• No results found

De waterleidingen van Hoog-Soeren en Orden

In document Archeologische kroniek van Paleis Het Loo (pagina 102-110)

Om de waterwerken en fonteinen in de paleistuin te voorzien van snelstromend water is er vanaf 1685 veel tijd en geld door Koning-Stadhouder Willem III gestoken in het aanleggen van leidingen naar het paleis. In de jaren dertig van de vorige eeuw is er veldonderzoek naar het verloop van deze leidingen gedaan door J.L.A. Kremer, kapitein der infanterie, in

opdracht van de Opperhoutvester van Koningin Wilhelmina. Daarnaast heeft ook J.D. Moerman, een bekende Apeldoornse amateurarcheoloog, een artikel geschreven over de waterleidingen naar Het Loo. De bevindingen van deze onderzoeken en het verband met Paleis Het Loo zullen in dit hoofdstuk besproken worden.

103

Figuur 74: Verloop van de waterleidingen zoals vastgesteld door Kremer (zwarte stip locatie paleis).

9.3.1 De vindplaats en historische achtergrond

De laagste fonteinen en watercascades in de paleistuin werden voorzien van water door leidingen aan te leggen die aansloten op het al bestaande sprengensysteem in het paleispark.

Om de fonteinen met een middelhoge spuithoogte (rond de vier meter) te laten werken was er meer water en een groter verval nodig. Het waterleidingtracé dat hiervoor werd gebruikt is het tracé Orderveen – Het Loo.189 De pijpleiding van Orden had een verval van ongeveer 10 meter en was aangesloten op een bron die hielp de druk op de leiding constant te houden. Er werd door Willem III een opzichter op deze bron aangesteld, deze werd ondergebracht in ‘het Waardmanshuisje’ (fig. 75).190

189 Bleumink/Neefjes 2010, 48. 190 Menke et al. 2007, 92.

104

Figuur 75: Het Waardmanshuisje zoals gefotografeerd begin 20e eeuw.191

Om de imposante Koningsfontein tot een hoogte van 14 meter te laten spuiten was een nog groter watervolume en verval nodig. Daarom werd er een nieuwe waterleiding aangelegd, met een verzamelbassin (het Ruetbassin) bij Asselt. Drie bronnen voedden deze

waterleiding: De Veentjes, Pomphul en Hasloo. Allen waren gelegen ten zuiden van Hoog- Soeren. De Pomphul bron kende maar liefst een omleiding van 13 kilometer tot Het Loo en deze leiding kende over het gehele traject een verval van 38 meter. Het aanleggen van deze ondergrondse leiding was een kostbare operatie; niet alleen de vele manschappen die de leidingen aanlegden maar ook de civieltechnische operatie om leidingen in hellingen te graven en dijklichamen aan te leggen kostten een kapitaal.192

De meest betrouwbare en (semi-)contemporaine bron die het verloop van de waterleidingen laat zien is de Caart der Limitten van de Hooge en Vrije Heerlijckhijdt van Het Loo van Willem Leenen uit 1748. De kaart die nu gebruikt wordt is een latere kopie gemaakt door Frederik Beyerinck, maar geeft de situatie van de waterleidingen midden 18e eeuw weer. De kaart is opgesteld na het verheffen van Het Loo tot hoge heerlijkheid in 1748. Stadhouder Willem IV stelde voor dat het gebied en de begrenzing daarvan door de provinciale

landmeter van Gelderland (Willem Leenen) zou worden uitgetekend.193 De kaart diende dus als soort inventaris van alle elementen van de hoge heerlijkheid Het Loo en beeld daarnaast voor de eerste keer het verloop van de waterleidingen naar het paleis uit (fig. 76).

191 Henk-weltje.nl, geraadpleegd op 22/06/2018. 192 Bleumink/Neefjes 2010, 48.

105

Figuur 76: Verloop van de waterleidingen naar het paleis en sleutellocaties op de kaart van Leenen (1748).

