• No results found

Overheidsaansprakelijkheid in Engeland en Nederland Roosmalen, H.J.T.M. van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overheidsaansprakelijkheid in Engeland en Nederland Roosmalen, H.J.T.M. van"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Overheidsaansprakelijkheid in Engeland en Nederland

Roosmalen, H.J.T.M. van

Citation

Roosmalen, H. J. T. M. van. (2007, January 11). Overheidsaansprakelijkheid in Engeland en

Nederland. Meijers-reeks. Sdu Uitgevers, Den Haag. Retrieved from

https://hdl.handle.net/1887/8768

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the

Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/8768

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Engels recht in kaart

(3)
(4)

7.1 INLEIDING

‘Herkenningspunten voor onderweg’ zijn ter ondersteuning van de twee volgende hoofdstukken. Het gaat om procedurele aspecten en het stelsel van rechtsbescherming tegen de overheid. Dit hoofdstuk is er één over procedures – gewone en bijzondere. De bijzondere procedures betreffen wegen van publiek- rechtelijke rechtsbescherming, zowel wettelijke als buitenwettelijke: appeal en judicial review. Letterlijk betekent judicial review ‘rechterlijke toetsing’, maar daarmee wordt vooreerst bedoeld ‘administratiefrechtelijke toetsing’.1In dit hoofdstuk staat de vraag centraal hoe overheidsaansprakelijkheid past in het stelsel van rechtsbescherming tegen de overheid.

7.2 ALGEMENE PROCEDURELE ASPECTEN

In een procedure tegen een lokale overheid treedt de District Council of County Council op als verweerder. Deze Councils zijn authorities, ondanks hun be- naming die doet vermoeden dat zij een orgaan van een lichaam zijn in plaats van het overheidslichaam zelf.2Lokale overheden kunnen voor eigen daden aansprakelijk worden gesteld, maar ook voor daden van hun functionarissen (vicarious liability) – de Kroon niet langer uitgezonderd.3

In 1987 heeft de wetgever de Kroonimmuniteit nog verder beperkt. De Crown Proceedings (Armed Forces) Act maakte een einde aan de uitzonderingsbepaling van section 10CPA1947. De verenigbaarheid van die bepaling met artikel 6EVRM

is door het House of Lords getoetst in Matthews.4Section 10CPA 1947 zou een ongeoorloofde procedurele (en geen materiële) beperking inhouden.5Het House of Lords echter oordeelde dat er in deze zaak geen sprake was van een geschil in de zin van artikel 6, eerste lid,EVRM. Matthews had naar materieel Engels recht

1 Vgl. Jacobini 1991, p. 76.

2 Zie § 5.2.

3 S. 2 CPA 1947, zie § 5.3.

4 In het kader van een declaration of incompatibility-procedure ex s. 3(1) HRA 1998, zie § 6.2.2.

5 Het High Court ging daarin mee, maar het Court of Appeal niet. Zie QBD 22 januari 2002, [2002] EWHC 13 en CA 29 mei 2002, [2002] 3 All ER 513.

(5)

geen recht op schadevergoeding: section 10 CPA1947 hield de oude regel van materieel recht in stand dat The King can do no wrong.6

Onder meer de Supreme Court Act 1981 (hierna:SCA1981), de County Court Act 1984 (hierna: CCA 1984), de Civil Procedure Act 1997 en de Access to Justice Act 1999 (hierna: AJA 1999) bevatten belangrijke bepalingen over processuele aspecten van het overheidsaansprakelijkheidsrecht. Het Engelse procesrecht in civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedures en in bestuurs- rechtelijke procedures is, wat betreft de procedures in het County Court en het High Court, neergelegd in de Civil Procedure Rules (hierna:CPR). Deze regels zijn opgesteld door het Civil Procedure Rule Committee op grond van de sections 1 en 2 van de Civil Procedure Act 1997.7Daarnaast kunnen bijzondere wetten afwijkende bepalingen bevatten. BlijkensCPRr. 1.1 vormen deCPR‘a new procedural code with the overriding objective of enabling the court to deal with cases justly’. De rechter bevordert dit doel door ‘active case manage- ment’. Hij neemt alle denkbare maatregelen ten behoeve van een snelle en efficiënte procesvoering (CPRr. 1.4).

Wie zich verweert tegen een schadevergoedingsactie kan een verzoek indienen bij de rechter om de vordering preliminair af te doen. Het werkwoord

‘to strike out’ betekent letterlijk ‘schrappen’ of ‘doorhalen’. In het vervolg duid ik dit deel van een gerechtelijke procedure aan als de ‘strike out-procedure’.

Ambtshalve of op verzoek van partijen spreekt de rechter een oordeel uit over de juridische kans van slagen van de vordering op basis van de feiten zoals deze door eiser zijn gesteld.CPRr. 3.4(2) bepaalt:

“The court may strike out a statement of case if it appears to the court – (a) that the statement of case discloses no reasonable grounds for bringing or defending the claim; (b) that the statement of case is an abuse of the court’s process or is otherwise likely to obstruct the just disposal of the proceedings (…).”

Een process is een gerechtelijk document, een dagvaarding om voor het betref- fende gerecht te verschijnen. Voorheen leidde een writ of summons of een originating summons een procedure bij het High Court in. In het huidige proces- recht heeft Part 7CPRhet writ of summons vervangen. Dit is de te volgen weg voor de meeste tort acties.CPRr. 7.2(1) bepaalt:

“Proceedings are started when the court issues a claim form at the request of the claimant.”

6 HL 13 februari 2003, [2003] 1 AC 1163 (Matthews v Ministry of Defence). Zie ook EHRM 19 oktober 2005, zaak 32555/96, <www.echr.coe.int> (Roche v UK).

7 Voor de meest recente versie, zie <www.dca.gov.uk>.

(6)

Een procedure ingeleid met een originating summons was eenvoudiger. Louter rechtsvragen werden ter beoordeling aan de rechter voorgelegd. De feiten stonden niet ter discussie. Nu biedt Part 8CPReen vergelijkbare mogelijkheid, een alternative procedure for claims. Verweerders zullen in een strike out-proce- dure proberen aan te tonen dat de vordering ‘vexatious, scurrilous or obviously ill-founded’ is.8Engelse rechters beschikken overigens ook over de mogelijk- heid een vordering, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek, bij summary judgment af te doen wanneer eiser geen enkel vooruitzicht heeft zijn zaak te winnen.9

7.3 ORDINARY CLAIMS

Rechtzoekenden kunnen in de regel acties uit onrechtmatige daad (tort) instel- len bij een County Court10 of bij het High Court.11 In de praktijk zal het County Court alleen kleinere vorderingen beoordelen.12De bevoegdheid van het High Court is algemeen. Nadat een zaak is aangebracht, kan deze op een gespecialiseerde lijst (bijzondere rol) terecht komen. Bouwzaken bijvoorbeeld gelden als Technology and Construction Court claims.13Het High Court is opge- deeld in drie divisions.14 In theorie is iedere division bevoegd in alle zaken, in de praktijk is de bevoegdheid van iedere division afgebakend door haar naam. Switchen naar een andere division is mogelijk op grond vanCPRr. 30.5.

De Queen’s Bench Division is bevoegd in zaken die van oudsher door de common law rechter werden behandeld.15De regering Blair bereidt wetgeving voor om de rechtspraak in eerste instantie te stroomlijnen.16

Voor het instellen van beroep (appeal) tegen een uitspraak van een lagere rechter is overeenkomstig section 54 AJA 1999 enCPR r. 52.3 toestemming (permission) vereist, hetzij van de rechter die de uitspraak heeft gedaan, hetzij van het gerecht waarbij beroep zal worden ingesteld. Toestemming tot het instellen van beroep zal alleen worden gegeven wanneer het gerecht het beroep kansrijk acht of bij een dwingende reden. Tegen een weigering staat geen rechtsmiddel open, tenzij de afwijzing zonder hoorzitting (hearing) tot stand

8 Practice Direction 1.5 (toevoeging bij CPR r. 3.4).

9 Zie CPR r. 24.2.

10 Er zijn 218 County Courts. Rechters zijn recorders (deeltijd-rechters), district judges (met 7 jaar praktijkervaring, zij behandelen alleen interim proceedings) en circuit judges (met 10 jaar praktijkervaring).

11 S. 15 CCA 1984.

12 Part 27 CPR voorziet in een small claims-procedure en Part 11 CPR in de mogelijkheid de bevoegdheid (jurisdiction) van het gerecht waarvoor men wordt gedaagd te betwisten. Zie verder Sime 2004, p. 11-14.

13 Part 60 CPR.

14 Naast de Queen’s Bench Division zijn er de Chancery Division en de Family Division.

15 Voorzitter van het High Court is de Lord Chancellor. Een master is een rechterlijk ambtenaar die interim proceedings behandelt.

