• No results found

H. 3. Politieke feesten en publieke vermakelijkheden in de Franse tijd (1806-1813)

3.7 Controle, rust en orde.

Het vorige hoofdstuk liet zien dat het stadsbestuur met problemen kampte als het ging over de controle op en de organisatie van feesten. Zij hadden moeite om de openbare rust te bewaren. Er zijn over de jaren 1806-1813 weinig bronnen die betrekking hebben op verboden van openbare vermakelijkheden. De besluiten van het gemeentebestuur zelden een notificatie over openbaar vermaak, behalve wanneer het gerelateerd was aan de politieke feesten.

Voorafgaand aan de feesten rondom koning of keizer werd er een publicatie uitgegeven die erg leek op de berichten die we uit de Bataafse tijd kennen. Hierin drong het stadsbestuur aan op het behoud van rust en orde in de stad, en werd een verbod op het afsteken van vuurwerk afgevaardigd. Toch geven deze verordeningen niet het idee dat er sprake was van veel onrust in de stad. Zo wordt er niet eens met sancties voor de onruststokers gedreigd, terwijl daar in de Bataafse tijd en de periode van het Staatsbewind veel meet sprake van was212.

Bestuurders leken zich eerder te bekommeren om de inwoners en legden vooral veel

nadruk op het voorkomen van ongelukken213. Een van de

redenen voor de absentie van verboden op openbaar vermaak zou kunnen liggen in het feit dat de Fransen zelf ook enorme liefhebbers waren van de danspartijen. Zij kenden een lange traditie van assemblees, bal masqués en dergelijke214. Volgens

Wim Zaal zat het stadsbestuur na jarenlange economische tegenslagen juist te wachten op wat meer vertier, onder andere door een spoedige overkomst van het hof. De kwijnende handel en de economische malaise in de stad zorgden ervoor dat er bij de stedelingen een grotere vraag naar vermaak kwam215. De komst van

Lodewijk in 1808 werd zoals eerder genoemd inderdaad ingeluid met een groots bal

in zijn paleis. Reeds bestaande feesten die na de

eeuwwisseling een bloei kenden vonden voortzetting vanaf 1806, daarnaast werd er de gehele Franse tijd permissie gegeven voor nieuwe feestelijkheden. Danspartijen die werden gehouden in een herberg of logement moesten in de krant vermelden dat 210 Geysbeek, Het tegenwoordig Amsterdam blz. 289.

211 Anoniem, Reis door Holland. blz 93.

212 Zie hiervoor verschillende aankondigingen in de jaren 1808 en 1811. Inv nr. 814 > 19januari 1808, 24 april 1808, 26 Aug 1808. Inv, nr. 817 > 22 maart 1811, 20 mei 1811, 30 sept 1811. Inv nr. 819 > 4 aug 1813, 1 dec. 1813.

213 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur. Inv nr. 814. 26 Aug. 1808.

214 Davidson, France after Revolution.. blz. 169-170.

zij hiervoor permissie hadden gekregen van het hoofd van de politie. Een

krantenbericht begon dan gewoonlijk met: ‘Met Permissie’ of ‘Met permissie van Mynheer de Directeur-Generaal er Politie’216. Dit werd door middel van een rekwest

aangevraagd bij het stadsbestuur. Zo kreeg de heer Bernard Koole in 1811 toestemming tot het houden van twee concerten per week in het lokaal van de Hoogduitsche Comedie in de Amstelstraat217.

Een enkeling was minder gelukkig, hen werd, vanwege redelijke argumenten, toestemming geweigerd. De heer. J.J. Forsborgh, die zichzelf de Commissaris van een ‘Toneel Liefhebberij-Gezelschap’ noemde, diende in 1809 een rekwest in waarin hij aan Zijne Majesteit en de Burgemeester vroeg of zij het aan hem gedane verbod tot het geven van Toneel representatie wilden annuleren.

Blijkbaar had hij eerder een verzoek ingediend om in de Hollandse Taal een publieke toneelvoorstelling in de Koninklijke Schouwburg te geven, wat niet in de smaak viel bij de Burgemeester. Daarnaast wilde hij deze representaties ook nog eens op de zondag plaats laten vinden, wat uiteraard niet in overeenstemming was met de christelijke geest die ‘ alhier zo gelukkiglijk ten opzichten van het vieren van den zondag plaats heeft’218.

De belasting die Schimmelpenninck in 1805 invoerde op

bepaalde openbare vermakelijkheden lijkt geen doorgang te hebben gevonden tot in de Napoleontische tijd. Koffiehuishouders, evenals houders van logementen,

herbergen en sociëteiten bleven wel de gehele Franse tijd het patent betalen219.

