• No results found

Over snijbloemen en sociaal-democratie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over snijbloemen en sociaal-democratie"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

redactie

Mare Faber (eindredacteur) Paul de Beer

Rutger Claassen Gustaaf Haan Maarten Hajer Paul Kalma (secretaris) Marijke Linthorst

Annemarieke Nierop (bureauredacteur) redactieraad

Thijs Wöltgens (voorzitter) Greetje van den Bergh Edith Hooge Daniël Roos Paul Tang Willem Witteveen Liesbet van Zoonen redactieadres Wiardi Beckman Stichting Postbus 1310

1000 bh Amsterdam telefoon (020) 551 21 55 telefax (020) 551 22 50 e-mail S enD @pvda.nl internet www.wbs.nl

De redactie verwelkomt bijdragen ter beoordeling.

Kopij graag toezenden per e-mail naar S enD @pvda.nl (als bijlage in Word).

uitgever Uitgeverij Boom Prinsengracht 747-751 1017 jx Amsterdam www.uitgeverijboom.nl

abonnementen

Bel (0522) 237 555 of mail bdc @bdc.boom.nl voor een abonnement of kennismakingsnummer.

De abonnementsprijs bedraagt C 77,50 per jaar.

Studenten / aio / oio of js-abonnement: C 37,50.

Instellingen binnenland: C 142,50.

Particulieren en instellingen buitenland: C 149,–.

Losse nummers C 9,50.

Een abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. Opzeggen kan tot één maand voor het einde van de jaargang.

Administratie

Boom Distributiecentrum Postbus 400

7940 ak Meppel telefoon (0522) 237 555 telefax (0522) 253 864 Vormgeving

Jaap Swart ( lay-out)

René van der Vooren (omslag & basisontwerp)

© 2007 Uitgeverij Boom, Amsterdam issn 0037-8135

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

s

&

d

socialisme & democratie

Maandblad van de Wiardi Beckman Stichting, wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid jaargang 64 nummer 10 2007

omslagfo to flip franssen | hollandse hoogte

Is onzekerheid een voorwaarde voor het open democratische debat?

Of heb je juist zekerheden nodig (bijvoorbeeld die van een heilig boek zoals Bijbel of Koran) om politiek te kunnen handelen? Is jouw levensovertuiging alleen maar een persoonlijke inspiratiebron of heeft zij ook gevolgen voor

je mening over de samenleving en de politiek?

Schrijf een essay over dit onderwerp en maak kans op publicatie in Socialisme & Democratie plus een geldprijs van C 1000 of C 250.

Alle prijswinnaars worden uitgenodigd in het panel bij een publiek debat in het Woodbrookershuis te Barchem.

Deelnemers zijn niet ouder dan 35 jaar. Stuur je essay (maximaal 2000 woorden) uiterlijk 31 december 2007 naar banningprijs @ zingeving.net, o. v. v. naam,

geboortedatum, adres, telefoonnummer en studierichting of beroep.

▶ ruggengraat van ongelijkheid Beperkingen en mogelijkheden om ongelijke

onderwijskansen te veranderen Jaap Dronkers

In Ruggengraat van ongelijkheid analyseert Jaap Dronkers — op basis van zijn uitgebreide kennis van het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied — nauwkeurig welke factoren ongelijkheid in het onderwijs bevorderen. Hij onderwerpt de sociaal-democratische onderwijspolitiek aan een nader onderzoek en stelt vast dat deze bepaald niet altijd heeft bijgedragen aan het verminderen van ongelijkheid. Dronkers formuleert op grond van zijn bevindingen zeven aanbevelingen voor een onderwijsbeleid dat meer succesvol is.

U kunt Ruggengraat van ongelijkheid bestellen bij de Wiardi Beckman Stichting / PvdA. Bestelnummer 704, prijs C 12,50. Surf daarvoor naar de virtuele boekwinkel op www.pvda.nl.

banningprijs 2008 — thema: zeker weten!

Voor meer informatie over het thema en de Banningprijs, zie: www.zingeving.net

(3)

3

Alles behalve de inhoud

Er komt geen tweede referendum over Europa.

Ik heb daar een dubbel gevoel over. ‘Wie A zegt, moet B zeggen’, vond Jacques Tichelaar nog in juni. Welnu, dan moet hij dus B zeggen. Door pas ná het advies van de Raad van State een beslis- sing te nemen, kan de PvdA haar opstelling bo- vendien moeilijk verdedigen als een compromis volgend uit de coalitieonderhandelingen. Wat overblijft is een beeld van angst voor de kiezer en slappe knieën binnen de coalitie.

Toch overheerst bij mij de opluchting. Ik hoef me niet te verdiepen in het nieuwe verdrag. De totale inhoud van het vorige heeft me ook nooit helder voor ogen gestaan, hoe graag ik me ook liet voorlichten. In 2005 was mijn ja-stem geba- seerd op het vage gevoel dat Europa uiteindelijk wel iets goeds is. In het stemhokje las ik de vraag die gesteld werd nog maar eens en dacht: ‘Ik hoopte dat ú dat zou weten.’ Ik werd betrokken bij een beslissing die ik mijzelf niet toevertrouw

¬ alsof een piloot de passagiers vraagt welke route hun het beste lijkt.

Met het uitschrijven van een referendum laat de politiek de burger in de steek. Niet voor niets bestaat er een relatie tussen de breedte van coa- lities en de inzet van referenda. Zie Zwitserland, waar de regering al jarenlang rechts, midden en links omvat. Elke vorm van leiderschap wordt in het overleg gesmoord en keuzes over de meest uiteenlopende zaken belanden bij de kiezer. Het resultaat is een conservatief landje dat zich in- ternationale passiviteit kan permitteren omdat andere landen de geopolitieke kastanjes uit het vuur halen.

Maar het is nog erger. In s&d 2007/5 beval Jan Lunsing strategieën aan, gegrond in eigen onderzoek, om volksraadplegingen te winnen.

‘Verzwak de tegenstander’, stond er. ‘Houd de

media in de gaten.’ Opmerkelijk genoeg ontbrak de strategie: ‘Doe een voorstel dat goed is voor het land, de stad of de kiezers.’ Kennelijk wordt de uitslag van een referendum bepaald door alles behalve de inhoud van de kwestie die voorligt.

Lunsing betoogt dat zelfs een raadpleging over zoiets concreets als de inrichting van de Grote Markt in Groningen niet draait om wat mensen werkelijk willen.

Dat valt wel te verklaren. Om te weten wat ze willen, moeten kiezers de consequenties van de verschillende opties die voorliggen helder overzien. Een maquette of tv-spot bekijken, dat kan iedereen. Maar vragen over de kosten van een voorstel in verhouding tot de baten, tot andere gewenste uitgaven en tot alternatieve oplossingen vereisen al snel een diepgaande studie. Die moeite nemen hardwerkende Ne- derlanders doorgaans niet. Die hebben wel wat beters te doen.

Referenda worden bepaald door wat mensen dénken te willen, gestuurd door de kleurenfolders van voor- en tegencampagnes.

Waarom het nee-kamp het daarbij gemakke- lijker heeft, is een interessante vraag. Het zou aardig zijn om de kiezer nu de vraag voor te leggen: ‘Moet Nederland het Europese verdrag afwijzen?’ Maar de kwestie van de Europese integratie is te belangrijk om nog eens in han- den van campagnebureaus te worden gelegd.

