• No results found

Vraag nr. 162 van 23 april 1999 van mevrouw PATRICIA CEYSENS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 162 van 23 april 1999 van mevrouw PATRICIA CEYSENS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 162 van 23 april 1999

van mevrouw PATRICIA CEYSENS

Tarieven buitenschoolse kinderopvang – Adviezen In zijn persmededeling naar aanleiding van de ver-gadering van de Vlaamse regering van 13 april 1999 deelt de minister mee dat de nieuwe tarieven voor buitenschoolse kinderopvang tot stand zijn gekomen na advies van de Commissie Financiering Kinderopvang en de raad van beheer van Kind en Gezin.

1. Op welke datum werd het advies van de Com-missie Financiering Kinderopvang met betrek-king tot de ouderbijdragen voor buitenschoolse kinderopvang verleend ?

2. Wat was precies de inhoud van dit advies ? 3. Op welke datum werd het advies van de raad

van beheer van Kind en Gezin met betrekking tot de ouderbijdragen voor buitenschoolse kin-deropvang gegeven ?

4. Wat was precies de inhoud van dit advies ? 5. Kwamen beide adviezen overeen ?

Antwoord

Het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de erkennings- en subsidiërings-voorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang bevat in artikel 9 de ouderbijdragebepalin-gen die gelden in een door Kind en Gezin erkend initiatief voor buitenschoolse opvang. Omdat dit besluit betrekking heeft op heel wat al bestaande projecten was, in uitvoering van het protocol dat ik terzake heb afgesloten met de minister van Te-werkstelling, Theo Kelchtermans, bij wijze van overgangsmaatregel bepaald dat de al bestaande initiatieven de tijd kregen tot eind 1998 om zich aan te passen aan de nieuwe erkenningsvereisten. Deze aanpassingsperiode sloeg dus ook op de ou-derbijdrageregeling, wat maakt dat de in het besluit van 24 juni 1997 vermelde bedragen met ingang van 1 januari 1999 moesten worden gehanteerd. De nieuwe ouderbijdrage bracht voor heel wat ini-tiatieven een grondige wijziging met zich mee ; voor een aantal leidde ze tot een verhoging van de bijdragen. Het is in dit verband dat heel wat reac-ties werden geformuleerd door de voorzieningen zelf, die zich zorgen maakten over de toegankelijk-heid, maar ook door de ouders, die moeite hadden

met het absolute minimum van 50 frank.

Omdat het belangrijk was het signaal van initiatie-ven die, wellicht als geen andere in de welzijnssec-tor, de voorbije jaren werden geconfronteerd met een permanente onzekerheid, zowel regelgevend als financieel (ik hoef in dit verband enkel aan de FCUD-perikelen te herinneren), ernstig te nemen, heb ik op 1 december 1998 een advies gevraagd omtrent de nieuwe ouderbijdrageregeling aan de Commissie Financiering Kinderopvang.

Op 18 december 1998 kreeg ik van de heer Deblae-re, secretaris-generaal en voorzitter van de Com-missie Financiering, het bericht dat de leden van de Commissie het essentieel vonden dat een advies met betrekking tot de ouderbijdrage alle deelsecto-ren van het opvanglandschap in de overwegingen zou betrekken. Dit betekende concreet dat zij het niet mogelijk achtten een tot de sector van de ini-tiatieven voor buitenschoolse opvang beperkt ad-vies te formuleren. Aan deze globale aanpak, zoals de Commissie voorstelde, was ook de optie gekop-peld om wijzigingen in de ouderbijdrageregeling voor alle sectoren op eenzelfde moment en op een vast tijdstip te laten ingaan, bijvoorbeeld bij het begin van een schooljaar.