Volgens de historische bronnen heeft het waterleidingensysteem niet lang gewerkt. Al in 1702 stopte de Koningsfontein met spuiten, in 1717 waren al 8 van de 16 middelgrote fonteinen buiten werking. In 1740 waren alleen nog maar de kleinere, lokaal gevoede,

fonteinen in werking. In 1767 werd er door Willem V opdracht gegeven voor een groot herstel van de waterleidingen, maar of dit is volbracht is niet bekend. Eind 18e eeuw werden zowel de leidingen op het terrein van het paleis als ver daarbuiten geplunderd. Tijdens de

vernieuwing van de tuin naar de Engelse stijl door Lodewijk Napoleon in 1806 werd er geen aandacht besteed aan het herstellen van de waterwerken en leidingen.194 Pas na de

reconstructie in de jaren 70 en 80 spoten alle fonteinen in de paleistuin weer, alleen dit keer met een modern watersysteem.

9.3.2 Werkwijze en onderzoeksmethoden

Kremer heeft van 1930 tot 1932 onderzoek verricht naar deze waterleidingen. Het team bestond uit Kremer zelf en een arbeider voor het graafwerk ter beschikking gesteld door de Houtvesterij van Het Loo. Kremer onderzocht de leidingen door middel van een

veldkartering, een prikstokonderzoek en het graven van proefputten op plaatsen waarvan hij zeker wist dat de leidingen aanwezig waren. Meestal in kleine dijklichamen en hellingen. Daarnaast werd er sporadisch vondstmateriaal verzameld.195 Van een opgravingsstrategie zoals wij die vandaag de dag kennen was nog geen sprake.

194 Moerman 1932. 195 Kremer 1932, 35.

106 De betrokkenheid van Moerman bij dit onderzoek is vooralsnog onbekend. Een artikel

genaamd ‘De waterleidingen uit Assel en Orden dienende voor de voeding van de voormalige “Groote- of Koningsfontein” op Het Loo’ verscheen in 1932 en heeft vele overeenkomsten met de publicatie van Kremer. Het is dus af te vragen of de twee heren hebben samengewerkt tijdens dit project. Van de onderzoekstrategie van Moerman is niet veel bekend, behalve dat hij op enkele plekken die ook door Kremer werden aangedaan proefputten heeft gegraven (fig. 77).196

Figuur 77: Kremer aan het werk in 1931.

9.3.3 Onderzoeksresultaten

De leiding vanuit Orden begon bij het Ordense Veen, een tegenwoordig niet meer bestaande bron, gelegen ten zuidoosten van boerderij Berghuis. Het ‘Waardmanshuisje’ was hier

gelegen (gesloopt begin 20e eeuw). Een keramische leiding voerde het water langs Polhout in het noorden, naar de Driehoek en tot slot naar de bocht van de Jachtlaan. Daarna werd het geleid naar ‘de Kom’, een kleiner reservoir dat deels bewaard is gebleven in de tuin van Villa Mary aan de Genistalaan. Het water vanuit Orden werd hier weer op peil gebracht. In een greppel die in de bocht van de Jachtlaan (bij de afslag Sumatralaan) is aangetroffen, werden resten gevonden van de buizen. De greppel met buis liep vervolgens door naar de zanderij van Kamp Links en de tuin van de Houtvesterijwoning in rechte lijn naar de

westelijke vleugel van het paleis. Tot slot liep de leiding waarschijnlijk door onder het doolhof en de klosbaan in de Paleistuin, om vervolgens aan te sluiten met een vertakking op de middelhoge fonteinen. Dit laatste stukje van het traject bleek geen resten van de buis meer te bevatten, er zijn wel om de vier tot vijf meter putten aangetroffen die wijzen op de sloop

107 van de buizen. Dit is waarschijnlijk gebeurd om de loden leiding die ín de keramieken leiding

aanwezig was te verwijderen, een thema wat nog vaak zal terugkomen in dit verhaal. Op dit terrein is de leiding tegenwoordig niet meer te traceren, waarschijnlijk opnieuw door de ontgravingen van de leidingen voor het lood. De totale lengte van de Ordense leiding besloeg ruim vijf kilometer.197