16 Zie Consultation Paper DCA 2005.

(7)

is gekomen. Een order waarbij toestemming tot het instellen van beroep wordt verleend kan bepalen dat het beroep slechts bepaalde punten van de uitspraak betreft of alleen onder voorwaarden mag worden ingesteld.17In beginsel staat beroep open bij een High Court judge tegen een uitspraak van een High Court master, een district judge en een county court circuit judge.18Beroep bij het Court of Appeal staat open tegen een beslissing van een High Court judge. Het Court of Appeal is de één na hoogste beroepsinstantie. Het velt een oordeel over zowel de feiten als het recht en is opgedeeld in een Criminal Division en een Civil Division.19

De hoogste beroepsinstantie is het House of Lords waarvan de rechtspre- kende bevoegdheid is te herleiden tot de Appellate Jurisdiction Act 1876. Het Appellate Committee van het House of Lords20oordeelt over rechtsvragen in beroep tegen uitspraken in civil matters van het Court of Appeal en onder bepaalde voorwaarden van het High Court.21 Toestemming van hetzij het Court of Appeal, hetzij het House of Lords is immer vereist. Het House of Lords aanvaardt of verwerpt het beroep. De beslissing is niet uitvoerbaar. De zaak zal na uitspraak van het House of Lords opnieuw aanhangig moeten worden gemaakt.

Een actie kan strekken tot verkrijging van damages (schadevergoeding) of tot het opleggen van een injunction (verbod)22of een declaration (‘verklaring voor recht’). Injunctions en declarations zijn altijd discretionaire remedies. De rechter kent ze slechts toe wanneer dit hem billijk toeschijnt. Common law damages zijn een remedy as of right. Damages kunnen ook discretionair zijn.

De mogelijkheden om damages toe te wijzen in plaats van een injunction zijn in het Engelse procesrecht beperkt of zelfs controversieel.23Dit geldt ook bij het argument dat het algemeen belang zulks vergt. Dan had de wetgever daar maar voor moeten zorgen, zo schijnt de achterliggende gedachte te zijn.24 In de rechtspraak heeft het algemeen belang (‘the public interest’) echter wel geprevaleerd bij het vooruitzicht dat in een heel dorp voor meer dan zeventig jaar geen cricket gespeeld zou kunnen worden. Het ‘enjoyment of house and garden’ van enige bewoners moest wijken: zij moesten zich met schadevergoe- ding tevreden stellen.25 Deze uitspraak van het Court of Appeal was niet

17 Zie ook CPR r. 3.1(3) en CPR r. 25.15.

18 Tegen een uitspraak van een county district judge staat beroep open bij een county court circuit judge.

19 Voorzitter van de Civil Division is de Master of the Rolls.

20 Na de inwerkingtreding van de Constitutional Reform Act 2005: het Supreme Court. Zie ook § 5.2.

21 S. 1 Administration of Justice (Appeals) Act 1934. Zie ook de AJA 1960, de AJA 1969 en de AJA 1999 en Part 1 van de Practice Directions Applicable to Civil Appeals (‘Directions on petitions for leave to appeal’).

22 Zie echter s. 21 CPA en § 8.6.

23 Zie Mc Bride & Bagshaw 2001, p. 631-635.

24 CA 18 december 1894, [1895] 1 Ch 287 (Shelfer v City of London Electric Lighting Company).

25 CA 6 april 1977, [1977] QB 966 (Miller v Jackson).

(8)

unaniem en controversieel.26Verder wordt aangenomen dat slechts in zeer bijzondere omstandigheden geen injunction kan worden verkregen.27 Vier factoren zijn daarbij van betekenis: de inbreuk op de rechten van eiser is klein, de geldelijke waarde kan worden geschat, een kleine som betekent een ade- quate compensatie en de zaak is er één waarin het afgeven van een injunction voor verweerder ‘oppressive’ zal zijn. Deze criteria zijn geformuleerd aan het einde van de negentiende eeuw, maar ze hebben hun waarde behouden.28

Voor het instellen van acties ter verkrijging van deze drie private law remedies geldt in beginsel een verjaringstermijn van zes jaar bij acties uit tort,29 al bedraagt deze bijvoorbeeld bij personal injury claims slechts drie jaar30en bij een claim gebaseerd op deHRA1998 zelfs één jaar.31

Voor zogenaamde nominal damages is het stellen van schade geen vereiste.

Het enkele feit dat een tort is begaan, volstaat. Schadevergoeding is niet altijd compensatoir van karakter, dat wil zeggen gericht op vergoeding en herstel.

Zo is het mogelijk aggravated damages te vorderen. ‘Aggravation’ betekent letterlijk ‘verergering’. Deze schadevergoeding heeft ten doel gevoelens van woede te verzachten. Exemplary damages hebben een puur punitief karakter en zijn uitsluitend gericht op het toevoegen van leed. Het bijzondere aan exemplary damages is dat deze schadevergoeding met name van overheidsfun- ctionarissen en van de overheid kan worden gevorderd, want:

“the servants of the government are also the servants of the people and the use of their power must always be subordinate to their duty of service.”32

Sinds 1964 kunnen exemplary damages worden toegewezen in geval van ‘op- pressive, arbitrary or unconstitutional action by the servants of the government’

of bij gedragingen die de betrokken overheidsfunctionaris een voordeel hebben opgeleverd dat de omvang van de schadevergoeding (anders) overstijgt.33 Niet zo lang geleden heeft de Law Commission tot behoud van exemplary damages in het Engelse recht geadviseerd.34Het House of Lords heeft in 2001

26 Zie Winfield & Jolowicz/Rogers 2002, p. 797-798.

27 CA 30 apil 1980, [1981] QB 88 (Kennaway v Thompson). Deze uitspraak bevestigt de Shelfer- uitspraak.

28 CA 18 december 1894, [1895] 1 Ch 287, 322-323 per Smith LJ (Shelfer v City of London Electric Lighting Company) en CA 18 juli 1994, [1995] 2 All ER 189, p. 208 per Millett LJ (Jaggard v Sawyer).

29 Zie echter § 7.5.3.

30 Sections 2 en 11 Limitation Act 1981. Zie HL 17 juni 2004, [2004] UKHL 29 (Bracknell Forest BC v Adams)

31 S. 7(5) HRA 1998.

32 HL 21 januari 1964, [1964] 1 All ER 367, p. 410 per Lord Devlin (Rookes v Barnard).

33 HL 21 januari 1964, [1964] 1 All ER 367, p. 409 (Rookes v Barnard).

34 Law Commission 1997.

(9)

de mogelijkheden om exemplary damages te vorderen verruimd,35hoewel Lord Scott in de betreffende uitspraak vraagtekens stelt bij de afschrikkende werking van exemplary damages omdat deze schadevergoeding uit algemene middelen wordt betaald en de meerwaarde van exemplary damages ten opzichte van aggravated damages hem niet duidelijk is.36In het derde Factortame-arrest oor- deelde het Hof van Justitie dat toekenning van ‘exemplaire schadevergoeding’

in het kader van een op het gemeenschapsrecht gebaseerd beroep of vordering niet kan worden uitgesloten als ze in geval van een op het nationale recht gebaseerd soortgelijk beroep of vordering kan worden toegekend.37Onduide- lijk is of exemplary damages kunnen worden toegekend bij schending van een convention right.38

7.4 APPEAL& JUDICIAL REVIEW

7.4.1 Appeal

Eén van de mogelijkheden die het Engelse stelsel van publiekrechtelijke rechts- bescherming biedt om op te komen tegen bestuursbeslissingen is appeal (be- roep). Talloze wetten voorzien in de mogelijkheid van een appeal-procedure.

Daarbij kan niet alleen worden gedacht aan een procedure bij de uit hoofd- stuk 5 bekende gespecialiseerde tribunals, maar ook bij een bestuurder zoals een minister. De tribunals – het toevoegsel ‘administrative’ treft men niet meer zo vaak aan. Men neemt aan dat velen een rechtsprekende functie vervullen en mogen worden beschouwd als onafhankelijk.39Soms hebben ook rechters uit het High Court zitting in een tribunal. De regering Blair bereidt wetgeving voor om rechtsbescherming via de bij wet ingestelde tribunals te stroomlijnen.

Een nieuwe Tribunals Service zal negentig procent van de door de huidige tribunals behandelde zaken voor zijn rekening nemen:

“the new body will be more than just a federation of existing tribunals. It will be a new organisation and a new type of organisation. It will have two central pillars:

administrative justice appeals and employment cases.”40

35 HL 7 juni 2001, [2001] 2 WLR 1789 (Kuddus v Chief Constable of Leichestershire Constabul- ary). Zie ook HL 29 maart 2006, [2006] UKHL 17 (Watkins v Secretary of State for the Home Department).

