• No results found

Politieke feesten en publieke vermakelijkheden in Amsterdam tijdens de Bataafs-Franse tijd (1795-1813)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Politieke feesten en publieke vermakelijkheden in Amsterdam tijdens de Bataafs-Franse tijd (1795-1813)"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Politieke feesten en publieke vermakelijkheden in

Amsterdam tijdens de Bataafs-Franse tijd

(1795-1813)

Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Cultuurgeschiedenis

Vrijdag 18 juli 2014 Karin Kamphuis

Docent-Begeleider: Dr. W.J.H. Furnee W.J.H.Furnee@uva.nl

(2)

Afbeelding op voorpagina: Bevrijdings-feest op de Dam te Amsterdam in

1795. Prent van Jurriaan Andriessen uit 1795 uit de collectie van het

Gevangenismuseum.

http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NCRD01:106568418.

Laatst geraadpleegd op vrijdag 20 juni ’14.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

H. 1. Politieke feesten in de Bataafse tijd (1795-ca.1801)

1.1 Inleiding 6

1.2 Organisatie van de feesten en bijkomende conflicten 7

1.3 De feesten en de ruimte van de stad 11

1.4 De band met Frankrijk 15 1.5 Rust en Orde 16 1.6 Minderheden 19 1.7 Publieke vermakelijkheden 21 1.8 Conclusie 23

H.2 Plechtigheden en publieke vermakelijkheden in de tijd van het Staatsbewind (1801-1805)

2.1 Inleiding 25

2.3 Het laatste Bataafse feest en nieuwe plechtigheden 25

2.4 Nieuwe publieke vermakelijkheden 28

2.5 Controle van bovenaf 31

2.6 Conclusie 33

H.3 Politieke feesten en publieke vermakelijkheden in de Franse tijd (1806-1813)

3.1 Inleiding 35

3.2 Militarisme en religiositeit 36

3.3 De feesten onder Lodewijk Napoleon en Napoleon Bonaparte 38

3.4 De crisis en het vermaak 41

3.5 Amsterdamse nachthuizen, danspartijen en ander vermaak 43

3.6 Het toneel in de Franse tijd 46

3.7 Controle en rust 48

3.8 Conclusie 49

(4)

Conclusie 51 Bibliografie

(5)

Inleiding

Op 4 maart 1795 vond er een waar spektakel plaats op de huidige Dam in Amsterdam. Maar liefst drieduizend stedelingen uit de gewapende burgermacht liepen mee in een feestelijke optocht, die eindigde met het dansen van de revolutiedans rond de

vrijheidsboom. Men noemde dit feest het ‘Feest der Revolutie’ of ‘Het Vrijheidsfeest’, vanwege de vrijheid die de Franse revolutionairen de stad hadden gebracht. Het Franse leger had de stad met behulp van de in 1787 gevluchte patriotten op 18 januari 1795 weten te ‘bevrijden’. Het merendeel van de Amsterdammers was verheugd over de komst van de Fransen; de inval wordt vanwege het soepele verloop ook wel de fluwelen

revolutie genoemd. Het ondergrondse Comité

Revolutionair bereidde zich al langere tijd voor op de komst van de Fransen. Zij maakte al snel na de omwenteling plannen voor de viering van verschillende feesten ter ere van de vrijheid en de onderlinge broederschap tussen Frankrijk en de Bataafse Republiek.

Amsterdam leerde als gevolg van de revolutie tussen de jaren 1795 en 1801 een nieuwe politieke feestcultuur kennen, waarbij de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap werden gevierd. De jaren die daarop volgden waren woelig, meerdere machtswisselingen zorgden voor het verdwijnen van deze feesten, en voor de opkomst van nieuwe politieke feesten onder de Franse vorsten vanaf 1806.

De Bataafs-Franse tijd bracht veel veranderingen met zich mee op politiek, sociaal-economisch en juridisch gebied. De aanwezigheid van de een vreemde mogendheid had daarnaast ook gevolgen voor het culturele leven van de Amsterdammers. Wat deze precieze gevolgen waren voor het stedelijke leven in de stad is in de historiografie over deze tijd minimaal aan bod gekomen. Er is het een en ander bekend over deze politieke feesten, maar vooral over het non-politieke publieke vermaak in deze tijd is weinig bekend. In deze scriptie wordt de vraag gesteld wat de gevolgen waren van de komst van de Fransen en hun aanwezigheid tot 1813 voor de feestcultuur in Amsterdam? Hoe veranderden deze politieke feesten en publieke vermakelijkheden van de

Amsterdammers nu eigenlijk in de Bataafs-Franse tijd?

Het onderzoek naar commerciële publieke vermakelijkheden staat in Nederland tot op heden nog in de kinderschoenen. Er is daarom ook weinig onderzoek verricht naar stedelijk vertier in de Bataafs-Franse tijd, laat staan als het specifiek over de stad

Amsterdam gaat1. Hoewel er enige literatuur bestaat over het toneelleven in deze tijd, is

de geschiedschrijving over publieke vermakelijkheden zo goed als absent.2 Onder deze

1 Voor de stad Rotterdam is er enkele jaren terug een publicatie over dit onderwerp uitgebracht: Henk Gras,’Een stad waar men zich koninklijk kan vervelen’, de modernisering van de theatrale vermakelijkheden buiten de schouwburg in Rotterdam, circa 1770-1860. (Hilversum 2009).

2B. Albach, Helden, draken en comedianten, het Nederlandse toneelleven voor, in en na de Franse tijd (Amsterdam 1956) en Hans de Leeuwe, De Amsterdamse Schouwburg in 1795, het eerste jaar

(6)

publieke vermakelijkheden valt in deze scriptie vooral het vertier dat men in de avond zocht, zoals de publieke danspartijen die in verschillende huizen en danszalen werden gehouden. Daarnaast maken de politieke feesten tussen 1795 en 1813 een groot deel uit van dit onderzoek. Hoewel de kunsthistoricus Frans Grijzenhout in 1989 een uitstekend werk over patriotse en Bataafse feesten publiceerde3, waarover later meer, is ook de

geschiedschrijving over deze revolutionaire feesten behoorlijk mager te noemen.

De oorzaak voor het hiaat in dit onderzoek kan wellicht gevonden worden in heft feit dat er tot dertig jaar terug is er überhaupt weinig onderzoek verricht naar de Bataafs-Franse tijd. Voor veel Nederlandse historici was dit een oninteressante periode uit de

geschiedenis omdat het land in deze tijd bezet was door een vreemde mogendheid. Naast de werken van Herman Theodoor Colenbrander uit het begin van de twintigste eeuw4,

bestond er lange tijd geen uitgebreide geschiedschrijving over deze periode. Het was in 1977 een van de meest bekende Britse historici die een historische monografie over deze periode schreef. Simon Schama zette in Patriots and Liberators de periode tussen 1780 en 1813 neer als een grootse en unieke geschiedenis. Hoewel dit boek niet onomstreden was, deed het de interesse voor deze periode herleven en maakte het de weg vrij voor nieuw onderzoek5. Ruim tien jaar na de publicatie van zijn

boek was het 200 jaar geleden dat de Franse Revolutie uitbrak. Dit zorgde voor een hernieuwde interesse in de Bataafs-Franse tijd.

De Bataafse tijd wordt sinds die tijd steeds meer beschouwd als de periode waarin de Nederlandse staats-en natievorming tot stand kwam. Deze visie wordt bijvoorbeeld gedeeld door de auteurs van de bundel van Frans

Grijzenhout, Niek van Sas en Wyger Velema, Het Bataafse experiment. Politiek en cultuur rond 18006. In dit boek stellen de auteurs dat de Bataafse periode van groot belang was

voor de totstandkoming van een ‘Nederlandse’ staat en natie, maar ook voor de opkomst van politieke cultuur in ons land. Sinds enkele jaren ligt er in de

historiografie meer nadruk op de ‘transfers’ die er tussen de Fransen en de Nederlanders op traden7. Martijn van den Burg legt in Nederland onder Franse invloed de focus op

politieke en culturele transfers tussen de beide landen8. Hij komt in zijn proefschrift tot de

der Bataafsche Vrijheid (Zutphen 2003).

3 Frans Grijzenhout, Feesten voor het Vaderland, Patriotse en Bataafse feesten 1780-1806 (Zwolle 1989).

4 H.T. Colenbrander, De Bataafsche Republiek (Amsterdam 1908). En H.T. Colenbrander ed., Gedenkstukken der algemene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840 II, Vestiging Van Den Eenheidsstaat. 1795-1798 (Den Haag 1906)

5 Simon Schama, Patriots and Liberators. Revolution in the Netherlands, 1780-1813 (New York 1977).

6 Frans Grijzenhout, Niek van Sas, Wyger Velema (red.), Het Bataafse experiment. Politiek en cultuur rond 1800 (Nijmegen, 2013).

7 Annie Jourdan, ‘Politieke en culturele transfers in een tijd van revolutie: Nederland 1795-1805’

Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 124(4) (2009) 559-579. 8 Martijn van den Burg, Nederland onder Franse invloed, cultuurtransfer en staatsvorming in de napoleontische tijd, 1799-1813. (Amsterdam 2007).

(7)

conclusie dat de Bataven niet alle veranderingen die door de Fransen werden ingevoerd klakkeloos ondergingen, maar dat zij hun eigen vorm gaven aan de aanpassingen op politiek, juridisch en cultureel gebied, om deze goed te laten werken. Het onderzoek naar cultural transfers is uitermate interessant als het gaat om de feestcultuur in Amsterdam. Helaas besteedt Van den Burg op dit gebied enkel aandacht aan het museumbeleid in deze periode, en houdt hij zich niet of nauwelijks bezig met andere culturele

manifestaties. Op het gebied van de politieke

feesten was er eveneens sprake van een duidelijke ‘cultural transfer’. Ook de aan de Universiteit van Amsterdam werkzame kunsthistoricus Frans Grijzenhout, legt een grote nadruk op de manier waarop de Bataven hun iconografie die ze voor de feesten

creëerden veelal ontleenden aan de Fransen. Hij beschrijft in dit boek vooral de symboliek en het idee achter de politieke en nationale feesten in verschillende steden tijdens de patriottentijd en de Bataafsche Republiek. Hij komt tot de conclusie dat de Bataafse feesten erg verschilden van de patriotse festiviteiten, en dat zij veel ideeën voor de feestvieringen overnamen van de Fransen, dus ook een zogenaamde ‘cultural transfer’9.