De leiding die de Koningsfontein voorzag van water, ook wel de Asselse leiding genoemd, begon bij de Pomphul bron ten zuiden van Hoog-Soeren. Deze bron ligt op een hoogte van maar liefst 80 meter boven NAP, dit verval was nodig om de fontein ruim 14 meter hoog te laten spuiten. Vanaf hier is eenzelfde keramieken leiding (met interne loden leiding) aangelegd die naar het zuiden liep richting de Veentjes. Deze locatie ligt in een

smeltwaterdal waar water uit de grond komt, dat zich ongeveer een kilometer uitstrekt in noordoostelijke richting tot aan de grindweg bij het Kruisjesdal. Een greppel waarin de leidingen waren geplaatst liep langs deze waterplaats. In het noordelijke talud van een zanderij dagzoomt de leiding. Kremer heeft bij dit deel van de leidingen enkele proefputten gegraven waaruit bleek dat de keramieken leidingen nog deels intact waren (fig. 78).

Figuur 78: Foto van de opgravingen uit 1931.

Het water verzamelde zich daarna in de Ruetbron, ten noordoosten van de Veentjes bij het huidige spoor, om vervolgens met een leiding langs de helling van de Veluwe af te dalen naar Paleis Het Loo. Bij deze Ruetbron zijn veel resten aangetroffen met betrekking tot de leidingen, zoals stenen zinkputten, dammen, greppels en dijklichamen. Een van deze

108 dijklichamen is nog te vinden bij de Asselsestraat, waar de leiding dwars door een heuvel

gegraven is. De Asselse leiding vervolgde daarna zijn route parallel aan de Ordense leiding, maar dan een stuk westelijker. Deze liep door de oostelijke helling van de Valkenberg (Galgenberg) en het water verzamelde zich daarna in een zinkput in de tuin van Vita Bella Sita aan de Soerenseweg om weer op peil te komen. De leidingen liepen daarna onder de Amersfoortseweg door, waarna zij het huidige paleispark bereikten. Vanaf dit punt waren de leidingen niet meer te traceren door Kremer, er leken geen resten meer in de bodem te zijn. De leiding heeft waarschijnlijk met een boog de Koningfontein bereikt, om enige snelheid op te bouwen. Het paleisterrein lijkt dusdanig vergraven of verstoord dat er geen leidingen meer aanwezig zijn.198

De oudste leidingen, zoals de Ordense leiding en enkele delen van de Asselse leiding, zijn handgemaakte keramieken buizen van ongeglazuurd leem (terracotta). Deze leidingen zijn onversierd en per stuk ongeveer 75 centimeter lang en 15 centimeter breed. De meeste buizen van de Asselse leiding zijn voorzien van de gekroonde letters W en R (William & Rex), samen met de symbolen van de Oranjes (Oranjetakken), de roos (Engeland), de distel (Schotland), de harp (Ierland) of de lelie (Frankrijk).199 Een opmerkelijk teken op enkele andere buizen was een symbool met drie opgelegde streepjes, het is mogelijk dat deze stammen uit de tijd van de herstellingen door Willem V in 1767. Naast de talrijke keramieken buizen zijn er maar enkele minieme stukken van de loden leidingen aangetroffen. Lood was een waardevol metaal en bijna op elke meter van het leidingentraject leek dit uit de

keramieken buizen gesloopt te zijn. Uit deze weinige voorbeelden blijkt dat de loden buizen ongeveer 6 centimeter breed moeten geweest zijn. Verder wordt dit vondstmateriaal

aangevuld over het gehele traject met ijzeren ringen die de buizen vastklemden, leem om de buizen aan elkaar te bevestigen en bakstenen of lemen bodems om de buizen in te

leggen.200 9.3.4 Synthese

De huidige intactheid van beide leidingsystemen wisselt sterk per trajectonderdeel. Het is vastgesteld dat de loden interne leidingen nergens meer aanwezig zijn. Tijdens verschillende roofpartijen in de 18e eeuw en tijdens het ineenstorten van de Republiek (1795) is dit lood gestolen. Sommige civieltechnische elementen met betrekking tot de leidingen, zoals

dammen, zinkputten, bassins en greppels, zijn nog terug te vinden in het huidige landschap. Op plekken waar zich nog leidingsystemen in de grond bevinden kan er een verwachting opgesteld worden voor specifiek vondstmateriaal, zoals de terracotta buizen, ijzeren klemmen en bakstenen bodems.