36 Zie HL 7 juni 2001, [2001] 2 WLR 1789, p. 1818 en 1821. Vgl. Stapleton 1995 en Atiyah 1996, p. 13-14.

37 HvJ 5 maart 1996, gevoegde zaken 46/93 en 48/93, Brasserie/Factortame, Jur. 1996 p. I-1029,

§ 89.

38 Voor argumenten pro en contra, zie Fairgrieve 2002, p. 94.

39 Vgl. § 7.4.3.

40 White Paper 2004, p. 5.

(10)

Soms staat beroep open bij een bestuurder en aansluitend bij de ‘gewone’ courts of law. In andere gevallen rest alleen de mogelijkheid van judicial review.

Een voorbeeld. Section 57(1) Town and Country Planning Act 1990 (hierna:

TCPA1990) bepaalt:

“Planning permission is required for the carrying out of any development of land.”

Wanneer afwijzend wordt beschikt op een aanvraag om een planning permission kan de aanvraag worden aangepast en binnen een jaar opnieuw ingediend zonder dat leges opnieuw zijn verschuldigd. Als deze mogelijkheid geen uitkomst biedt, staat beroep (appeal) open bij de Secretary of State.41De beroeps- termijn bedraagt zes maanden. Deze mogelijkheid staat alleen de aanvrager ten dienste. Niet een derde. Naar Engels recht kan men niet in beroep (appeal) wanneer de buurman een planning permission heeft gekregen, zelfs niet wanneer men vóórdat de beslissing werd genomen zijn bezwaren kenbaar heeft ge- maakt. Klachten over de gevolgde procedure kunnen aan de LGO worden voorgelegd,42maar de beslissing die deLGOneemt is niet bindend. Aan een afwijzing van een aanvraag kan eenLGOniets veranderen, maar hij of zij kan schadevergoeding toekennen als de klachten gegrond zijn. In een appeal-proce- dure kunnen derden wel hun zienswijzen voorleggen. Mocht men zich ook niet kunnen vinden in de beslissing genomen in beroep, dan kan men binnen een termijn van zes weken het High Court verzoeken deze beslissing te vernie- tigen.43De wetgever heeft gekozen voor judicial review en niet voor een beroeps- mogelijkheid waarin de grond van de zaak kan worden beoordeeld.44Daarna is een nieuwe beslissing op appeal vereist. Wie meent oneerlijk te zijn behandeld kan door tussenkomst van een Member of Parliament een klacht indienen bij de Ombudsman. Derden kunnen het High Court verzoeken de beslissing in beroep te toetsen in een judicial review-procedure als zij menen dat de planning inspector of de Secretary of State hun bevoegdheden hebben overschreden of dat niet de juiste procedure is gevolgd.

Appeal en het hierna te bespreken judicial review dienen van elkaar te worden onderscheiden. Toetsing in het kader van judicial review is van een andere aard en beperkter omdat ze in beginsel alleen betrekking heeft op de

41 S. 78 TCPA 1990. Zie ook Part II van de Town and Country Planning General Development Order 1988. Beroepschriften kan men richten aan het Planning Inspectorate (onderdeel van het Office van de Deputy Prime Minister). De First Secretary of State benoemt planning inspectors.

42 Zie echter s. 26(6) Local Government Act 1974. Een Local Government Ombudsman zal geen onderzoek instellen naar handelen wanneer de betrokken burger een actie in kan stellen bij een gerecht, tenzij het in de omstandigheden van het geval niet redelijk is van een burger te verlangen dat deze een gerechtelijke procedure begint. Rechtsvragen kunnen alleen in een judicial review-procedure aan de orde komen.

43 S. 288 TCPA 1990.

44 HL 9 mei 2001, [2001] 2 WLR 1389, § 19 per Lord Slynn (Alconbury).

(11)

vires – de uiterste grenzen van de bevoegdheid van het bestuur of tribunal.

Judicial review betreft een toets op jurisdiction – op rechtsbevoegdheid. In een bij wet opengestelde beroepsprocedure kan een gebrek van feitelijke aard (error of fact) worden onderzocht of een juridische fout waarmee het bestuur nog nét binnen de grenzen van zijn bevoegdheid blijft (error of law within its juris- diction). Bij appeal toetst de beroepsinstantie op feiten en doelmatigheid en rechtmatigheid en rechtsbevoegdheid. Op alles dus. Judicial review is echter wel opgerekt. Eenvoudig is het verschil niet. Men kan wel stellen dat appeal ook een doelmatigheidsoordeel in kan houden en judicial review niet. De grenzen van judicial review zijn niet eenvoudig te trekken.

7.4.2 Judicial review

Het Administrative Court dat deel uitmaakt van de Queen’s Bench Division van het High Court is bevoegd in judicial review-procedures.45 Tegen een uitspraak van het Administrative Court staat beroep open bij de Civil Division van het Court of Appeal en in hoogste instantie bij het House of Lords,46mits toestemming is verleend voor het instellen van beroep.47De gewone rechter is derhalve bevoegd, maar het betreft wel een bijzondere bevoegdheid. Lord Woolf zegt over het Administrative Court, waarvan hij weerspreekt dat het een wat hij noemt ‘separate supreme public or administrative law tribunal’

is:

“the High Court when applying those principles is not exercising its normal jurisdiction. It is exercising a quite separate jurisdiction: its inherent power to review administrative action.”48

De bevoegdheid van het Administrative Court strekt zich uit tot handelingen verricht in het kader van een publieke taak, tenzij de wetgever een andere weg heeft opengesteld of de weg van judicial review heeft afgesloten.

CPRr. 54.1(2): In this Section – (a) a ‘claim for judicial review’ means a claim to review the lawfulness of – (i) an enactment; or (ii) a decision, action or failure to act in relation to the exercise of a public function.

45 Voorheen behandelde het Crown Office van de QBD judicial review-zaken. Een zaak wordt in beginsel behandeld door één rechter. In andere gevallen is sprake van een Divisional Court.

46 Tussen 1996 en 2002 ging het in 22% van de beroepen om een zaak afkomstig van het Administrative Court en de Crown Office List (de voorganger van het Administrative Court). Zie Le Sueur 2003, p. 372.

47 Part 52 en de House of Lords Practice Directions and Standing Orders.

48 Lord Woolf 1995, p. 57.

(12)

Daarbij moet men niet alleen denken aan beslissingen van bijvoorbeeld lokale overheden of ministers, maar ook aan uitspraken van tribunals. Voorts is judicial review niet beperkt tot de uitoefening van wettelijke bevoegdheden,49 noch tot beschikkingen alleen. Dit laatste betekent geen breuk met het verleden.

In de in § 6.2 besprokenEOC-zaak trachtten rechtzoekenden een declaration te verkrijgen dat bepalingen van de Equal Pay Act in strijd zouden zijn met het gemeenschapsrecht.50De Secretaty of State had in een brief zijn standpunt over de verenigbaarheid van wettelijke bepalingen met het gemeenschapsrecht kenbaar gemaakt. Hoewel deze brief geen beslissing (decision) inhield, vormde dit gegeven voor het House of Lords geen reden de weg van judicial review voor rechtzoekende onbegaanbaar te verklaren. Het is waar,CPRr. 54.1(2) bevat het woord ‘decision’. Men moet er echter op bedacht zijn dat het besluit geen grootheid is in het Engelse bestuursrecht.

Ofschoon de weg van judicial review openstaat voor wie ‘directly affected’

(belanghebbend) is,51dient de rechtzoekende voor het daadwerkelijk voeren van een judicial review-procedure over permission (toestemming) te beschik- ken.52 De termijn voor het indienen van een verzoek om toestemming be- draagt maximaal drie maanden, tenzij de wet in een kortere termijn voorziet.53 Binnen die termijn van drie maanden kan een belanghebbende toch te laat zijn, wanneer men niet alert heeft gereageerd:

“The claim form must be filed – (a) promptly; and (b) in any event not later than 3 months after the grounds to make the claim first arose.”54

De rechter in het Administrative Court kan de termijn verlengen. Het Engelse procesrecht benadrukt dat al het mogelijke behoort te worden gedaan om de gang naar de rechter te voorkomen.55Dit is bij judicial review-procedures niet anders. Rechtzoekenden moeten aan kunnen geven of zij een pre-action protocol hebben doorlopen. De overheid dient per brief op de hoogte te zijn gebracht van het voornemen een claim for judicial review in te dienen en de gelegenheid hebben gekregen te reageren, tenzij de omstandigheden om voortvarender

49 HL 22 november 1984, [1985] 1 AC 374 (CCSU v Minister for the Civil Service). Zie ook CA 20 oktober 1988, [1989] 2 WLR 224, p. 228 per O’Connor LJ (R v Secretary of State for the Home Department, ex p Everett).