Het werk van Grijzenhout is uitstekend, maar kan voor wat betreft de stad Amsterdam verder verdiept worden. Hij gaat te werk door middel van het analyseren van decoraties, prenten en schilderijen. Daarnaast schrijft hij binnen een nationaal kader. Intensiever onderzoek in gemeentelijke archieven van de stad

Amsterdam, krantenberichten en andere tekstuele bronnen kunnen dit onderzoek voor Amsterdam verdiepen. Daarnaast loopt het onderzoek van Grijzenhout maar tot het jaar 1806. Op dat moment breekt juist een periode aan die bijzonder interessant is voor de geschiedschrijving van de Amsterdamse feestcultuur, ook op het gebied van andere

(non-politieke) publieke vermakelijkheden. Op internationaal

gebied is er meer onderzoek verricht naar de revolutionaire feesten en publiekelijke vermakelijkheden. Een van de belangrijkste werken over de revolutiefeesten is dat van Mona Ozouf. In het Feest der Revolutie10 legt Ozouf de functionering van beeld, tijd en

ruimte tijdens de festiviteiten uit. Doordat zij de feesten als geheel onderzoekt ontwaart zij, anders dan onderzoekers die haar voorgingen, een patroon in deze steeds

terugkerende elementen. Naast Ozouf zijn er nog enkele andere auteurs die de revolutionaire feesten hebben onderzocht, zoals de Fransman Michel Vovelle, die de feesten gebruikt om de totstandkoming van een revolutionaire mentaliteit te laten zien11.

Lynn Hunt, een Amerikaanse historica gespecialiseerd op het gebied van de Franse Revolutie, schrijft in Politics, Class and Culture in the French Revolution eveneens over de revolutiefeesten maar doet dit

9 Grijzenhout, Feesten voor het Vaderland.

10 Mona Ozouf, Het feest van de Revolutie. De Franse Revolutie, de vernieuwing van het openbare leven en het ontstaan van de moderne maatschappelijke waarden. (Parijs 1976) (vert. 1989).

11 Michel Vovelle, La Mentalité révolutionnaire : société et mentalités sous la Révolution française, (Parijs 1986).

(8)

voornamelijk door naar Ozouf te verwijzen12.Zij analyseert in dit boek voornamelijk het

discours dat gepaard ging met de feestelijkheden. Ze betoogt dat het rituele discours van de politieke feesten eveneens doordrong tot andere publieke vermakelijkheden zoals de schouwburg. Lynn Hunt merkt hier al op dat de politieke veranderingen in het

revolutionaire Frankrijk eveneens veranderingen maken op het gebied van publieke (voorheen non-politieke vermakelijkheden).

Davidson besteedt eveneens veel aandacht aan de manier waarop de politiek van het einde van de napoleontische tijd haar uitwerking had op publieke vermakelijkheden die in de jaren daarop volgden. Zij onderzoekt in France after Revolution de manier waarop de verhoudingen onder het volk veranderden tijdens de napoleontische festiviteiten. Vrouwen, armen en de burgerij kregen een speciale behandeling op de dagen waarop de feestdagen plaatsvonden13. Daarnaast bestudeert zij de verschillende

vormen van vermaak en de veranderde sociale verhoudingen dat het Frankrijk als gevolg van de napoleontische tijd kende. Deze internationale literatuur over de

wisselwerking tussen de politiek en publieke vermakelijkheden roept de vraag op hoe deze twee in de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland met elkaar in verband stonden. De Bataafs-Franse tijd kende grote veranderingen op economisch, politiek, en sociaal-cultureel gebied. Voornamelijk in de Franse tijd was er (1806-1813) onvrede onder het volk. Volgens Johan Joor en Lotte Jensen was er vooral in de tijd van Napoleon

Bonaparte sprake van onrust en verzet onder het volk14. De dienstplicht en censuur die

Napoleon de laatste jaren invoerde waren onder andere oorzaken voor deze onvrede. Daarbij kwam Amsterdam rond 1800 terecht in een economische crisis, zoals Herman Diederiks in Een stad in verval betoogt15. Dit roept de vraag op in hoeverre deze

veranderingen invloed hadden op het stedelijke vermaak in Amsterdam.

De bestudering van de politieke feesten en publieke vermakelijkheden in deze periode kan een nieuw licht werpen op het

stedelijke vrijetijdsleven tijdens de Bataafs-Franse periode. Ik zal uiteenzetten dat, hoe paradoxaal het ook lijkt, er in een tijd van crisis, onderdrukking en zelfs verzet, sprake was van een bloeiende feestcultuur in de stad. De Franse Revolutie bracht een scala aan nieuwe politieke feesten met zich mee, die de stad keer op keer in vervoering brachten. Daarnaast zorgde de komst van de Fransen voor een ‘cultural transfer’ die een bloei bracht voor de non-politieke publieke vermakelijkheden in de stad.

Historici die mij voor zijn gegaan hebben de politieke feesten en publieke

12 Lynn Hunt, Politics, Class and Culture in the French Revolution (Berkeley 1984) In het hoofdstuk ‘The Rhetoric of the Revolution’ komen de feesten aan bod.

13 Denise Z. Davidson, France after Revolution, Urban Life, Gender and the New Social Order (Cambridge 2007).

14 Johan Joor, De Adelaar en het lam, onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koninkrijk Holland en de Inlijving bij het Franse Keizerrijk (1806-1813) (Amsterdam 2000). en Lotte Jensen, Verzet tegen Napoleon (Nijmegen 2013).

(9)

vermakelijkheden onderzocht als een afgesloten fenomeen. Ik zie juist een sterke wisselwerking tussen de twee soorten vermaak en benader ze derhalve beiden in dit onderzoek. Ik beargumenteer in deze scriptie dan ook dat politieke festiviteiten en andersoortige vermaken juist met elkaar verbonden waren. In dit onderzoek maak ik duidelijk dat de nieuwe politieke feesten ervoor zorgden dat de Nederlanders

geënthousiasmeerd werden voor vermaak naar Frans voorbeeld. Zo was het stimuleren van vermaak voor de bevolking een van de belangrijkste agendapunten in de tijd na de Inlijving (1810-1813). De scheidslijn tussen politieke feesten en publieke

vermakelijkheden is in deze periode daarom niet altijd even duidelijk. Zo kies ik er bijvoorbeeld voor om de schouwburg onder de noemer publiekelijk vermaak te plaatsen, terwijl zij de gehele Franse tijd wel sterk werd beïnvloed door de politiek, en soms zelf een politieke functie toebedeeld kreeg. De opbouw van deze scriptie is

chronologisch, en bestaat uit drie tijdsvakken. Het eerste hoofdstuk gaat over de politieke feesten in de Bataafse periode 1795-1801. In dit hoofdstuk geef ik een verdieping op het werk van Grijzenhout. Ik bestudeer in dit hoofdstuk meer de praktische invulling van de feesten dan de symboliek en iconografie die door Grijzenhout reeds bloot is gelegd. Hiervoor heb ik voornamelijk gebruik gemaakt van de handelingen van het stedelijk bestuur, die te vinden zijn in het Stadsarchief in Amsterdam. Ik onderzoek wat ze inhielden, op welke manier zij vanuit het stadsbestuur georganiseerd werden, wie er inspraak had op de wijze waarop deze feesten plaats vonden en wie er mee vierden tijdens de feesten. Daarnaast ga ik aan de hand van beschrijvingen van de feesten, krantenberichten en notulen van het stadsbestuur dieper in op de functionering van de ruimte van de stad tijdens deze feestelijkheden. Ik bestudeer eveneens de invloed van de

politieke feesten op ander openbaar vermaak. In het tweede

hoofdstuk onderzoek ik wat het aantreden van een nieuw bestuur (het Staatsbewind (1801-1805) en de terugkeer naar religie voor gevolgen had voor zowel politieke feesten als publieke vermakelijkheden. Ik bestudeer hier de ‘cultural transfer’ die er optreedt op het gebied van publieke vermakelijkheden. In deze periode zien we allerlei soorten ‘nieuw’ vermaak opkomen. Wat hield dit vermaak in en hoe reageerde nationale en stedelijk bestuur hierop? Om een beter beeld te krijgen van deze nieuwe vormen van vermaak maak ik gebruik van krantenberichten die voornamelijk afkomstig zijn uit de Amsterdamsche Courant en waarin meldingen worden gemaakt van danspartijen en dansavonden die voorheen weinig voorkwamen. De reacties van het stedelijk bestuur en het Staatsbewind worden duidelijk uit de publicaties en notificaties van nationale en

stedelijke organen. In het derde hoofdstuk

(1806-1813) onderzoek ik in hoeverre de politieke feesten van de broers Napoleon veranderden ten opzichte van de Bataafse feesten, maar eveneens hoe andere publieke

vermakelijkheden voortzetten of veranderden in deze periode. Wat was de eigen inbreng van de broers in deze feesten, en wat dachten zij hiermee te bereiken? Er wordt eveneens ingegaan op het sentiment van de bevolking tijdens de festiviteiten, iets wat veelal terug

(10)

te vinden is in de beschrijvingen van de feesten. Daarnaast onderzoek ik in hoeverre er sprake was van het behouden van de openbare rust door middel van controle tijdens de feesten. Wederom gebruik ik hiervoor publicaties en notificaties van het stadsbestuur.

