• No results found

H. 3. Politieke feesten en publieke vermakelijkheden in de Franse tijd (1806-1813)

3.2 Militarisme en religiositeit

De aanwezigheid van de Franse vorsten bracht nieuwe plechtigheden met zich mee waarbij er veel aandacht werd geschonken aan militaire bravoure en religie. Een van

de eerste handelingen van Lodewijk Napoleon in het nieuwe Koninkrijk was het overplaatsen van maar liefst 300 op de vijand veroverde zegetekens van Den Haag naar Amsterdam. Dit waren vaandels die door de Nederlanders in de voorgaande eeuwen meegenomen waren van het slagveld, die tentoongesteld stonden in de Ridderzaal in het Haagse Binnenhof129. Lodewijk Napoleon besloot een groot deel van

deze collectie te verplaatsten naar het stadhuis op de Dam. Net als in januari 1795 voelden de Amsterdammers zich bevoorrecht. Zij waren toen de eersten die een nationaal feest mochten organiseren. Elf jaar later bracht Lodewijk Napoleon een decreet uit waarin hij meldde dat hij de trouwe stad een blijk wilde geven van verknochtheid en genegenheid130.

De zegetekens werden vanuit Den Haag op legerwagens overgebracht. Onder begeleiding van een militaire colonne kwamen zij aan in Amsterdam, waar ze minstens vijf keer officieel doorgegeven aan verschillende belangrijke ambtenaren of militairen. De stadsartillerie mocht ze overgeven aan de raad van het

gemeentebestuur, waarna verschillende militaire- en burgercorpsen ze in ontvangst namen. Ten slotte werd er door de artillerie-meester toestemming gevraagd om de zegetekenen op te hangen in het stadhuis. Dit werd gedaan door enkele zeelieden, jongelingen uit de kweekschool van de Zeevaart.131 De eerste officiële plechtigheid

in Amsterdam was volledig ontdaan van de Bataafse ideologie. De symboliek voor vrijheid, gelijkheid en broederschap had plaats gemaakt voor een ritueel militarisme. Zoals Denise Z. Davidson terecht constateert waren de revolutionaire feesten gericht op het volk, terwijl de Napoleontische feesten gericht waren op de soeverein zelf132.

De nadruk op militaire bravoure zorgde er volgens Allan Forrest in Frankrijk voor dat ambtenaren en soldaten in de schijnwerpers kwamen te staan in plaats van het volk133. In Amsterdam was dit niet anders: plechtigheden en feesten werden

georganiseerd omwille van de koning of keizer, niet vanwege vrijheid of de

onderlinge broederschap tussen het volk. Stedemaagden uit de optochten van de Bataven, die het symbool van vrijheid waren, werden in de Franse tijd vervangen door militairen en zeelieden.

129 Mariska Pool, ‘Vergeten vlaggen: de trofeeën van het eskader -Van Braam in de Indische Archipel, 1784’. Dit is een artikel geschreven bij de collectie Van Braam vlaggen van het Legermuseum. blz2. Zie voor het

artikel:http://www.collectie.legermuseum.nl/sites/strategion/contents/i004530/arma36%20vergeten %20vlaggen.pdf laatst geraadpleegd di 10 juni ’14.

130 Idem.

131 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, inv. nr. 574, folio 163. nr. 124.

132 Davidson, France after Revolution blz. 20.

133 Allan Forrest, ‘Propaganda and the legitimation of power in Napoleonic France’, French History 18 (4) 2004, 426-445, aldaar 431.

Afbeelding 7: Overbrengen van de zegetekens op het stadhuis van Amsterdam, 1806. Prent van Cornelis Bogerts van 1 augustus 1806. Uit de collectie van het Rijksmuseum.

De Napoleontische feesten volgden een standaard nationaal patroon. Net als in Frankrijk ontvingen ook hier lokale ambtenaren gedetailleerde instructies over de manier waarop de feesten en plechtigheden zouden moeten verlopen134. In het

Koninkrijk werden de algemene dank-vast en bededagen, die zowel onder Lodewijk Napoleon als onder Napoleon Bonaparte bleven bestaan, gestuurd vanuit de minister van Eredienst. Het overgrote deel van de plechtigheden rondom de koninklijke en keizerlijke familie werd gehouden in de verschillende Kerken die stad rijk was.

Wanneer de vrouw van koning of keizer in verwachting was vonden er in de kerken officiële gebeden plaats. Na de bevalling stuurde de minister van Eredienst en van Binnenlandse zaken een brief naar het stadsbestuur, waarin hij vermeldde dat er tijdens de godsdienstoefeningen een officiële dankzegging ingelast zou worden ‘uit hoofde der gelukkige bevalling van Hare Majesteit135. Zelfs de geboorte van de koning van Rome werd in de verschillende

kerken gevierd door middel van een Te Deum136. Dit statige Te Deum was een officiële

lofzang die haar traditie kende in de Rooms-Katholieke Kerk. In de periode van het Staatsbewind zong men dit tijdens de dank- en bede dagen. Het werd in de Franse tijd eveneens gezongen ter gelegenheid van een overwinning van het leger of bij een bezoek van de keizer of koning137.

De scheiding van Kerk en Staat die het land in de jaren na 134 Davidson, France after Revolution blz. 21.

135 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur, Inv nr. 715 folio 102 nr. 180.

136 GAA, Nieuw Stedelijk Bestuur. Inv nr. 718. Folio 300 nr. 532.

de omwenteling van 1795 kende had er onder andere voor gezorgd dat de Bataafse festiviteiten zich veel meer in de openlucht ging afspelen. Zoals in het vorige

hoofdstuk genoemd werd deze scheiding in 1801 voor een groot deel ongedaan gemaakt. In de Franse tijd werden de kerken nog meer een podium voor de

plechtigheden. Zelfs het vieren van militaire overwinningen vond plaats binnen de muren van een kerk. Zo kondigde Lodewijk Napoleon in 1809 een dankzegging af over de overwinningen van de legers van de keizer van Frankrijk en de koning van Italië op die van de keizer van Oostenrijk138. In de Grondwet van 1806 stond dat de

uitoefening van Godsdienst enkel en alleen binnen kerkmuren kon plaatsvinden. Het zou niet eens mogelijk geweest om deze plechtigheden in het openbaar te laten plaatsvinden omdat ze zo sterk waren verbonden aan de godsdienst139.

De Franse vorsten waren beiden religieus. Koning Lodewijk Napoleon was daarom maar al te content met de al

bestaande bededagen die tijdens het regime van het Staatsbewind in het leven waren geroepen. De jaren 1806-1810 kenden een drietal nationale rampen, waardoor hij zich onder andere door het bezoek aan de getroffen gebieden op kon werpen als een ware Volkskoning. Tijdens de algemene dank- en bededag werd sterk verwezen naar deze rampen. Men bad op deze dag allereerst dat een dergelijke ramp het Koninkrijk niet nog een keer zou overkomen. Daarnaast werd er een collecte

gehouden voor de getroffenen140. Lodewijk schreef in mei 1810 zelfs een bedestond

uit waarbij alle openbare vermakelijkheden een week lang verboden waren141. Religie

zorgde op dit soort dagen net als in de periode van het Staatsbewind voor een verhindering van vertier en vermakelijkheden.