50 HL 3 maart 1994, [1994] 1 All ER 910 (EOC v Secretary of State for Employment).

51 Zie CPR r. 54.1(2)(f) en s. 31(3) SCA 1981. Zie ook Craig 2003, p. 726-737.

52 CPR r. 54.4. Blijkens CPR r. 54.1(2)(e) is de judicial review-procedure in het systeem van de CPR een bijzondere vorm van een Part 8-procedure.

53 CPR r. 54.5(3).

54 CPR r. 54.5(1). De CPR bepalen het moment waarop de termijn begint te lopen niet nader.

De bijbehorende Practice Directions geven slechts ten dele aanvullende informatie in § 4.1:

“Where the claim is for a quashing order in respect of a judgment, order or conviction, the date when the grounds to make the claim first arose, for the purposes of rule 54.5(1)(b), is the date of that judgment, order or conviction.”

55 Zie Lord Woolf 1996, met name hoofdstuk 10 over pre-action protocols.

(13)

optreden vragen.56 Voor wie uit is op een quashing order (vernietiging),57 een mandatory order (gebod) of een prohibiting order (verbod)58is de judicial review-procedure de verplichte weg.59 Wie een declaration (verklaring voor recht),60 injunction (een gebod of verbod om iets te doen of na te laten)61 of damages (schadevergoeding) wenst, heeft de keuze tussen een gewone en een judicial review-procedure.62

Als de rechter een beslissing vernietigt, kan hij de zaak terugsturen naar het bestuur of tribunal dat met inachtneming van de uitspraak van het Administrative Court opnieuw kan beslissen of uitspraak kan doen. Onder bepaalde voorwaarden kan de rechter zelf in de zaak voorzien.63De vaststelling dat een beslissing ultra vires is – tot stand is gekomen op een wijze waarop het bestuur de grenzen van zijn bevoegdheid heeft overschreden – betekent niet zonder meer dat de beslissing van meet af aan void was.64Een declaration kan een beslissing met terugwerkende kracht

‘invalid or void ab initio’ maken, tenzij de rechter bepaalt dat werking slechts toekomstig is.65

De mogelijkheid via een claim for judicial review schadevergoeding te vorderen is beperkt. Het betreft een accessoire vordering. Section 31(4)SCA1981 enCPR

r. 54.3(2) bepalen de voorwaarden.

Section 31(4)SCA1981: On an application for judicial review the High Court may award to the applicant damages (…) if (a) the application includes a claim for such an award arising from any matter to which the application relates; and (b) the court is satisfied that such an award would have been made if the claim had been made in an action begun by the applicant at the time of making the application.

56 Zie de ‘Notes for guidance on applying for judicial review’ van het Administrative Court (januari 2005). De Civil Proceedings Fees Order 2004 stelt de kosten voor het indienen van een verzoek om permission op £50.00 (circa C= 77,-) en voor de procedure zelf nog eens

£ 180.00 (circa C= 276,-). Onder de Access to Justice Act 1999 is financiële ondersteuning niet meer alleen voor de (zeer) minvermogenden. Zie Sime 2004, p. 31 e.v.

57 Volgens Craig (2003, p. 762) kunnen prerogative orders ook van toepassing zijn op secundaire wetgeving.

58 Mandatory orders (voorheen: mandamus) en prohibiting orders (voorheen: prohibition) hebben betrekking op de uitoefening van publieke taken en kunnen tegen overheden en overheids- dienaren worden verkregen. Voor meer informatie over deze remedies, zie Craig 2003, p. 755- 770.

59 CPR r. 54.2. Dit geldt ook voor een injunction in de zin van s. 30 SCA 1981 (‘restraining a person from acting in any office in which he is not entitled to act’).

60 CPR r. 40.20: The court may make binding declarations whether or not any other remedy is claimed.

61 In gevallen buiten s. 30 SCA 1981.

62 CPR r. 54.3.

63 CPR r. 54.19(2) en CPR r. 54.10(3).

64 Zie hierover onder meer Craig 2003, p. 692-693.

65 Zie hierover Craig 2003, p. 779.

(14)

CPRr. 54.3(2): A claim for judicial review may include a claim for damages but may not seek damages alone.

De mogelijkheid een schadevordering in te stellen op grond vanCPRr. 54.3(2) blijkt weinig populair te zijn.66 Aannemelijk is dat dit ook te maken heeft met de korte termijnen die gelden bij judicial review.67Een claim for judicial review kan worden omgezet in een ‘gewone’ (CPR Part 7) claim.68 In Palmer heeft de Queen’s Bench Division beslist dat het is toegestaan een judicial review- procedure te voeren ter verkrijging van een declaration met het oog op damages (schadevergoeding), zelfs in het geval dat schending van een publiekrechtelijke verplichting is hersteld of verholpen.69Schadevergoeding op grond van de

HRA1998 kan in principe in iedere procedure worden gevorderd70met in- begrip van judicial review-procedures.71In Anufrijeva heeft de toenmalige Lord Chief Justice processuele aanwijzingen gegeven omdat de hoogte van het toegekende bedrag vaak maar een fractie zal bedragen van de kosten die gemoeid zijn met het voeren van procedures op tegenspraak.72Voordat de rechter in het Administrative Court toestemming verleent voor het instellen van een judicial review-procedure moet duidelijk zijn waarom interne klacht- procedures of de gang naar een Ombudsman geen uitkomst bieden of hebben geboden.73

Judicial review is kennelijk de meest tot de verbeelding sprekende vorm van publiekrechtelijke rechtsbescherming, want in de literatuur overschaduwt de judicial review-procedure de appeal-procedures volledig. Hoewel de appeal- zaken de judicial review-zaken in aantal voorheen ruim overstegen, ontving het Administrative Court in 2004 iets meer dan 2400 beroepschriften en wel 4200 verzoeken om toestemming tot het instellen van judicial review. In 27%

van de gevallen is toestemming tot het voeren van een judicial review-procedure daadwerkelijk verleend.74

66 Zie bijvoorbeeld HL 24 juli 1991, [1991] 3 All ER 733 (R v Deputy Governor of Parkhurst Prison, ex p Hague). Zie nader § 8.2.

67 Lord Browne-Wilkinson heeft gezegd dat schadeclaims uit negligence niet moeten worden beschouwd als ‘public law claims’ (in de zin van O’Reilly v Mackman, zie § 7.5.3) die in judicial review-procedures moeten worden beoordeeld. Zie HL 29 juni 1995, [1995] 3 All ER 353, p. 369 (X (minors) v Bedfordshire CC).

68 CPR r. 54.20. Vgl. CA 27 januari 2005, [2005] EWCA Civ 38 (D v Home Office).

69 QBD 30 juli 1993, 25 HLR 674 (R v Northavon DC, ex p Palmer). Zie echter CA 8 juni 1998, nr. FC3 98/5144/4 (R v Secretary of State for Employment, ex p Falagan).

70 Zie s. 7(1)(a) HRA 1998.

71 Zie ook Lord Woolf 2000, p. 431. Vgl. s. 7(3) HRA 1998.

72 CA 16 oktober 2003, [2003] EWCA Civ 1406 (Anufrijeva v London Borough of Southark).

73 CA 16 oktober 2003, [2003] EWCA Civ 1406, § 81 (Anufrijeva v London Borough of Southark).

74 Judicial statistics annual report 2004. De toename is onder meer toe te schrijven aan ontwik- kelingen in het vreemdelingenrecht.

(15)

Bij judicial review wordt de wijze getoetst waarop een bestuurlijke beslissing of een uitspraak van een tribunal of gerecht is genomen. Judicial review beperkt zich tot bepaalde rechtsvragen en met name tot procedurele aspecten, al haastten Law Lords in de hierna te bespreken zaak Alconbury zich te benadruk- ken dat een inhoudelijk oordeel over de feiten niet in alle gevallen is uit te sluiten.75Bij het oordeel over wat nog wel en wat niet meer binnen de rechts- bevoegdheid van een bestuur of een tribunal ligt, is de rechter steeds meer aspecten gaan betrekken. Mede daarom is over de doelstelling van judicial review veel te doen, met name over de vraag hoe traditioneel judicial review nog wel is – hoe zeer verbonden met jurisdiction en vires. De nieuwe rights based benadering wint terrein.

Sommige schrijvers houden vast aan judicial review als middel om de wil van de wetgever te effectueren.76Deze visie correspondeert met traditionele opvattingen over parlementaire soevereiniteit.77Andere schrijvers beargumenteren dat deze samenhangen met gebeurtenissen halverwege de negentiende eeuw en dat de beginselen van judicial review juist op het common law dienen te worden geba- seerd.78Weer anderen vragen zich af of een common law benadering nu zoveel meer helderheid biedt79en sluiten niet uit een verandering van opvatting uiteinde- lijk niet veel om het lijf zal hebben,80want zoals Lord Irvine ooit schreef: “the consequences of the ‘democratic deficit’, the want of Parliamentary control over the executive in recent years, have been, to an important degree, mitigated by the rigours of judicial review.”

