• No results found

Archeologische kroniek van Paleis Het Loo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologische kroniek van Paleis Het Loo"

Copied!
137
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologische kroniek van Paleis Het Loo

Een overzicht en herziening van archeologische onderzoeken en

elementen met betrekking tot Paleis Het Loo voor het beleid van de

Sectie Archeologie Gemeente Apeldoorn.

Bachelorscriptie Archeologie

Wijnand Wouter Groenendijk

(406547)

Oktober 2018

(2)

2

(3)

3

Archeologische kroniek van Paleis Het Loo

Een overzicht en herziening van archeologische onderzoeken en elementen met betrekking tot Paleis Het Loo voor het beleid van de Sectie Archeologie Gemeente

Apeldoorn.

Auteur: Wijnand Wouter Groenendijk (406547)

Opleiding: Archeologie BSc (Voltijd)

Begeleiding opdrachtgever: Drs. Masja Parlevliet

Begeleiding Saxion: Ir. Adri Mulder

Hogeschool Saxion; School of Business, Building & Technology te Deventer

(4)

4

Voorwoord

Tijdens mijn jeugd ben ik opgegroeid in de omgeving van Paleis Het Loo en de Veluwe. De talloze bezoeken aan het paleis en festiviteiten waarbij de Koninklijke familie Apeldoorn aandeed maakten Het Loo tot een speciale locatie in Apeldoorn. Het was daarom een verrassing dat Masja Parlevliet, gemeente archeoloog van Apeldoorn en mijn begeleider, de mogelijkheid bood om mijn bachelorscriptie over de archeologie van Paleis Het Loo en omstreken te schrijven. Gezien mijn verleden met deze plek nam ik de opdracht graag aan. De geschiedenis van Het Loo is uitgebreid beschreven, maar op archeologisch gebied nog niet. Mijn hoop is met deze scriptie het archeologische verhaal achter het paleis, de tuinen en het park duidelijk te maken zodat er een extra hoofdstuk kan worden toegevoegd aan de rijke geschiedenis van Het Loo.

Deze scriptie had niet tot stand kunnen komen zonder hulp en informatie van deskundigen op allerlei gebieden. Ten eerste wil ik Masja, als begeleider vanuit de gemeente Apeldoorn, en Adri Mulder, als begeleider vanuit Saxion, bedanken voor hun feedback en hulp tijdens het maken van deze scriptie. Daarnaast wil ik graag Janneke Zuyderwijk, Harry Pape en (ex-gemeente archeoloog) Maarten Wispelwey van de (ex-gemeente Apeldoorn bedanken voor informatieverschaffing. Tevens is de AWA van grote hulp geweest tijdens dit onderzoek. Ik wil met name Chris Nieuwenhuize, Ronald Betman en Harry Schotman bedanken voor hun hulp. Daarnaast wil ik Stephan Weiss-Koenig (gemeente Nijmegen), Gert Kortekaas

(gemeente Groningen), de NJBG en het RCE bedanken voor aanvullende informatie en hulp. Bovendien wil ik enkele (ex-)medewerkers van Museum Paleis Het Loo bedanken; Huub Ummels, Anne-Dirk Renting, Kristin Duysters, Mariska Dumas, Willem Zieleman en Karlien Dijkstra. Zonder hun jarenlange expertise en werk bij Het Loo zou ik een belangrijke bron van informatie gemist hebben. Tot slot wil ik nog mijn ouders, Wijnand en Bea Groenendijk, bedanken voor steun en motivatie tijdens dit onderzoek.

Ik wens u verder veel leesplezier toe, Wijnand Wouter Groenendijk

(5)

5

Samenvatting

Dit onderzoek is uitgevoerd in de periode tussen januari en juli 2018. Het hoofddoel van deze scriptie is een herziening en overzicht te produceren van de archeologische onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd in het onderzoeksgebied. Daarnaast is een waardering

opgesteld van alle archeologische elementen. Deze resultaten zijn verwerkt in een vernieuwde archeologische kennis- en beleidskaart voor het beleid van de gemeente Apeldoorn, om raad te plegen bij toekomstige bodemingrepen.

Aan de hand van dit onderzoek is vastgesteld dat het onderzoeksgebied in de prehistorie onderdeel was van een ritueel landschap. In de Vroege Middeleeuwen onderdeel was dit gebied onderdeel van de grootschalige ijzerindustrie op de Veluwe. Het ensemble van de gegraven beken en sprengen gaven de mogelijkheid om watermolens te ondersteunen en vervolgens de fonteinen van het paleis. Daarnaast zijn er enkele nieuwe archeologische elementen vastgesteld uit de periode van het paleis die, indien nader onderzocht, van grote waarde kunnen zijn voor toekomstige reconstructies en restauraties. Deze bevindingen zijn verwerkt in een kennis- en beleidskaart in QGis, toegevoegd als bijlage V aan deze scriptie. Het archeologisch onderzoek van het Oude Loo in de jaren 1971 en 1972 door de ROB uitgevoerd, stelde vast dat het nu bestaande 16e -eeuwse kasteel een 15e -eeuwse

voorganger heeft gekend. Een herziening van dit onderzoek in deze scriptie stelt voor dat de 15e -eeuwse bouwsituatie omvangrijker is dan eerder gedacht en dat er mogelijk sprake is van een laat 14e -eeuwse voorganger. Om dit te ondersteunen is er een determinatie uitgevoerd op het vondstmateriaal dat gevonden is tijdens deze campagne.

Daarnaast is er tijdens het afstuderen een materiaalonderzoek uitgevoerd op het materiaal dat gevonden is tijdens de tuinreconstructie van het paleis eind jaren ’70 en begin jaren ’80. Alhoewel er nauwelijks context voor deze vondsten aanwezig is, geeft het materiaal een duidelijke scheiding aan tussen het luxe materiaal van eind 17e eeuw en het goedkopere materiaal uit de ophogingslaag van de Franse periode begin 19e eeuw. De

onderzoeksresultaten en de synthese van dit materiaal zijn in een extern deelrapport toegevoegd aan deze scriptie. Tevens is er opnieuw gekeken naar het onderzoek van de reposoirs, het slotstuk van de tuin, uitgevoerd tussen 2003 en 2008. Hieruit bleek dat de historische bronnen vaak verschillen van de opgravingsresultaten. Uiteindelijk wordt er in deze scriptie een hypothese opgesteld dat de reposoirs drie verschillende fasen kenden voor de uiteindelijke situatie tot stand kwam.

Op een regionaal niveau is er onderzoek gedaan naar archeologische campagnes op de Veluwe die mogelijk een directe connectie hebben met Paleis Het Loo. Het gaat hier om de baksteenovens in Berg en Bos, een ‘geheime gang’ in het buurtschap Het Loo en de waterleidingen vanuit Orden en Hoog Soeren. Afgaand op historische bronnen en

opgravingsresultaten wordt gediscussieerd in hoeverre deze sites een verbinding hebben met Het Loo en hoe deze claims geverifieerd kunnen worden met nieuw onderzoek. Tot slot is er een literatuuronderzoek gedaan naar tuinarcheologisch onderzoek op

(inter)nationaal niveau. Door onderzoek naar de verschillende methoden en technieken die zijn gebruikt, worden er paralellen getrokken met het onderzoek op Het Loo. Hieruit blijkt dat het tuinarcheologisch onderzoek op het Loo zowel pioniers- als giswerk was.

(6)

6

Inhoudsopgave

Administratieve gegevens ...11

__________________________________________________________________________________ 1. Inleiding ...12

1.1 De achtergrond van het onderzoek ...12

1.2 Afbakening van het onderzoek ...13

1.3 Probleem- en doelstelling van het onderzoek ...15

1.4 Leeswijzer ...16

__________________________________________________________________________________ 2. Onderzoeksmethoden ...17

2.1 Literatuuronderzoek ...17

2.2 Materiaalonderzoek ...18

2.3 Gebruik van GIS systemen en databases ...18

2.4 Gesprekken met (voormalige) medewerkers van Museum Paleis Het Loo ...19

__________________________________________________________________________________ 3. Landschappelijke en archeologische context ...20

3.1 Landschappelijke context Paleis Het Loo ...20

3.1.1 Paleogeografie ...20

3.1.2 Cultuurlandschap...21

3.1.3 Bodem ...21

3.2 Archeologische context Paleis Het Loo ...26

3.2.1 Bewoning op de zandgronden ...26

3.2.2 Rijksmonumenten en Archeologische monumenten ...28

3.2.3 Archeologische waarden en de kennis/beleidskaart ...29

__________________________________________________________________________________ 4. De geschiedenis van het Oude Loo, het Paleis en de Tuinen ...35

4.1 Het Oude Loo ...35

4.1.1 De bouw en de eerste bewoners ...35

4.1.2 De Bentincks en hun opvolgers ...36

4.1.3 De koop door Willem III, prins van Oranje-Nassau ...38

(7)

7

4.2 Paleis Het Loo ...39

4.2.1 De bouw van het paleis 1684 – 1695 ...39

4.2.2 De bewoningsperiode van de Stadhouders van Oranje-Nassau 1695 – 1806 ...40

4.2.3 Het verval en de Franse tijd 1806 – 1813 ...41

4.2.4 De bewoningsperiode van het Koningshuis der Nederlanden 1813 – 1970 ...41

4.2.5 Het paleis als museum 1970 – heden ...42

4.3 Ontwikkeling van de tuinen en het paleispark ...43

4.3.1 De formele tuin ...43

4.3.2 De landschappelijke tuin ...47

__________________________________________________________________________________ 5. Het archeologisch onderzoek van het Oude Loo ...51