Lunsings artikel bevestigt de loosheid van de gedachte dat een referendum vertolkt wat de kiezer wil. Jammer dat hij verzuimde de enig juiste conclusie te trekken: doe ons nooit meer een referendum aan!

gustaaf haan

Redacteur s&d

(4)

s& d 10 | 2007

4

interventie

Koopkrachtgezever

Gaan debatten in de Tweede Kamer nog ergens over? Terwijl de huidige coalitie met zijn keuze voor investering in de publieke sector op lovens- waardige wijze breekt met het neoliberale aftake- lingsbeleid van de kabinetten Balkenende-i, ii, iiia en iiibis, ging de politieke discussie tijdens de Algemene Beschouwingen nauwelijks over de doelmatigheid van de voorgestelde plannen. Nee:

als vanouds werd er vooral gesteggeld over koop- krachtplaatjes, waarbij ditmaal de Hardwerkende Nederlander als nieuwe held was ontdekt.

Dat die plaatjes steeds minder over de werke- lijkheid zeggen, omdat vrijwel niemand meer een leven lang precies dezelfde baan in dezelfde schaal bij dezelfde werkgever heeft, werd weer eens vergeten. Verandering van werk of van echtelijke staat, een kind erbij of juist uit huis, een dag meer of minder werken, een verhuizing van koop- naar huurwoning of van Randstad naar provincie, dan wel omgekeerd, inclusief bijbehorende vaste lasten voor gas en licht, zijn in de praktijk van aanzienlijk grotere invloed op iemands reëel be- steedbare inkomen dan alles wat men in Den Haag verzint. Desondanks maakte PvdA-fractieleider Tichelaar zich ernstige zorgen over de zeer forse inkomensachteruitgang van 0,25% — ja, u leest het goed: een kwart procent! — voor de midden- klasse; hij bezwoer dat er compenserende maatre- gelen moesten komen, maar trok die keutel, toen hij niet voor financiële dekking bleek te kunnen zorgen, onder veel hoongelach van de oppositie in.

Het bontst maakte die oppositie het overigens zelf, vooral ter rechterzijde, waar vvd en pvv elkaar met hun infantiele materialisme in het behagen van de Telegraaf-achterban poogden te overtreffen.

Zonder de geijkte taalkundige clichés gaat zoiets niet, en zo werd vanzelfsprekend ook een bepaalde bisschop weer als boeman ten tonele gevoerd, waarmee het Gewezen Orakel van Diever al in de

prehistorie van het kabinet-Den Uyl, toen de hui- dige voorman der liberalen net op de kleuterschool na A ook B had leren zeggen, bij De Mensen In Het Land (de verre voorouders van de Hardwerkende Nederlanders van heden) de nodige doelpunten had gescoord. Rutte: ‘Dit sinterklaaspakket doet niets voor de koopkracht van de burgers.’ Dat hij zelf met voortgaande massale ‘lastenverlichting’ nog veel meer voor Sinterklaas wil spelen, zei hij er niet bij.

Speciaal de verbale incontinentie van Wilders bleek nieuwe hoogten te hebben bereikt. ‘De burger’, zo meldde hij pathetisch, alsof de tabak-, alcohol- en benzineverslaafde suv-rijder nu echt het water tot aan de lippen stond, ‘snakt naar koopkrachtverbetering.’ Veel burgers snakken er ongetwijfeld ook naar om miljonair te worden, de Postcodeloterij praat hen wekelijks aan dat dat er na storting van een tientje ook vrijwel zeker in zit, en sommige landgenoten lopen inmiddels zelfs naar de rechter wanneer hun dit basale mensen- recht vervolgens toch blijkt te kunnen worden ontzegd.

Wie de voorgestelde belastingmaatregelen beziet, moet zich eerder afvragen of zij wel genoeg zoden aan de dijk zetten, als daarmee gedrags- verandering wordt beoogd. 11 Euro erbij voor een vliegticket: dat verschil is na aankomst in den vreemde niet veel meer dan de prijs van een mid- delmatige pizza in een onbeduidend dorpsres- taurant. Dat beetje meer bieraccijns? De met elke anti-kartelregeling strijdige houdgreep waarin mo- nopolist Heineken de horeca houdt, jaagt de prijs kunstmatig heel wat verder omhoog.

Of neem die 3 cent extra op de benzineprijs: zo- lang er op grote schaal auto’s gekocht worden die niet 1 op 16 maar 1 op 6 rijden, en de eigenaren dus kennelijk van gekkigheid niet weten wat ze met hun geld moeten beginnen, dient de coalitie zich van zulke Zogenaamd Kromliggende Burgers niets aan te trekken. Het zijn meestal dezelfden die zeu- ren over de kwaliteit in de zorg en het onderwijs, maar kennelijk verwachten dat die gratis geleverd

(5)

5 wordt. De Nederlander wil voor een dubbeltje op

de eerste rang en wordt met dit egocentrische wereldbeeld nu gretig door vvd en pvv bediend.

Hulde aan het kabinet als het de komende jaren aan dit Gesundes Volksempfinden weerstand durft te bieden.

Niemand heeft het bovendien over de grootste plotselinge prijsstijging van de afgelopen maand:

die van een brood. Daar is in één keer geen twee, maar twintig procent bijgekomen. In vroeger eeu- wen was zo’n stijging ruimschoots voldoende voor een revolutie — denk aan de Franse met de mars van de vrouwen van Parijs naar Versailles, toen Marie Antoinette als oplossing voor het brood- tekort opperde: ‘maar dan eten ze toch gewoon gebakjes?’ Het feit dat wij, anders dan de uitge- hongerde Fransen toen, ook dat laatste gezien de toenemende obesitasproblematiek allang massaal doen, en dat kennelijk niemand nu vanwege het fors duurder worden van zulke primaire levensbe- hoeften nog in opstand komt, zegt iets over onze onmetelijke rijkdom en maakt de rechtse klaag- zang over fiscale overbelasting van de in hun suv rondtuffende middenklasse tot benepen gezever.

thomas von der dunk

Cultuurhistoricus en publicist

Onder de Haagse stolp

Kan een parlement een volk vertegenwoordigen dat van niets weet? Op vrijdag 14 september kregen de fractievoorzitters hoogstpersoonlijk de miljardennota uitgereikt, om zich op zaterdag in het partijleven te storten: Mark Rutte ging naar het waterschapscongres over Rita Verdonk, Jacques Tichelaar naar het Politiek Forum. Op maandag kwamen, naar ik aanneem, de fracties bijeen (met een paar uittreksels?), want het coalitie-overleg (wat gaan we samen veranderen?) moet die avond of dinsdag tijdens de rijtoer hebben plaatsgevon- den. Na de openbaring van de stukken renden de fractieleiders van het ene naar het andere praat- programma. En op woensdag begonnen de Alge- mene Beschouwingen.

De meeste Nederlanders wisten nog nauwelijks wat de regering had voorgesteld, of het was al ver- anderd. Hoe zou de inkomenstoets op de kinder- bijslag uitwerken? Hoeveel zouden bezitters van echt dure huizen moeten bijklussen? Flip de Kam gaf op zaterdag 22 september — drie dagen na de Algemene Beschouwingen — een antwoord: circa 10.000 euro extra voor een bezitter van een huis van 2 miljoen, mits in de hoogste belastingschijf van 52%. Veel eerder waren de kranten niet in de gelegenheid om hun lezers over dit soort zaken te informeren. Individuen noch maatschappelijke organisaties konden hun visie op de miljardennota vormen, laat staan die naar buiten brengen. Het parlement beslist in splendid isolation.