Welke benaderingswijze men kiest is bepalend voor de vraag hoe men de taak van de rechter ziet en diens toetsstenen.

In de context van deHRA1998 merkte Lord Woolf eens op: “This change from enforcing public duties to protecting the public rights of an individual constituted a dramatic change in the role of the courts.”81

In zaken zonder communautair ofHRA1998-aspect is een beslissing of uit- spraak ultra vires in drie gevallen.82 Ten eerste wanneer een discretionaire bevoegdheid is aangewend voor een ander doel dan waarvoor ze is gegeven.83 Dan is er sprake van illegality. Ten tweede wanneer het gebruik van de discre-

75 HL 9 mei 2001, [2001] 2 WLR 1389, p. 1408 per Lord Nolan en p. 1427 per Lord Hoffmann (Alconbury).

76 Zie § 5.2.

77 Forsyth 1996; Elliott 1999, p. 157; Forsyth (ed.) 2000. Zie ook § 4.2 en § 6.2.

78 Craig 1998c, p. 79 e.v.

79 Allan 2003, p. 429.

80 Allan 2003, p. 451.

81 Lord Woolf 2002, p. 3.

82 HL 22 november 1984, [1985] 1 AC 374, p. 410 (CCSU v Minister for the Civil Service).

83 HL 3 april 1925, [1925] AC 578 (Roberts v Hopwood).

(16)

tionaire bevoegdheid irrationeeel is, dat wil zeggen volstrekt onredelijk. Ten derde bij procedurele gebrekkigheid. Onder ‘procedural impropriety’ vallen schending van de ‘basic rules of natural justice’ en de ‘failure to act with procedural fairness’, waaronder het principe van audi ad alteram partem (hoor en wederhoor).

Wanneer men aan mag nemen dát een discretionaire bevoegdheid mag worden aangewend voor een zeker doel, dan is het dus vervolgens van belang dat de wijze waarop dit gebeurt niet onredelijk (unreasonable), irrationeel (irrational) of onevenredig (disproportionate) is.84 Sinds de uitspraak van het Court of Appeal in 1947 in de zaak Wednesbury staat de maatstaf voor irrational- ity bekend als Wednesbury unreasonableness. Lord Greene definiëert in die zaak, die ging over de zondagopenstelling van bioscopen voor kinderen jonger dan vijftien jaar, een onredelijke beslissing als:

“something so absurd that no sensible person could ever dream that it lay within the powers of the authority (…) so unreasonable that no reasonable authority could ever have come to it.”85

In 1984 stelt Lord Diplock dat het daarbij zou gaan om:

“a decision which is so outrageous in its defiance of logic or accepted moral standards that no sensible person who had applied his mind to the question to be decided could have arrived at it at all.”86

Niettemin, op sommige terreinen toetst de rechter in het kader van Wednesbury unreasonableness strenger dan men op grond van de oorspronkelijke bewoordin- gen van Lord Greene zou vermoeden.87Dit is bijvoorbeeld het geval bij sanc- ties88en in het bijzonder ook bij mensenrechten. In dit laatste verband spreekt men over een ‘verzwaarde’ test of van Wednesbury ‘plus’.89 Zelfs in zaken waarin geen mensenrechten in geding waren, zijn vraagtekens geplaatst bij Wednesbury unreasonableness. Lord Cooke bijvoorbeeld heeft in een zaak uit 1998 gezegd dat de test in ‘gewone’ gevallen zou moeten zijn of de betreffende beslissing er één is die een ‘reasonable authority’ zou hebben kunnen nemen.90

84 Craig 2003, p. 551.

85 CA 10 november 1947, [1948] 1 KB 223, p. 229 en 230, per Lord Greene M.R.

86 HL 22 november 1984, [1985] 1 AC 374, p. 410 (CCSU v Minister for the Civil Service).

87 Zie ook Laws 1998, p. 265.

88 CA 20 februari 1976, [1976] 1 WLR 1052 (R v Barnsley MBC, ex p Hook) en CA 2 december 1992, (1992) TLR 576, p. 577 per Neill LJ (NALGO v Secretary of State for the Environment).

89 CA 7 juni 1995, [1995] 4 All ER 427 (R v Ministry of Defence, ex p Smith).

90 HL 11 juni 1998, [1999] 1 All ER 129, p. 157 per Lord Cooke (R v Chief Constable of Sussex, ex p ITF).

(17)

Lord Cook betoogde bij die gelegenheid dat reeds in een zaak uit 1977 zou zijn getoetst aan deze eenvoudiger test: “The simple test used throughout was whether the decision in question was one which a reasonable authority could reach. The converse was described by Lord Diplock (…) as ‘conduct which no sensible author- ity acting with due appreciation of its responsibilities would have decided to adopt’.

These unexaggerated criteria give the administrator ample and rightful rein, con- sistently with the constitutional separation of powers.”

Als men vraagtekens plaatst bij de houdbaarheid van ‘aperte onredelijkheid’

als toetsingsmaatstaf, dan komt vanzelf ook proportionaliteit in beeld. De Engelse rechter is vertrouwd geraakt met proportionaliteit, omdat hij daaraan toetst in zaken met een communautaire component.91Het Europese Hof toetst op proportionaliteit in het kader van de margin of appreciation-clausules die aan verschillendeEVRM-bepalingen zijn gehecht. Sinds de inwerkingtreding van deHRA1998 hanteert de Engelse rechter de Straatsburgse toets in zaken waarin rechtzoekenden schending van hun convention rights aan de kaak stellen.

Rond de millenniumwisseling doorlopen Britse juristen intensieve trainings- programma’s om met deze wet en haar mechanismen vertrouwd te raken.

Er wordt wel gezegd dat deHRA1998 een verschuiving teweeg zou brengen van remedies en de vele daarmee verbonden technische aspecten naar een benadering die beginselen met betrekking tot bestuur en individuele rechten voorop stelt.92Proportionaliteit zou beter gedijen in een rights based culture.

Aan het einde van de vorige eeuw hebben rechters zich de vraag gesteld in hoeverre de proportionaliteitstoets verschilt van de Wednesbury-test. Vast staat dan dat proportionaliteit is verworpen in zaken zonder communautaire ofHRA-component. Liet Lord Diplock de deur in deCCSU-zaak nog op een kier, in Brind klapte het House of Lords de deur ferm toe.93De rechter zou de grenzen van de constitutionele betamelijkheid overschrijden door een inhoudelijke toets uit te voeren en daarbij op de stoel van het bestuur gaan zitten. Voorts zou het onderscheid tussen appeal en judicial review worden ondermijnd. Op dit punt wees Lord Ackner:

“Where Parliament has given to a minister or other person or body a discretion, the court’s jurisdiction is limited, in the absence of a statutory right of appeal, to the supervision of the exercise of that discretionary power, so as to ensure that it has been exercised lawfully. (…) To seek the court’s intervention on the basis that the correct or objectively reasonable decision is other than the decision which the minister has made, is to invite the court to adjudicate as if Parliament had provided a right of appeal against the decision, that is to invite an abuse of power by the judiciary.”

91 Zie bijvoorbeeld HvJ 13 november 1990, zaak 331/88, Fedesa, Jur. 1990, p. I-4023, § 13.

92 Zie ook § 6.2.

93 HL 7 februari 1991, [1991] 1 AC 696 (R v Secretary of State, ex p Brind).

(18)

Beducht was men ook voor de mate waarin de Engelse rechter was toegerust voor het verrichten van een proportionaliteitstoets en voor een grote toename in het aantal applications for judicial review. Ook het op tegenspraak gerichte procesrecht zou niet geschikt zijn.

Onderwijl heeft het Europese Hof echter geoordeeld in Smith v UK, een zaak over de rechtmatigheid van het beleid van de Secretary of State homo- seksuelen niet tot het leger toe te laten, dat de ‘verzwaarde’ Wednesbury-test de lat voor rechtzoekenden in die zaak toch zo hoog legde dat het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over de vraag of inmenging in de uitoefening van de rechten van verzoeker onder artikel 8EVRMin een democratische samen- leving noodzakelijk was, feitelijk was uitgesloten. Het in artikel 13 neergelegde recht op een effective remedy was naar het oordeel van het Europese Hof ge- schonden.94

De verhouding tussen proportionaliteit en de Wednesbury-test houdt de gemoederen ook aan het begin van de nieuwe eeuw bezig. In Daly stelt Lord Steyn dat de proportionaliteitstoets een andere is dan de toets in zaken waarin deHRA1998 geen rol speelt. Al zal de proportionaliteitstoets soms tot dezelfde uitkomst leiden, de test is mogelijk indringender dan die van Wednesbury unreasonableness:

“First, the doctrine of proportionality may require the reviewing court to assess the balance which the decision maker has struck, not merely whether it is within the range of rational or reasonable decisions. Secondly, the proportionality test may go further (…) in as much as it may require attention to be directed to the relative weight accorded to interests and considerations. Thirdly, even the heightened scrutiny test developed in R v Ministry of Defence, ex p Smith (…) is not necessarily appropriate to the protection of human rights.”95

Lord Steyn weerspreekt echter nadrukkelijk dat proportionaliteit noopt tot inhoudelijke toetsing of een verschuiving zou betekenen in de richting van beoordeling van een zaak op zijn merites. Lord Cooke spreekt in dezelfde zaak de verwachting uit dat de dag zal komen waarop men in brede zin erkent dat de uitspraak in Wednesbury een ‘unfortunately retrogressive decision’

was.96 De intensiteit van rechterlijke toetsing zou moeten variëren al naar gelang het onderwerp dat aan de orde is, aldus Lord Cooke.

