BESLUIT
Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 40 van de Mededingingswet.
Nummer 6114 / 225
Betreft zaak: Mecom - Wegener
Openbare versie
Nederlandse Mededingingsautoriteit
1
Openbare versie
I. VERZOEK
1. Op 13 juni 2007 heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet waarin is medegedeeld dat de ondernemingen Mecom Group Plc (hierna: Mecom) en Koninklijke Wegener N.V. (hierna: Wegener) het voornemen hebben een concentratie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder b,van de Mededingingswet tot stand te brengen. Daarbij is aangegeven dat Mecom door middel van een openbaar bod zeggenschap wil verwerven in Wegener. Na de melding zijn aanvullende vragen gesteld. De in artikel 34 van de Mededingingswet genoemde termijn is opgeschort geweest voor een periode van in totaal van 15 weken.
Openbare versie
2
Openbare versie
II. ARGUMENTEN PARTIJEN
3. Partijen stellen dat sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 40 van de Mededingingswet. De argumenten van partijen worden hieronder kort samengevat.
4. Primair voeren partijen het volgende aan. Mecom wil middels een openbaar bod zeggenschap verwerven in Wegener. Op 19 oktober 2007 is de termijn geëindigd waarbinnen de aandeelhouders van Wegener hun aandelen konden aanbieden. Uiterlijk op 24 oktober 2007 dient Mecom het bod gestand te doen. Volgens partijen zou het doorlopen van de vergunningsfase gedurende welke Mecom geen volledig gebruik kan maken van de stemrechten in Wegener, dit gelet op het bepaalde in artikel 39 van de Mededingingswet, onherstelbare schade toebrengen aan de voorgenomen concentratie. Financiële instellingen die bij het bod betrokken zijn eisen volledige zeggenschap van Mecom om de transactie te kunnen financieren. Verlenging van het bod was volgens partijen niet mogelijk, omdat een uitstel voor de duur van de vergunningsfase (3-4 maanden) met zich kan brengen dat aandeelhouders hun besluit om aandelen aan te bieden heroverwegen en dat ook de financiers de voorwaarden voor financiering wensen te herzien.
5. In de tweede plaats hebben partijen aangevoerd dat een minderheidsaandeelhouder (Governance for Owners; met een belang van ca. 13% in Wegener) heeft aangegeven dat zij niet bereid is haar aandelen in Wegener aan te bieden aan Mecom. Met een belang van die omvang kunnen aandeelhoudersvergaderingen worden bijeengeroepen en belangrijke besluiten voor aandeelhoudersvergaderingen worden geagendeerd, zoals betreffende (i) de samenstelling van het bestuur, (ii) uitkering dividenden, (iii) blokkeren vaststelling jaarrekening, (iv) benoeming van de accountant en (v) een uitbreiding van de goedkeuringseisen van de aandeelhoudersvergadering. […]*
III. BEOORDELING VERZOEK
6. Artikel 40, eerste lid, van de Mededingingswet geeft de Raad de mogelijkheid op verzoek van degene die een melding heeft gedaan, ontheffing te verlenen van het in artikel 34 van de Mededingingswet gestelde verbod indien daarvoor gewichtige redenen aanwezig zijn. Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1995-96, 24707, nr. 3, blz. 78) is van gewichtige redenen sprake indien het in acht nemen van de verplichte wachtperiode van vier weken onherstelbare schade toebrengt aan een voorgenomen concentratie,
Openbare versie
3
Openbare versie
terwijl het niet mogelijk is door het nemen van een zeer snelle beslissing of al dan niet een vergunning vereist is, daaraan tegemoet te komen.7. Het ontheffingsverzoek is 17 weken na de melding van het concentratievoornemen gedaan, terwijl een zeer snelle beslissing of al dan niet een vergunning vereist is mogelijk was, hetgeen partijen ook bekend was. Blijkens de wetstekst en de Memorie van
Toelichting is artikel 40 van de Mededingingswet niet voor een dergelijke situatie geschreven.
8. Daarnaast moet in het onderhavige geval worden vastgesteld dat partijen de
omstandigheden die hen tot het beroep op gewichtige redenen hebben gebracht zelf hadden kunnen voorkomen. Partijen hadden zelf kunnen bewerkstelligen dat de meldingsfase aanmerkelijk eerder zou zijn afgerond door tijdig de gegevens te verstrekken waarvan de Raad om aanvulling heeft verzocht op grond van artikel 35, tweede lid van de Mededingingswet. Ook om deze reden kan het verzoek om ontheffing in het onderhavige geval niet worden toegewezen.
IV. CONCLUSIE
9. Gelet op het bovenstaande is de Raad van Bestuur van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit tot de slotsom gekomen dat het verzoek om ontheffing niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
Datum: 24 oktober 2007
De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze,
W.g. Ir. G.J.L. Zijl
Lid van de Raad van Bestuur
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na dagtekening van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse mededingingsautoriteit, Directie Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH, ‘s