Zo gaat het al jaren. Het PvdA-congres had er in 2003 genoeg van en vroeg de fractie ervoor te zorgen dat er weer circa twee weken tijd kwam tus- sen Prinsjesdag en de Algemene Beschouwingen, opdat personen en organisaties (zoals het eigen Politiek Forum) hun mening konden geven. Wouter Bos antwoordde direct dat het moeilijk zou worden en dat bevestigde hij twee jaar later toen er op het congres opnieuw naar werd gevraagd.

Een vooraanstaand Kamerlid was deze zomer opener: ‘En de regering zeker twee weken vrij spel geven!’ Toen begon ik me af te vragen of ik niet te nostalgisch was naar het opgewekte partijleven in de jaren ’70 en ’80, toen het partijbestuur de maandag vóór Prinsjesdag een concept-resolutie opstelde, die we op woensdag of donderdag ont- vingen, om na meer of minder uitgebreid overleg in de afdeling op vrijdagavond een druk bezochte gewestelijke vergadering te hebben, die strenge opdrachten verstrekte over welke aanscherpingen op zaterdag in de partijraad moesten worden be- vochten. (Ja, dit is een vertekening, want meestal hadden we echt twee weken de tijd, zodat de me- ningen van vakbonden en andere lobbyclubs daad- werkelijk meetelden.)

Die Haagse stolp is ergerlijk, een aantasting van de democratie. Maar als anderen het wel best vinden, zal ik niet meer zeuren.

wouter koning

PvdA-lid

(6)

s& d 10 | 2007

6

Laat leden stemmen over inhoud

Sinds een jaar of vijf wordt in de PvdA het instru- ment van de ledenraadpleging gebruikt. Meer dan tien jaar lag het ongebruikt in de gereedschapskist van de reglementen, tot het door toenmalig voor- zitter Ruud Koole werd ingezet om na het aftreden van Ad Melkert een nieuwe politiek leider te laten kiezen. Dat leverde toen niet alleen Wouter Bos op als lijsttrekker voor de verkiezingen van januari 2003, maar vooral ook nieuw elan voor de partij.

Dit succes inspireerde tot het organiseren van meer ledenraadplegingen, ook bij andere partijen.

In de PvdA kregen we raadplegingen voor lijsttrek- kers bij gemeentelijke en provinciale verkiezingen, voor leden van het Politiek Forum, voor de partij- voorzitter en voor de lijsttrekkers bij de verkiezin- gen voor de Tweede en Eerste Kamer. Ook de vvd en D66 organiseerden ledenraadplegingen, met het politiek leiderschap als inzet. Dat beviel niet al te best: in de strijd raakten de partijen verscheurd en van nieuw elan is moeilijk te spreken.

Wat valt hieruit te leren? Kennelijk biedt de PvdA meer dan andere partijen een geschikte omgeving voor een openbare competitie om het leiderschap. Tot op heden hebben de verliezers zich heel sportief en correct gedragen; ze hadden er geen moeite mee de winnaar te feliciteren. Maar niet alle PvdA-ledenraadplegingen waren succes- vol. Soms was de opkomst te laag om serieus geno- men te worden (bij het Politiek Forum ging het om 3% — nee, dit is geen tikfout). Verder bleken velen het onbevredigend te vinden om te moeten kiezen tussen kandidaten die ze niet goed genoeg kenden om een oordeel te kunnen vellen.

Bij het partijvoorzittersreferendum van sep- tember jongstleden ging de strijd tussen zeven kandidaten. Het zouden er nog meer zijn geweest als het interim-partijbestuur een aantal mensen niet duidelijk had kunnen maken dat het voorzit- terschap zwaarder is dan ze dachten. Via een reeks debatten in het land bereikten de zeven ongeveer tweeduizend mensen rechtstreeks. Het overgrote

deel van de leden moest een keuze maken op basis van de bij het stembiljet gevoegde folder plus wat ze in de krant over de kandidaten konden lezen.

Jan Pronk leek favoriet. Hij was de enige be- kende kandidaat, maar ook een controversiële

— wat hij nog aandikte door Balkenende een leugenaar te noemen. Alom was te merken dat veel mensen vóór of juist tégen hem wilden stem- men. Maar als je hem niet wilde, wie dan wel? De andere zes kandidaten waren relatief onbekend en sommigen hadden nauwelijks iets in de partij gepresteerd. De enige vrouw, Lilianne Ploumen, werkte zich langzamerhand op naar de positie van uitdager van Pronk. Dat deed ze behendig, met een boodschap die hierop neerkwam: ‘Ik heb dezelfde opvattingen als Jan Pronk, maar ik ben beter ge- schikt als bindend leider.’ Met de hakken over de sloot versloeg ze hem — waarschijnlijk geholpen door zijn eigen controversiële optreden — en zo kreeg de PvdA een nieuwe voorzitter.

Ruim vijftien jaar geleden was ik het die het instrument van de ledenraadpleging bedacht. Ik maakte deel uit van een commissie die de statuten en reglementen van de partij volledig op de schop nam (daarin zat trouwens ook de legendarische reglementenkenner en secretaris van het toen nog bestaande gewest Den Haag, Wiebke de Jong). Ik vond het jammer dat het instrument van de leden- raadpleging jarenlang ongebruikt bleef, want ik had hoge verwachtingen van de mogelijkheden die het bood inzake politiek-inhoudelijke kwesties:

een ledenraadpleging leek mij een goede manier om een breed partijdebat over een belangrijk on- derwerp af te ronden. Zoiets is één keer gebeurd

— toen het ging over de aanstelling van burge- meesters, waarbij de Kamerfractie leek te gaan afwijken van de koers die in het verkiezingspro- gramma was bepaald — maar verder is de leden- raadpleging alleen maar in de mode gekomen als selectiemethode bij partijvacatures.

Het wordt tijd dat de PvdA de ervaringen die zijn opgedaan gaat evalueren. Ik neem een voorschot op de conclusies. Ten eerste, het instrument moet veel selectiever worden ingezet. Ten tweede, er moet meer energie worden gestoken in informatie- voorziening ten behoeve van de leden die moeten

interventie

(7)

7 stemmen. En tot slot, het zou een goede zaak zijn

als we in de PvdA wat vaker over een politiek on- derwerp een intern debat aangaan om dat dan via een ledenraadpleging af te sluiten met een helder standpunt.

arie de jong

Voorzitter PvdA-gewest Zuid-Holland

De mouwen opgestroopt

Sinds de vorming van Balkenende-iv heeft de PvdA het vertrouwen van het volk meer dan eens beschaamd. Iedereen kent het rijtje zo langzamer- hand uit het hoofd.

In de coalitieonderhandelingen werd het

‘keiharde’ punt van het onderzoek naar de Neder- landse rol bij de oorlog in Irak weggegeven — te makkelijk, in de ogen van velen. Zowat daags na zijn beëdiging als minister van Financiën weigerde Wouter Bos om het exorbitante gegraai door topmanagers aan te pakken. In Utrecht werd het burgemeestersreferendum tot een poppenkast gedegradeerd: een keuze tussen PvdA of PvdA.

En onlangs gooide de Tweede-Kamerfractie olie op het vuur door een referendum over het nieuwe Europese verdrag te blokkeren. In de argumenta- tie was niet de inhoud van het verdrag, maar het advies van de Raad van State leidend. Geen grond- wettelijk karakter? Dan geen referendum. Dat de Europese Unie door het nieuwe verdrag socialer, slagvaardiger en democratischer wordt, haalt de media nauwelijks. Wil de PvdA Europa wel dichter bij de burger brengen?