H. 1. Politieke feesten in de Bataafse tijd (1795-ca.1801) 1.1 Inleiding

‘Als uit een diepe slaap verrees gantsch Nederland, toen men de Vrijheidsboom aan d’Amstel heeft geplant.’ Zo luidt het einde van het gedicht op de prent van Catharina Anna Brouwer uit 1795. Deze prent vervaardigden zij en haar collega Lieve van Ollefen ter gelegenheid van het Vrijheidsfeest op 4 maart 1795, de dag waarop de ‘dwinglandij haar loon ontvangen heeft’ en waarop het recht van het volk herleefde16.

(11)

Afbeelding 1. Prent uit 1795 van Catharina Anna Brouwer. Uit de collectie van het Rijksmuseum. Het Vrijheidsfeest te Amsterdam met onderschrift: ‘Heeft immers Amsterdam een blijden dag beleefd. ‘Twas toen, de dwinglandij haar loon ontvangen heeft: Toen ’t recht des volks herleefde op de aankomst van de FRANKEN, dien heel Civilis kroost voor hun geluk zal danken. Als uit een diepe slaap verrees gantsch Nederland, toen men de Vrijheidsboom aan d’Amstel heeft geplant. Het gedicht is geschreven door Lieve van Ollefen.

In de winter van 1795 trokken de Franse revolutionairen richting de hoofdstad van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, om daar de beroemde leus liberté, egalité et fraternité te laten gelden. De Franse Revolutie was zes jaar daarvoor uitgebroken, nadat het volk in opstand kwam tegen het monarchale Ancien Régime

van Koning Lodewijk XVI. De Franse

Revolutie stond ook wel bekend als een exportrevolutie, en hoewel zij pas volledig deze vorm aannam na de machtsovername van Napoleon Bonaparte, wisten de Fransen al in 1794 de Republiek binnen te vallen en hun revolutionaire feesten over te dragen. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was op dat moment een verdeeld land waar al sinds 1783 grote onrust woedde tussen de Patriotten en Prinsgezinden. In 1787 vluchtte een groot aantal Patriotten naar Frankrijk, waar hen vanwege een gelijke denkwijze en pro-Franse sentimenten een warm welkom stond te wachten. De komst van de Fransen werd als een ware verlossing gezien in

(12)

Amsterdam. Net als in andere steden in de op 19 januari uitgeroepen Bataafse Republiek stelden de Amsterdammers een Comité Revolutionair in, dat

verantwoordelijk was voor de gang van zaken in de stad. Dit Comité, waar de jurist en politicus Rutger-Jan Schimmelpenninck (1761-1825) aan het roer stond, had zich reeds bediend van voorbereidende werkzaamheden voor het moment dat de

‘Omwenteling’ plaats zou vinden. In dit hoofdstuk zal onderzocht worden hoe deze nieuwe politieke feesten in de stad geïmplementeerd werden, en tegen welke problemen het stadsbestuur onder andere aanliep. Er zal een verdere verdieping worden gegeven aan het boek van Grijzenhout, onder andere door in plaats van de iconografie meer naar de praktische invulling van de feesten te kijken. Er zal tot slot onderzocht worden welke publieke vermakelijkheden er in deze jaren plaatsvonden, een onderwerp dat in de secundaire literatuur over deze periode nauwelijks aan bod komt.

1.2 Organisatie van de feesten en bijkomende conflicten.

De komst van de Fransen wordt ook wel de omwenteling genoemd, en betekende zoveel als de overgang van het stadhouderschap naar Bataafse Republiek als gevolg van de Franse bevrijding. Deze gebeurtenis zorgde inderdaad voor opschudding en opwinding door de stad. De spontane dansen rond de vrijheidsboom die volgden op de komst van de Fransen zijn een icoon geworden voor de Franse Revolutie in Nederland17. De vrijheidsboom was in principe geen nieuw begrip in de Republiek,

men plantte deze bomen voor de revolutie als meiboom voor de huizen van

belangrijke personen en voor plaatsen waar de regering vergaderde18. In de Bataafse

tijd kreeg deze boom echter wel een nieuwe betekenis, en kwam het symbool te staan voor de bevrijding van de Fransen en de revolutie.

De stad kende de twee maanden voorafgaand aan het eerste vrijheidsfeest vele spontane volksfeesten waarbij men tot diep in de nacht rond de boom danste; er was een uitgesproken enthousiasme voor de Bataafse Revolutie19. Op 4 maart 1795

vierden de Amsterdammers een publiek feest, genaamd het Nationale feest ter inwijding van de Vrijheidsboom. Tijdens dit feest werd de boom, die al eerder geplant was op het Plein der Revolutie, op een luisterrijke wijze ingewijd20. Het

volkse karakter van de spontane feesten in de eerste maanden ging enigszins 17 In Oisterwijk staat vandaag de dag nog een vrijheidsboom die tijdens de Bataafse Revolutie is geplant. http://www.oisterwijkinbeeld.nl/de-lind/ laatst geraadpleegd woensdag 25 juni ’14.

18 Grijzenhout, Feesten voor het Vaderland, blz. 128.

19 Idem, blz.131.

20 Cornelis van der Vijver, Geschiedkundige Beschrijving der Stad Amsterdam: sedert hare wording tot op den tegenwoordigen tijd of Beknopt overzigt van den oorsprong, de uitbreiding, lotgevallen, bijzonderheden, geestelijke en wereldlijke inrigtingen en gebruiken dier stad : op eene voor alle standen bevattelijke en onderhoudende wijze geschreven, onder medewerking van eenige geschied- en letterkundigen beschreven. Volume 1 (Amsterdam 1844) blz. 232.

(13)

verloren in de gedirigeerde nationale feesten die vanaf 4 maart 1795 plaatsvonden. Uit de handelingen van het Comité Revolutionair is op te maken dat het Nationale feest ter inwijding van de Vrijheidsboom in Amsterdam op 4 maart 1795 geen

spontaan feest betrof, maar dat het meer een zorgvuldig voorbereide festiviteit was, waarbij er een sterke controle uitgeoefend werd vanuit het bestuur van de stad.

Op 30 januari 1795, 26 dagen na de instelling van het Comité, kwam er vanuit dit bestuur een plan op tafel voor het hiervoor genoemde feest (ook wel het Feest der Revolutie genoemd) dat ter ere van de komst van de Fransen zou worden gevierd21. De stad was een pionier op het gebied van een dergelijk

grootschalig revolutionair feest. Er bestond op dat moment nog geen nationaal orgaan zoals de Nationale Vergadering22,waardoor het stadsbestuur wat betreft de

invulling van de feestviering grotendeels haar eigen plan kon trekken.

Het stadsbestuur had rekening te houden met verschillende aspecten van het te vieren feest. Wie was er bijvoorbeeld

verantwoordelijk voor de muziek, en wie zorgde er voor de beelden en decoraties? De verantwoordelijkheden voor de verschillende taken werden toebedeeld aan enkele burgers, die een gehele revolutionaire iconografie creëerden, waarbij er sterk naar de Franse symboliek werd gekeken als voorbeeld23.

Het Comité Revolutionair stelde de predikant en schrijver Pieter van der Breggen Paauw verantwoordelijk om plannen te maken voor de viering van dit feest, en om vervolgens te dienen van 'consideratien en advies'24.

Hij was eveneens verantwoordelijk voor de beschrijving van het feest die na de tijd werd uitgegeven25. Burger Rulofs was verantwoordelijk voor de muzikale begeleiding

en de schilders Roos en (Jurriaan) Andriessen kregen de eer om beelden, decoraties en schilderijen te maken26. Zo nu en dan traden er conflicten op tussen de

kunstenaars. Ook Grijzenhout merkt dit op. De nieuwe verhoudingen op bestuurlijk niveau bemoeilijkten de gang van zaken. Zo was de stadsarchitect Van der Hart uitermate geïrriteerd door de steeds veranderende opdrachten en bemoeienis van allerlei kanten27.

21 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr. 2 gedrukte handelingen blz. 51.

22 De democratisch gekozen Nationale Vergadering kwam voor het eerst bijeen op 1 maart 1795 in Den Haag. Van daaruit werken zij aan een plan voor een nieuwe grondwet.

23 Zie hiervoor hoofdstuk 5 van Grijzenhout.

24 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr. 2 gedrukte handelingen blz. 51.

25 Van der Breggen Pauw, Beschrijving van het feest der revolutie: gevierd in Amsterdam. Op den vierden van lentemaand, 1795. Het eerste jaar der Bataafsche vrijheid (Amsterdam 1795).

26 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr 2, gedrukte handelingen blz. 73. en blz.74.

(14)

.

Afbeelding 2. Bevrijdings-feest op de Dam te Amsterdam in 1795. Prent van Jurriaan Andriessen uit 1795 uit de collectie van het Gevangenismuseum.

Grijzenhout ziet enkele kleine problemen als het gaat om de verantwoordelijkheden van de kunstenaars. Er traden er op andere gebieden eveneens conflicten op, onder andere de Amsterdamse genootschappen en het stadsbestuur. De Amsterdamse leesgezelschappen, clubs en sociëteiten waarin de burgerij samenkwam stonden niet in direct contact met de Bataafse politiek, maar waren speelden wel een rol in het politieke bewustzijn in Amsterdam28. De politieke belangstelling wordt duidelijk door

de thema’s van hun bijeenkomsten. Zo werd er bij Felix Meritis al op 22 januari 1795 een lezing gegeven over de nieuwe staatsinrichting29. Met hun verlichte idealen

sloten deze patriottische gezelschappen goed aan bij de idealen van de Fransen, terwijl niet-Vaderlandse, of orangistische sociëteiten op hielden te bestaan of hun activiteiten in het geheim voortzetten. Vaderlandse burgers hadden na de revolutie geen autorisatie of permissie van hun representanten in het stadsbestuur meer nodig om zich tot een gezelschap te constitueren30.