In Alconbury oppert Lord Slynn dat de tijd wellicht is gekomen om propor- tionaliteit te erkennen als deeluitmakend van het bestuursrecht:

94 EHRM 27 september 1999, zaken 33985/96 en 22986/96, RJ&D ECHR 1999-VI (Smith &

Grady v UK).

95 HL 23 mei 2001, [2001] 3 All ER 433, p. 446 (Daly).

96 HL 23 mei 2001, [2001] 3 All ER 433, p. 447 (Daly).

(19)

“Trying to keep the Wednesbury principle and proportionality in separate compart- ments seems to me to be unnecessary and confusing.”97

Het House of Lords kan in die zaak echter toe met hulp van de bestaande gronden voor judicial review.98 Verschillende Law Lords roepen uitspraken van het Europese Hof in herinnering waarin judicial review voldeed aan de maatstaven van het Europese Hof.99Hoe men daar verder over denkt, ook in Alconbury blijft alles bij het oude.

In de rechtspraak over judicial review komt het begrip justiciability voor.

‘Justiciable’ betekent letterlijk ‘geschikt om aan een rechterlijk oordeel te worden onderworpen’. Is het overheidshandelen ‘justiciable’, dan heeft de rechter de mogelijkheid het te toetsen. Mobilisatie van het leger, ontbinding van het parlement en het sluiten van verdragen zijn voorbeelden van handelin- gen die men ‘non-justiciable’ noemt.100Ook ‘vrije’ of discretionaire beslissin- gen kunnen ‘non-justiciable’ zijn,101zoals wanneer zij een schakel zijn in een keten van zeer uiteenlopende beslissingen.102 De rechter treedt dan alleen in hun beoordeling wanneer zij volstrekt – apert – onredelijk zijn.

7.4.3 Artikel 6EVRM

De weg van publiekrechtelijke rechtsbescherming is gecompliceerd en verschilt per overheidshandeling per rechtsgebied. Alleen al over tribunals en artikel 6

EVRMis veel te zeggen, maar gelet op de huidige diversiteit van het stelsel, weinig in zijn algemeenheid. Het gegeven dat niet alle beroepsprocedures zich afspelen voor tribunals maar voor bestuurders is een volgende complicerende factor. Los van de vraag naar de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van al deze beroepsinstanties rijst de vraag naar de betekenis van de mogelijkheid van judicial review door de gewone rechter. Sinds de inwerkingtreding van de HRA1998 is het mogelijk in een procedure voor de Engelse rechter de verenigbaarheid van een bepaald traject van publiekrechtelijke rechtsbescher- ming met artikel 6EVRMaan te vechten. Zo gebeurde onder meer in hiervoor

97 HL 9 mei 2001, [2001] 2 WLR 1389, p. 1407 (Alconbury).

98 HL 9 mei 2001, [2001] 2 WLR 1389, p. 1409 per Lord Nolan (Alconbury).

99 HL 9 mei 2001, [2001] 2 WLR 1389, p. 1447-1449 per Lord Hutton, p. 1427 per Lord Hoff- mann, p. 1439-1441 per Lord Clyde (Alconbury).

100 CA 20 oktober 1988, [1989] 2 WLR 224, p. 231 per Taylor LJ (R v Secretary of State for the Home Department, ex p Everett) en QBD 7 juli 1993, [1993] 4 All ER 442 (R v Secretary of State for the Home Department, ex p Bentley). Zie echter PC 5 december 1996, [1996]

1 AC 527 (Reckley v Minister of Public Safety and Immigration).

101 HL 22 november 1984, [1985] 1 AC 374, p. 411 per Lord Diplock (CCSU v Minister for the Civil Service).

102 Neill LJ in CA 4 april 1994, [1995] 1 All ER 870 (R v Secretary of State for the Home Depart- ment, ex p P).

(20)

genoemde zaak Alconbury.103In geding was de keuzevrijheid van de wetgever om de minister op te dragen bindende beslissingen te nemen op het terrein van het planning law. Hoewel de Secretary of State niet is aan te merken als een ‘independent and impartial tribunal’ in de zin van artikel 6EVRM, was er volgens het House of Lords geen sprake van schending van het recht op behandeling door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. De procedure als geheel doorstond de toets aan hetEVRM: de mogelijkheid van judicial review staat immers open tegen een beslissing van de minister en het bestaande stelsel van judicial review biedt naar het oordeel van het House of Lords in Alconbury op dit punt voldoende controlemogelijkheden om aan de eisen die het Euro- pese Hof stelt te kunnen voldoen. Het panel liet niet na te benadrukken hoe wenselijk het is dat de Secretary of State, die politieke verantwoording is verschuldigd aan Parliament, als beleidsmaker bindende beslissingen mag nemen op het terrein van planning law. Het House of Lords nam nadrukkelijk afstand van de benadering van het Divisional Court. Lord Nolan verwoordde zijn standpunt als volgt:

“In the relatively small and populous island which we occupy, the decisions made by the Secretary of State will often have acute social, economic and environmental implications. A degree of central control is essential to the orderly use and develop- ment of town and country. Parliament has entrusted the requisite degree of control to the Secretary of State, and it is to Parliament which he must account for his exercise of it. To substitute for the Secretary of State an independent and impartial body with no central electoral accountability would not only be a recipe for chaos:

it would be profoundly undemocratic.”104

7.5 SAMENLOOP VAN PROCEDURES

In het Engelse stelsel kunnen zich verschillende samenloopproblemen voor- doen. Daarvan kan sprake zijn wanneer rechtzoekenden toestemming vragen voor een judicial review-procedure, terwijl appeal (beroep) nog openstaat. Samen- loopproblemen kunnen ook ontstaan wanneer rechtzoekenden een gewone (privaatrechtelijke) procedure kiezen niettegenstaande bestaande mogelijkheden voor publiekrechtelijke rechtsbescherming.

7.5.1 Appeal & judicial review

Eerst dienen de specifieke wettelijke beroepsmogelijkheden (appeal) te worden uitgeput alvorens toestemming voor het instellen van judicial review wordt

103 HL 9 mei 2001, [2001] 2 WLR 1389 (Alconbury).

104 HL 9 mei 2001, [2001] 2 WLR 1389, p. 1409 (Alconbury).

(21)

verleend. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin men dit niet hoeft af te wachten, zoals in de zaak Calveley. Vijf politieagenten werden pas na verloop van twee jaar op de hoogte gebracht van klachten die tegen hen waren ingediend. Tegen de tijd dat zij werden verhoord en schuldig bevonden, bleken alle documenten die betrekking hadden op het incident routinematig te zijn vernietigd. In die omstandigheden was het onjuist om een verzoek voor het instellen van judicial review af te wijzen, ook al was een appeal-procedure nog niet afgerond.105

7.5.2 Appeal & ordinary claims

Van samenloop is sprake wanneer de wetgever een wettelijk traject van bijzon- dere rechtsbescherming heeft opengesteld en de rechtzoekende een gewone procedure begint. De vraag rijst dan of men het tribunal of de beroepsinstantie moet adiëren wanneer die mogelijkheid bestaat. Een volgende vraag luidt hoe zwaar het oordeel van het tribunal of de beroepsinstantie zal wegen wanneer men aansluitend een gewone procedure opstart ter verkrijging van schadever- goeding.

Het eerste deel van het antwoord op de eerste vraag luidt bevestigend:

een bijzonder door de wetgever geopend traject van rechtsbescherming moet worden gevolgd. Een drietal casus ondersteunt deze stelling.