5.1 De fantasievolle restauratie van Cuypers ...51

5.2 De definitieve restauratie van Rooyaards en van Asbeck ...52

5.3 Onderzoeksresultaten ...52

5.4 Synthese ...55

__________________________________________________________________________________ 6. Het archeologisch onderzoek van de Paleistuinen ...59

6.1 Archeologie tijdens de tuinreconstructie ...59

6.2 Analyse van het vondstmateriaal ...61

__________________________________________________________________________________ 7. Het archeologisch onderzoek van de Reposoirs ...63

7.1 De vindplaats en historische achtergrond...63

7.2 Werkwijze en onderzoeksmethoden ...67 7.3 Onderzoeksresultaten ...68 7.3.1 De mozaïekmuur ...69 7.3.2. De reposoirs ...70 7.3.3. Het bassin ...71 7.3.4 Het vondstmateriaal ...73 7.4 Synthese ...75 __________________________________________________________________________________ 8. Nieuwe archeologische elementen en aanpassingen aan de kennis- en beleidskaart ...78

(8)

8

8.1 Nieuwe archeologische elementen in het onderzoeksgebied ...78

8.2 Aanpassingen aan de kennis- en beleidskaart ...88

__________________________________________________________________________________ 9. Archeologische onderzoeken op de Veluwe met betrekking tot Paleis Het Loo ...90

9.1 De baksteenovens in Berg en Bos ...90

9.1.1 De vindplaats en historische achtergrond ...90

9.1.2 Werkwijze en onderzoeksmethoden ...92

9.1.3 Onderzoeksresultaten ...92

9.1.4 Synthese ...95

9.2 De ‘geheime gang’ naar het paleis ...97

9.2.1 De vindplaats en historische achtergrond ...98

9.2.2 Werkwijze en onderzoeksmethoden ...99

9.2.3 Onderzoeksresultaten ... 100

9.2.4 Synthese ... 101

9.3 De waterleidingen van Hoog-Soeren en Orden ... 102

9.3.1 De vindplaats en historische achtergrond ... 103

9.3.2 Werkwijze en onderzoeksmethoden ... 105

9.3.3 Onderzoeksresultaten ... 106

9.3.4 Synthese ... 108

__________________________________________________________________________________ 10. Tuinarcheologie van buitenplaatsen op (inter)nationaal niveau: methoden en technieken ... 110

10.1 Historische documentatie versus archeologisch onderzoek ... 110

10.2 Non-destructief onderzoek ... 111

10.3 Destructief onderzoek ... 113

10.4 Paleis Het Loo: Een gemiste kans? ... 114

__________________________________________________________________________________ 11. Discussie ... 116 12. Conclusie ... 118 13. Aanbevelingen ... 122 __________________________________________________________________________________ Bronnenvermeldingen ... 124

(9)

9

Literatuurlijst ... 124

Internetbronnen ... 128

Verantwoording afbeeldingen ... 129

Afkortingen enVerklarende woordenlijst ... 132

(10)

10

Figuur 1: Tabel met geologische tijdvakken, biozones, vegetatie en archeologische perioden met datering.

(11)

11

Administratieve gegevens

Student

Naam: Wijnand Wouter Groenendijk Adres: Ruiterweg 11

Postcode: 7213 BL Woonplaats: Gorssel

Telefoonnummer: 06-25048409

Email (privé): woutergroenendijk@hotmail.com Email (Saxion): 406547@student.saxion.nl Geboortedatum: 16-07-1996

Nationaliteit: Nederlands

Studentnummer Saxion: 406547

Opdrachtgever/ Stagebiedende organisatie

Naam: Sectie Archeologie Gemeente Apeldoorn (SAGA)

Afdeling: Eenheid Ruimtelijke Leefomgeving, Team Ruimtelijk Vormgeven Begeleider/contactpersoon: Masja Parlevliet

Functie: Senior gemeentelijk Archeoloog en Erfgoedadviseur Adres: Marktplein 1 Postcode: 7300 ES Plaats: Apeldoorn Telefoonnummer: 055-5802115 Mobiel (privé): 06-52475698 Email: m.parlevliet@apeldoorn.nl Opleiding

School: Saxion Hogeschool Deventer

Academie: Building, Business and Technology (BBT) Opleiding: Archeologie Adres: Handelskade 75 Postcode 7417 DH Plaats: Deventer Telefoon: 088-0198888 Email: Info@saxion.nl

Begeleider/contactpersoon: Adri Mulder Email: a.mulder@saxion.nl

Stakeholders

- Sectie Archeologie Gemeente Apeldoorn (Opdrachtgever). - Saxion Deventer, Archeologie (Opleiding).

- Museum Paleis Het Loo (Betrokkene, onderwerp van de scriptie. Niet te verwarren met de opdrachtgever; contact zal beperkt blijven tot samenwerking).

(12)

12

1. Inleiding

1.1 De achtergrond van het onderzoek

Dit rapport is opgesteld om de archeologische waarden rondom Paleis Het Loo, gesitueerd in het noordwesten van de stad Apeldoorn, te inventariseren en te onderzoeken. Dit is gedaan in opdracht van de Sectie Archeologie Gemeente Apeldoorn (SAGA). Zij hebben als wens de archeologische onderzoeken en waarden die zich op het paleisterrein bevinden te verwerken in een overzichtsrapport en een daarbij behorende kenniskaart- en beleidskaart opmaken. Het rapport zal beschrijvingen en nieuwe syntheses bevatten van alle archeologische onderzoeken die in het onderzoeksgebied zijn uitgevoerd, alsmede een beknopte historie van het onderzoeksgebied en een uitstapje naar gerelateerd archeologisch onderzoek op de Veluwe. Nieuwe bevindingen zullen ingevoerd worden op de archeologische kennis- en beleidskaart van de gemeente Apeldoorn. Op basis hiervan zal een onderbouwd advies gegeven worden voor het aanpassen van het archeologisch beleid om toekomstige bodemingrepen in het onderzoeksgebied beter te begrijpen.

De begeleiding vanuit de gemeente Apeldoorn werd gedaan door drs. Masja Parlevliet, gemeentearcheoloog van Apeldoorn. De begeleiding vanuit Saxion Deventer werd verzorgd door Ir. Adri Mulder.

Geheel bij toeval is naar aanleiding van een bureauonderzoek en een verkennend- en karterend booronderzoek op het voorplein van Paleis Het Loo uitgevoerd. Momenteel is een definitieve opgraving op deze plaats gaande.1 Op dit voorplein, ook wel de Bassecour genoemd, is museum Paleis Het Loo van plan een kelder aan te leggen die dienst zal doen als nieuwe entreeruimte.2 Bij deze ontgravingen zijn archeologische waarden aangetroffen, die weer een nieuw hoofdstuk toevoegen aan het archeologische verhaal rondom het paleis. Deze scriptie zal niet ingaan op dit onderzoek, aangezien de resultaten pas over twee jaar gepubliceerd worden, maar juist op onderzoeken in het verleden en andere archeologische en/of bouwhistorische waarden die zich mogelijk op het paleisterrein bevinden.

De omgeving en de gebouwen op het paleisterrein hebben in de 20e en 21e eeuw enkele ingrijpende restauraties en reconstructies gekend. Zo is er in de jaren ’70 een grote restauratie geweest van Jachtslot het Oude Loo. Tijdens deze restauratie is door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in en rond het kasteel gravend onderzoek verricht. Daarnaast is tijdens de reconstructie in 1979 tot 1980 van de tuin van het paleis gravend onderzoek verricht door de NJBG naar enkele tuinelementen. Tot slot is er in 2003 tot 2008 door de toenmalige gemeentearcheoloog van Apeldoorn, Maarten Wispelwey, archeologisch onderzoek uitgevoerd bij de rustplaatsen (ook wel de reposoirs genoemd) gelegen in het slotstuk van de tuin. In het paleispark zijn enkele bouwhistorische

depositieplaatsen bekend en tevens enkele archeologische elementen van grotere ouderdom, zoals grafheuvels en ijzerkuilen. Dit ensemble van archeologische-,

bouwhistorische- en (tuin)landschappelijke waarden maakt het terrein van Paleis Het Loo tot een bijzonder gebied binnen Nederland.

Daarnaast is er de wens om tuinarcheologie (of de archeologie van buitenplaatsen met parken) meer onder de aandacht te brengen. In de Nationale Onderzoeksagenda

Archeologie (NOaA) is er geen onderzoeksvraag opgesteld met betrekking tot archeologisch

1 Ten Broeke 2016.

(13)

13 onderzoek van tuinen en landgoederen. Deze wens is tevens geuit door de Rijksdienst voor

Cultureel Erfgoed (RCE), die stelt dat er slechts incidenteel tuinarcheologisch onderzoek wordt uitgevoerd en dat deze geringe belangstelling voor dit soort onderzoeken niet terecht is.3

1.2 Afbakening van het onderzoek

Het geschiedkundige kader waar dit onderzoek binnen valt is de Late Middeleeuwen (1300 – 1500/1550) en de Nieuwe tijd (1500/1550 – heden). Toch zullen er, met name in het

paleispark en in wijdere context, enkele uitweidingen worden gedaan naar vroegere perioden, met name de Bronstijd (2000 – 800 v. Chr.) en de Vroege Middeleeuwen (450 – 1050 n. Chr.).4 Zo is er bekend dat er op het paleisterrein en het Kroondomein zich enkele grafheuvels en ijzerkuilen bevinden.5

De begrenzing van dit onderzoek beslaat enkele gebieden rondom Paleis Het Loo. Als fysiek afgebakend onderzoeksgebied is het Paleispark, Achterpark en Prins Hendrik park genomen omdat dit in de kennis- en beleidskaart van de gemeente Apeldoorn als ensemble wordt gezien (wijkletter ZZ13).6 Alle historische ontwikkelingen met betrekking tot het paleis hebben zich op dit terrein afgespeeld (fig. 2).