Sociëteiten en genootschappen hadden veel aanzien in de 28 Marleen de Vries, Beschaven!: Letterkundige genootschappen in Nederland 1750-1800

(Nijmegen 2002). H. Reitsma, Genootschappen in Amsterdam en de revolutie van 1787. In: De Nederlandse revolutie? 1787 (Amsterdam 1988) 146-165

29 B. De Vries, ‘Van deftigheid en volksopvoeding naar massacultuur: het Amsterdamse verenigingsleven in de negentiende eeuw’, Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum 98 (2006), 82-105, aldaar 88.

30 GAA, Archieven van de Schout en Schepenen, van de Schepenen en van de Subalterne Rechtbanken, inv. nr. 3158 notificatie van 19 september.

(15)

stad. Hun sociëteitsgebouwen werden in één adem genoemd met andere belangrijke huizen en gebouwen in Amsterdam die ter ere van het feest geïllumineerd werden. Zo luidt de achterkant van de bovenvermelde prent van Jurriaan Andriessen als volgt:

‘Des avonds was het huys der gemeente, de vryheydsboom, de waag, de societeyten voor deugd en kundigheden, een en ondeelbaarheyd, Felix

Libertate, den Schouwburgen, de Joode kerken, 't Zeerecht, 't Haagse Veer en verscheyde clubs etc. geïllumineerd. Ook wierd aan de Hooge Sluys een schoon vuurwerk afgestoken’

Deze gezelschappen bedeelden zichzelf eveneens een belangrijke positie toe, wat zo nu en dan voor spanningen tussen hen en het stadsbestuur zorgde. Voorafgaand aan het feest van 4 maart was er sprake van dergelijke spanningen. Zo plantte het

leesgezelschap Letter Z op eigen initiatief een vrijheidsboom op het Plein der Revolutie (de Dam). Het werd het leesgezelschap dringend verzocht om deze vrijheidsboom te verplaatsen, aangezien het Comité Revolutionair daar zelf een Vrijheidsboom wilde plaatsen31.

Vooral over de participatie bij het aanstaande feest kwamen de twee partijen overhoop te liggen. Slechts een select gezelschap kon deelnemen aan de plechtige optocht die door de stad zou lopen en haar eindpunt vond op het plein voor het Stadhuis. Logischerwijs was dit een van de belangrijkste onderdelen van het feest, en waren de voornaamste gezelschappen van mening dat zij het recht hadden om een graantje mee pikken in de allure die het meelopen in de optocht van het Feest der Vrijheid zou brengen. Zij waren tenslotte diegenen die zich ‘door kloekmoedigheid van andere onderscheiden hebben’, waardoor het niet

opmerkelijk was dat zij ‘geoordeeld werden een aanmerkelijk gedeelte van den Trein

te moeten uitmaken’32. Helaas was

het niet mogelijk om alle gezelschappen mee te laten lopen, wat zorgde voor onvrede bij de leden van de gezelschappen. De nieuw verkregen vrijheden die de gezelschappen na de inval van de Fransen genoten zorgde ervoor dat zij zichzelf zagen als een factor waar rekening mee gehouden moest worden. Het Comité besloot vervolgens voor te stellen om dit feest ofwel geheel achterwege te laten, of ‘deswegens de nodige orde te verzoeken’33. Uiteindelijk werd besloten om naast de

commissarissen van de genootschappen zes leden van elk gezelschap door middel van loting mee te laten doen aan de optocht.

Volgens tijdgenoot Willem Anthonij Ockerse kon de gewone 31 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr. 2 gedrukte handelingen blz. 61.

32 Van der Breggen Pauw. Beschrijving van het feest der revolutie blz.16.

(16)

Amsterdammer het moeilijk verkroppen dat de burgerij zo’n belangrijke positie bekleedde tijdens het feest. Hij schreef dat er zowel bij het Feest der Revolutie als het Alliantiefeest ongeregeldheden plaatsvonden ten gevolge van de onvrede van ‘heffe des volks’ over de oneerlijke rolverdeling tijdens de feesten34.

1.3 De feesten en de ruimte van de stad

De Bataafse feesten hadden in Amsterdam een tweeledig karakter. Het feest van de Revolutie van 4 maart was een nationaal feest, waarbij de Amsterdammers de

nationale verlossing door de Fransen vierden. Daarnaast had het feest ook een uniek stedelijk karakter. Zoals Grijzenhout aangeeft waren de steden vooral blij met het herstel van de autonomie van de stad, waardoor de vroege Bataafse feesten nog niet zo nationaal getint waren als die van latere jaren35. De Amsterdammers waren van

mening dat zij ten opzichte van de andere inwoners van de Republiek een bijzondere positie bekleedden. Zij waren de eersten en enigen die het Nationale Vrijheidsfeest organiseerden, en legden tijdens de festiviteiten nadruk op hun speciale band met de Fransen. Dit werd ook tijdens daaropvolgende feesten benadrukt. Uiteraard was het nationale karakter, waarbij de opvoeding van het volk in de nationale leer centraal stond, voortdurend aanwezig. Niettemin laat het discours in verschillende

beschrijvingen van de feesten zien dat de Amsterdammers zich ook als stad bevrijd voelden. Het accent lag op de stad Amsterdam en haar stedelijke burgers, en op de broederschap van de Amsterdammers met de Fransen. In het boekje Bij het planten van de Vrijheidsboom (1795) lezen we het volgende:

‘Zie daar uw Vrijheidsboom, gelievde Stadgenooten Mijn Medeburgers, juicht! uw vreugd zij God gewijd! Dit heil is uit de trouw van ’t Fransche Volk ontsprooten, Toont dat gij zulk een gunst ook niet onwaardig zijt! Komt Amstels burgerij! Vergeet geleeden smarten, […]

Nu zal de Dwinglandij voor waare vrijheid bukken, En Amstels Burgerij zal bloeijen als weleer’36.

De scheiding van Kerk en Staat zorgde ervoor dat de festiviteiten zich in de

openlucht af gingen spelen, en dat de rol van geloof tijdens de festiviteiten miniem 34 Willem Anthonij Ockerse, Ontwerp tot eene algemeene characterkunde. Derde deel (Amsterdam 1797) blz. 200.

35 Grijzenhout, Feesten voor het Vaderland, blz.131.

(17)

was. Kerken werden overigens nog wel als neutrale ruimtes ingezet tijdens de feestvieringen omdat dit bij uitstek plekken waren om bijeenkomsten te houden. Plechtige redevoeringen, die vaak gesloten van karakter waren en daarnaast ook goed verstaanbaar moesten zijn, vonden plaats in verschillende kerken zoals de gereformeerde Nieuwe Kerk en de oude Lutherse Kerk37.

De unieke openbare ruimte van de stad werd daarnaast maximaal benut, iets wat in het onderzoek van Grijzenhout weinig wordt benadrukt. Op de dag van de plechtigheid kreeg deze ruimte een totaal nieuwe invulling. Het stadsbestuur hield zich bewust bezig met de invulling van de ruimte. Aangezien het een echt volksfeest moest worden besloot het stadsbestuur om ‘daartoe verscheiden Pleinen binnen deze Stad te destineeren, en daar door aan het geheel Volk van Amsterdam gelegenheid te geeven, om […] zo veel doenlijk

volkomen deel aan alle de uitdrukkingen van de algemeene vreugde te kunnen

neemen’38. Derhalve

vonden er voorstellingen en voordrachten plaats op de verschillende pleinen en markten, begeleid door uiteenlopende muzikale voorstellingen. Speciale

vrijheidsliederen werden hiervoor opgesteld, die uit volle borst werden

meegezongen39. Er werd veel gedanst tijdens de feesten. De revolutie ontketende in

Frankrijk een ware danswoede40, die over leek te slaan naar de Bataafse Republiek.

Het overgrote deel van de beschrijvingen van de politieke feesten, zowel tekstueel als beeldend, laten een vrolijke dansende menigte zien. De revolutionaire dans de

Carmagnole werd, hoewel vaak bespot door de tegenstanders van de Bataven,

tijdens de feesten steevast gedanst41. Vrouwen en mannen uit verschillende klassen

dansten uitbundig met elkaar rond de vrijheidsboom.

37 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv nr 353, publicatie 16 december 1798.

38 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur inv. Nr. 9 gedrukte handelingen blz. 279.

39 Amsterdamsche courant. 05-03-1795,blz 1. ‘’ ‘’, 18-06-1795, blz. 3. Anoniem, Bataafsche liederen, voor vaderlandsche jongelingen en meisjes (2de druk; Leiden 1795).

40 Barbara Ehrenreich. Dancing in the streets, a history of collective joy (New York 2006) blz. 110.

(18)

Afbeelding 3. Dansen rond de vrijheidsboom op het Koningsplein in Amsterdam. Uit de collectie Atlas van Stolk. Datum en auteur onbekend.

Naast het dansen en zingen werd er veel aandacht besteed aan iconografie en symboliek, er verwezen tempels naar de Oudheid, maar ook naar de grootse geschiedenis van de stad Amsterdam en het volk van de Bataafse Republiek. De ruimte van de stad werd gebruikt om de vergane glorie van de Gouden Eeuw weer te doen herleven, onder andere door extra illuminaties aan te brengen aan

monumentale gebouwen42. De revolutionaire feesten veroorzaakten in de hoofdstad

voor veel rumoer. Alle bedrijvigheden kwamen stil kwamen te liggen op de

feestdagen43. De huidige Dam was het belangrijkste punt op deze dagen; zij werd al

snel omgedoopt tot het plein der Revolutie en was de centrale plek waar optochten samenkwamen.

Voorafgaand aan de dag van de plechtigheden berichtte de Amsterdamsche Courant wat er op de verschillende plekken te zien en beleven was. Vaak wijdde de krant naderhand ook nog een aanzienlijk stuk aan de beschrijving van de

vreugdevolle dag. Een krantenbericht uit de Amsterdamsche Courant van 18 juni 42GAA, Nieuw Stedelijk bestuur inv. Nr. 9 Gedrukte handelingen blz. 281.