Andere soorten van publieke vermakelijkheden zoals de schouwburgen en danszalen worden niet meer aangetroffen in deze patentrechten. Hier werd trouwens wel een alternatief op gevonden: Op 2 oktober 1811 werd er naar Frans voorbeeld in

Amsterdam een wet aangenomen waarbij er een belasting kwam op 1/10de van ieder

franc van de prijs van de entreekaartjes van de schouwburg en andere openbare vermakelijkheden. Dit geld werd afgestaan voor de ondersteuning van de armen in de stad, en zal derhalve niet al te veel weerstand hebben gehad van de gegoede Amsterdammers220.

3.8 Conclusie

De politieke feesten stonden in de Franse tijd niet langer in het teken van de idealen van de Franse revolutie maar werden officiële plechtigheden en zorgvuldig

216 Advertentiën, aankondigingen en verschillende berigten van Amsterdam 23-05-1812 blz. 2

217 GAA. Nieuw Stedelijk Bestuur, inv nr. 718 folio 797 nr. 1294

218 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur , inv. Nr. 716, folio 355 nr. 679

219 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur inv. Nr. 817, 15 april 1811

voorbereidde feestelijkheden. Religie was niet meer weg te denken uit de politieke feestcultuur van Amsterdam. In de jaren 1806-1813 was er sprake van propaganda en verheerlijking van de vorsten. Niet het volk, maar de vorst centraal. Dit was onder Lodewijk Napoleon al sterk aanwezig, maar werd onder zijn ‘grote’ broer Napoleon Bonaparte nog extremer, toen er rondom de stad poorten prijkten met het opschrift, ‘Napoléon le Grand, Héros de l’universe’. Kosten noch moeite werden gespaard om de keizer een majestueuze aankomst in de stad aan te reiken.

Al die pracht en praal maakte een enorme indruk op de Amsterdammers, maar al vergaten ze deze schone schijn en werden ze geconfronteerd met de lasten die hen door de Fransen werden opgelegd. Lodewijk Napoleon deed zijn best om de Amsterdammers niet teveel te belemmeren in hun publiekelijke vermakelijkheden. De komst van Lodewijk Napoleon had hierdoor geen negatief effect op de feestcultuur. Hij liet bestaande Amsterdamse feesten als de Kermis gewoon doorgaan, en subsidieerde de Fransche Schouwburg. Onder Napoleon was er meer sprake van stil verzet, zoals bijvoorbeeld de rosières en het verplichte illumineren van de huizen laten zien.

Desondanks was er in deze jaren een enorme feestcultuur te vinden in Amsterdam. Hoewel de Franse tijd veel problemen bracht op allerlei gebieden, leek het Amsterdamse uitgaansleven daar niet veel last van te hebben. Er was vanuit het stadsbestuur veel minder controle op openbaar vermaak dan in de voorgaande jaren. Dansavonden werden meerde malen per week gegeven, evenals concerten en

toneelvoorstellingen.

Onder Napoleon Bonaparte bleven de Amsterdammers volop feest vieren, en werden ook de minder gegoede Amsterdammers in staat gesteld om mee te vieren. De dansavonden werden aan het eind van de Franse tijd steeds vaker opengesteld voor het grote publiek. Terwijl de politieke feesten militaristischer en geloviger werden kende de stad juist een steeds verder bloeiende publieke vermakelijkheden. De aanwezigheid van de Fransen was geen obstakel voor het vermaak maar stimuleerde deze juist eerder.

Conclusie

Uit dit onderzoek is gebleken dat de Franse Revolutie een buitengewone opleving veroorzaakte in de stedelijk feestcultuur in Amsterdam. In deze feestcultuur waren veel Franse elementen te vinden. De Amsterdammers maakten tot twee keer toe kennis met nieuwe politieke feesten naar Frans voorbeeld. De latere napoleontische feesten leken in niets op de eerste revolutionaire feesten, maar voor zowel de

revolutionaire feesten als de napoleontische keken de Amsterdammers naar Frankrijk als voorbeeld. Ondanks de lasten die de stad door de Fransen werd opgelegd bestond er paradoxaal genoeg een bruisend uitgaansleven, dat juist steeds meer opleefde naarmate de onrust en de economische crisis in de stad groter werd. De aanwezigheid van de Franse vorsten werkte daarbij eerder positief dan negatief. De gelijkheidsidealen van de Franse revolutie en de aanwezigheid van de Franse vorsten zorgden ervoor dat steeds meer Amsterdammers de mogelijkheid kregen om me doen met het vermaak. Er was sprake van duidelijke culturele transfers, zowel op het gebied van de politieke feestelijkheden als op het gebied van publieke