Kan het nog goed komen tussen de PvdA en haar kiezers? Ja. Maar dan zal er toch echt uit een ander vaatje moeten worden getapt. De PvdA moet de mouwen opstropen en een onderscheidend geluid laten horen in het kabinet. Het partij-ideo- logisch belang moet prevaleren boven het coalitie- belang. Wouter Bos moet ophouden met proberen een ‘onpartijdige’ minister van Financiën te zijn.

Als politiek leider van de PvdA moet hij in het kabi- net de sociaal-democratische idealen waarborgen.

Gaan de topinkomens nu eindelijk aangepakt

worden? Hebben we het lef om binnen de partij opnieuw de hypotheekrenteaftrek ter discussie te stellen? Zijn we in staat om de ontslagbescherming overeind te houden? Wat dat laatste betreft: het kan en mag niet zo zijn dat werkgevers personeel om bedrijfseconomische redenen zomaar kunnen ontslaan en dat voor werknemers de gang naar de rechter bijna onmogelijk wordt gemaakt.

‘De PvdA maakt het verschil’- met dat doel stapten we in het kabinet. En het is waar. Zie de pardonregeling, niet generaal wel genereus, waardoor migranten die al geruime tijd in Neder- land verblijven alsnog een verblijfsvergunning krijgen. Zie de uitkeringsverhoging voor volledig arbeidsongeschikten. Zie het besluit tot intrekking van de huurliberalisering, dat voorkwam dat de huren van twintig procent van de huurwoningen werden vrijgegeven. Nu die huren slechts voor de inflatie gecorrigeerd mogen worden, resulteren de laagste huurverhogingen in vijfentwintig jaar. Ook de Miljoenennota laat zien dat er van de sterkste schouders meer wordt gevraagd, nu vermogen zwaarder wordt belast. De werkgelegenheid wordt gestimuleerd door arbeid lager te belasten. De ex- tra heffingen die het milieu ten goede komen zijn een goede zaak.

Het begin is er. Nu de rest nog. We moeten trouw zijn aan onze idealen, anders zijn we knet- tergek!

désirée geerts

Voorzitter PvdA Den Haag

sjoerd hauptmeijer

Marketing manager bij Zwitserleven

Toen tegen, nu tegen

Er komt geen referendum over het nieuwe Euro- pese verdrag. Dat is slecht nieuws voor de tegen- standers, want in de Tweede Kamer is de meerder- heid voor dat verdrag. Daar heeft men er begrip voor dat je maar één keer kunt heronderhandelen, en dat Nederland daarbij veel heeft binnen ge- haald. Niemand kan het nieuwe verdrag nog als

(8)

s& d 10 | 2007

8

de geboorteakte van een Europese superstaat aanmerken. Dat doet de fanatieke Europeanen in GroenLinks en d66 pijn, al roepen zij niet op om tegen het nieuwe verdrag te stemmen.

Maar zij willen wel een nieuw referendum, net als veel PvdA-leden dat graag hadden gezien. Ter- wijl de sp/pvv-coalitie dat wil in de hoop op een nieuwe afwijzing, verwachten de voorstanders van een referendum in PvdA, d66 en GroenLinks dat nu een meerderheid vóór zal stemmen. Dat lijkt mij overmoed.

Volgens een eerste peiling van Maurice de Hond zou 25% van de tegenstemmers uit 2005 nu vóór stemmen en 5% van de voorstemmers uit 2005 te- gen. Weeg je dat met de feitelijke uitslag uit 2005, dan zou nu 52% vóór stemmen, en 48% tegen. Dat is een meerderheid, maar geen erg solide, zeker niet als je je realiseert dat in 2005 vlak voor het referendum een sterke verschuiving optrad ten gunste van het ‘nee’.

Kiezers zullen ook niet erg onder de indruk zijn wanneer dezelfde politici die vorige keer de Europese Grondwet verdedigden, nu vertellen dat in het nieuwe Europese verdrag de bezwaren tegen de Grondwet zijn weggenomen, zeker niet wan- neer de beroeps-Europeanen en masse vertellen dat er juist niets veranderd is. De verdediging van het nieuwe verdrag zou daarmee vooral de taak van Plasterk en Rouvoet worden, maar die moeten om geloofwaardig te blijven tegelijkertijd hun meer algemene bezwaren tegen de gang van zaken bin- nen Europa handhaven.

Net als in 2005 zouden veel kiezers zich niet laten leiden door wat er nu precies in het verdrag staat, maar door hun algemene oordeel over de Europese integratie. Heimwee naar de gulden en afschuw van een Turks lidmaatschap spelen dan een grotere rol dan de voordelen van een kleinere Europese commissie. Ook allerlei nieuwe kwesties roepen de vraag op of we met de Europese integra- tie wel op de goede weg zijn:

> Door de Wet op de Maatschappelijke Opvang zijn gemeenten het werk Europees gaan aanbeste- den. Zo zijn veel huishoudelijke hulpen hun dienst- verband kwijtgeraakt. Zij mogen nu als alfahulp gaan werken.

> Door de liberalisering van de Europese post- markt is tnt niet meer in staat de postbodes een behoorlijk salaris te betalen.

> Anders dan de deskundigen ons voorhielden, leidt de toetreding van Oost-Europa wel degelijk tot een grote instroom van werknemers, vooral uit Polen. Dat verslechtert de arbeidsmarktpositie van laaggeschoolden, leidt tot huisvestingsproblemen, en heeft ook nog nadelige gevolgen voor de dienst- verlening in Polen zelf.

> Treffen deze ontwikkelingen vooral de lager betaalden, die in 2005 toch al in grote meerder- heid tegen stemden, nu wordt ook het kader van abn amro bedreigd. Twee jaar geleden was men daar nog blij dat Europa het mogelijk maakte An- tonVeneta over te nemen. Nu ergert men zich er bij abn amro groen en geel aan dat Europa bescher- mingsmaatregelen verbiedt.

> Intussen zien we in de binnensteden steeds meer zielige Roemeense kindertjes op een viooltje spelen om geld op te halen voor hun ouders, zon- der dat gemeentebesturen daar iets tegen kunnen doen.

> Er is nu ook een conflict tussen de Neder- landse regering en de Europese Commissie over de publieke omroep. Als het aan Neelie Kroes ligt houden we in Nederland alleen commerciële om- roepen over.

> En dan het milieu. Daar maakten de Europese regeringsleiders laatst nog van die mooie afspra- ken over. Maar de praktijk is dat de Europese Com- missie maatregelen neemt om energie en vliegen goedkoper te maken, terwijl spaarlampen voorlo- pig duur blijven vanwege de importheffingen.

