- ting);

– zich aansluiten bij een ziekenfonds.

Door zijn aansluiting bij een sociale verzekeringskas moet hij sociale bijdragen betalen waarvan het bedrag afhangt van zijn beroepsinkomsten en waardoor hij rechten verwerft op bepaalde prestaties in de sociale zekerheid.

Anderzijds wordt de zelfstandige gedefinieerd door tegen- stelling met andere statuten : hij is de persoon die arbeid verricht zonder een loontrekkende met arbeidsovereenkomst (of een ambtenaar met een statuut) te zijn.

Voor wat de sociale dekking betreft, is dit verschil zeer uit- gesproken, behalve voor de kinderbijslag waarvoor reeds een zekere harmonisatie is doorgevoerd :

– ingeval van arbeidsongeschiktheid wordt aan de loontrek- kende, behalve bij een arbeidsongeval, een uitkering toe- gekend van 60 % van zijn inkomsten indien deze lager zijn dan + 31 578 EUR per jaar, terwijl de uitkeringen voor de zelfstandige steeds forfaitair zijn, ook bij een ar-

beidsongeval, en slechts 60 % van de inkomsten bedragen wanneer deze lager zijn dan + 9 875,00 EUR per jaar;

– voor geneeskundige verzorging is de loontrekkende ver- zekerd voor grote en kleine risico’s, weliswaar uitsluitend op basis van het RIZIV-barema, terwijl de zelfstandige maar wordt vergoed voor de grote risico’s;

– inzake pensioenen (rustpensioen en overlevingspensi- oen) is het bedrag van het pensioen van de zelfstandige ook bij identieke inkomsten steeds lager dan dat van de loontrekkende, terwijl dit reeds een nettoverlies van koopkracht inhoudt in vergelijking met de inkomsten uit arbeid.

De uitkeringen in de sociale zekerheid zijn zeker welkom, maar zij zijn niet toereikend om dezelfde levensstandaard te handhaven. Dit geldt zowel voor de loontrekkende, maar zeker nog meer voor de zelfstandige.

Er zijn dus maar twee oplossingen :

– hetzij de uitkeringen in de sociale zekerheid verhogen, maar dit behoort tot de bevoegdheid van de wetgevende en uitvoerende machten;

– hetzij producten ter aanvulling van de uitkeringen van sociale zekerheid voorstellen, maar om zeker te zijn dat deze producten werkelijk de uitkeringen in de sociale zekerheid aanvullen, dient men een beroep te doen op de competentie van specialisten.

Jacques BOULET Zaakvoerder Viaxis

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maatstaf van heffing van één vijftiende per jaar Wanneer op het einde van de verbouwingswerken het gebouw voor de toepassing van de BTW als nieuw dient te worden beschouwd,

Onder de «negatieve beslissingen» zijn onder meer deze dossiers opgenomen waarbij om onbeperkt uitstel wordt verzocht voor belastingen waarop deze maatregel niet van

Voor een vereniging die opgericht wordt is het beginver- mogen de middelen waarmee ze start en die haar door de oprichters ter beschikking worden gesteld, hetzij in

In de mate dat de waardeverminderingen niet meer gerecht- vaardigd zijn zonder dat een gepaste terugneming wordt uitgevoerd of zonder dat de vennootschap het verlies dat

Het betreft goederen die de vereniging verbruikt voor haar administratie of aanwendt in het kader van haar activiteit of dienstverlening. in consignatie) zullen

Voor de betrokken vennootschappen brengt dit dus de ver- plichting mee om vóór het verstrijken van de overgangspe- riode hun statuten aan te passen, hetzij om het bestaan van

– Occasionele cliënten worden geïdentificeerd wanneer ze een verrichting uitvoeren voor een bedrag van 10 000 EUR of meer of, wanneer het bedrag lager is dan 10 000 EUR

De steun, onze steun (ja, we zijn met veel meer) is er voor jou. Die steun is er altijd geweest. Alleen door alle ruis of programma’s, zoals jullie het nu noemen, is dit lange