Als startpunt wordt het paleis met daarbij behorende formele tuinen genomen. In deze context zijn enkele archeologische onderzoeken uitgevoerd, daarom wordt dit als

microniveau vastgesteld. Direct aansluitend aan het paleis met de tuinen bevindt zich het landschappelijke paleispark, waar onder andere het Oude Loo is gesitueerd. Het Oude Loo is een kasteel dat grofweg 300 meter ten noordwesten van het paleis ligt. Het is belangrijk om te noteren dat onder deze voorgaande gebieden zich de Loosche enk, een

landbouwareaal, bevindt. Deze enk is vanaf de Late Middeleeuwen ontstaan (waarschijnlijk al voor de bouw van het Oude Loo) en strekt zich uit van enkele delen van het paleispark tot aan de wijk Het Loo.7 De archeologische onderzoeken en waarden in deze wijk zijn, op een enkele uitzondering na, niet meegenomen in het onderzoek omdat deze geen directe verbinding hebben met de archeologische vondsten in de paleistuinen en het park. Dit gebied wordt tot het mesoniveau gerekend.

Wat tevens als mesoniveau gerekend wordt zijn de archeologische onderzoeken en waarden in de wijdere landschappelijke context van de Veluwe die een directe relatie hebben met Het Loo. Hieronder vallen bijvoorbeeld het sprengen- en leidingensysteem die de fonteinen van Het Loo van water voorzagen. Op macroniveau zal onderzocht worden welke

tuinarcheologische onderzoeken uitgevoerd zijn in Nederland en wat de huidige kennisstand van tuinarcheologie in Nederland is, met een kleine uitweiding naar internationaal onderzoek.

3 Van Doesburg et al. 2015, 4.

4 In fig. 1 is een overzicht van alle archeologische periodes weergeven.

5 Gemeente Apeldoorn 2015.

6 Idem 2015.

(14)

Apeldoorn

(15)

Het is de wens van de gemeente Apeldoorn dat dit rapport wordt verwerkt tot een SAGA-rapport. In de SAGA-rapporten publiceert de Sectie Archeologie van de gemeente Apeldoorn haar archeologisch onderzoek of wordt ruimte gegeven aan ander relevant onderzoek. De gepubliceerde SAGA-rapporten zijn online te bezichtigen.8

1.3 Probleem- en doelstelling van het onderzoek

De archeologische vondsten en vastgestelde cultuurhistorische waarden die destijds zijn aangetroffen op het terrein van Paleis Het Loo worden met behulp van de huidige stand van kennis nader onderzocht en herzien waar nodig. In enkele gevallen, zoals bij het

reconstrueren van de Paleistuinen in de jaren ’80, werden de archeologische vondsten vooral gezien als ‘bijproduct’ van de werkzaamheden. Het doel van dit onderzoek is om dit bijproduct om te zetten naar een hoofdproduct. Met behulp van archeologische gegevens, materiaalstudies, historische bronnen en literatuur worden de bevindingen van het verleden getoetst en waar mogelijk aangevuld met nieuwe inzichten. Tot slot was er de vraag vanuit de gemeente om de bevindingen in kaart te brengen. De nieuwe bevindingen zijn ingevoerd in de archeologische kenniskaart van de gemeente Apeldoorn, om een gedetailleerder beeld te geven van de archeologische onderzoeken rondom Paleis Het Loo. Dit is later verwerkt in de archeologische kennis- en beleidskaart en er is een advies opgesteld.9

Het onderzoek is benaderd op verschillende niveaus zoals omschreven in de vorige

paragraaf, namelijk op micro-, meso-, en macroniveau. De overkoepelende hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt:

“Wat kunnen de archeologische resten die in het verleden zijn aangetroffen rondom Paleis Het Loo bijdragen aan de huidige kennis van de ontwikkelingsgeschiedenis van het Paleis, en de Tuinen, het Paleispark en Kroondomein Het Loo voor het archeologisch beleid van de gemeente Apeldoorn in dit onderzoeksgebied?”

De deelvragen zullen hieronder gepresenteerd worden op micro-, meso- en macroniveau: Microniveau

1. Welke archeologische onderzoeken en vondsten zijn er gedaan op het terrein van Paleis Het Loo?

2. Wat is er in archiefstukken en/of historische gegevens over dit onderwerp te vinden? 3. Welke ontwikkelingen en/of aanpassingen van het Paleis, de tuinen en het

Kroondomein zijn er archeologisch te reconstrueren? 4. Hoe verliep het verval van het Paleis en de Tuinen?

5. Op welke wijze zijn de Tuinen met fonteinen en waterwerken tijdens de renovatie van Paleis Het Loo gereconstrueerd?

6. Op welke wijze zijn de reconstructies van de fonteinen en waterwerken en de tuinaanleg archeologisch te onderbouwen?

7. Welk advies kan gegeven worden t.o.v. het archeologische beleid zodra er nieuwe reconstructies plaatsvinden op basis van archeologische vondsten?

Mesoniveau

8 archieven.coda-apeldoorn.nl, geraadpleegd 15/02/2018. 9 Gemeente Apeldoorn 2015.

(16)

16 8. Welke archeologische onderzoeken en vondsten zijn er gedaan in de wijdere context

van de Veluwe met betrekking tot Paleis Het Loo?

9. Wat is de relatie tussen de waterwerken in de tuinen van Het Loo en het landschap in de omgeving?

Macroniveau

10. Welke archeologische onderzoeken zijn er uitgevoerd in andere tuinen van landgoederen in Nederland en het buitenland?

11. Op welke manier is kennis verworven uit archeologisch onderzoek bij de renovatie van tuinen en landgoederen in Nederland en het buitenland?

12. Wat kan het archeologisch onderzoek in de tuinen van Paleis Het Loo toevoegen aan het kennisniveau van tuinarcheologie?

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de onderzoeksmethoden van deze scriptie besproken, daarna wordt de landschappelijke en archeologische context van het onderzoeksgebied uitgelicht. Om de geschiedenis van het Oude Loo, het Paleis en de omgeving duidelijk te maken wordt dit in hoofdstuk 4 besproken. Daarna wordt in hoofdstuk 5 het archeologisch onderzoek van het Oude Loo uitgelicht, in hoofdstuk 6 het onderzoek in de paleistuinen en in hoofdstuk 7 het onderzoek naar de reposoirs. In hoofdstuk 8 worden nieuwe archeologische elementen verklaard en een beschrijving gegeven van de nieuwe archeologische kennis- en beleidskaart van het onderzoeksgebied. In hoofdstuk 9 wordt er gekeken naar

archeologische onderzoeken op de Veluwe met betrekking tot Het Loo en in hoofdstuk 10 de rol van tuinarcheologie op (inter)nationaal niveau. Er wordt afgesloten met de discussie, conclusie, aanbevelingen en bronvermeldingen.

In dit document wordt veel gebruik gemaakt van archeologische- en cultuurhistorische termen die niet voor iedereen direct duidelijk zullen zijn. Daarom is er op pagina 133 (link)

een verklarende afkortingen- en woordenlijst toegevoegd. De locatie van de in de tekst genoemde geografische elementen zijn te vinden op de kaart van fig. 13. De locatie van de in de tekst genoemde paleiselementen zoals het bassecour en de Koningsfontein zijn te vinden op de kaart van fig. 18.

(17)

17

2. Onderzoeksmethoden

Om de hoofdvraag en de deelvragen te beantwoorden zijn er verschillende

onderzoeksmethoden toegepast. In dit hoofdstuk worden deze beschreven, er is per onderzoeksmethode aangegeven welke deelvragen hiermee beantwoord kunnen worden. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de toegepaste onderzoeksmethode. 2.1 Literatuuronderzoek

Voor alle deelonderzoeksvragen, met uitzondering van deelvraag 8, is gebruikt gemaakt van literatuuronderzoek. In zowel de Vroegmoderne tijd als in meer hedendaagse publicaties is het paleis en de omgeving uitgebreid beschreven. De literatuur is verkregen via verschillende bronnen, namelijk via contactpersonen, bibliotheken en archieven.

Ten eerste heeft de gemeente Apeldoorn een scala aan informatie die verzameld is tijdens de opgravingen van de reposoirs aan het achtereinde van de paleistuinen in 2003 tot 2008. Dit onderzoek zal besproken worden in hoofdstuk 7 in deze scriptie en heeft als hoofdbron het rapport van Maarten Wispelwey, destijds gemeentelijk archeoloog van Apeldoorn.10 Tijdens het voorgaande bureauonderzoek is er veel aanvullende achtergrondliteratuur verzameld wat ondersteuning heeft kunnen geven aan dit onderzoek. Voor het

beantwoorden van de deelvragen over archeologische onderzoeken op de Veluwe met betrekking tot Paleis Het Loo kon in de (online) bibliotheek van de gemeente literatuur gevonden worden. Zo staat het onderzoek naar de baksteenovens in 2003 en 2004 beschreven in het SAGA rapport Goud van Oud.11

Ten tweede zijn enkele (voormalige) medewerkers van Paleis Het Loo erg behulpzaam geweest in het verschaffen van literatuur en/of literatuurverwijzingen. Sinds de oprichting van het Museum Paleis Het Loo zijn er enkele publicaties verschenen over restauratieprojecten van Het Loo waar archeologie ook een rol speelde. Zo is er bijvoorbeeld in 2002 een publicatie uitgebracht over de restauratie van Het Loo en de tuinen door de heer

Vliegenthart, voormalig directeur van het museum.12 Daarnaast zijn er archiefstukken of een verwijzing daarvan verleend door de heer Ummels over gebeurtenissen op het terrein van Het Loo, uiteenlopend van het ontstaan van het Oude Loo (circa het midden van de 15e eeuw) tot het heden.13