Helpt het dan als het nieuwe verdrag meer par- lementaire controle op de Europese besluit vorming mogelijk maakt? Volgens de vice-president van de Raad van State gebruiken Kamerleden de huidige mogelijkheden al onvoldoende. Een referendum over het nieuwe verdrag geeft de kiezer een prima mogelijkheid daar een signaal over af te geven:

tegen.

paul bordewijk

Publicist

interventie

(9)

9

Over snijbloemen en sociaal-democratie

Willen de ware sociaal-democraten opstaan? Die vraag zingt rond nu de con- currentie op links serieuze vormen heeft aangenomen. Maar zoeken naar het wezen van het socialisme is een zinloze exercitie, betoogt Piet de Rooy. ‘Wie het kameleontische karakter van de sociaal-democratie miskent, zal weinig anders ontwaren dan verloren illusies.’ Juist de ‘uitvinderswerkzaamheid’

van illustere voorgangers zou politici van vandaag moeten inspireren.

piet de rooy

In deze dagen zijn velen op zoek naar hun iden- titeit. Om het wezen van het eigen gedachtegoed vast te stellen, zo is dan de hoop, is het nuttig om het eigen verleden te onderzoeken. Tegen een dergelijke manoeuvre is een kwarteeuw geleden al eens krachtig gewaarschuwd door Ernst Koss- mann:

‘[…] men veronderstelt een politieke kern, een innerlijk, zichzelf gelijkblijvend politiek prin- cipe dat als een pantserwagen langs de wegen van de geschiedenis rijdt […]. Met majesteite- lijke zelfverzekerdheid beweegt in deze voor- stelling de pantserwagen van het wezenlijke principe zich voort, onverschillig voor de schijn dat dit principe ‘links’ zou zijn wanneer het door

‘rechts’ wordt aangevallen of ‘rechts’ wanneer aan de linkerzijde vijanden opdoemen. Niet het principe immers verandert maar het landschap waar het doorheen rijdt, de tegenstand, het weer of de kwaliteit van de wegen.’1

Het voordeel van een dergelijke voorstelling is evident: ze suggereert een stabiele traditie die vertrouwen wekt. Maar de nadelen springen ook nogal in het oog. Een dergelijke exercitie is meestal een nogal doorzichtige zoektocht naar een ‘bruikbaar verleden’, zo niet een voortzet- ting van een politieke discussie met historische wapens. Bovendien wordt bij een dergelijke zoektocht naar het ‘wezen’ doorgaans een be- trekkelijk abstract soort ideeëngeschiedenis bedreven. Vooral in het socialisme is men daar nogal bedreven in, daar immers heerst van oudsher een overdreven voorkeur voor iets wat

‘theorie’ wordt genoemd. Het is waarschijnlijk een erfenis van Hegel. Toen een student eens tijdens diens college enkele feiten naar voren bracht die op gespannen voet stonden met een schitterende theorie, merkte deze leermeester van Marx op dat dit vooral jammer was voor de feiten.

In dat opzicht is de dissertatie van Bart Tromp over de partijprogramma’s van de Nederlandse sociaal-democratie interessant.2 Het meest op- vallende kenmerk van deze programma’s bleek te Over de auteur Piet de Rooy is hoogleraar Nederlandse

geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam Noten zie pagina 15

(10)

s& d 10 | 2007

10

zijn dat ze niet zozeer een koers uitzetten, maar dat de theorie de praktijk volgde. Doorgaans werd een moeizame verandering vastgelegd; ze waren met andere woorden al verouderd op het moment dat ze feestelijk werden gepresenteerd.

Een interessant voorbeeld biedt de oude sdap: in 1894 begonnen als een revolutionaire partij, laat ze die revolutie eigenlijk stilaan vallen. Dat werd door andere partijen erkend, het leidde in 1913 tot een uitnodiging om aan een kabinet deel te nemen. Wie schetst ieders verbazing als Troelstra in 1918 min of meer een revolutie uit- roept en vervolgens in de partij nog meer geliefd

is dan vóór deze terugkeer naar ‘oude vormen en gedachten’ ¬ en dat op een theoretisch cen- traal punt in de ideologie. En eigenlijk was de situatie nog wonderlijker. Want de sdap zag en presenteerde zichzelf wel als proletariërspartij, maar was dat niet, simpelweg omdat er nauwe- lijks proletariërs waren. De industrialisatie van Nederland was laat op gang gekomen en voltrok zich slechts traag. Henriëtte Roland Holst weet hieraan het verschijnsel dat de arbeidersbewe- ging zo slecht ontwikkeld was en het socialisme vooral ‘een gevoelsbeweging’ was.3 Aanvankelijk bestond de sdap dan ook vooral uit een voor- hoede binnen de burgerij, die begaan was met het lot van de arbeidersbevolking en op zoek naar een achterban. En die zou pas vanaf 1910 toestromen, vooral als gevolg van de actie voor algemeen kiesrecht.

Bij een analyse van de ontwikkelingsgang van de sociaal-democratie is het dan ook ver- standig om niet zozeer allerlei ideologische strijdpunten als maat te aanvaarden ¬ dat wa-

ren doorgaans niet veel meer of minder dan de wapens waarmee men elkaar intern en extern te lijf ging ¬ maar de vooronderstellingen daar- achter. Dan valt op dat de sociaal-democratie in Nederland niet zozeer door Marx werd be- ïnvloed, maar eerder past in een manier van denken die door Saint Simon (1760-1825) werd ontwikkeld.4

geen woorden maar daden

Saint Simon constateerde de opkomst van een industriële productiewijze, waarmee naar zijn inzicht een nieuwe fase in de geschiedenis was aangebroken. Een dergelijke productiewijze berustte immers op een ver doorgevoerde ar- beidsdeling, die weer tot gevolg had dat mensen meer dan ooit afhankelijk werden van elkaar.

Om dit in goede banen te leiden was een sterke staat nodig, die het sociale en economische leven strak onder controle hield. Alleen zo kon het schamele lot van het overgrote deel van de bevolking verbeterd worden. De leiding van de staat moest daarbij niet in handen worden ge- legd van praatzieke parlementariërs, maar van bankiers en ingenieurs. Dat waren bij uitstek de mensen die hun positie niet te danken had- den aan geboorte, maar aan hun vermogen tot rationeel en planmatig optreden. In dit merito- cratisch elitisme viel evenveel welwillendheid te bespeuren als gebrek aan vertrouwen in de volkssoevereiniteit. Het is deze opvatting over politiek die te ontwaren valt achter de twee meest indrukwekkende prestaties van de vroege sociaal-democratie: de gemeentepolitiek en het Plan van de Arbeid.

De gemeentepolitiek werd in de traditionele theorie niet erg op waarde geschat ¬ een on- derhoudend muziekje in de wachtkamer totdat de Internationale zou ‘heerschen op aard’. Dit muziekje was overigens gecomponeerd door de vooruitstrevend-liberalen, die het leven van de moderne stedelingen aantrekkelijker wensten te maken door een aantal nutsfuncties (gas, wa- ter, tram, telefoon) tot publieke diensten te ver- heffen. Ook wilden ze de arbeidsvoorwaarden Piet de Rooy Over snijbloemen en sociaal-democratie

De grootste successen van de vroege sociaal-democratie werden niet aan Marx ontleend, maar aan het progressief liberalisme

(11)

11 verkiezingswinst. Geen woorden maar daden, kortom ¬ dat werd gezien als de enige realisti- sche koers.

tucht en ascese

Dat brengt ons op de Doorbraak. Deze poging om uit de kluisters van de verzuiling te komen valt te beschrijven als een mislukking en als een succes. In eerste instantie was het een misluk- king. Sterk geïnspireerd door Banning nam men in de nieuwe Partij van de Arbeid religie en le- vensbeschouwing serieus; dat was de grond voor het politiek handelen, daar kwam de opdracht vandaan om waarlijk mens te zijn en samen te werken in het naderbij brengen van een wer- kelijke gemeenschap.5 Op die manier stileerde de PvdA zich als een partij die op minstens zo’n hoog ethisch niveau stond als de confessionele partijen, waardoor de verzuiling vanzelf aan legitimiteit zou verliezen.

Daarmee rees echter wel het probleem dat die sterker geworden ethische fundering de ideolo- gische duidelijkheid verminderde: de ‘gezind-

heid’ van waaruit politiek bedreven werd was belangrijker dan de inhoud van het politieke streven. Maar bovenal: het werkte niet. Bij de eerste verkiezingen in mei 1946 werd gerekend op 35 à 40 (van de honderd) zetels, het werden er 29 ¬ nog minder dan de samenstellende delen van de PvdA in 1937 hadden behaald. De teleurstelling van die dagen tekent nog steeds de geschiedschrijving.