Ik had begrip voor de benadering die de Financie-ringscommissie voorstelde. Maar het vertalen van hun globale aanpak in concrete regelgeving zou onvermijdelijk nogal wat tijd in beslag nemen en grondig denkwerk en overleg vragen. Dit noopte mij ertoe op korte termijn een beslissing te nemen met betrekking tot de IBO-ouderbijdragen (initia-tieven buitenschoolse opvang), omdat er met in-gang van 1 januari 1999 terzake een juridisch va-cuüm bestond.

Ik heb dan de sector verwittigd van het feit dat de toepassing van de ouderbijdrageregeling zoals op-genomen in het besluit van 24 juni 1997 werd opge-schort tot eind maart 1999. En dat ik tegen die tijd aan de Vlaamse regering een nieuw besluit zou voorleggen. Ik heb dit gedaan. Daarbij heb ik reke-ning gehouden met een kortetermijnstudie die de administratie van Kind en Gezin op mijn vraag heeft uitgevoerd en die beoogde een haalbare en hanteerbare prijszetting voor de IBO's waar te maken. Daarbij is zoveel als mogelijk rekening ge-houden met een evenwicht tussen de verschillende opvangsectoren, de bestaande realiteit in de initia-tieven voor buitenschoolse opvang en het summie-re advies van de Financieringscommissie.

(2)

voorgesteld. Het voordeel daarvan is onder meer dat de voorzieningen en de ouders voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de nieuwe aanpak. Verder wordt er nogal wat ruimte gelaten voor de lokale verantwoordelijkheid van de orga-niserende besturen door de invoering van het "vork-systeem", waarbij kan worden gewerkt met een tarief tussen 275 frank en 450 frank. Bovendien wordt ook het sociaal aspect niet vergeten, door het sociaal tarief van 50 % te behouden, maar ook door in uitzonderlijke gevallen een gratis opvang mogelijk te maken.

Ik heb in het kader van deze actie, die ik snel moest ondernemen, ook het advies gevraagd van de raad van bestuur van Kind en Gezin. Ik heb dit slechts op het allerlaatste moment kunnen doen, waardoor de raad van bestuur geoordeeld heeft geen inhoudelijk advies te kunnen verstrekken. Ik wil besluiten met de vaststelling dat ik vanuit een juridisch vacuüm genoodzaakt was mijn ver-antwoordelijkheid op te nemen. Ik heb dat gedaan met een voorstel dat ik duidelijk beschouw als een overgangsmaatregel die een eerste vorm van uni-formiteit in de IBO-sector initieert.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wel werd de administratie gevraagd het statuut van de uitkeringen en de bijdragen te onderzoeken in het licht van de huidige fiscale wetgeving, e n daarover een advies

Bij de uitwerking van een meerjarenpro- gramma ter realisatie van de strategiedefi- niëring pre- en perinatale zorg, werden enke- le nieuwe ideeën rond het aanbod pre-

Vertrouwenscentra kindermishandeling – Audit In het Jaarverslag 1998 van Kind en Gezin lezen we dat Kind en Gezin de opdracht gaf de vertrou- wenscentra door te lichten, enerzijds

Het decreet bepaalt wel dat de ambtenaar van Kind en Gezin een advies uitbrengt over het goed- gekeurde beleidsplan, maar niet wat er gebeurt in- dien het beleidsplan niet

Overeenkomstig het decreet houdende diverse bepalingen naar aanleiding van de begroting 1999 van 18 mei 1999 (Belgisch Staatsblad van 30 september 1999), kunnen

Aangezien maximum 80 % van de maximale subsidie als voorschot wordt uitbetaald, en gelet op het feit dat een SIT dat drie zorgplan- nen/1.000 inwoners opstelt voor

Wanneer bijvoorbeeld een teamvergadering rond een palliatieve patiënt in de thuiszorg wordt georganiseerd, is het evident dat dit door het SIT kan worden georganiseerd en

Het project opvoedingsondersteuning in Genk past binnen de mogelijkheden die een aantal regio- teams van verpleegkundigen van Kind en Gezin hebben om zelf een project uit