Ten derde zijn er bibliotheken, archieven en online databanken geraadpleegd. De bedoeling was hier de opgravingsrapporten van de ROB, betrokken bij onder andere de opgravingen van het Oude Loo in 1971-1972 en de reconstructie van de tuinen in de jaren ’80, te vinden. Dit bleek uiteindelijk niet aanwezig. Gezien de ouderdom van de projecten was het ten tijde niet gebruikelijk om de rapporten digitaal op te slaan. De officiële rapporten zijn daarom of verloren, onvindbaar of nooit geschreven. Het is bekend dat de opgravingen bij het Oude Loo in 1971-1972, uitgevoerd door kastelendeskundige J.G.N. Renaud, nooit gepubliceerd zijn.14 Wel is er aanvullende informatie gevonden via tijdschriften, jaaroverzichten en

naslagwerken. De opgravingen tijdens de reconstructie van de tuinen in de jaren ’80 door de

10 Bloemink/Wispelwey 2005. 11 Nieuwenhuize 2014, 56. 12 Vliegenthart 2002. 13 Ummels 2017. 14 Hermans 2016, 19.

(18)

18 NJBG zijn kort omschreven in hun tijdschrift de Fibula.15 De opgraving bij het Oude Loo in

1971-1972 komt wel langs in het ROB jaaroverzicht van die jaren.16 De online databanken gaven vooral aanvullende informatie voor de beantwoording van deelvragen op macro niveau. Met name (inter)nationale onderzoeken en methoden en technieken van tuinarcheologie worden besproken in recente binnen- en buitenlandse publicaties. Een voorbeeld hiervan is een publicatie over tuinarcheologie in Vlaanderen.17 De resultaten van deze publicaties zullen vergeleken worden met de tuinarcheologische bevinding en situatie van Het Loo.

Voor het beantwoorden van deelvraag 2, 3, 4, 8 en 9 is er naast literatuur- en

archiefonderzoek gebruikt gemaakt van enkele kaarten. Deze kaarten geven een beeld van de landschappelijke context waarin Paleis Het Loo zich bevindt, alsmede de archeologische context. Hiervoor is gebruik gemaakt van bijvoorbeeld de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK).18 Deze kaarten zijn geïntegreerd en verbeterd in de kenniskaart van de SAGA. Daarnaast zijn er via de

gemeente en het Paleis historische kaarten geraadpleegd. Om ontstaan van het landschap te begrijpen zijn de publicaties van Van Zijverden/De Moor 201419 en Vervloet 201020 geraadpleegd.

2.2 Materiaalonderzoek

Voor het beantwoorden van deelvragen 1, 3 en 4 is materiaalonderzoek uitgevoerd. Museum Paleis Het Loo heeft eind 2017 voor onderzoek een aantal vondsten tijdelijk overgedragen aan de gemeente Apeldoorn. Het grootste deel van deze vondsten komt van de reconstructie van de tuinen in de jaren ’80 en heeft een zeer beperkte archeologische context. Hierdoor is gekozen voor een basale inventarisatie en determinatie van de vondsten op basis van het Deventer systeem.21 Gezien het missen van een gesloten context is er niet gekozen voor determinatie per scherf, maar per aardewerksoort of andere categorie. Kruisdateren zonder een gesloten context is namelijk niet mogelijk en zal niet meer informatie opleveren. Dit zal verder besproken worden in hoofdstuk 6. Aangezien deze archeologische vondsten gedaan zijn in de tuin, rondom de tuinelementen zoals fonteinen en beelden, kunnen deze een beeld geven over de ontwikkelingsgeschiedenis van de tuin. Deze vondsten zijn in een Microsoft Access database ingevoerd, die als bijlage II te vinden is bij dit rapport.

Van het onderzoek op het Oude Loo is er vondstmateriaal aanwezig in het Provinciaal Depot van Bodemvondsten (PDB) te Nijmegen. Hier was slechts een enkele doos met

aardewerkscherven aanwezig, maar wel met een duidelijke context. In hoofdstuk 5 zal er een link gelegd worden tussen deze vondsten en de ontwikkelingsgeschiedenis van het Oude Loo.

2.3 Gebruik van GIS systemen en databases

Voor het beantwoorden van deelvraag 7 moest er een kennis- en beleidskaart worden gemaakt van het Paleisterrein in een GIS programma. Het programma dat hiervoor is 15 Boverhoff 1979a, 22. 16 Renaud/Janssen 1972, 37 – 38. 17 Bellens et al. 2013. 18 Archeologieinnederland.nl, geraadpleegd 14/02/2018. 19 De Moor/Van Zijverden 2014. 20 Vervloet 2010. 21 Bartels et al. 1999.

(19)

19 gekozen is QGis versie 3.0.2. De verschillende lagen zijn aangemaakt als shapefile (.shp)

zodat deze ook met andere programma’s te openen zijn. Het is belangrijk om te melden dat deze kennis- en beleidskaart binnen het stramien van de huidige kennis- en beleidskaart van de gemeente Apeldoorn geplaatst is.22 De huidige kennis- en beleidskaart is te vinden op de website van de gemeente Apeldoorn, in een ArcGis online applicatie.23

Zoals al vermeld zijn de vondsten van de tuinreconstructie in de jaren ’80 na determinatie ingevoerd in een Acces 2016 database.

2.4 Gesprekken met (voormalige) medewerkers van Museum Paleis Het Loo

Een belangrijk thema binnen dit onderzoek zijn de begraven bouwhistorische elementen die zich verspreid over het paleisterrein bevinden. Om deze een positie te geven binnen het archeologisch beleid van de gemeente Apeldoorn is het van belang deze te lokaliseren en af te bakenen. Dit is van belang mochten er toekomstige bodemingrepen plaatsvinden. Op een aantal archiefverwijzingen na worden deze elementen niet genoemd in literatuur. Daarom is er gekozen om kundige (ex-)medewerkers van Museum Paleis Het Loo te ondervragen. De medewerkers die bijvoorbeeld ondervraagd werden zijn de heer Renting (archivaris), de heer Ummels (oud-documentalist) en de heer Zieleman (hoofd tuindienst). Zij zijn zeer bekend met het Paleisterrein en hebben eerstehands ingrepen meegemaakt waarbij dit soort elementen aan het licht kwamen.

Het is belangrijk om te vermelden dat deze gesprekken geen onderzoek betreffen in de vorm van enquêtes met kwantitieve gegevens, maar om het verkrijgen van informatie van

betrokken individuen tijdens verschillende werkzaamheden (kwalitatieve interviews). Het doel is om meer gegevens te verkrijgen dan op papier zijn gezet. Deze onderzoeksmethode heeft betrekking tot deelvraag 1, 2, 4, 5, 7 en 8.

22 Gemeente Apeldoorn 2015.

(20)

20

3. Landschappelijke en archeologische context

3.1 Landschappelijke context Paleis Het Loo 3.1.1 Paleogeografie

Apeldoorn en Paleis Het Loo zijn onderdeel van de centrale en oostelijke zandgronden. Deze strekken zich uit van de Utrechtse Heuvelrug in het meest westelijke gedeelte, via de hoge stuwwallen van de Veluwe naar de meest oostelijke stuwwallen nabij Salland en in Twente. Tussen deze hoogtes bevinden zich enkele laagten, waarbij bijvoorbeeld de stad Apeldoorn geflankeerd wordt door de Gelderse Vallei. Het complete onderzoeksgebied ligt op de aflopende flank van zo’n stuwwal. Binnen deze zandgronden zijn op geologisch-bodemkundig gebied verschillen waarneembaar.24

De paleogeografische situatie van de Veluwe heeft in vergelijking met bijvoorbeeld de rivier- en zeekleigebieden geen grote veranderingen gekend na het ontstaan daarvan (fig. 4) De geologische periode waarin de stuwwallen en zandgronden zijn ontstaan is het Pleistoceen (een geologische tijdschaal van 2,6 miljoen jaar geleden tot ongeveer 10.000 jaar geleden). In deze periode speelden landijs en wind grote rollen in het vormen van de gronden zoals we die vandaag de dag kennen.25 Het klimaat tijdens het Pleistoceen werd gedomineerd door glacialen en interglacialen (de ijstijden). Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien ongeveer 370.000 jaar geleden, bereikte een zeer grote ijskap Nederland tot een maximale grens ter hoogte van de lijn Haarlem – Utrecht – Nijmegen.26 Dit betekende dat het gebied waar zich nu Paleis Het Loo bevindt compleet overdekt werd door deze ijskap. Deze glaciale periode zorgde voor ingrijpende veranderingen in het landschap. De oudere fluviatiele (ofwel rivier-) afzettingen van de Rijn en enkele Baltische rivieren werden door de immense kracht van het ijs opgestuwd tot grote heuvels, beter bekend als de stuwwallen. De stuwwallen worden doorsneden door vele droogdalen. De hoogste en langste stuwwal is die van de oostelijke Veluwe. Deze heeft een lengte van meer dan 50 kilometer en is op sommige plekken bijna 100 meter hoog (fig. 3 en 4). Direct ten oosten hiervan liggen Apeldoorn en Paleis Het Loo.27 In het Weichselien, de laatste ijstijd van 116.000 tot 11.700 jaar geleden, heerste er in

Nederland een poolklimaat. Door de harde winden die in deze tijd vrij spel hadden werd opgewaaid dekzand in Nederland afgezet. Tussen de stuwwallen liggen vlakkere gebieden met dekzand aan het oppervlak. Op de stuwwallen werd minder zand afgezet vanwege de hogere ligging, met uitzondering van enkele landduinen.28

24 Vervloet 2010, 151. 25 De Moor/Van Zijverden 2014, 37. 26 Idem 2014, 42. 27 Idem 2014, 43 – 45. 28 Idem 2014, 48 – 50.