Zo blijft onderbelicht hoe groot het succes op wat langere termijn was. In deze jaren trad de PvdA immers tot de regering toe en die periode van het snel in omvang groeiende gemeenteper-

soneel op niveau brengen om daarmee een voor- beeld te geven aan particuliere ondernemingen (dit was een belangrijk onderdeel van wat de

‘moreele politiek’ werd genoemd). Vanaf de Eer- ste Wereldoorlog zouden de sociaal-democraten dit programma krachtig ter hand nemen. Tal van wethouders en nog meer hoofdambtenaren en gemeentelijke directeuren van de nutsbedrijven (waaronder nogal wat ingenieurs) verhoogden de kwaliteit van het dagelijks leven, maar bleven intussen bezwerend uitroepen dat dit beleid geen socialisme was.

Bij het Plan van de Arbeid (1935) valt een vergelijkbaar verschijnsel op. Tot twee keer toe werd in het rapport opgemerkt dat het hier niet ging om socialisme, maar om een pragmatisch antwoord op de ellendige crisis en de diep invretende werkloosheid. Ook hier werd een liberale gedachte uitgewerkt (Keynes) en ook hier was sprake van een plan met een sterke ach- tergrond in rationeel en planmatig denken (de wiskundige en econometrist Tinbergen en de ingenieur Hein Vos). Hoewel het Plan zelf niet onmiddellijk veel effect had, zou het na 1945 de basis vormen voor de wederopbouw en voor het dichterbij brengen van ‘bestaanszekerheid’ voor de bevolking.

De grootste successen kwamen dus niet voort uit datgene wat beschouwd werd als de eigen theorie, het wetenschappelijk socialisme, zoals dat na Marx door Kautsky was verkondigd. Ze werden in plaats daarvan ontleend aan het pro- gressief liberalisme en bijna verontschuldigend voorgesteld als tijdelijke noodmaatregelen, door de omstandigheden afgedwongen. Wellicht verklaart dat ook dat binnen de partij deze suc- cessen aanvankelijk slechts matig op waarde werden geschat. De sdap werd in een politiek isolement gehouden door de Rooms-Katholieke Volkspartij en zag, toen zelfs in de crisisjaren geen electorale winst werd gemaakt, alleen in een deelname aan een kabinet nog uitkomst. Dat zou de mogelijkheid bieden zichzelf te presen- teren als een partij die de bevolking veel goeds te bieden had, wat zich vanzelf zou vertalen in

Wat de PvdA van Drees

aantrekkelijk maakte was het samengaan van het ingenieurs- en het gezindheidssocialisme

(12)

s& d 10 | 2007

12

zou tot 1958 voortduren. Wat de partij voor velen aantrekkelijk maakte was de combinatie van het Saint-Simonistische optreden van de bewindslieden ¬ hoewel Drees zijn Marx aan- zienlijk beter kende dan Troelstra ¬ en de stijl en retorica die door Banning werden gepersoni- fieerd, met andere woorden: het samengaan van het ingenieurs- en het gezindheidssocialisme.

Die stijl en retorica sloten wonderwel aan op een aantal essentiële trekken in de overle- vingscultuur van grote delen van de bevolking.

Daarin was de langjarige ervaring neergeslagen van schamelheid en benardheid: niet vergeten mag worden dat in de crisisjaren de helft van de arbeidersklasse met werkloosheid was gecon- fronteerd, om over de ellende van de oorlogsjaren maar te zwijgen. Die overlevingscultuur was gebaseerd op een drietal elementen: onderlinge solidariteit, een natuurlijk rechtvaardigheidsge- voel en het handhaven van respectabiliteit.6 Tege- lijkertijd stond deze cultuur ook voor een scherpe markering van de eigen groep ten opzichte van de buitenwereld. In eigen kring gold een fatsoen- lijk gezinsleven als bewijs van respectabiliteit, met een grote afstand tussen de generaties, een scherp uit elkaar houden van het functioneren van mannen en vrouwen en een hoge drempel tussen het eigen gezin en de buitenwereld.

Deze cultuur paste prachtig in het kader van de wederopbouwstemming, de jaren van ‘tucht en ascese’.7 Dat verklaart ook waarom de jaren vijftig, die enerzijds zo’n opvallende moderni- seringsslag te zien gaven, anderzijds zo’n brede waardering vertoonden voor de traditionele waarden en normen van een klassieke arbei- derscultuur. Deze waardering was overigens voor een deel gebaseerd op een misverstand bij de middenklasse, die dacht dat deze cultuur voortvloeide uit het Nederlandse volkskarakter, dan wel het resultaat was van eigen overtuiging- sarbeid ¬ het fameuze ‘beschavingsoffensief’

¬ en die zich daarbij te weinig realiseerde dat hier sprake was van de voortzetting van een historische traditie van tucht en ascese.8 Hoe het ook zij, Drees was de bijna volmaakte verper- soonlijking van dit alles.

zelfverkenning

Aan het samengaan van het ingenieurs- en gezindheidssocialisme zou een einde komen.

Zowel van rechts als van links werd de aanval ingezet op de verbinding daartussen: tucht en ascese, controle en zelfcontrole. Om de verbijs- terende snelheid van dat proces te illustreren:

in 1960 was Het Vrije Volk de grootste krant van Nederland, zeven jaar later was deze vrijwel ten onder gegaan; in diezelfde periode werd De Telegraaf verreweg de grootste.9 Dit beeld valt aan te vullen met de successen van commerciële omroepinitiatieven, zoals Veronica en Tros. De

‘dekolonisatie van de burger’, waar Hofland het indertijd over had, leidde dan ook vooral tot de ontwikkeling van de liberalen tot een volkspar- tij, voor het eerst in hun geschiedenis.10 Niet de PvdA, maar de vvd profiteerde van de ontzuiling.

Tucht en ascese werden, bij een snel groeiende welvaart, niet langer als deugden voorgesteld, maar ingeruild voor het ‘gewoon jezelf zijn’.

Aan de linkerzijde vond een even fnuikend proces plaats: het personalistisch socialisme van Banning werd steeds smaller en gerichter, een pleidooi voor ‘zelfverkenning’; de eigen verantwoordelijkheid maakte steeds meer plaats voor het recht op zelfexpressie. Dit proces werd

voltooid door Nieuw Links, dat wel veel warmte afgaf, maar weinig licht verspreidde. In de week- bladen verschenen berichten over het vertrek van de laatste arbeider uit de partij. Over Drees werd nog slechts meewarig gesproken.11 In de jaren zestig en zeventig werd dit uit- eenvallen niet betreurd, integendeel, het werd bevorderd door een sterke herideologisering.

Deze vond zijn uitdrukking in het vermaarde programma van 1977. Opvallend was dat waar Piet de Rooy Over snijbloemen en sociaal-democratie

Tucht en ascese werden, bij een snel groeiende welvaart, ingeruild voor het ‘gewoon jezelf zijn’

(13)

13 in alle voorgaande programma’s het begrip ge-

meenschap een centrale plaats had ingenomen, dit nu geheel ontbrak, net als een discussie over de onvermijdelijke spanning tussen de idealen van zelfontplooiing en individualisme enerzijds en die van solidariteit en gelijkheid anderzijds.