vermakelijkheden. Zo ontleenden de Amsterdammers in hun politieke feesten tussen 1795-1813 verschillende elementen aan de Fransen, zoals het dansen rond de

vrijheidsboom, en de viering van de rosieres aan de Fransen. De Franse elementen die voortkwamen uit de politieke feestcultuur werkten eveneens door in de non- politieke publieke vermakelijkheden van de Amsterdammers, zij gingen steeds meer feesten naar Frans voorbeeld organiseren. Het stadsbestuur had zo nu en dan te kampen met problemen die de feestelijkheden veroorzaakten, en probeerde hier op verschillende manieren controle over te houden. Vooral in de eerste twee periodes (1795-1801 en 1801-1805) was er een sterke controle op verstoring van politieke festiviteiten en over het algemeen op openbaar vermaak. Zelfs de controle op het openbaar vermaak, het patentrecht, werd naar Frans voorbeeld ingevoerd. In de Franse tijd is er opvallend genoeg minder van deze controle terug te vinden.

Als we kijken naar veranderingen op het gebied van de vermakelijkheden zien we dat de nieuwe vormen van vermaak telkens gevolgd worden door een sterkere controle.

Overigens stonden de eerste jaren van de Bataafse Revolutie vooral in het teken van feestvieren. De bloei van deze feestcultuur begon met de spontane volksfeesten rond de vrijheidsboom, waar men nachtenlang danste om de verlossing te vieren die de Fransen hadden gebracht. De feesten die hierop volgden waren overigens minder spontaan en zorgvuldig voorbereid door het stadsbestuur. Niettemin danste en zong een groot deel van de bevolking enthousiast mee. Tijdens deze feesten benadrukten de Amsterdammers het unieke karakter van de stad en haar unieke band met de fransen. De ruimte van de stad werd goed benut tijdens de festiviteiten, zowel de markten, pleinen als het IJ werden ingezet als podia op de feestdagen. De politieke feesten hadden ook invloed op ander publiekelijk vermaak, waardoor de scheidslijn tussen politieke feesten en publieke vermakelijkheden in deze tijd moeilijk te trekken is. De schouwburg werd ingezet als ‘leerschool voor de natie’, en leefde door het patriottisme en de heldenmoed op. Zij kende sinds deze jaren een ongekende

bloeitijd. De

nieuwe revolutiefeesten brachten ook problemen met zich mee, bijvoorbeeld op het gebied van verschillende verantwoordelijkheden in voorbereiding op en tijdens de feesten, maar ook als het ging om de ruimte van de stad of de kosten die de feestvieringen met zich mee brachten. Het stadsbestuur trachtte zoveel mogelijk stedelingen deel te laten nemen in de feestvreugde, maar dit werd zo nu en dan bemoeilijkt door de ruimte. Overigens trad zij minder coulant op tegen diegenen die op feestdagen de rust verstoorden, of pro-orangistische sentimenten lieten blijken.

De Bataafse feesten hielden niet lang stand, al in 1802 werd het laatste nationale feest gevierd, dat toen al totaal ontdaan was van de symboliek van vaderlandsliefde en vrijheid. Er kwam tijdens dit feest een grote nadruk te liggen op de vrede, veiligheid en rust. Deze ommezwaai had voor een groot deel te maken met de terugkeer naar het geloof in deze jaren. De

scheiding van Kerk en Staat werd grotendeels ongedaan gemaakt door de leden van het autoritaire Staatsbewind. Tijdens de dank-vast en bededagen kwam religie

centraal te staan. Zij zagen de dank- vast en bededagen als de juiste manier om met het hele land een ‘feest’dag te houden. Het accent op rust en zedelijkheid in plaats van vrijheid en vaderlandsliefde van de jaren ervoor maakte dat het stadsbestuur vijandiger tegenover publieke vermakelijkheden ging staan. De revolutiejaren werden gevolgd door jaren van controle. Het openbare vermaak kwam stil te liggen tijdens dank- en bededagen. Vanuit het stadsbestuur werd er telkens weer gehamerd op de bewaring van orde en rust. Dit is ook duidelijk terug te vinden in de invloed die het stadsbestuur in deze jaren op andere publieke vermakelijkheden kreeg. Openbare vermakelijkheden zoals de assemblées redoutes en de vauxhalls kenden vanaf de eeuwwisseling een opmerkelijke bloei, wat niet onopgemerkt ging

bij het stadsbestuur. Zij merkten dat er steeds meer partijen georganiseerd werden door verschillende (vaak onbevoegde) personen en probeerden door middel van notificaties die waarschuwingen bevatten en het patentrecht controle te houden op deze vermakelijkheden.