(21)

21

Figuur 3: Verschil in hoogte in het onderzoeksgebied met hoogteprofiel. De gele stip is de locatie van het paleis.29

3.1.2 Cultuurlandschap

Het gebied rond Paleis Het Loo kenmerkt zich door deze stuwwalgronden met veel grind en enig dekzand. Na het eind van de ijstijden raakt het gebied grotendeels bebost en nam de menselijke activiteit toe. Vanaf de Vroege Middeleeuwen (450 n. Chr.) werd het gebied systematisch ontbost voor verschillende doeleinden, als gevolg hiervan veranderde het terrein van bos in heide en stuifzanden. Op oude prenten en kaarten van Paleis Het Loo, vooral uit de 17e eeuw, is dit heide- en stuifzandgebied soms waar te nemen op de achtergrond (fig. 5). Vanaf de 19e eeuw is er op zeer grote schaal initiatief genomen door particulieren en later de Nederlandsche Heidemaatschappij om de Veluwe weer grotendeels te bebossen. Dit werd gedaan om zandverstuivingen tegen te gaan en om de Nederlandse mijnbouw te voorzien van hout door middel van gecontroleerde houtkap.30

3.1.3 Bodem

Om landbouw mogelijk te maken op deze voedingsarme zandgronden is er vanaf de Late Middeleeuwen gebruik gemaakt van grootschalig bemesten. De bodems die hierdoor ontstaan zijn vallen onder de bodemcategorie enkeerdgronden. Dit is bijvoorbeeld de ondergrond van de Loosche Enk. In de middelmatig arme zandgebieden (met enig leem in de ondergrond aanwezig) zijn er holt- en veldpodzolgronden te vinden. De meest arme dekzandgronden bestaan uit haarpodzolgronden. Al deze bodemsoorten bevinden zich op geringe diepte, normaal gesproken zo rond de 0 tot 1,5 meter beneden maaiveld. De ontstane grondlaag door de bemesting, ook wel de cultuurlaag of plaggendek genoemd, varieert van dikte aan de hand van bewoningsintensiteit en -continuïteit. In de

stuifzandgebieden is nauwelijks bodemvorming waargenomen, aangezien bewoning of

29 Ahn.arcgisonline.nl, geraadpleegd 22/02/2018. 30 Arnold et al.. 1993, 13 – 15.

(22)

22 landbouw hier niet gunstig was.31 In figuur 6 is de bodemkaart van het onderzoeksgebied

weergeven.

(23)
(24)

Figuur 5: Prent van Peter Schenk in het boek Conspectus Novi Praetori Loo (circa 1692) van Jacob Roman, blik op de zand- en heidegronden achter de Paleistuinen vanaf het dak van het

rechterpaviljoen (boven), onder een overzichtsprent van het gehele paleis met blik op de zand- en heidegronden en spaarzame bossen.32

(25)

Figuur 6: Bodemkaart onderzoeksgebied, het paleis is aangegeven met de gele stip.

(26)

3.2 Archeologische context Paleis Het Loo 3.2.1 Bewoning op de zandgronden

Het is bekend dat er vanaf de laatste fase van het Laat-Paleolithicum (circa 14.500 v. Chr.) mensen in het Veluws gebied voorkwamen. Vuurstenen artefacten van rondtrekkende jagers en verzamelaars zijn op verschillende locaties gevonden. De invloed van de mens op het landschap begon pas echt toe te nemen met de komst van de boeren in het

Vroeg-Neolithicum, in dit gebied ongeveer vanaf 4200 v. Chr. Deze boeren waren de eerste die het land cultiveerden om het geschikt te maken voor landbouw. Door middel van het opwerpen van mest werden de zandgronden vruchtbaar gemaakt voor het verbouwen van gewassen. Om deze plaggen te verzamelen werden er schapen geweid op de heidegronden, om vervolgens het geproduceerde mest los te steken en over de akkers te verspreiden. De bossen werden gebruikt om varkens te weiden. Dit systeem zette zich steeds systematischer door tot in de 19e eeuw. Met intrede van het kunstmest verdween dit systeem en daarnaast het massaal houden van schapen als belangrijk onderdeel van het systeem.33

Deze plaggendekken of cultuurlagen werden in de loop der eeuwen steeds dikker en wijdverspreider. Vanaf de Volle en Late Middeleeuwen (1050 – 1500 n. Chr.) ontstonden grote aaneengesloten bouwlandcomplexen met deze plaggendekken, ook wel essen of enkeerdgronden genoemd (fig. 8).34 De Loosche Enk is hier een voorbeeld van. Deze enken kenden een centraal punt van bewoning en in de buurt was meestal een dorpskern

aanwezig. Al stond de Loosche Enk los van de oude dorpskern van Apeldoorn (de Enk behoorde tot het Buurtschap Het Loo) was het oude Apeldoorn wel het centrum waar een kerk aanwezig was (de voormalige Mariakerk op het Raadhuisplein) en diende als knooppunt voor handelsverbindingen die over de gehele Veluwe liepen. De eerste keer dat Apeldoorn in een akte (in de Codex Laureshamensis; een schenkingsakte) wordt genoemd is in 793, waarin de gronden, hoeven en boerderijen worden geschonken door Walter en Richlinde uit Nijmegen aan het klooster te Lorch (fig. 7).35 Het bevolkingsaantal van de Veluwe in deze periode was hoogstwaarschijnlijk erg laag voor moderne standaarden, het inwoneraantal in de 7e eeuw wordt geschat op nauwelijks 2000.36

Figuur 7: Schenking van Apeldoornse gronden door Walter en Richlinde uit Nijmegen aan het klooster te Lorch, in de Codex Laureshamensis uit 793.37

33 Vervloet 2010, 136 – 145. 34 Idem 2010, 140-141. 35 Arnold et al. 1993, 19 – 21. 36 Heidinga 1987, 171 – 173, n. 33. 37 Arnold et al. 1993, 10 en 36.

(27)

27

Figuur 8: Locaties enken binnen de gemeente Apeldoorn.

Het toponiem ‘-Loo’ of ‘-Lo’ is te herleiden tot deze Vroege Middeleeuwen. Vóór het verlies van het bos in de latere middeleeuwen ontstaan er vele gehuchten of plaatsen die -Lo in hun naam hebben. Een -Lo verwijst waarschijnlijk naar een open plek in het bos.38 Voor de grootschalige boskap die plaatsvond in de latere Middeleeuwen moet daarom de Loosche Enk, met enkele houten boerderijen of een gehucht, ontstaan zijn nabij een open stuk bos. Hier werd later kasteel het Oude Loo en Paleis Het Loo gebouwd. Na het verdwijnen van de bossen grensde dit gebied direct aan de heide- en stuifzandgronden. Dit gedeelte van Apeldoorn viel onder de mark van Noord-Apeldoorn of Het Loo. Een mark of Marca (zoals Marca Appoldoro in de akte) was een middeleeuws collectief van grotere boeren die

gezamenlijk het beheer en gebruik van hun gemeenschappelijke gronden reguleerden. Rond het begin van de 15e eeuw kwam het gebied rondom het huidige Paleis Het Loo in handen van de Hertog van Gelre. De Hertog schonk dit al snel aan zijn nieuw aangestelde

rentmeester Udo Talholt.39 Deze gebeurtenis was het begin van de ontwikkeling van het paleis, de tuinen en het park.

Een van de meest prominente elementen in het Paleispark zijn de sprengen en beken. De sprengen zijn in twee systemen in te delen; de Oude Sprengen en de Nieuwe Sprengen (met o.a. de Paraplu- en Concordia sprengen). Dit zijn gegraven waterlopen aangelegd rond, respectievelijk, 1517 en 1685 om molens en later de fonteinen van water te voorzien.40 Het gebruik van de sprengen zal besproken worden in paragraaf 3.2.4. Naarmate men meer oostelijk gaat in het park, zal het landschap steeds hoger gelegen zijn. Hier begint de

38 Arnold et al. 1993, 13. 39 Idem 1993, 45 – 46. 40 Menke et al. 2007, 92.

(28)

28 stuwwal van de Veluwe in hoogte toe te nemen en zal het landschap zich afwisselen met

droogdalen, dalhellingen en stuwwalglooiingen.41

Figuur 9: Sprengen, beken en leidingen rond Apeldoorn afgebeeld op een detail van de Caert van de

Limitten van de hooge Heerlijckheid Het Loo door Leenen in 1748. Het paleis bevindt zich op de rode

stip.

3.2.2 Archeologische Rijksmonumenten

In het onderzoeksgebied zijn vijf archeologische Rijksmonumenten te vinden. Deze vijf monumenten zijn allen grafheuvels en dateren uit de late prehistorie (grofweg tussen het Laat-Neolithicum en de IJzertijd (3.000 – 12 v. Chr.). Deze grafheuvels zijn door de RCE benoemd tot monument van zeer hoge archeologische waarde (een zogenaamd AMK terrein). De heuvel zelf is in veel gevallen beschermd erfgoed, evenals een strook van 10 meter rondom gemeten vanaf de voet van de heuvel. De monumenten en exacte locatie staan beschreven in de onderstaande tabel.