(19)

1795 vertelt ons meer over hoe het Alliantiefeest van 19 juni er uit zag, waarin de manier waarop men de ruimte van de stad inzette duidelijk wordt. Op de

onderstaande kaart zijn de verschillende markten en pleinen te zien waar de feestelijkheden plaatsvonden.

Afbeelding 4. Op de aangegeven plekken vonden op 19 juni 1795 allerlei festiviteiten plaats. Westermarkt, Plein der Revolutie (de huidige Dam), Burgerplein (het huidige Koningsplein, Het IJ, Botermarkt (het huidige Rembrandtplein), Amstelveld, Nieuwmarkt, Hooge Sluis, Kadyksplein en Plantaadje.

Symboliek was tijdens deze festiviteiten het sleutelwoord. Alle beelden, tempels, decoraties waren een referentie naar datgene wat sinds de revolutie verleden tijd was of juist sinds de revolutie benadrukt werd. Op de Botermarkt werd een Gotische tempel geplaatst, vervallen en begroeid met mos, die de gesloopte grondwet en de vernietiging van het stadhouderschap moest voorstellen. Op de Nieuwmarkt werden verschillende beelden geplaatst die verwezen naar Griekse goden, evenals een verbeelding van de Fransche en Hollandsche vloot, door middel van een

geïllumineerd schip. Op de Westermarkt bouwde men eveneens een tempel. Deze moesten de ondergang van de aristocratie verbeelden. Het juk der slavernij werd

(20)

door een Hercules afgeworpen op het Burgerplein (het huidige Koningsplein)44.

Niet alleen markten en pleinen werden ingeschakeld als podia voor de viering van de feesten; ook het IJ was onderdeel van het decor. Volgens de municipaliteit van Amsterdam was de zucht voor de Zeevaart zo groot dat veel burgers aan hadden gegeven dat zij op de dag van het Feest graag hun gewone vermaken op het water voort wilden zetten.

‘Het Y zal dus in den naamiddag door de geheele vrije verkiezing van Uwe Medeburgers, die wij geheel en al aan derzelver eigen bepaaling hebben overgelaaten, van een groot aantal Vaartuigen weemelen, en zal ter ontfangst der Fransche Representanten en Generaals, zo wel als voor de aangekoomen en afgetreedene Municipaliteits Leden, als meede voor de Leden der

Committées, aan de overzijde van het Y bij het Tolhuis, eene Tent gereed zijn, om ook aldaar ooggetuigen van de vreugde des Volks te kunnen zijn; zullende de Hospes van ’t Tolhuis zodanige ververschingen in gereedheid hebben als ieder te zijnen kosten begeeren zal’45.

‘Verder verneemen wy dat er tot meer luister dezer Solemniteit, op het IJ, een Spiegel-Gevecht,tussen een aantal Schepen, van onderscheiden Aart en Grootte, zal gehouden worden’46.

Het eeuwenoude handelskarakter van de stad, dat zij onder andere dankte aan de ligging aan het IJ, werd op deze manier benadrukt. De revolutionaire feesten hadden telkens één onderliggend thema. Dit kon de nieuw verworven vrijheid zijn, of de alliantie tussen Frankrijk en haar Bataafse broeder. Er werd een feest gevierd vanwege de aanneming van de nieuwe Staatsregeling, maar ook als gevolg van militaire overwinningen. Tijdens deze feesten werd volop aandacht geschonken aan zowel de indrukwekkende geschiedenis van de stad, als de grootsheid van het Bataafse volk. De ruimte creëerde ook beperkingen. Zoals eerder genoemd was er niet eens genoeg ruimte om de leden van de leesgezelschappen deel te laten nemen aan de optochten, laat staan om alle inwoners van de stad mee te laten vieren in de feestvreugde47. Onderzoek naar de revolutionaire feesten in

Frankrijk door Mona Ozouf laat zien dat de revolutionairen in Parijs kampten met soortgelijke problemen. Idealiter zagen de organisatoren de feesten plaatsvinden op een open plek die van alle kanten toegankelijk was. In Parijs was dit overigens niet 44 Amsterdamsche Courant, 18-06-1795. blz. 3

45 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr 9 gedrukte handelingen blz. 285

46 Amsterdamsche Courant, 18-06-1795, blz. 3.

47 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur , inv. nr 2. Gedrukte handelingen blz. 61 en P.J. Andriessen, De Bataafsche Republiek 1795-1803. (Amsterdam 1873).

(21)

altijd mogelijk en leverde de ruimte een probleem op. De smalle straten, de

tegenwerkende proporties en de verdachte reputatie van sommige locaties zorgden ervoor dat de stad eerder een obstakel vormde voor het plaatsvinden van een feest in een ruimte die idealiter neutraal zou moeten zijn48.

De Amsterdammers werden opgeroepen om deel te nemen aan de feestvreugde, om als één volk feest te vieren. Ozouf schrijft over de

revolutiefeesten in Parijs dat er tijdens deze dagen mogelijk werd wat onder het despotisme niet mogelijk was: de bijeenkomst van alle stedelingen en de

vermenging van burgers van verschillende klassen49. Hoewel de politieke feesten in

de Republiek in theorie pedagogisch en openbaar waren, en het daardoor wenselijk was om alle stedelingen deel te laten nemen in deze verrijking van de geest, hadden ze in Amsterdam toch gedeeltelijk een gesloten karakter. Slechts leden van de Commissies, Comités, Gezelschappen en andere bijzondere politieke personen konden aanwezig zijn bij de plechtigheden in de kerken, slechts zij konden genieten van de verversingen in het Tolhuis aan de overkant van het IJ. Zelfs de Nationale Schouwburg, de ‘leerschool van de natie’, was niet geheel openbaar in die zin dat er altijd een entreekaartje gekocht moest worden. Toch was het publiek van de

schouwburg erg gemengd; aan het einde van de achttiende eeuw zowel

koopmannen als huisknechten deel van het publiek dat de schouwburg bezocht50.

1.4 De band met Frankrijk

De komst van de Fransen zorgde in het Amsterdamse stadsbestuur voor de invoering van een nieuwe bestuurlijke structuur. De enorme liefhebberij van de Fransen voor comités en commissies werd al snel duidelijk. Op het gebied van feestelijkheden werd er een commissie opgericht, namelijk de zogenaamde Commissie ter regeling der Festiviteiten, die eveneens blijft voortbestaan tot in de Franse tijd. Het Comité Revolutionair besefte na het organiseren van het Vrijheidsfeest van 4 maart 1795 dat er toch meer werk in de organisatie ging zitten dan zij aanvankelijk hadden gedacht. Het bestuur kwam telkens nieuwe obstakels tegen waardoor het feest opnieuw uitgesteld moest worden51. Daarom werd er in april 1795 een commissie tot regeling

der Festiviteiten in het leven geroepen, na voorbeeld van eenzelfde commissie die er

48 Mona Ozouf, Het feest van de revolutie, blz. 142.

49 Idem, blz. 58.

50 Hans de Leeuwe, De Amsterdamse Schouwburg in 1795, het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid (Zutphen 2003) blz. 304.

51 Het feest werd in totaal vier keer uitgesteld. Zie hiervoor GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur inv. Nr .2 gedrukte handelingen.

(22)

in Parijs voor de organisatie van de revolutionaire feesten bestond52.

Parijs was het grote voorbeeld voor de Amsterdammers. De Amsterdamsche courant deed al sinds de revolutie in Parijs verslag van de feesten daar. Deze informatie werd door de Amsterdammers gebruikt om hun eigen feesten vorm te geven53. Zoals ook Grijzenhout stelt waren de Bataafse feesten op iconografisch

gebied allerminst origineel, en maakten zij gebruik van een iconografisch apparaat dat aan Frankrijk was ontleend54. Uit de handelingen van het Comité revolutionair

wordt tevens duidelijk dat zij niet allen naar de Fransen keken als voorbeeld, zoals Grijzenhout stelt, maar dat zij daarnaast ook zwaar tilden aan de mening van de Fransen over hun feesten. De feestvierders moesten zich daarom op een meest deugdelijke manier gedragen:

‘Nodig hen Burgers! Om in plaats van overhaast te handelen, veel eer de order te doen helpen bewaren; bren hen onder ’t oog, welk denkbeeld, verwarring, by de Representanten des vryen en ordre minnende Franschen volks, by zulk eene gelegenheid zoude verwekken, en bedank uit ons aller naam, die Gezelschappen; welke met ons gestemd hebben om luister en ordre by te zetten aan dien zo lang gewenschten dag’55.

Er lag een grote nadruk op de band tussen de Bataafse Republiek en Frankrijk. Zo werden er verschillende alliantiefeesten gevierd, waaronder die van 19 juni 1798, om de alliantie van 19 juni 1795 te herdenken. De dag waarop 'de banden van onderling belang en vriendschap tussen de Fransche Republiek en haare Zuster, de Bataafsche door eene voor de beide Natien zo heilrijke Alliantie, onverbreekbaar wierden

verenigd'56. Het stadsbestuur nodigde de Fransen telkens weer uit bij de festiviteiten.

Zij vierden met name tijdens het eerste feest der Revolutie uitbundig mee.

‘Men moet eindelijk nog berichten, dat het niet weinig luister aan het Feest bijzette, en geen gering genoegen bij de aanschouweren verwekte, dat de Fransche Generaal Salme en andere Fransche Officieren, hunne bijzondere tevredenheid en genoegen openlijk te kennen gaven, zoo door hunne hoeden herhaalde maalen op hun zijdgeweer te plaatsen, en daar mede juichende te zwaaijen, als door meermaalen met de meenigte, en bijzonderlijk met de

52

53 Amsterdamsche courant 24-07-1792, blz.1.

54 Grijzenhout, Feesten voor het Vaderland. blz. 202.

55 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, gedrukte handelingen blz. 108. 16 februari.