Toen de vraag aan de orde kwam of het common law dat geen soelaas bood bij oneerlijk ontslag (unfair dismissal) zich op dit punt verder zou moeten ontwikkelen, stond het feit dat rechtzoekenden een wettelijk recht hadden om niet oneerlijk te worden ontslagen dat afdwingbaar was bij een tribunal aan een zodanige ontwikkeling in de weg. De wetgever had deze gevoelige kwestie geregeld én de bedoeling gehad dat beoordeling van deze materie was voor- behouden aan bijzondere gerechten (‘specialised tribunals’). De wet voorzag ook in compensatie – ‘prescribing a floor and not a ceiling’.106

Het volgende voorbeeld is ontleend aan het planning law.107

East Sussex Enterprises Ltd (ESEL) was voornemens een afvalverwerkingsinstallatie te verkopen. Een gegadigde wilde weten of het binnen de bestaande planning permission geoorloofd zou zijn afval om te zetten in elektriciteit. Een officiële aanvraag werd niet ingediend, noch doorESEL, noch door de potentiële koper. De

TCPA1990 bood (en biedt) de mogelijkheid een beslissing uit te lokken over de vraag of het indienen van een aanvraag voor een planning permission is vereist. Ook deze mogelijkheid is onbenut gebleven. Wel isESELeen procedure begonnen om

105 CA 27 november 1985, [1986] QB 424 (R v Chief Constable of the Merseyside Police, ex p Calveley).

106 HL 15 juli 2004, [2004] UKHL 35, § 13 per Lord Nicholls (Eastwood v Magnox Electric).

107 Over de planning permission, zie ook § 7.4.1.

(22)

vrijstelling te verkrijgen van één van de voorwaarden die verbonden waren aan de bestaande planning permission, namelijk van het verbod om vierentwintig uur in werking te zijn. Het Development Control Sub-Committee van de County Council zou beslissen op de aanvraag, daarbij bijgestaan door de County Planning Officer volgens wie het verwerken van afval geen substantiële verandering zou betekenen ten opzichte van de bestaande mogelijkheden en een planning permission onder (geluids)voorwaarden kon worden verleend. Het Sub-Committee nam dit oordeel over in een resolution. Daar bleef het bij. Met de aanvraag gebeurde verder niets totdat deze doorESELwerd ingetrokken na verkoop van de centrale aan Reprotech.

De koper had weet van de resolution maar koesterde niet direct belangstelling voor het omzetten van afval in elektriciteit. Toen dit een paar jaar later veranderde en Reprotech de centrale toch aan wilde wenden voor het opwekken van elektriciteit, nam de County Council het standpunt in dat daartoe eerst een planning permission diende te worden verkregen.

Reprotech spant een procedure aan die een aanvang neemt met een originating summons ter verkrijging van declarations dat (ten eerste) geen planning permission is vereist en dat (ten tweede) de aanbeveling van de Planning Officer of (ten derde) de resolution van het Sub-Committee als een besluit (‘determination’) van die strekking in de zin vanTCPA1990 moet worden aangemerkt. Ook dient Reprotech een application for judicial review in ter verkrijging van een declaration dat de County Council de aanvraag niet als ingetrokken had mogen beschou- wen en van mandamus opdat de County Council een planning permission zal verstrekken overeenkomstig de eerder gedane resolution.

Rechter Tucker verleende Reprotech alle declarations en gelaste bij mandatory order dat de County Council alsnog een planning permission diende te verlenen. Het Court of Appeal bevestigde deze uitspraak,108 maar het House of Lords honoreerde het beroep van de County Council.109

Lord Hoffmann stelt in zijn leading judgment centraal dat de resolution niet kan worden beschouwd als bindend. Het is geen determination (met als inhoud dat geen planning permission is vereist) in de zin van de TCPA 1990. Lord Hoffmann betwijfelt of de rechter in het High Court de bevoegdheid (‘juris- diction’) heeft de declarations af te geven als alternatief voor het verkrijgen van een determination. De declaration zou bindend zijn geweest in het geval de planning authority over mocht gaan tot handhaving door een enforcement notice uit te vaardigen. Vroeger hadden rechtzoekenden deze mogelijkheid zonder meer.110Het huidige publiekrecht voorziet echter in een wettelijke beroeps-

108 CA 16 juni 2000, nr. QBCOF 1999/0892/C (R v East Sussex CC, ex p Reprotech).

109 HL 28 februari 2002, [2002] UKHL 8 (R v East Sussex CC, ex p Reprotech).

110 HL 6 juli 1959, [1960] AC 260 (Pyx Granite v Ministry of Housing and Local Government).

(23)

mogelijkheid tegen een aanschrijving: beroep (appeal) op de Secretary of State.111

Het derde en laatste voorbeeld heeft een gemeenschapsrechtelijke com- ponent. Bedrijven die meenden dat belastingregelgeving in strijd was met het gemeenschapsrecht, startten een gewone procedure onder meer ter verkrijging van schadevergoeding. Het House of Lords vond dit niet de juiste weg. De wetgever had bepaalde instanties exclusieve bevoegdheid gegeven om te oordelen in beroepen (appeals) van belastingbetalers en daarvan zou niets terecht komen, ‘if it were open to a taxpayer to leave undisturbed an assess- ment with which he is dissatisfied and adopt the expedient of applying to the High Court for a declaration of how much tax he owes and, if he has already paid the tax, an order for repayment of the amount he claims was wrongly assessed’.112Wie een procedureel obstakel op zijn weg vindt, zoals een verstreken beroepstermijn, moet eerst de bevoegde instanties om verlenging van de betreffende termijn vragen en alleen als dit verzoek wordt geweigerd, mag men de ingeslagen weg (bij het High Court) vervolgen. Een meerderheid in het House of Lords past de techniek van distinguishing toe op het Hoechst- of Metallgesellschaft-arrest van het Hof van Justitie.

Het Hof had geoordeeld dat het gemeenschapsrecht zich ertegen verzet dat: “(…) een nationale rechter een (…) vordering tot terugbetaling of vergoeding van het financiële nadeel dat zij (…) hebben geleden, afwijst of vermindert op de enkele grond, dat zij (…) geen gebruik hebben gemaakt van de hun ter beschikking staande rechtsmiddelen om de afwijzende beslissingen van de belastingautoriteiten met een beroep op de voorrang en de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht aan te vechten (…).”113Lord Nicholls zegt daarover: “The taxpayers’ reliance on this ruling in the present cases is misplaced. The taxpayers are seeking to apply the European Court ruling out of context. In the Hoechst case this ruling was directed at rejecting a governmental defence based on the taxpayers’ alleged lack of reasonable diligence in pursuing its claims. The Hoechst ruling was not directed at a situation where, as here, the claimants’ claims have yet to be decided by the national court and there exists a statutorily prescribed route by which the claimants are able to obtain the tax relief they say is their entitlement under Community law.

Which court or tribunal has jurisdiction to hear disputes involving rights derived from Community law is a matter for determination by each member state (…).”114

Het tweede deel van het antwoord op de eerste vraag is terughoudender, want ondanks het bestaan en niet gevolgd zijn van wettelijke beroepstrajecten kan

111 S. 172 TCPA 1990 e.v. Zie ook HL 14 december 1989, [1990] 2 AC 273 (Thrasyvoulou v Secretary of State for the Environment).

112 HL 28 juli 2005, [2005] UKHL 54, § 12 per Lord Nicholls (Autologic v Inland Revenue Commissioners).

113 HvJ 8 maart 2001, gevoegde zaken 397/98 en 410/98, Metalgesellschaft, Jur. 2001, p. I-1727,

§ 107.

114 HL 28 juli 2005, [2005] UKHL 54, § 29 (Autologic v Inland Revenue Commissioners).

(24)

een aansprakelijkheidsactie in bepaalde omstandigheden toch succesvol zijn.

Het Engelse recht kent geen actie uit unlawful of invalid administrative action.115 De tweede vraag – hoe zwaar het oordeel van het tribunal of de beroeps- instantie zal wegen wanneer men aansluitend een gewone procedure begint ter verkrijging van schadevergoeding – kan men principieel en praktisch benaderen. In 1967 geeft Street het principiële antwoord wanneer hij schrijft:

“In no case would an ordinary court be bound by the findings of an administrative tribunal on the conduct of the state organ concerned.”116

Nu tribunals niet meer zo ‘administrative’ zijn, kan deze kwestie misschien nog eens tot discussie leiden. Vooralsnog mag men aannemen dat de rechter het wel zo voelt als Street heeft opgeschreven en vindt dat de wetgever het maar duidelijk moet maken als hij een andere bedoeling heeft.

In sommige gevallen heeft de wetgever dit ook gedaan. Een vaststelling van schending van het mededingingsrecht door het Office of Fair Trading of door de Europese Commissie bijvoorbeeld, heeft bindende kracht in een schadevergoedings- procedure bij de gewone rechter.117De rechtsgang bij de gewone rechter blijft open niettegenstaande de mogelijkheid die de wet geeft schadevergoeding te verkrijgen in het Competition Appeal Tribunal.118

Uit praktisch en bewijstechnisch oogpunt kan het echter een voordeel zijn een uitspraak van een tribunal bij de hand te hebben. Ook hier moet men bedenken dat het Engelse recht geen schadevergoedingsactie kent voor ‘unlawful’ of

‘invalid administrative action’.