Monumentnr. Omschrijving Status Datering X/Y Coördinaat

45256 Grafheuvel Beschermd Laat-Neolithicum - IJzertijd

190860 – 472057 (Grovenstinsbank) 45195 Grafheuvel Beschermd Laat-Neolithicum

- IJzertijd

191751 – 472623 (Park Paleis Het Loo, Achterpad) 45184 Grafheuvel Gedeeltelijk beschermd Laat-Neolithicum - IJzertijd 192125 – 473516 (Prins Hendrikpark) 45183 Grafheuvel Beschermd Laat-Neolithicum

- IJzertijd

191819 – 473803 (Wiesselsche Weg) 45196 Grafheuvel Beschermd Laat-Neolithicum

- IJzertijd

191760 - 473891 (Wiesselsche Weg) Tabel 1: Archeologische Rijksmonumenten binnen het onderzoeksgebied.42 en 43

41 Gemeente Apeldoorn 2015.

42 Archeologieinnederland.nl/amk-en-ikaw, geraadpleegd 01/03/2018. 43 Cultureelerfgoed.nl/monumenten, geraadpleegd 01/03/2018.

(29)

29 Direct buiten het onderzoeksgebied bevinden zich veel meer Rijks- en Archeologische

monumenten, voornamelijk grafheuvels en Celtic Fields. Het is duidelijk dat het gebied van de Veluwe aansluitend op het Paleispark in de prehistorie intensief gebruikt werd.

3.2.3 Archeologische waarden en de kennis/beleidskaart

De archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied wisselen zich sterk af. De archeologische (verwachte) waarden staan afgebeeld op de Indicatieve Kaart

Archeologische Waarden (IKAW) van de gemeente Apeldoorn.44 Deze is gedetailleerder dan de landelijke IKAW.45

De gemeente Apeldoorn onderscheidt zes archeologische categorieën (tabel 2). Categorie 1 t/m 3 zijn terreinen met archeologische waarden, categorie 4 t/m 6 zijn zones met

archeologische verwachtingen. Aan deze categorieën zit een beleidsmatige verplichting tot bodemonderzoek vast. Hoe hoger de archeologische categorie hoe minder bodemingrepen er mogen plaatsvinden in dat specifieke gebied. De verwachtingszones zijn gebaseerd op de bodemsoorten waarop zij zich bevinden. In het geval van de Loosche Enk is de

archeologische verwachting hoog, aangezien hier eeuwenlang al menselijke bewoning plaatsvindt. De huidige opgraving op het Bassecour (het voorplein) van Paleis Het Loo is hier een goed voorbeeld van. Op dit kleine areaal zijn archeologische resten gevonden vanaf de Vroege-Bronstijd (2.000 v. Chr.) tot en met de Nieuwe Tijd.46/47 Dit Bassecour ligt

gecentreerd op de Loosche Enk. Naar verwachting is het zeer goed mogelijk dat dit soort resten te vinden zijn over de gehele enk, rekening houdend met waar de (pre)historische bewoningskern zich bevindt. De dikke esdekken hebben als soort beschermlaag gediend zodat tijdens het ploegen het archeologisch vlak niet is geraakt. De middelhoge- en lage verwachtingen zijn vooral te vinden op armere zandgronden met minimale of geen esdekvorming zoals haarpodzolgronden. Op deze gronden hebben zich vaak activiteiten verbonden aan bosbouw voltrokken, wat een aanslag op de intactheid van de bodem is geweest. Het archeologische vlak is hierbij vaak verstoord.48

Categorie Beschrijving Voorbeelden

Categorie 1 Terreinen met monumentale archeologische waarden

Erkende monumenten door de RCE

Categorie 2 Terreinen met vastgestelde archeologische waarden. Bij bodemingrepen vanaf 50 m2 en

dieper dan 35 centimeter is er archeologisch onderzoek nodig.

Grafheuvels, ijzerkuilen en (voormalige) watermolens

Categorie 3 Terreinen met archeologische waarden. Bij bodemingrepen vanaf 100 m2 en dieper dan 35

centimeter is er archeologisch onderzoek nodig.

Enken

Categorie 4 Zones met een (middel)hoge archeologische verwachting. Bij bodemingrepen vanaf 500 m2 Holt- en Veldpodzolgronden 44 Gemeente Apeldoorn 2015. 45 Archeologieinnederland.nl/amk-en-ikaw, geraadpleegd 01/03/2018. 46 Ad.nl/binnenland, geraadpleegd 03/03/2018. 47 Schabbink 2018, 6 – 7. 48 Heeringen et al. 2014, 20 – 23.

(30)

30

en dieper dan 35 centimeter is er archeologisch onderzoek nodig.

Categorie 5 Zones met een lage

archeologische verwachting. Bij bodemingrepen vanaf 2500 m2

en dieper dan 35 centimeter is er archeologisch onderzoek nodig.

Haarpodzolgronden, gebieden met bosbouwactiviteiten

Categorie 6 Zones met geen

archeologische verwachting. Alle bodemingrepen zijn mogelijk.

Complete verstoring door afgravingen e.d.

Tabel 2: De categorieën met beschrijvingen en voorbeelden.49

Binnen het onderzoeksgebied bevinden zich enkele gebieden met veel ijzerkuilen. In de Romeinse tijd (0 – 450 n. Chr.) werd er vooral moerasijzererts gebruikt om ijzeren voorwerpen te vervaardigden. In de Vroege Middeleeuwen wordt de zogenoemde

klappersteen als nieuw soort grondstof voor ijzerproductie ontdekt. Deze klapperstenen zijn een vorm van ijzererts. Klapperstenen komen van nature voor als concentraties in de bodem van iets jongere fasen van de stuwwal. De stenen zijn waarschijnlijk ontstaan toen het klimaat vochtiger werd aan het eind van het Weichselien. De steen heeft zijn naam te danken aan de kern van klei, silt of sideriet, dat bij droging los in de huls van ijzererts ‘klappert’. Klapperstenen werden door grootschalige ontgravingen gewonnen. Zo zijn er in het onderzoeksgebied bij Het Loo ongeveer negen locaties van afgravingen bekend (zie fig. 13). In de Vroege Middeleeuwen (de Karolingische periode) nam de vraag naar ijzer voor het smeden van gebruiksvoorwerpen en/of wapens exponentieel toe. Dit is in het bodemarchief te zien als tientallen sites op de Veluwe waar resten van de ijzerproductie gevonden zijn. Om de schaal van deze massaproductie duidelijk te maken is het van belang om het voorbeeld van de ijzerslakkenhoop in het Orderbos bij Apeldoorn erbij te betrekken. Slak is een afvalproduct in het ijzerproductieproces. In dit proces worden de klapperstenen omgezet in ruw ijzer door te smelten, hierbij wordt grofweg de helft ruw ijzer en de helft slak

geproduceerd. Deze hoop heeft een geschat gewicht van 620 ton, wat betekent dat er naar schatting ongeveer 325 ton ruw ijzer is geproduceerd. Om dit smeltproces te voltooien moet er een enorme hoeveelheid houtskool gebruikt worden als brandmateriaal. Het houtskool werd geproduceerd in zogenoemde houtskoolmeilers waarbij hout werd verbrand tot houtskool. Het proces om de klapperstenen en het hout te verkrijgen voor de massale ijzerproductie moet een grote invloed hebben gehad op het Veluwse landschap. Het feit dat wordt vastgesteld in de vorige paragraaf over het langzaam verdwijnen van de Veluwse bossen vanaf de Vroege Middeleeuwen, kan wel eens als (deel)oorzaak de houtvoorziening voor de ijzerindustrie hebben.50

In de nabijheid van de ijzerkuilen zijn in het onderzoeksgebied vele karrensporen te herkennen. Deze sporen zijn mogelijk ontstaan vanaf de prehistorie, maar werden steeds meer gebruikt vanaf de Late Middeleeuwen als routes naar de enken vanaf de weidegronden voor de schapen en als transportroutes voor handel.51 Op de grond zijn de sporen nauwelijks waar te nemen, maar op LIDAR foto’s en de hillshade kaart van het Algemeen

Hoogtebestand Nederland (AHN) wel (fig. 10).52

49 Heeringen et al. 2014, 7. 50 Idem 2014, 14 – 20.

51 Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed 2012, 2 – 5. 52 Ahn.arcgisonline.nl, geraadpleegd 06/03/2018.

(31)

31

Figuur 10: Voorbeelden van archeologische elementen op de AHN hillshade kaart 2.0, v.l.n.r.: Grafheuvels, ijzerkuilen en karrensporen.

In het onderzoeksgebied stonden vroeger drie molens verspreid over de beken en sprengen. Direct ten noordwesten van het Oude Loo lag een korenmolen, ten noordoosten een olie- en later een papiermolen en verder ten noordoosten nog een papiermolen (fig. 11).53

Jagermeester Johan Bentinck van het Oude Loo kreeg in 1517 een vergunning om een korenmolen, olie- of volmolen (voor het bewerken van wol) of alle drie tegelijk aan te leggen. De korenmolen is waarschijnlijk direct rond deze tijd gebouwd. Tijdens de koop van

Stadhouder Willem III wordt de korenmolen genoemd, met als locatie de huidige Hoge Vijver. De molen werd gevoed uit de ‘Oude Sprengen’. Deze zijn aangelegd rond de tijd van de vergunning om de molens te voorzien van water.54 Mogelijk zijn de Oude Sprengen al rond 1450 aangelegd om de waterhuishouding van het moerassige gebied te reguleren, of om kasteel het Oude Loo van grachtwater te voorzien.55 Op last van de stadhouder werd rond 1685, tijdens de bouw van Het Paleis, de korenmolen afgebroken om de beek te gebruiken voor het toevoer van water voor de fonteinen. Een eind ten oosten van Het Loo, aan de Hoge Kampweg, werd deze molen opnieuw opgebouwd. Deze molen is vandaag de dag nog steeds te zien, maar is in 1920 omgebouwd tot maalderij. Van de oliemolen is bekend dat deze al rond 1629 aanwezig moet zijn, maar ook in 1685 is gesloopt door de Stadhouder. De

53 Gemeente Apeldoorn 2015. 54 Menke et al. 2007, 92.

(32)

32 meest oostelijk gelegen papiermolen, voorheen gelegen aan de Oude Zwolseweg, is rond

1641 gebouwd door de pachter van de beek Evert Toenissen. Deze werd gesloopt rond 1693 voor de watertoevoer van de fonteinen in de Paleistuin. In 1723 werd er een nieuwe molen op deze plek gebouwd. Ook deze molen werd later gesloopt, in 1865 (fig. 12).56en 57 Op de oorspronkelijke locaties van de molens is de kans zeer groot dat er nog

archeologische resten in de bodem te vinden zijn. Een voorbeeld hiervan is de in 2016 opgegraven papiermolen aan de Ugchelseweg in Apeldoorn, waarbij een zeer groot deel van de bakstenen fundamenten van de molen nog in de grond aanwezig bleken te zijn. De molens nabij Het Loo zijn naar verwachting ook uit baksteen opgetrokken.58 Om de waterwerken, fonteinen en vijvertjes in de paleistuinen te voorzien van water werden rond 1685 de Nieuwe Sprengen gegraven. Ook de Oude Sprengen en de Hoge Vijver werden verdiept en aangepast om te voldoen aan de vereiste watertoevoer.59

Figuur 11: Tekening van Moerman midden 20e eeuw; Locaties van de molens in het

onderzoeksgebied aangegeven met rode sterren.