Daarmee was de band met het verleden losgela- ten en werd er geen richtsnoer ontwikkeld voor de problemen van de toekomst. Naarmate het minder lukte om ‘onomkeerbare’ stappen af te dwingen om de Nederlandse samenleving te

‘hervormen’, werd de discussie verplaatst naar een veel overzichtelijker terrein: het buiten- land.12 Voor een klein land heeft het buitenland namelijk het grote voordeel dat het effect van ei- gen inzichten en streven vaak zo slecht zichtbaar is. In het licht van latere ontwikkelingen is het ook interessant om nog even te wijzen op een commentaar van Tinbergen op dit programma van 1977. Het was hem opgevallen dat wel uit- voerig werd gesproken over de bescherming van de burger tegen de willekeur van de overheid, maar dat er niet werd gerept van de noodzaak allerlei vormen van vandalisme, terrorisme en criminaliteit te bestrijden.13

Het is niet geheel duidelijk welke ideologi- sche veren door Wim Kok nog konden worden afgeschud. Wellicht was die stelling van hem vooral een manier om te zeggen dat de partij zich moest losmaken van de martelende vraag:

ben ik wel links genoeg?14 Zoals in de jaren der- tig de sdap zich slechts door deel te nemen aan een kabinet dacht te kunnen ontworstelen aan het isolement en de interne verlamming die daarvan uitging, zo werd ook de deelname aan het kabinet Lubbers-Kok als redding voor de partij gezien. Dat was aanvankelijk een pijnlijke operatie, aangezien de partij zich daar verstan- delijk wel op had voorbereid met behulp van een berg rapporten, maar zij er mentaal nauwelijks aan toe was.

Interessant is dat Kok tal van elementen terugbracht die eerder voor succes hadden ge- zorgd: het ingenieurssocialisme, met een sterke nadruk op de verbetering van de infrastructuur (Betuwelijn) en een Europees financieel en eco-

nomisch beleid (euro), maar ook sporen van het gezindheidssocialisme (zijn hartenkreet over de exhibitionistische zelfverrijking, zijn onder- steuning van het waarden- en normendebat).

Met de opvatting dat er in een ‘steeds meer “in- dividualiserende” samenleving steeds meer be- hoefte [zal] bestaan aan het vaststellen van wat ons gemeenschappelijk dient te binden’, kwam ook de gemeenschap terug in het discours.15 Daarbij kwam nog dat de persoonlijke stijl van Kok ¬ onhandig met de computer, bij voorkeur

in windjack op de fiets ¬ aan Drees deed den- ken (een mariakaakje bij de thee; het driedelig kostuum bij strandbezoek).16 Overigens kwam ook de duur van de kabinetsdeelname onder Kok vrijwel overeen met die onder Drees.

En opnieuw viel deze combinatie van soorten socialisme daarna uit elkaar, vooral omdat deze keer de Saint-Simonistische bedrijfsstijl van het ingenieurssocialisme bezweek onder de vernietigende aanval van het populisme. Onder aanvoering van Fortuyn werd de term ‘manager’

tot een scheldwoord verheven en de bijpassende politiek verworpen als regentesk achterkamer- tjesgedoe.

zondig pragmatisme?

Zelfs als de analyse tot nu toe zeer eenzijdig is, dan nog blijft overeind staan dat het niet ver- standig is naar ‘het wezen’ van de sociaal-demo- cratie te zoeken. Er is geen ‘gelijkblijvend wezen’

van deze stroming: het meest kenmerkende is juist de voortdurende poging ¬ met vallen en opstaan ¬ mee te bewegen met de tijd. Dat is het kameleontische karakter van de sociaal- democratie, waar Van Doorn in 1992 op gewezen

Het is niet geheel duidelijk welke ideologische veren Wim Kok nog kon afschudden

(14)

s& d 10 | 2007

14

Piet de Rooy Over snijbloemen en sociaal-democratie

heeft.17 Wie dat karakter miskent zal weinig anders ontwaren dan verloren illusies.18 Op die manier blijft ¬ politiek gesproken ¬ de PvdA zichzelf ook meteen op achterstand plaatsen ten opzichte van bijvoorbeeld de Socialistische Par- tij. Ook al is die partij de afgelopen jaren in aller- lei essentiële standpunten nogal opgeschoven, ze kan succesvol claimen links te zijn, omdat ze meer elementen uit het verleden vasthoudt dan de PvdA.

Op die manier wordt ‘links’ ééndimensio- naal, een positie op de simpele lijn van links naar rechts. Het veelvormige socialisme wordt ingesnoerd tot een beperkt aantal opvattingen, afwijkingen daarvan worden bijna vanzelf stappen op de brede weg van het zondig prag- matisme. Dat proces van insnoering is al eens exemplarisch voorgedaan door Marx. In het Communistisch Manifest erkent Marx dat er verschillende vormen van socialisme zijn. Hij onderscheidt drie varianten: het reactionaire socialisme (met drie ondersoorten), het conser- vatieve of bourgeois-socialisme en het kritisch- utopisch socialisme. En alledrie zijn onjuist.19 Te betreuren valt dat het marxisme in de negen tiende eeuw de overhand heeft weten te verwerven en de andere varianten van links als amuses heeft afgeserveerd. Daarmee ontstond een eendimensionaal links met het marxisme als hoofdscheidsrechter. Het resultaat was een verschijnsel dat Marx zelf eens aanduidde als de ‘Kommunistenstolz der Unfehlbarkeit’. Met behulp daarvan werd het onderscheid tussen politiek en geschiedenis opgeheven, tot schade van de geschiedenis én de politiek.

Vooral de kritiek van Marx op de derde vari- ant is achteraf gezien interessant. De kritisch- utopisch socialisten, waartoe onder meer Saint Simon werd gerekend, hadden volgens Marx allerlei essentiële verhoudingen en ontwikke- lingen wel door ¬ zoals de groeiende tegenstel- ling tussen de klassen, ‘alsook de werkzaamheid van de ontbindende elementen in de heersende maatschappij zelf’ ¬ maar zij maakten de fout te zoeken naar ‘een sociale wetenschap, naar sociale wetten’ om de ellendige gevolgen van de

industriële ontwikkeling te beteugelen. De aan- hangers wilden goed doen, de levenspositie van alle leden van de maatschappij verbeteren, maar juist dat stempelde hen tot utopisten. Want een werkelijke verbetering zou slechts in en door de ‘historische zelfwerkzaamheid van het pro- letariaat’ bereikt worden, aldus Marx. In de loop der tijden zijn we erachter gekomen dat deze zelfwerkzaamheid niet in alle opzichten een suc- ces is geweest. Een werkelijke verbetering in de levenspositie van de gehele gemeenschap werd daarentegen vooral bereikt in de traditie van wat Marx smalend de ‘uitvinderswerkzaamheid’ van de utopisten noemde.

Ten slotte nog het volgende. Het zoeken naar het ‘wezen’ van het socialisme is doorgaans een barre exercitie. Soms is het een poging om de sociaal-democratie een schuldgevoel aan te pra- ten ¬ wat vaak nog lukt ook ¬ gevoegd bij een poging om snijbloemen te herplanten: actuele

problemen worden benaderd met de idealen van vroeger, in de verwachting dat nieuwe bloei optreedt. Soms is het ook een retorische stijl- oefening, waarbij fundamentele veranderingen in theorie en praktijk van het socialisme wor- den voorgesteld als nieuwe loten aan eenzelfde stam. In dat licht doen sociaal-democraten er verstandig aan alleen nog over het ‘wezenlijke’

van het socialisme te spreken als zij eerst acht slaan op de oorspronkelijk zo grote variëteit van dit verschijnsel, op de gelaagdheid in deze emancipatiebeweging die in de politiek bescher- ming zocht tegen de amorele hardheid van de economie. Daarbij zou bedacht kunnen worden dat de politiek alleen bescherming kan bieden als er voortdurend aan nieuwe beschermings-

Het meest kenmerkende van de sociaal-democratie is de voort- durende poging mee te bewegen met de tijd

(15)

15 constructies wordt gewerkt. En ten slotte zou

deze ‘uitvinderswerkzaamheid’, even utopisch als rationeel, met enige regelmaat in een politiek programma kunnen worden neergelegd, niet om een oude wereld te behouden, maar om een nieuwe te winnen.