(23)

Maagden en de Oude Luiden; op het Plein der Revolutie, de Carmagnole te dansen’57.

Wanneer zij niet aanwezig konden zijn zorgde dit voor teleurstelling bij het stadsbestuur. Bijvoorbeeld toen Generaal Pichegru hartelijk bedankte voor de

uitnodiging voor het allereerste Vrijheidsfeest van de Amsterdammers, en gaf hij aan dat andere bezigheden ervoor zorgden dat hij in Utrecht moest blijven58.

1.5 Rust en orde

De revolutionaire feesten waren absoluut niet spontaan, zoals het beeld van het dansen rond de vrijheidsboom oproept, maar werden tot in detail uitgewerkt door de leden van deze commissie. De bewaring van rust en orde was tijdens deze dagen essentieel. Het onderzoek van Grijzenhout bevat geen informatie over de manier waarop verschillende stadsbesturen deze rust en orde probeerde te bewaren. Uit de bronnen blijkt toch dat er in Amsterdam sprake was van onrust, wat zich uitte een versterkte controle tijdens de feesten.

Er werd een duidelijke angst uitgesproken om de feesten zomaar op hun beloop te laten gaan. De bezorgdheid om een Volksfeest ook daadwerkelijk aan het volk over te laten was bij het Stadsbestuur te groot. Zij hadden er het volle vertrouwen in dat de ‘met vuurige gevoelens van vreugde bezielde Vaderlanders’ geen problemen zouden veroorzaken, maar ‘de overwonnen partije daar tegen, door haare vrees tot het maken van gewigtige kosten wierden aangezet’ zou nog wel eens problemen op kunnen leveren.59Deze gewichtige kosten kregen veel aandacht van de

municipaliteit van de stad. Zij waren zich bewust van de traditie van zuinigheid in de Republiek, en lieten weten dat ze geen onvrede wilden veroorzaken bij de

Amsterdammers door onnodig veel geld te spenderen tijdens het Alliantiefeest. ‘En daar wij dan ten deze respecte in naam van het gantsche Volk van Amsteldam handelden, [..] hebben wij mogen en moeten vasthouden dat wij altijd binnen de Grenspaalen van gepaste zuinigheid zouden blijven, wanneer de onkosten van dit Burger Feest verre, inferieur bleeven aan het

gezamentlijke bereekenbaare beloop van het geene ieder individueel voor zig zelven handelende tot het zelve zoude hebben besteed […]’60.

Over het algemeen probeerde de commissie voorzichtig om te gaan met de verschillende partijen in de stad. Zij wilden kostte wat kost voorkomen dat de 57 Van der Breggen Pauw, Beschrijving van het feest, blz 41.

58 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr. 353. Notificatie 9 april 1795

59 Idem, inv. nr 9. Gedrukte handelingen Blz. 270.

(24)

feestelijkheden op de ‘verleevendiging van de partijschappen uit zou lopen’61.

Niettemin was er een sterke controle op alles wat niet patriottisch was. Al voor de officiële omwenteling werd al alles wat Orangistisch was sterk in de gaten gehouden. Op 4 januari 1795 worden in de herberg de Doelen gezelschappen gehouden waarbij gesprekken worden gevoerd, en dranken worden gedronken, waaruit niet anders kan worden opgemaakt dan dat zij de komende omwenteling tegen willen werken. Soortgelijke berichten hoorde men ook uit het Barkmeyer Koffiehuis in de Kalverstraat62.Deze bijeenkomsten,

gezelschappen of vergaderingen moesten bij het Comité van Waakzaamheid worden

opgegeven63. Tijdens de feesten

moest er sprake zijn van gepaste vreugdebedrijven, alle andere rustverstoorders kwamen er vaak bekaaid vanaf. Al op 31 januari werd er een notificatie uitgebracht dat elke bijeenkomst die niet te maken had met het vieren van de vrijheid of de patriottische idealen, als misdadig werd gezien, en met de dood zou worden

bestraft . In de praktijk werden deze onruststokers echter lang niet zo zwaar gestraft. De delinquenten kregen over het algemeen een drievoudige straf, die begon met een geseling aan het schavot voor het Stadhuis, gevolgd door een vijfjarige straf in het rasp- of spinhuis, en tenslotte, afhankelijk van de ernst van de overtreding, een verbanning uit Holland van een aantal jaar of zelfs levenslang. In de sententieboeken is er meerdere malen sprake van (dronkenlappen) die al zingend over straat gaan.

‘Al is ons prinsje nog zo klein, hoezee Alewel zal hij stadhouder zijn, hoezee Al buigt de stam, al kraakt het riet Alewel treurt Oranje niet

Hoezee, vivat, hoezee Vivat, Oranje, hoezee!’64

Opvallend genoeg werden al deze overtreders beschonken aangetroffen. Een enkele keer was dit in de buurt van een wijnhuis, speelhuis of bierkelder, plekken waar de lagere klassen van de maatschappij zich bevonden. Het is nog maar de vraag of deze ‘criminelen’ daadwerkelijk beschonken waren, of dat de schepenen de orangisten als

dronken schorem afschilderden. Kroegen,

koffiehuizen, bierkelders en andere plekken van vermaak waren volgens de 61 Idem.

62 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr. 2, gedrukte handelingen, blz. 40.

63 Idem , inv. nr. 2. Gedrukte handelingen blz. 31, en inv. nr 5.

(25)

schepenen en schouten haarden van opstand, en zij controleerden ze derhalve streng. Alleen revolutionaire feesten die het stadsbestuur regelde en organiseerde dulden waren geaccepteerd. Meerdere malen gaf de Raad der Gemeente een publicatie uit waarin zij stedelingen vermaanden zich in alles stil en vreedzaam te gedragen65. Hieruit is af te leiden dat het er zeker niet altijd rustig en vreedzaam aan

toe ging in de stad, en het spontane dansen rond de vrijheidsboom alleen gebeurde op de daarvoor bedoelde feestdagen. Voordat de betreffende feesten plaatsvonden stelde de municipaliteit een notificatie op waarin zij de precieze eisen wat betreft het gedrag van de inwoners duidelijk maakten. Op een vriendelijk, doch dringende wijze liet het stadsbestuur de inwoners weten dat zij niet van enige tegenwerking gediend waren. Dit begon al voor het eerste feest, het Feest der Vrijheid dat op 4 maart 1795 gevierd werd. Op 2 maart vaardigden de provisionele representanten van het Volk van Amsterdam een notificatie uit dat de bewoners van de Kalverstraat en Reguliers-Bree-straaten er voor moesten zorgen dat zij hun straten voor de grote dag hadden schoongemaakt. De stad nam hier blijkbaar geen initiatief in, en verwachtte dat de bewoners hun burgerplicht zouden vervullen.

Net als in Frankrijk verliep ook in de Bataafse Republiek de Revolutie op een grillige manier. Meerdere wisselingen in het gemeentebestuur zorgden voor onrust en onvrede in de stad. Het werd duidelijk dat de burgers zowel gestimuleerd als gewaarschuwd moesten worden. Uit een notificatie van 16 mei 1798 maken we op dat de Administratieve Municipaliteit graag wilde dat ‘alle medeburgers en burgeressen met alle tekenen van gepaste vreugde en vrolijkheid’66het feest ter

aanneming van de staatsregeling op 19 mei 1798 zou vieren, en niet toestond dat iemand daarin zou worden verhinderd. Er mochten geen schietgeweren af worden gevuurd, of voetzoekers afgestoken worden. Daarnaast mocht er op de betreffende dag ook geen gebruik gemaakt worden van rijtuigen. Het bleef echter aan alle burgers ‘vrij en onverlet zulke gepaste vreugde aan hun huizen uit te oefenen als zij begeerden’, mits dit niet aan liep tegen de inhoud van de notificatie.

1.6 Katholieken, joden en vrouwen.

De municipaliteit moest eveneens voorzichtig omgaan met de verscheidenheid aan religies in de stad. Een belangrijke verandering die de Bataafse Republiek te danken had aan de komst van de Fransen was de scheiding van Kerk en Staat en de

Godsdienstvrijheid in 1796. Al op 31 januari 1795 werd de Verklaring van de Rechten van de Mens uitgevaardigd, waarin gesteld werd dat alle mensen gelijk waren en dat een ieder het recht had om God te dienen op de manier waarop hij of zij dat wilde67.

65 Idem. 20 Sept. En 18 dec.

66 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur ,inv. nr.353. notificatie 16 mei 1798.

(26)

Amsterdam stond met haar vele migranten al sinds de zestiende eeuw bekend als een relatief tolerante stad, maar kende beperkingen als het ging om de geloofsvrijheid van katholieken, joden en andersgezinden. Na 1796 kregen joden en katholieken officieel de mogelijkheid om hun geloof openlijk te belijden. Dit betekende dat ook zij vrij waren om hun religieuze feestdagen te vieren. Dat de Amsterdammers dit al voor de officiële Godsdienstvrijheid serieus namen blijkt uit het gegeven dat, op bericht van de Burgemeester Vischer, zij het voorgenoemde vrijheidsfeest (dus al in 1795) uit stelden. De reden die hij hiervoor opgaf was dat 18 februari 1795 viel op een feestdag van de Roomsgezinden68. Het is op zijn

minst bijzonder te noemen dat de plannen voor het feest in de stad om werden gegooid vanwege de rooms-katholieke Amsterdammers. Volgens E. Hagen was er al in de patriottentijd sprake van een sterk antipapisme, en werd dit na de revolutie zelfs sterker69. Juist in deze periode kwamen er steeds meer morele bezwaren tegen

katholieken. Toch waren de leden van het Comité van mening dat alle inwoners (mits Patriottisch gezind) de mogelijkheid zouden moeten krijgen om deel te nemen aan de revolutionaire festiviteiten. Het feit dat de Fransen overwegend katholiek waren zal ook zeker een grote rol hebben gespeeld in het feit dat de Amsterdammers op deze manier rekening hielde met de Bataafse katholieken.