56 Hardonk 1964, 36 – 38.

57 Molendatabase.org, geraadpleegd 08/03/2018. 58 Parlevliet et al. 2016, 16.

(33)

33

Figuur 12: Gravure van W. Hekking Jr. uit 1862 van de papiermolen aan de Zwolseweg, een aantal jaar voor de sloop.

(34)

Oude Sprengen

Nieuwe Sprengen

Veldvijvers Prins

Hendrikvijver

(35)

4. De geschiedenis van het Oude Loo, het Paleis en de Tuinen

“I made an excursion to see the Loo, the famous favourite seat of King William. The whole is a vile country, all heaths and forests, and in the midst of which, stands the palace. It contains nothing, that figures much to an Englishman, who has viewed the fine buildings in his own country. The gardens are, what the Dutch most admire; but they are quite in the old stile’”. - Josheph Marshall 1768, in zijn verslag over Het Loo.60

Dit fragment geschreven door Marshall tijdens zijn rondreis door de Nederlanden geeft een enigszins cynisch beeld van Het Loo in die tijd. Het land is niet aantrekkelijk, de oude tuinstijl (Frans-Classicistisch) spreekt hem niet aan en het paleis zelf is niet imponerend. Voor de Nederlanders zelf is het een ander verhaal. Na een lange tocht over de onherbergzame Veluwe, via de weg tussen Harderwijk en Elburg naar Apeldoorn, doemde vanuit de

linkerooghoek van de reiziger Paleis Het Loo op. Na een reis met alleen maar heidevelden, stuifzanden en gehuchten moet dit een imposant beeld gegeven hebben. Een paleis met de voor die tijd ongekende tuin met waterwerken en fonteinen was een architectonisch en civieltechnisch hoogtepunt in het landschap van Apeldoorn.61

De vraag is waarom Stadhouder Willem III in 1684 besloot om in dit onherbergzame gebied zijn paleis te bouwen en welke veranderingen hier zijn opgetreden in de loop der eeuwen. In dit hoofdstuk zal er daarom gekeken worden naar de bouw- en bewoningsgeschiedenis van het paleisterrein, vanaf het Oude Loo, naar het Paleis en de tuinen tot de meer recente geschiedenis.

4.1 Het Oude Loo

4.1.1 De bouw en de eerste bewoners

De eerste keer dat de naam ‘Loo’, of ‘Loe’ in dit geval, voorkomt in archiefstukken is in het tynsboek van de Hof te Loenen in 1439. Tynsen waren belastingen uit horige goederen die werden opgehaald door zogenoemde rentmeesters die langs alle erven, losse akkers, tuinen, stukjes land en huizen binnen hun administratieve gebied gingen om de belastingen te verzamelen. De rentmeester die in 1432 benoemd werd door de Hertog van Gelre (destijds Arnold van Egmond) met als financiële gebied het Kwartier van de Veluwe, was Udo Talholt. Talholt was van de lagere ambtsadel, maar werkte zich steeds verder op in de gratie van de Hertog van Gelre. Hij had de wens om een eigen bezit te kopen op de Veluwe. Bij een van zijn belastinginningstochten vond hij een Gerrit Noetboom uit Harderwijk die zijn ‘erve int Loe’ wilde verkopen. Dit erf stond ongetwijfeld op of nabij de Loosche enk en beschikte over een open plek in het bos (-lo) waar er vee kon worden geweid. Udo Talholt zag zijn kans schoon en kocht de rechten op voor het gebruik van de gronden. In latere jaren verwierf hij nog meer gronden op de Veluwe en leek zo over een behoorlijk kapitaal te

beschikken. Al is het aannemelijk dat Talholt als eerste bewoner (met de wens tot het stichten van een woning) het Oude Loo gebouwd heeft, is dit niet zeker. De geschiedenis van het jachtslot in de 15e eeuw is onduidelijk, wel is het aannemelijk dat de open, grasrijke

60 Marshall 1773, 205-206. 61 Bierens de Haan et al. 2009, 19.

(36)

36 plek in het bos nabij het erf een aantrekkelijke plek was om een adellijke residentie te

bouwen.62

Het geschatte bouwjaar van het kasteel zou moeten liggen rond het midden van de 15e eeuw, naast Talholt zijn er nog enkele andere eigenaren van de grond die mogelijk het kasteel hebben gebouwd. Dit zijn Gerrit van Ryswijck (gekocht 1463), Aelt Heynesz of Peter van Langenfelt (gekocht 1469). Allen waren aanzienlijke edelmannen in dienst van de Hertog van Gelre. Uit het Archief van de Graven en Hertogen van Gelre is bekend dat het ‘huiss’ vanaf 1475 bewoond werd door ene Heyn Oem, met als eigenaar van het pand Aelt Heynesz en later Peter van Langenfelt. Dit zou moeten betekenen dat de eerste versie van het kasteel er zeker toen al gestaan moet hebben. In een passage uit 1469 in het tynsboek van Loenen wordt namelijk ‘dear huiss ende hof op staet te Noirt Apeldoern’ genoemd als bezitting van Peter van Langenfelt en werd geschat op een grootte van één morgen. Na Peter van

Langenfelt wordt Hendrik Bentinck in 1487 eigenaar van al de goederen op Het Loo, waarna er een goed te volgen periode van bewoningsgeschiedenis op het kasteel begint.63 Het kasteel bestaat tot deze tijd uit een vierkante woontoren, een poortgebouw, mogelijk

vierkante weermuren en nog een onbepaald rechthoekig gebouw op het binnenhof. Over de chronologie van deze bouwwerken en de omzet naar het jachtslot dat we vandaag de dag kennen is nog veel onzekerheid. Hierbij moet gekeken worden naar de bouwhistorische gegevens en archeologische vondsten. Dit zal ter sprake komen in hoofdstuk 5.64 4.1.2 De Bentincks en hun opvolgers

Vanaf 1487 wordt het adellijke geslacht van de Bentincks de nieuwe eigenaar van het Oude Loo. Tegelijkertijd met hun intrede lopen de spanningen tussen hertog Karel van Gelre en het Bourgondisch-Habsburgse huis onder leiding van Keizer Karel V hoog op. In 1511 wordt Johan ‘de Olde’ Bentinck benoemd tot meesterjager van de Veluwe door Karel van Gelre en wordt geacht zijn heer te ondersteunen waar mogelijk. In 1537 droeg Johan Bentinck het Oude Loo op aan de hertog, maar vroeg om het jachtslot in leen te houden. De hertog reageerde hier positief op maar maakte het jachtslot ‘mansgebuert’, wat inhoudt dat het jachtslot alleen via de mannelijke lijn kon worden geërfd. Met deze actie verzekerde Bentinck zijn steun voor de hertog in tijden van oorlog. In 1543 werd Gelre na veel gevechten

ingenomen door Keizer Karel V. Na veel spanningen kwamen de zoon van Johan Bentinck (Adolf) en Karel V tot een overeenkomst waarbij Bentinck zijn positie als jagermeester met het bezit van het Oude Loo kon behouden.65

Door de Bentincks werd er in 1538 gestart met een ingrijpende verbouwing van Jachtslot het Oude Loo. De al bestaande gebouwen zoals de vierkante woontoren en het poortgebouw werden samengevoegd door enkele vleugels op te trekken, waarbij het huidige kasteel met hoefvormige constructie ontstond. In een akte uit 1570 wordt vermeld dat de eerste steen van de zuidvleugel gelegd werd door Johanna van Arnhem, de kleindochter van Johan Bentinck.66 Na de dood van de kinderloze Adolf Bentinck ging het bezit van het Oude Loo over naar zijn zus Anna van Bentinck. De vooruitziende blik van hun vader, Johan, heeft er voor gezorgd dat het Oude Loo in bezit bleef van de Bentincks. Alle zoons van Johan Bentinck, met uitzondering van Adolf, stierven vroegtijdig of werden geestelijken. Toen het 62 Kroon 1997, 17 – 26. 63 Idem 1997, 27 – 39. 64 Ummels 2017, 1. 65 Kroon 1997, 39 – 52. 66 Ummels 2017, 1.