De Franse tijd bracht opnieuw een periode van politieke feesten met zich mee, opnieuw was er sprake van een bloei op het gebied van politieke feesten en publieke vermakelijkheden. De Napoleontische feesten namen net als in de Bataafse periode een voorbeeld aan de Franse festiviteiten. De feesten verschilden overigens veel van die van het einde van de achttiende eeuw. De Bataafse feesten legden de nadruk op de gemeenschap, terwijl de napoleontische feesten veel meer op gezag gericht waren. Niet het volk, maar de soeverein kwam tijdens deze feesten centraal te staan Onder de broers Napoleon werd er sterk ingespeeld op religie, wat maakte dat de napoleontische feestdagen zich veel meer binnen de muren van de kerken afspeelden dan de revolutionaire feesten in de openlucht. Nieuw was daarnaast het militarisme en de verheerlijking van de koning of keizer.

Beide broers probeerden wel aanspraak te maken op het volk, onder andere door rekening te houden met de Amsterdamse feesttradities (de Kermis) of het openstellen van de Schouwburg voor de gehele bevolking tijdens feestdagen. Op deze manier was het publieke vermaak in deze tijd wederom sterk verbonden aan de politieke festiviteiten. De schouwburg kan de gehele Bataafs-Franse tijd niet los gezien worden van de politiek. Zij bloeide op door de revolutie, kreeg daarna een ondergeschikte positie door het Wetgevend Lichaam in het Staatsbewind, en kende weer een bloeiperiode tijdens de regering van de Franse vorsten. Lodewijk

subsidieerde de Franse Schouwburg, en tijdens het bezoek van keizer Napoleon was er sprake van een onmetelijke activiteit in en rondom de schouwburgen.

Lodewijk Napoleon trad op als een ware Volkskoning, wat de Amsterdammers erg leken te waarderen. Onder Napoleon Bonaparte was er meer tegenwerking tijdens de festiviteiten, onder andere vanwege de onvrede over de in 1811

ingevoerde dienstplicht. Toch bleef menig Amsterdammer niet onberoerd door zijn aankomst in de stad in 1811, die met veel pracht en praal gepaard ging. De aanwezigheid van de Fransen had geen negatieve invloed op de Amsterdamse feestcultuur. De jaarlijkse kermis vond de gehele Bataafs-Franse tijd doorgang. Publieke vermakelijkheden waren geïnspireerd op de Franse dansen, en de vorm waarin men samen kwam was al eeuwenlang bekend in Parijs. Lodewijk Napoleon organiseerde zelfs een gemaskerd bal ter ere van zij intrek in het Paleis op de Dam. Vooral in de Franse tijd zijn danspartijen aan de orde van de dag, en worden ze zelfs opengesteld voor het grotere publiek. Meer exclusieve bals bleven bestaan, maar

daarnaast waren er ook verschillende vormen van vermaak zoals de melodiums waarvoor men lang niet zoveel rekende als voor de bal-masqués.

Het einde van de Franse tijd eindigde op het moment dat er in Amsterdam een bloeiende feestcultuur gaande was. Ondanks de uitgelatenheid bij de publieke vermakelijkheden voelden de Amsterdammers zich onderdrukt, het vertrek van de Fransen in 1813 werd even uitbundig gevierd als hun komst in 1795. In 1795 werden zij verlost door de Fransen, in 1813 door de Russen. Op beide momenten werd er gesproken over het afwerpen van het juk der slavernij.221Hoewel de Amsterdammers

niet ongevoelig waren voor het pracht en praal van de Napoleontische feesten

hadden de verplichtingen op die dagen blijkbaar toch een nare smaak achtergelaten. De viering van de verjaardag van Koning Willem I was compleet anders dan die van de keizer. Het werd op een uiterst bescheiden manier gevierd. Er werd niet eens van de inwoners

verwacht dat ze meewerkten aan de illuminatie van de gebouwen222. Er is in de

kranten weinig te vinden over dansavonden in Amsterdam na de Franse tijd, het lijkt alsof de groeiende populariteit van deze danstraditie een halt wordt toegeroepen in de tijd van Koning Willem I. De ‘woeilige feesten, openbare vermaken, de schouwburg en de concertzaal hadden voor den rost nooit veel behagelijks gehad’223. In de

decennia die volgden op de Franse tijd was het vooral de Koninklijke Familie die dergelijke danspartijen en bals organiseerde224.