Voor het grote aantal joden dat Amsterdam huisvestte was er vanaf deze tijd meer vrijheid om hun belangrijkste feesten in het openbaar te vieren, die voorheen niet op deze wijze of meer op de achtergrond gevierd werden70. Zo werd het loofhutten feest (Soekot), evenals het Purimfeest

voortaan gevierd tijdens de daarvoor georganiseerde bals, die vooral in de Franse tijd veel plaats vonden in de vorm van bal-masqués.

Vrouwen worden in deze tijd net als joden en katholieken als een gemarginaliseerde groep gezien. Niettemin laat verder

onderzoek naar de vrouwen tijdens Bataafse feesten zien dat zij wel degelijk sterk betrokken waren, een belangrijke aanvulling op de historiografie. Zoals eerder werd genoemd raakten de Amsterdammers door de revolutie aan het dansen. Vrouwen deden volop mee met het dansen van de Carmagnole71, maar ook op andere

manieren. De vrouwen die tot de hogere klassen behoorden wonnen aan het einde van de achttiende eeuw steeds meer ruimte op het gebied van cultuur en het 68 Idem, inv. nr. 2. Gedrukte handelingen blz. 95. Dinsdag 10 februari.

69 E. Hagen, 'Een meer of min doodlyken haat': Antipapisme en cultureel natiebesef in Nederland rond 1800 (Nijmegen 2008) blz. 103.

70 Leydse courant 26-01-1777. Dezen dag en morgen, worden voor 10 st (in plaats van 22 st.) uitgegeven alle de Stukjes, betreffende het Joodsche purim feest, uitgegeven bij gelegenheid, dat er in Amsterdam een GEMASKERD JOODS PURIM BALL stond gegeven te worden, doch GELUKKIG geen voortgang heeft, alzo dit waarschynlyk een groote verwarring onder de NATIE zou veroorzaakt hebben […].

(27)

openbare leven. Claudia Baar-de Weerd betoogt in Uwe sekse en de onze dat hoewel veel genootschappen mannelijke bolwerken waren waarbij vrouwelijk lidmaatschap uitgesloten was, vrouwen uit de gegoede burgerij zich wel konden verenigen in literaire genootschappen en dat ook actief deden72.Mijnhardt en Kloek analyseren in

Blauwdrukken voor en samenleving de positie van vrouwen tijdens de Bataafse Revolutie en komen tot de conclusie dat zij richting de eeuwwisseling een steeds vastere positie verwierven73.

Toch mochten vrouwen niet deel nemen aan bestuurlijke en politieke

activiteiten. Dit gedeelte van de publieke sfeer behoorde aan mannen toe74.Terwijl de

mannelijke leden van de genootschappen in de Patriottentijd veel samen kwamen tijdens politieke maaltijden, werden vrouwen hiervan uitgesloten. De vriendelijke soupérs, die zich voortzetten na de Patriottentijd, bleven gedurende de Bataafs-Franse tijd gereserveerd voor mannelijke leden van de verschillende

genootschappen. Vrouwen hielden daarentegen in het privédomein verschillende middagen waarbij ze thee dronken, literatuur bestudeerden en met elkaar dansten.

De revolutie veranderde de positie van de vrouw tijdens politieke manifestaties. Zij feestten en dansten uitbundig mee op de dag van de feestvieringen, en waren zelfs onderdeel van de feestelijke optochten75. Myriam Everard betoogt in haar artikel over vrouwen in de

Bataafse politiek eveneens dat de omvangrijke deelname van vrouwen aan de Bataafse feesten van evident politiek belang is, een opvatting die lijnrecht tegenover de veel gehoorde opvatting staat dat Bataafse vrouwen gedirigeerd werden naar het

privédomein76. Terwijl de

revolutie een verheerlijking van mannelijke deugden en waarden zoals

vaderlandsliefde en strijdkracht met zich meebracht, werden vrouwen gezien als de belichaming van de vrijheid of maagdelijkheid, twee deugden die van onschatbare waarden waren voor de revolutionairen. De Bataafse vrouwen werden verheerlijkt als sterke echtgenotes die hun dappere en strijdwillige Bataafse mannen steunden in de verdediging van de vrijheid. Zij werden persoonlijk aangesproken tijdens een

bijeenkomst rond de vrijheidsboom op 4 maart 1795. ‘Gespt dan, vol vertrouwen, uwe Echtgenooten het strijdzwaard aan, en de woorden van uw laatst vaarwel zijn: Overwint of Sterft.’ De Bataafse vrouwen kregen een klassiek beeld toebedeeld, die van steunende echtgenote en moeder die hun ‘Kroost op zal voeden voor de Deugd, 72 J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, Blauwdrukken voor een samenleving (Den Haag 2008) blz. 248.

73 Idem blz. 255.

74 Claudette Baar-de Weerd, Uw sekse en de onze, vrouwen en genootschappen in Nederland en in ons omringende landen (1750-ca. 1810) (Hilversum 2009) blz.186-187.

75 Nationaale courant. 05-03-1795 blz.1

76 Myriam Everard, ‘Vrouwen voor 't vaderland: burgeres Van der Meer en de Bataafse politiek.’,fclaud

(28)

de Vrijheid en het Vaderland’77. Publieke vermakelijkheden.

Naast de politieke feesten kende de stad natuurlijk ook andere publieke

vermakelijkheden. De Nederlanders stonden hier overigens niet om bekend. Naast enkele originele vermaken of feestgewoontes zoals de Bataafse volksliederen, het kolven78of de viering van Sint Nicolaas waren de Nederlanders daarnaast weinig

origineel in hun feesten. De Duitse luitenant J. Grabner schreef in 1792 in zijn Brieven over de Vereenigde Nederlanden dat de Nederlander van de dans nog minder

maakte dan van de muziek. Openbare dansavonden zoals redoutes waren volgens hem in veel steden uitdrukkelijk verboden, en het dragen van maskerade kledij (behorend tot gemaskerde bals) kon een boete van wel honderd gulden opleveren79.

Dit kwam volgens Grabner onder andere doordat Nederlanders al sinds hun vroege geschiedenis

bekend stonden als zuinige mensen, die door het protestantisme veroordeeld waren tot een sober leven. Zedelijkheid stond te allen tijde hoog in het vaandel. Dit beeld van de Nederlanders als feest schuwend volk veranderde niet bepaald met de komst van de revolutie. Volgens de hoofdauteur van de eerste Nederlandse grondwet, Willem Anthonie Ockerse, waren in 1797 ‘windmakers en losbollen tot heden toe onder ons voorwerpen van algemeene verachting’80. Tevens waren de beminnaars

van luidruchtige vermaken en uitbundige vrolijkheden in ons vaderland niet recht te huis. Volgens Ockerse heerste er tijdens de tonelen en de weinige assemblées redoutes ‘een graad van welvoeglijkheid, die niet gemeen is in andere landen, eene ingetogenheid, die men elders drooge stroefheid zoude noemen’81. Of de

Nederlanders daadwerkelijk zo’n saai volk waren is een vraag die moeilijk te

beantwoorden is. Wat wel duidelijk is, is dat de Franse revolutie er voor zorgde dat de zij massaal aan het dansen raakten. Tijdens de Bataafse feesten dansten de

Amsterdammers samen met de fransen de Carmagnole, ook wel de revolutiedans genoemd82. Over het algemeen is er in de bronnen weinig terug te vinden over

publieke vermaak zoals danspartijen of concerten83dat de Nederlanders tijdens de

eerste jaren van de Bataafse vrijheid kenden, het toneel en de dansavonden (assemblées redoutes), bleef echter vaak erg keurig en fatsoenlijk.

77 Van der Breggen Pauw, Beschrijving van het feest der revolutie blz. 39.

78 De voorloper van het tegenwoordige golf. Zie hiervoor: C. De Bondt, Heeft yemant lust met de bal, of met reket te spelen, tennis in Nederland tussen 1500 en 1800 (Hilversum 1993).

79 J. Grabner, Brieven over de Vereenigde Nederlanden (Amsterdam 1792) blz. 348.

80 Ockerse, Ontwerp tot eene algemeene characterkunde. Blz. 69.

81 Idem blz. 59.

82 Van der Breggen Pauw, Beschrijving van het feest blz. 41.

83 In de Amsterdamsche Courant wordt gedurende de jaren 1795-1801 slechts een paar keer voor een danspartij geadverteerd.

(29)

‘De gewoone trant van den Nederlander is het stil, geregeld, huislijk leven; weinige partijën, weinige luidruchtige vreugdebedrijven, en nog minder openbare Volksfeesten’84.