(37)

37 vermoeden kwam dat Adolf mogelijk ook kinderloos zou sterven werd er een clausule

opgesteld ten gunste van Johan Bentinck’s schoonzoon Seger van Arnhem, man van Anna Bentinck, om hen en hun nakomelingen tot eigenaren van het Oude Loo te benoemen. Dit geschiedde en in 1556 werd deze Seger van Arnhem eigenaar van het Oude Loo. Na het overlijden van Seger in 1557 ging het Oude Loo in een korte periode door de handen van enkele vrouwelijke Bentincks, waarbij het uiteindelijk in bezit kwam van Johanna van

Arnhem, de dochter van Seger en Anna Bentinck. Door de clausule van Johan Bentinck kon de ‘mansgebuert’ regeling gemakkelijk omzeild worden. Het jachtslot werd nog een aantal keer via de vrouwelijke lijn geërfd wat resulteerde in verschillende families die het Oude Loo in bezit hadden tot 1684, namelijk de Van Isendoorns, van Stepraedt en van Ulft. Het is opmerkelijk dat geen van deze families mannelijke erfgenamen voortbrachten om het Oude Loo over te nemen. Dit zorgde ervoor dat er per generatie een ander adellijk geslacht eigenaar was; de echtgenoot van het laatste lid in de vrouwelijke lijn.67

Figuur 14: Detail van de kaart Nieuwe Perfecte Kaerte van D’Yselstrrom met een gedeelte van de Veluwe, uit 1629 door C.F. van Berckerode vóór de bouw van het paleis. Jachtslot het Oude Loo is

aangegeven met de rode pijl.68

67 Kroon 1997, 52 – 70. 68 Idem, 74.

(38)

38 4.1.3 De koop door Willem III, prins van Oranje-Nassau

Na de Tachtigjarige oorlog werden de prinsen van Oranje-Nassau de meest prominente bestuurders in de Nederlanden. In 1675 werd door Gelderland de titel van hertog van Gelre en graaf van Zutphen aangeboden aan prins Willem III, destijds al stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Prins Willem III was een fervent jager en nu hij de controle had over de Veluwe kwam de gedachte op om een jachtverblijf hier te vestigen. Willem III bezat al enkele jachthuizen in Dieren en Hoog-Soeren. Op 27 november 1684 werd Jachtslot het Oude Loo en bijhorende bijgebouwen, hoeven en gronden en ‘het recht op het water’ (c.q. beken en sprengen) gekocht van Johan van Ulft voor 90.000 Caroligulden. Het enigszins verouderde jachtslot bleek niet groot genoeg om zijn gasten te herbergen. Direct vanaf 1684 werd er begonnen met de bouw van het toekomstige Paleis Het Loo, ten zuidwesten van het Oude Loo. Het Oude Loo werd daarom niet de residentie van Willem III, maar hij gebruikte het wel als logeeradres voor zijn gasten tijdens de jacht. Paleis Het Loo begon aanvankelijk niet als paleis maar als nieuw jachtslot in de plaats van het Oude Loo. Toen Willem III na de invasie van Engeland in 1688 ook tot Koning van Engeland werd gekroond werd dit gebouw

uitgebouwd tot vorstelijk verblijf met bijbehorende Frans-Classicistische tuinen. Tot zijn dood in 1702 vergaarde Willem III nog veel meer grond op de Veluwe, waarbij al de grond van Het Loo feitelijk tot zijn privé domein werd gemaakt (fig. 15).69

4.1.4 Latere bewoning en huidige situatie

De stadhouders tot en met Willem V en later de Koningen der Nederlanden gebruikten het Jachtslot voor het onderbrengen van gasten. In deze periode raakte het kasteel steeds meer in verval. Onder koning Lodewijk Napoleon (1806) werd de slotgracht gedempt. Tevens liet hij de weermuur aan de achterzijde van de binnenplaats afbreken. In 1904 gaf koningin Wilhelmina opdracht aan Dr. P.J.H. Cuypers tot restauratie van het Oude Loo en herstel van de slotgracht. In de jaren ‘60 van de vorige eeuw was Het Oude Loo weer toe aan een opknapbeurt. Een nieuwe restauratie volgde. Deze werd uitgevoerd naar plan van Ir .J.B. baron van Asbeck, voortbordurend op al eerder gemaakte plannen door architect C. Rooyaards. Op 1 januari 1977 werd het geheel gerestaureerde jachtslot, waarbij voorrang werd gegeven aan hedendaagse eisen van bewoonbaarheid, door de regering aan het Koninklijk Huis verhuurd. In de voorwaarden van verhuur werd de bepaling opgenomen dat het bijbehorende park zestig dagen in de periode tussen 1 april en 1 oktober voor het publiek te bezichtigen moet zijn. Meestal zijn dat de maanden april en mei. Het kasteel zelf is niet te bezichtigen. Het is tegenwoordig in gebruik als weekendhuis en gastenverblijf van de Koninklijke familie.70

69 Arnold et al. 1993, 66 – 67. 70 Ummels 2017, 2 – 3.

(39)

39

Figuur 15: Bezittingen van Willem III rond Het Loo; let ook op de weinige hoeveelheid bos vergeleken met vandaag de dag.71

4.2 Paleis Het Loo

4.2.1 De bouw van het paleis 1684 – 1695

Na de aankoop van het Oude Loo door Stadhouder Willem III is Paleis Het Loo in twee fases gebouwd. In 1685 is het Corps de Logis gebouwd; het vierkante hoofdgebouw. Daarnaast zijn tussen 1686 en 1687 de vleugels en twee colonnades (een zuilenrij) voltooid. De

colonnades stonden op de plek waar nu de twee paviljoens staan, die het Corps de Logis en de vleugels met elkaar verbonden.72 Uit de logboeken ten tijde van de reconstructie bleek dat beide vleugels verbonden waren aan de colonnades die naar het Corps de Logis liepen. Dit was te zien door dichtgemetselde deurkozijnen aanwezig aan de uiteinden van de vleugels. Deze colonnades zijn na 1691 verplaatst naar het achtereinde van de tuin.73

Na de kroning van Willem III als koning van Engeland in 1688 vertraagde de bouw van het paleis tijdelijk. In 1690 schreef Willem III aan zijn confidant Hans Willem Bentinck dat Het Loo ‘deze plaats mij aan het hart ligt’. In 1691 werd er gesproken van nieuwe plannen; de

71 Bleumink/Neefjes 2010, 53. 72 Kranenburg-Vos 1985, 17 – 18. 73 Kranenburg-Vos/van Asbeck 1977, 12.

(40)

40 colonnades werden verplaatst en er werden twee paviljoens opgetrokken tussen de vleugels

en het Corps de Logis. Daarnaast werden er achter de rechtervleugel enkele zalen gebouwd met verschillende functies. De baroktuin werd verdubbeld en er werd grote aandacht besteed aan het vormgeven van de fonteinen.74 Fig. 16 laat zien hoe de situatie van 1685 veranderde in 1691.

1 2

Figuur 16: Situatie van het Paleis en de tuinen na 1685 (1) en na 1691 (2).75

4.2.2 De bewoningsperiode van de Stadhouders van Oranje-Nassau 1695 – 1806 In de onstuimige periode van de Stadhouders na Willem III is er qua uiterlijk niet veel veranderd aan Paleis Het Loo en de tuinen. De Friese tak van de Stadhouders, van het geslacht Nassau-Dietz, namen het Stadhouderschap van Willem III over na het tweede stadhouderloze tijdperk. Het paleis kende enkele beschadigingen, vooral in de tuin, maar het werd in het algemeen goed onderhouden en gerepareerd door het nog aanwezige

personeel. De populariteit van de Oranjes was niet groot. Toen in 1792 de Franse revolutie uitbrak waren de verhoudingen tussen de burgerij en de aristocratie in de Nederlanden bijzonder slecht. Nadat de Franse Republiek in 1793 de oorlog verklaarde aan de Koning van Engeland en Stadhouder Willem V, ontvluchtte laatst genoemde de Nederlanden. De bezittingen van de Oranjes werden door de Franse Republiek in 1795 overgedragen aan de net gestichte Bataafse Republiek. In deze onrustige periode zijn het paleis en de tuinen compleet overhoop gehaald. Eerst door Engelse troepen, daarna door Franse en tot slot door Bataafse. Het lood, ijzer en koper dat in de tuinen te vinden was in de vorm van leidingen of vazen werd verkocht. Het interieur van het paleis werd publiek geveild. De

74 Kranenburg-Vos 1985, 22 – 26. 75 Idem 1985, 18 en 23.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Heeft de verkopende partij een makelaar ingeschakeld om de woning te verkopen, dan komen de kosten hiervan voor zijn rekening.. De verkopende makelaar is immers belangenbe-hartiger

Hendrik Hylkes Prins staat dan als grootschipper vermeld en zijn zoon Tjitte Hendriks Prins met de vermelding landbouwer.. Hij deed aangifte van het overlijden van

Aldus heeft Oostende (eigenlijk ongewild) gedurende een paar decennia een militaire en politieke rol gespeeld zoals nooit voorheen in de geschiedenis van de stad en overigens

Andere aanwijzingen voor militaire aanwezigheid of aanwijzingen die verwijzen naar het versterkte legerkamp zijn bij het archeologisch onderzoek niet aangetroffen.. Boven en naast

Mogelijke vragen aan de leerlingen om een gesprek op gang te helpen Waaraan kun je zien dat Willem en Mary koning en koningin zijn.. Mogelijke antwoorden: mooie kleding, mantel,

De dichtheid aan verkoolde macroresten is in beide monsters zo laag dat de monsters niet geselecteerd zijn voor verder onderzoek (analyse).. Bij het houtskoolonderzoek van

de kinderen zijn: - Marijtje (overl. x Jan Jan Leendertsz won. Nieuwerkerk a/d IJssel) - Ary (won. Nieuwerkerk a/d IJssel) - Daniel (overl.. Beijerland) machtiging not.arch.

De visitatiecommissie heeft als opdracht om informatieveiligheid middels individuele gesprekken voor het collectief (verder) te verhogen en het verhogen en borgen van