Men moet er op bedacht zijn dat het niet vanzelf spreekt dat men ná een wettelijke beroepsgang nog terecht kan bij de rechter om in een gewone procedure schadevergoeding te vorderen. Dit is alleen aan de orde als de rechter vindt dat een gewone actie nog mogelijk is. Wanneer de rechter uit een wetsbepaling afleidt dat deze verbiedt dat de juistheid (‘correctness’) van een beslissing anders dan in appeal wordt getoetst, hebben rechtzoekenden geen mogelijkheid schadevergoeding te verkrijgen in een gewone procedure.

Illustratief is het volgende voorbeeld. Aan een werkloze man wordt in appeal alsnog een uitkering toegekend. Wanneer hij later een privaatrechtelijke actie uit negligence instelt teneinde de door hem gemaakte proceskosten te verhalen op de overheid, vangt hij bot:

115 Zie hoofdstuk 8.

116 Street 1967, p. 246.

117 Zie de sections 47A en 58A Competition Act 1998 (sections 18 en 20 Enterprise Act 2002).

118 Zie s. 47A Competition Act.

(25)

“The present action, if it were to proceed, would necessarily involve a challenge to its finalty, by a route other than that provided by the statutory provisions themselves. In my view, this is prohibited by section 177 of the Act of 1975.”119

7.5.3 Judicial review & ordinary claims

Bij samenloop tussen judicial review en ordinary claims gaat (altijd) om twee procedures bij de gewone rechter: een gewone en een bijzondere (en de bijzon- dere procedure is uniform, ze verschilt niet naar gelang de handeling of het deelterrein van de overheidstaak).120 Judicial review is anders dan appeal buitenwettelijk, zoals bekend uit § 7.4.2.

Ooit bestonden er naast elkaar twee procedures: de ene gericht op het verkrijgen van ordinary remedies (of: ‘private law remedies’) waaronder schade- vergoeding, de andere van prerogative remedies.121 Het was onmogelijk om in één procedure remedies uit beide categoriën te verkrijgen. Het procesrecht van de bijzondere procedure bleek voor rechtzoekenden relatief ongunstig, omdat het hun daarin ontbrak aan de mogelijkheid relevante documentatie op te vragen bij de tegenpartij (discovery). Evenmin stelde de overwegend schriftelijke procedure hen in de gelegenheid de tegenpartij te ondervragen.

Daarom namen velen hun toevlucht tot de gewone procedure en de ordinary remedies. Niet zonder succes. Zo wonnen geschorste havenarbeiders hun zaak toen zij dankzij de mogelijkheid van discovery die de gewone procedure hun bood, ontdekten dat zij waren geschorst door een (daartoe) onbevoegde haven- manager.122Rechtzoekenden hadden in gewone procedures ook niet te maken met de (relatief) korte termijn waarbinnen een verzoek om toestemming voor het voeren van de bijzondere procedure moest worden ingediend. Bovendien waren de gewone procedures aantrekkelijk voor wie procedeerde tegen de Kroon.123

Steeds meer rechtzoekenden gaven er daarom de voorkeur aan een gewone procedure te voeren ter verkrijging van een declaration dat jegens hen onrecht- matig was gehandeld. Steeds minder rechtzoekenden kozen voor de weg die leidde tot vernietiging (certiorari). De dag kwam waarop een chief constable die ontslag aangezegd had gekregen zijn ontslag niet aanvocht via judicial review (met het oog op certiorari), maar in een gewone procedure met het oogmerk

119 CA 26 november 1987, [1989] 1 QB 1, p. 19 per Glidewell LJ (Jones v Department of Employ- ment). Zie ook Arrowsmith 1992, p. 171.

120 Zie ook Kjellevold Hoegee & Van Roosmalen 2005, p. 142-144.

121 Zie § 5.3.

122 CA 31 maart 1953, [1953] 2 QB 18 (Barnard v National Dock Labour Board).

123 Het was (en is) niet mogelijk de remedies certiorari en prohibition te verkrijgen in een proce- dure tegen de Kroon, want de sanctie die staat op handelen in strijd met quashing en prohibiting orders is contempt of court Een declaration tegen de Kroon was (en is) wel mogelijk.

(26)

een declaration te verkrijgen dat zijn ontslag ‘illegal, ultra vires and void’

was.124 Dit alles had de instemming van het House of Lords. Bijzonder is een geval waarin de wetgever de weg naar de rechter expliciet had afgesloten.

Section 4(4) Foreign Compensation Act 1950 (hierna:FCA1950) bepaalde: “The determination by the commission of any application made to them under this Act shall not be called in question in any court of law.”

De Egyptische regering had na de Suez-crisis in 1956 beslag laten leggen op bezittin- gen van Anisminic, een Engels bedrijf dat daarop een claim indiende bij de Foreign Compensation Commission (hierna:FCC). Tevergeefs. Anisminic vorderde vervol- gens in een (gewone) gerechtelijke procedure een declaration dat de commissie het recht verkeerd had uitgelegd. DeFCCstelde echter dat de rechter tot het verstrekken van een zodanige remedy onbevoegd was. Het Court of Appeal oordeelde dat in deze omstandigheden certiorari de enige remedy was.125

Het House of Lords oordeelde dat een declaration in de omstandigheden van deze zaak kon worden verkregen. Uitsluiting bij wet van een gewone proce- dure stond daaraan zelfs niet in de weg, want de beslissing van deFCCwas niet als een vaststelling (determination) in de zin van section 4(4)FCA1950 te beschouwen.126

Kortom, certiorari hád stilletjes in de vergetelheid kunnen raken. Maar zo is het niet gegaan. Declaration was niet de super-remedy waar sommigen op hadden gehoopt.127 Zo ondervonden rechtzoekenden dat de kring van per- sonen die een declaration konden vorderen kleiner was dan bij certiorari. Boven- dien waren er problemen met errors of law die niet jurisdictional waren.128 Publiekrechtelijke rechtsbescherming was toch handig. Vanuit het perspectief van de overheid bezien, was de opmars van de declaration ook niet zonder nadelen geweest. Lord Denning laat later in O’Reilly v Mackman merken daar oog voor te hebben:

“It (de gewone procedure, MvR) could be started, as of right, without leave of the court. It could be started years and years after the event. It could involve long trials with discovery, cross-examination, and so forth.”129

124 HL 14 maart 1963, [1964] AC 40 (Ridge v Baldwin).

125 CA 22 maart 1967, [1968] 2 QB 862, p. 910-911 per Diplock LJ (Anisminic v Foreign Compen- sation Commission).

126 HL 17 december 1968, [1969] 2 AC 147, p. 170 per Lord Reid (Anisminic v Foreign Compen- sation Commission). Zie ook CA 27 januari 2005, [2005] EWCA Civ 38 (D v Home Office).

127 Wade & Forsyth 2000, p. 639 en Craig 2003, p. 789.

128 D.w.z. errors on the face of the record. Over rechtsvragen en rechtsbevoegdheid (‘jurisdiction’), zie § 7.4.1.

129 CA 30 juni 1982, [1983] 2 AC 237, 254 per Lord Denning (O’Reilly v Mackman).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lidstaten hebben volgens het Hof door hun toetreden tot de Gemeenschappen hun soevereiniteit permanent (definitief) begrensd. Het leeuwendeel van de arresten waarin het Hof deze

De overheid kan verantwoordelijk worden gehouden voor schending van een wettelijke plicht door een actie uit breach of statutory duty wanneer in ieder geval de volgende elementen

Ten derde zijn ook ná de arresten van het Europese Hof in de Osman- en Bedfordshire- zaken nog altijd zaken waarin het oordeel luidt dat een overheid geen zorg- plicht heeft vanwege

In Groningen/Raatgever oordeelt de Hoge Raad dat de eiser ontvankelijk is in een vordering bij de civiele rechter in geval van een zelfstandig schadebesluit van een

Wat betreft het leerstuk van causaliteit valt op dat vrees voor een te grote toegeeflijkheid naar de burger toe 28 gelijktijdig bestaat met (en lijnrecht staat tegenover) schrik

Het relativiteitsverweer kan aan de vestiging van aansprakelijkheid in de weg staan. Vergelijk de arresten van de Hoge Raad in de zaken B/Staat en Staat/X. In de eerste zaak

Dát Europa ‘potentie tot convergentie’ heeft, staat wel vast. Neem het voorbeeld van de in § 12.5 genoemde uitspraak van het Europese Hof over aansprakelijkheid voor schending van

The Dutch Supreme Court (Hoge Raad) holds that civil courts have jurisdiction over a tort action brought against a public authority.. The civil courts offer legal protection when