Dit artikel is gebaseerd op een voordracht die Piet de Rooy hield op 30 augustus 2007 bij de fractiedagen van de PvdA. Hij bedankt M.C. Brands, Meindert Fennema en Jos de Beus voor hun commentaar op een eerste versie ervan.

Noten

1 Ernst Kossmann, ‘Progres- siviteit en conservatisme in de Westeuropese staat’ in idem, Politieke theorie en geschiedenis (Amsterdam 1987), 27.

2 Bart Tromp, Het sociaal-demo- cratisch programma, 1878-1977 (Amsterdam 2002).

3 Henriette Roland Holst, Kapi- taal en Arbeid in Nederland (Am- sterdam 1902), 6-7.

4 Overigens heeft Saint Simon niet alleen het socialisme, maar ook het liberalisme beïnvloed.

Quack schreef al over hem dat hij als een ‘hervormer der maatschappij (…) de sociale grond slagen der samenleving [wenste] te reorganiseeren:

¬ zelfs kan men slechts in dat opzicht hem tot de socialisten rekenen, niet wanneer men ’t woord socialist in zijn enge, gangbare beteekenis wil opvat- ten’. H.P.G. Quack, De socialisten, deel II [1887], (Amsterdam 1921), 12.

5 Wat als onderstroom in de jaren dertig op gang was gekomen, werd nu tot hoofdstroom gepro- moveerd. Zie over de opkomst van het ‘gezindheidssocialisme’:

C.H. Wiedijk, Koos Vorrink.

Gezindheid ¬ veralgemening ¬ integratie. Een biografische studie (1891-1940) (Groningen 1986).

6 Deze gedachtegang is sterk gestimuleerd door Frank van As, De geruisloze ondergang van het Nederlands socialistisch ethos (Amsterdam, doctoraalscriptie antropologie UvA, november 2006).

7 J.C.H. Blom, ‘Jaren van tucht en ascese. Enige beschouwingen over de stemming in Herrij- zend Nederland (1945-1950)’ in P.W. Klein en G.N. van der Plaat (red.), Herrijzend Nederland (’s- Gravenhage 1981), 125-158.

8 Een aantal elementen van deze analyse zijn overigens geformu- leerd door J.A.A. van Doorn, De proletarische achterhoede (Meppel 1954).

9 Oplagecijfers:

1960 1970 1980 Vrije Volk 315.000 272.830 - Telegraaf 291.600 574.500 734.700 Volkskrant 161.800 190.700 236.900

Bron: Frank van Vree, De meta- morfose van een dagblad (Amster- dam 1996), 203.

10 H.J.A. Hofland, Tegels lichten (Amsterdam 1972).

11 De titel van een boekje was enigszins liefkozend bedoeld,

maar wees Drees toch onmis- kenbaar zijn plaats: ‘wethou- der’. John Jansen van Galen en Herman Vuijsje, 100 Jaar Drees:

wethouder van Nederland (Alphen aan de Rijn 1980).

12 Frank Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid. Het debat over vrede en veiligheid binnen de PvdA in de periode 1958-1977 (Amsterdam 2001).

13 Tromp, Het sociaal-democratisch programma, 314-315.

14 Blokker heeft al eens gewezen op de tragiek van deze kwestie:

‘de trein naar Finland Station stopt altijd in Sloterdijk’. Jan Blokker, Ben ik eigenlijk wel links genoeg? (Amsterdam 1974), 42.

15 Wim Kok, We laten niemand los (Amsterdam 1995), 29.

16 Piet de Rooy en Henk te Velde, Met Kok over veranderend Neder- land (Amsterdam 2005).

17 J.A.A. van Doorn, ‘Het socia- lisme als kameleon’ in idem, De draagbare Van Doorn (red. Gerry van der List) (Amsterdam 1996), 245-259.

18 Ton Geurtsen, Een geschiedenis van verloren illusies. Sociaaldemo- cratie in Nederland (Breda 1994).

19 Het gaat hier om hoofdstuk iii van het Communistisch Manifest.

(16)

s& d 10 | 2007

16

Cultuur, migratie en religie

Het multiculturele-dramadebat is een langlopend feuilleton.

Dit nummer van s&d levert drie bijdragen aan de discussie.

Mag de overheid religieuze voorschriften interpreteren?

Nee, zegt Paul de Beer. Toch is dat wat zowel voor- als tegenstanders van een boerka- of Koranverbod eisen.

De PvdA moet weigeren partij te kiezen in kwesties van geloof en haar politieke standpunten op andere gronden baseren.

Lodewijk van Oord meent dat aanzwellende kritiek op het ‘liberaal nationalisme’ kansen biedt voor een multiculturalisme nieuwe stijl. Verschillende visies op het goede leven kunnen naast elkaar bestaan, dubbele loyaliteiten zijn geen probleem. ‘Wie in zijn culturele vrijheid

wordt beperkt, verdient steun en bescherming.’

Pieter Nieuwenhuijsen en Jan Beerenhout, tot slot, pleiten ervoor om het vertoog te verleggen

van integratie en islam naar immigratie.

Kiezen voor Nederland is kiezen voor moderniteit, alles draait om burgerschap. Waar eindigt diversiteit en begint assimilatie? Geboden is ‘een heldere consensus

over wat immigranten en niet-immigranten in het maatschappelijk leven van elkaar te verwachten hebben’.

fo to mark van der zouw | hollandse hoogte

(17)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tot en met Woensdag 13. bestaat gelegenheid tot het indienen van een met redenen omkleed verzoekschrift bij B. van de gemeente, waar men in het kiezersregister

Voordat ik mijn reisverhalen over Nieuw-Gulnea nu ga vervolgen, is het mis- schien gewen,st, eerst eens een algemene beschouwing over het land zelf te geven. zien

chiJl heeft men de oude Engelse staatsman van verschillende zijden grote lof toege- zwaaid. Het optreden in het Amerikaanse Congres getuigde van Churchill's grote

~een niet beter kan geschieden 4an door de enkeling de vrije beschikking over de vruchten van zijn arbeid te laten èn daarmee aan zijn initiatief ds vrije

gelijke ontwikkeling ligt voor de hand. Pe com- munisten in ons land komen niet alleen door de jongste ontwikkeling in Oost-Europa bij zeer vele arbeiders in

waarin er zoveel officiële voorlichting is in binnen- (!U huitenlnnc1, is een coneclief nodig.. stel weinig voldaan was. Wie tot nu toe mocht hebben getwijfeld

bPsluit tot terugvoering naar ons land thans door Amerikaanse autortieiten zal moeten worden genomen, een besluit, waarvan wij inmiddels nog niet overtuigd zijn,

gebeun·r1 tijdens het afgelopen weeleeinde nabij Amersfoort. Dat deze, juist opgevat, veel meer VPrgt dan candidaten en zelfs ervaren vcrtegenwoordigers van de