De kermis zorgde voor een uitzondering op gebied van publieke vermakelijkheden, dit was gedurende de Bataafs-Franse tijd een feestelijk gebeuren. Tijdens de

kermiswerken vonden er toneelvoorstellingen plaats, en werden er zelfs

dansavonden georganiseerd. Toch ondervond ook dit spektakel tijdens de eerste jaren van de Bataafsche tijd zo nu en dan problemen vanwege de aanwezigheid van de Fransen. Zo kon het in 1799 geen doorgang vinden vanwege de gewapende corpsen die door de stad trokken85. Andere publieke vermakelijkheden werden

sterk beïnvloed door de politiek. De vriendelijke soupérs van de gezelschappen waren avonden waarop naast het eten en drinken de politiek een grot rol vervulde. De schouwburg bleef ook niet onaangeraakt door de politiek. Zij werd een

belangrijke plek waar de burgerij door middel van feest en vertier de nieuwe waarden en idealen van het Franse regime tot zich kon nemen. Zoals ook Frans Grijzenhout betoogt waren de nationale politieke feesten die vanaf 1798 gevierd werden hoofdzakelijk bedoeld als middel om te binden, maar ook om op te voeden in het universalisme en de gelijkheid86. Ook in Frankrijk bleef de schouwburg niet

onaangetast door revolutionaire idealen. Lynn Hunt wijst eveneens op het feit dat ook in Frankrijk nieuwe ideologieën werden verbeeld en gevierd door middel van de voorstellingen in de schouwburg87. Het omtoveren van de

schouwburg tot ‘leerschool voor de natie’ was een van de eerste punten op de agenda van het stadsbestuur. Al snel werd er een uitvoerig plan tot verbetering van de directie van de schouwburg door het Comité van Algemeen Welzijn opgesteld. Volgens het bestuur was de schouwburg op dat moment ver verwijderd van de staat waarin zij het graag zouden willen zien, en zou zij in de nabije toekomst een

‘heilzaam leerschool worden voor de Natie’88. Deze voorspelling werd waarheid, de

revolutie blies de schouwburg nieuw leven in; de jaren vanaf 1795 werden in latere eeuwen beschreven als de beginjaren van de bloeitijd van het Amsterdamse

theater89. In de Schouwburg werden gedurende de Bataafse

tijd toneelstukken vertoond die te maken hadden met politieke of militaire 84 Ockerse, Ontwerp tot eene algemeene characterkunde blz. 59.

85 Amsterdamsche Courant 29-10-1799 blz. 1.

86 Grijzenhout, Feesten voor het Vaderland blz.169.

87 Lynn Hunt, Politics. Culture and Class in the French Revolution (Berkeley 1984). Blz. 101.

88 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur inv. nr. 2, gedrukte handelingen blz.92.

89 B. Albach, Helden, draken en comedianten, het Nederlandse toneelleven voor, in en na de Franse tijd (Amsterdam 1956) blz.94.

(30)

gebeurtenissen en de stedelijke feestelijkheden. Zij had sinds haar stichting een sterk gereformeerd karakter, en werd geheel door het stadsbestuur geëxploiteerd, iets wat erg van pas kwam na de omwenteling, omdat zij op deze manier hun politieke ideeën in het theater konden propageren. Al op 21 januari 1795, twee dagen na de komst van de Fransen werd er een toepasselijk ballet-pantomime vertoond, genaamd Het planten der vrijheidsboom90. Om een nog

betere leerschool te worden werd de Schouwburg in 1798 genationaliseerd. Het nationale feest dat op 18 oktober 1800 plaatsvond ging gepaard met voorstellingen in de Schouwburg die teruggrepen op eerdere overwinningen in de oorlog. Zo werd de aftocht van de Engelsen en Russen van het vorige jaar nagespeeld91. In Frankrijk

werd er een grote nadruk gelegd op de feesten zelf als ‘scholen van opvoeding’92.

Terwijl er vanuit het landelijke bestuur lange tijd onenigheid bleef bestaan over de functie van de feesten93, slaagde de Nationale Schouwburg er al vanaf begin af aan

in op een ‘school van opvoeding’ te worden.

1.8 Conclusie

De revolutie zorgde voor de komst van nieuwe openbare politieke feesten in de stad. Hoewel de eerste dansen rond de vrijheidsboom in de maanden januari en februari als ware (spontane) volksfeesten gekarakteriseerd konden worden, waren de

verscheidene feesten die daarop volgden goed georganiseerde evenementen waarbij er veel nagedacht werd over het gebruik van ruimte, het publiek en het symboliek. Helemaal nieuw was deze symboliek niet. Men bouwde voort op symbolen en iconografie die door de Fransen in hun revolutionaire feesten gebruikt was. De Amsterdammers hechtten veel waarde aan de aanwezigheid en mening van de Fransen. Daarnaast accentueerden zij de bijzondere positie van hun stad maar al te graag, wat ervoor zorgde dat de feesten een uniek stedelijk karakter kregen.

Het stadsbestuur stond voor een uitdaging om deze feesten goed voor te bereiden en ervoor te zorgen dat zowel de ruimte van de stad als de mensen daarin mee werkten. Uiteraard traden er moeilijkheden op, bijvoorbeeld als het ging om de verantwoordelijkheid voor de organisatie of de personen die er mee mochten lopen inde optocht. De komst van revolutie betekende niet dat er geen Amsterdammers meer waren die het orangisme aanhangen, waardoor er vanuit het stadsbestuur een sterke controle op 90

91 Ter gelegenheid van de viering van het nationale feest, op den Amsteldamschen schouwburg, by de vertooning van het tooneelspel: De aftogt der Engelschen en Russen: den 18. october, 1800.

92 Mona Ozouf, Het feest van de revolutie. blz. 187.

(31)

de openbare ruimte was tijdens deze feesten. Door de scheiding van Kerk en staat en de geloofsvrijheid gingen de feesten zich meer in het openbaar afspelen en konden zowel protestanten, als joden en katholieken mee vieren. Religieuze minderheden de kans om hun eigen religieuze feesten voortaan meer in het openbaar te vieren. Vrouwen kregen daarnaast een grote rol toebedeeld tijdens de festiviteiten, onder andere tijdens het dansen en omdat zij een symbool

stonden voor de nieuw verworven vrijheid. Publieke

vermakelijkheden waren in deze tijd niet bepaald indrukwekkend. In de jaren 1795-1801 wordt er een enkele keer melding van een dansavond gemaakt. Dansavonden waren schaars, en het karakter van deze avonden was daarnaast nogal ingetogen. Het publieke vermaak werd daarnaast sterk gedomineerd door de Bataafse politiek. De burgerij ging naar vriendelijke soupérs waar ze over politiek praatten, en de schouwburg stond gedurende de gehele Bataafse tijd in dienst van de vaderlandse

politiek.

Hoewel de Bataafse feesten in de eerste jaren met enthousiasme gevierd werden, doofde de vlam al snel. In 1798 werden er nog volop plannen gemaakt voor nieuwe politieke feesten, maar dit mocht niet lang duren. In 1801 kwam het autoritaire Staatsbewind aan de macht en was het gedaan met de revolutionaire feesten.

(32)

H.2 Plechtigheden en publieke vermakelijkheden in de tijd van het Staatsbewind (1801-1805)

2.1 Inleiding

Amsterdam maakte in de eerste jaren van de Bataafse Revolutie kennis met nieuwe openbare feesten die met veel enthousiasme werden gevierd. Andere publieke vermakelijkheden van de Nederlanders waren aan het einde van de achttiende eeuw echter niet om over naar huis te schrijven. Zoals in het vorige hoofdstuk werd

genoemd kenden zij vergeleken met andere West-Europese landen geen grote variëteit aan publiekelijke vermakelijkheden94. Hoewel dit soort opvattingen

uitermate subjectief zijn is het wel zo dat er in de eerste jaren van de Bataafse revolutie weinig notie wordt gemaakt van openbare vermakelijkheden die niet te

maken hebben met de revolutiefeesten. Het jaar

1801 bracht veel veranderingen met zich mee op politiek gebied, wat leidde tot veranderingen in het publieke vermaak. Het Uitvoerend Bewind werd op dat moment met behulp van de Fransen afgezet. Een autoritair en centralistisch bestuur (het Staatsbewind) kwam hiervoor in de plaats. Revolutionaire idealen werden overboord gegooid. In de jaren 1801-1805 werd dan ook veel minder dan voorheen aandacht geschonken aan politieke feesten zoals de revolutionairen van het eerste uur dat deden. Nadat de politieke feesten in 1798 hun functie van het opwekken van het volk hadden verloren, gebeurde er weinig meer op dit gebied. Het einde was toen snel in zicht; op 2 juni 1802 werd het laatste Bataafse feest gevierd, maar van de

revolutionaire idealen viel op dat moment niets meer terug te vinden95.

94 Grabner, Brieven over de Vereenigde Nederlanden en Ockerse, Ontwerp tot eene algemeene characterkunde.

(33)

Ook Grijzenhout merkt op dat het Vredesfeest van 1802 in niets leek op de voorgaande politieke feesten, maar besteedt verder weinig aandacht aan de periode die hierop volgt. Er is daarnaast in de secundaire literatuur weinig tot niets geschreven over publieke vermakelijkheden in deze tijd, terwijl het juist interessant is om te kijken naar de veranderingen die optraden op dit gebied toen er een autoritair bewind aan de macht was.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Patrick Poelmans Administrateur-generaal Vlaamse Overheid—Agentschap voor Onderwijsdiensten—Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel, www.agodi.be!.

15-21 Tisjri (7 de maand) September-oktober Herdenkt Gods grote verlos- sing en bescherming tijdens de wildernisomwandelingen van de Israëlieten. Chanoeka of herinwij-

Immers, verslaafden hebben geld nodig voor hun verslaving, maar ook de plekken waar drugs verhandeld en gebruikt worden én de mensen die vervolgens onder invloed zijn van deze

„Bokrijk is echter geen louter ar- chitectuurmuseum”, benadrukt Sylvain Sleypen, Limburgse gede- puteerde voor toerisme en voor- zitter van het domein Bokrijk.. „Al vijftien

Supermarkten, waren - markten en andere winkels die levensmiddelen verkopen zijn uitgezonderd.. Dit geldt voor verkoop, bezorgen en nuttigen in de

30 Stukken ontvangen of opgemaakt in verband met het in de Staatsregeling van 1798 bepaalde inzake de kerkelijke instellingen en bezittingen, 1797-1800..

We zien ten tweede ook hoe Paulus uit de Schriften van het Oude Testament onderwijst. Paulus was een man die veel had meegemaakt; veel gestudeerd; een bijzondere bekering

- door middel van het plaatsen van de verkeersborden D1 en B6 van bijlage 1 van het RVV 1990 inclu- sief haaientanden zoals bedoeld in artikel 80 van het RVV 1990 een