Het verloop van deze leidingen tot vandaag de dag nog te traceren. De bronnen waar de leidingen beginnen of passeren, zoals het Pomphul, de Ruetbron en het Ordense Veen zijn nog (deels) intact. Deze bronnen, de immens lange leidingen, de ondersteunende

infrastructuur en tot slot de fonteinen in de paleistuin zelf, alhoewel niet meer functioneel, hebben een hoge ensemblewaarde. Het was een uniek, grootschalig systeem dat in Nederland nooit meer herhaald is. De aanwezigheid van deze leidingen bevestigt dat de archeologische ensemblewaarde van Paleis Het Loo niet alleen beperkt is tot het paleispark, maar zich vele kilometers over de Veluwe uitstrekt.

198 Kremer 1932, 16 - 28.

199 De Koningen van Engeland voerden tot de Napoleontische tijd de titel van Koning van Frankrijk, zo ook

Willem III.

110

10. Tuinarcheologie van buitenplaatsen op (inter)nationaal niveau: methoden

en technieken

Met tuinarcheologie van buitenplaatsen wordt het archeologisch onderzoek naar de formele en landelijke tuinen van buitenplaatsen vanaf de 16e en 17e eeuw bedoeld. Serieuze

tuinarcheologie lijkt al jaren in de opzetfase stil te staan en wordt vaak beperkt door de ingrepen van een restauratie.201 Zoals vermeld in par. 1.3 wordt archeologie vaak als ‘bijproduct’ gezien van zo’n tuinrestauratie, niet een waardevolle, of zelfs primaire bron om de restauratie zo historisch getrouw mogelijk weer te geven. De reconstructie van de tuinen van Paleis Het Loo eind jaren 70 tot begin jaren 80 was een van de eerste waarbij er

rekening werd gehouden met ‘groene archeologie’, alhoewel op een basale manier.202 In de NOaA is er tevens geen onderzoeksvraag te vinden over tuinarcheologie, terwijl opgravingen van dit soort sites bijna vaker voorkomen dan bijvoorbeeld vroeg-paleolithische vindplaatsen waar wel onderzoeksvragen over gesteld zijn.203 Een aantal soortgelijke tuinreconstructies van buitenplaatsen volgde in opvolgende jaren, bijvoorbeeld bij Neercanne of Kasteel Duivenvoorde.

Daarnaast kan de vraag gesteld worden hoe de tuinen na archeologisch- en historisch onderzoek gereconstrueerd moeten worden. Als er zowel elementen van de formele als de landschappelijke tuin zijn aangetroffen, welke laat je dan naar voren komen in de

reconstructie. Wordt er bijvoorbeeld gekozen voor de formele tuin, de landschappelijke tuin of een combinatie van beiden. Als er zich voor een reconstructie bruikbare archeologische resten in de grond bevinden, moet er dan gekozen worden voor het in stand laten van deze resten, een consolidatie of een compleet nieuwe reconstructie. De balans om de tuinen aantrekkelijk te maken voor een breed publiek en om de archeologische resten te bewaren is zo lastig te vinden

In dit hoofdstuk zal er op deze vragen en de relevantie voor Paleis Het Loo worden

ingegaan. Een aantal voorbeelden van tuinarcheologie in zowel Nederland als het buitenland zal besproken worden, evenals de technieken en methoden die gebruikt worden tijdens dit soort onderzoek.

In document Archeologische kroniek van Paleis Het Loo (pagina 102-110)