Bibliografie Bronnen

Andriessen, P.J, De Bataafsche Republiek 1795-1803. (Amsterdam 1873).

Anoniem, Bataafsche liederen, voor vaderlandsche jongelingen en meisjes (2de druk; Leiden 1795) .

Anoniem, Bij het planten van de Vrijheidsboom (Amsterdam 1795).

Anoniem, Reis door Holland in het jaar 1806. Naar het Fransch (Amsterdam 1806). Bosch, M.H., Lierzang aan het volk van Nederland, tegens den algemeenen dank en bededag (Amsterdam 1803).

221 Abraham Nicolaas van Pellecom, Aan mijne landgenooten, bij de heugelijke verlossing van het Fransche juk. (Amsterdam 1813)

222 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr. 819 Publicatie 5 december 1813.

223 G. Engelberts Gerrits, Het leven en de regering van Z.M. Willem I Koning der Nederlanden (Amsterdam 1844) blz 355.

Brief van mevrouw Van .... aan haare vriendin D ....Vaderlandsche Letteroefeningen (Amsterdam 1791).

Breggen Pauw, van der P., Beschrijving van het feest der revolutie: gevierd in

Amsterdam. Op. den vierden van lentemaand, 1795. Het eerste jaar der Bataafsche vrijheid (Amsterdam 1795).

Engelberts Gerrits, G., Het leven en de regering van Z.M. Willem I Koning der Nederlanden (Amsterdam 1844).

Fokke, S., Amsterdamsche Burgers-winteravond-uitspanningen (Amsterdam 1808). Geysbeek, P.G.W., Het tegenwoordig Amsterdam (1809).

Gouw, ter J., De Volksvermaken (Haarlem 1871) .

Grabner, J., Brieven over de Vereenigde Nederlanden, uit het Hoogduitsch vertaald (Haarlem 1792).

Kaleveld, E., De verheugde hoofdstad Amsterdam, bij de blijde inkomst van Zijne Majesteit Lodewijk Napoleon, koning van Holland, op den XX April des jaars 1808. (Amsterdam 1808).

Ockerse, W.A., Ontwerp tot eene algemeene characterkunde. Derde deel (Amsterdm 1797).

Pellecom van, A.N, Aan mijne landgenooten, bij de heugelijke verlossing van het Fransche juk (Amsterdam 1813)

Vijver, van der C., Geschiedkundige Beschrijving der Stad Amsterdam: sedert hare wording tot op den tegenwoordigen tijd of Beknopt overzigt van den oorsprong, de uitbreiding, lotgevallen, bijzonderheden, geestelijke en wereldlijke inrigtingen en gebruiken dier stad : op eene voor alle standen bevattelijke en onderhoudende wijze geschreven, onder medewerking van eenige geschied- en letterkundigen

beschreven. Volume 1 (Amsterdam 1844).

Ter gelegenheid van de viering van het nationale feest, op den Amsteldamschen schouwburg, by de vertooning van het tooneelspel: De aftogt der Engelschen en Russen: den 18. october, 1800 Amsterdam.

Websites

Artikel 6 van de grondwet van 1806. Laatst geraadpleegd op maandag 2 juni ’14. http://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vi4kkgpp0pzl Register der resolutien van Hun Hoog Mogenden, vertegenwoordigende het

Bataafsch Gemeenebest, over den Jare 1805. Laatst geraadpleegd op woensdag 28 mei ’14. http://books.google.nl/books? id=H2VRAAAAcAAJ&pg=PA283&lpg=PA283&dq=Register+der+resolutien+van+Hun +Hoog+Mogenden,+vertegenwoordigende+het+Bataafsch+Gemeenebest, +over+den+Jare+1805&source=bl&ots=5zNi9nEhF_&sig=QE_HlZp6DIhQrKn4ebjVMj X_5Vo&hl=nl&sa=X&ei=IPajU8qwCs7UPKGjgPAL&ved=0CCIQ6AEwAA#v=onepage&q &f=false

Uitschrijving van eenen Algemeenen Dank- en Bededag, op woensdag den 16den van Bloeimaand 1810, volgens Besluit van Zijne Majesteit den Koning, 3 bladen. Laatst geraadpleegd op vrijdag 13 juni ’14.

http://books.google.nl/books? id=TKJaAAAAcAAJ&pg=PP2&lpg=PP2&dq=Uitschrijving+van+een+Algemene+Dank- +en+Bededag,&source=bl&ots=pclyyilIuw&sig=k6P0IP6ys7TF- FFcM7pfruV0gbY&hl=nl&sa=X&ei=VfejU_mXNsfnOtmOgPAF&ved=0CEAQ6AEwBA#v