• No results found

Vraag nr. 3 van 28 september 1999 van mevrouw PATRICIA CEYSENS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 3 van 28 september 1999 van mevrouw PATRICIA CEYSENS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 3

van 28 september 1999

van mevrouw PATRICIA CEYSENS

B u i t e n s choolse kinderopvang – Lokaal beleids-plan

Artikel 29 en volgende van het besluit van de Vlaamse regering houdende de algemene voor-waarden inzake het organiseren van buitenschool-se opvang, stelt de modaliteiten vast waarin het lo-kaal beleidsplan moet totstandkomen.

Het decreet vermeldt echter niet duidelijk welk scenario dient te worden gevolgd indien het sche-pencollege of de gemeenteraad weigert het be-leidsplan goed te keuren.

Het decreet bepaalt wel dat de ambtenaar van Kind en Gezin een advies uitbrengt over het goed-gekeurde beleidsplan, maar niet wat er gebeurt in-dien het beleidsplan niet wordt goedgekeurd door het schepencollege of door de gemeenteraad. 1. Welke mogelijkheid heeft Kind en Gezin indien

de gemeenteraad of het schepencollege het be-leidsplan niet goedkeurt ?

2. Welke procedure volgt Kind en Gezin indien de gemeenteraad en het schepencollege het be-leidsplan niet goedkeuren ?

Antwoord

Deze vraag in verband met de te volgen of gevolg-de procedure wanneer gevolg-de gemeenteraad een lokaal beleidsplan niet goedkeurt, kan eenvoudig worden b e a n t w o o r d . Het is namelijk zo dat Kind en Gezin, conform de regelgeving, een verdere dossieropvol-ging kan ontwikkelen die voortbouwt op de be-leidsopties die in het beleidsplan zijn geformu-leerd.

Ik wil de vraag evenwel ook aangrijpen voor het formuleren van enkele overwegingen ten gronde over de relatie tussen het lokale overleg buiten-schoolse opvang en het lokale bestuur. Ik vermoed dat de Vlaamse volksvertegenwoordiger daar ook naar peilt.

De positie van een lokaal overleg buitenschoolse opvang is apart. Het is een orgaan dat in een lokaal beleidsplan concrete beleidsadviezen formuleert, op maat van de plaatselijke situatie, zonder daarbij helemaal te opereren binnen de schoot van het ge-meentelijk bestuur. Deze onafhankelijke status van

het lokale overlegforum is noodzakelijk om alle ac-toren die betrokken zijn bij de buitenschoolse op-vang ten volle en gelijkwaardig te laten participe-ren aan het denkwerk en de besluitvorming. De ge-meente neemt daarbij deel als lokale overheid en, wanneer dat het geval is, als organisator van een opvangvoorziening.

Om daarbovenop de beleidsmatige betrokkenheid van de gemeenteraad te versterken, is expliciet in de regelgeving opgenomen dat het door het lokale overleg samengestelde beleidsplan ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de gemeenteraad.

Als een gemeente deze kans niet aangrijpt en bij-voorbeeld het beleidsplan niet bespreekt of niet g o e d k e u r t , dan hypotheert dat niet noodzakelijk de relevantie ervan. Kind en Gezin kan het opnemen om eventueel een beslissing te nemen met betrek-king tot het oprichten van een initiatief voor bui-tenschoolse opvang als het verzoek daartoe ge-g r o n d , objectief ge-gearge-gumenteerd en inhoudelijk onderbouwd is. In elk geval veronderstelt dit dat de provinciale ambtenaar van Kind en Gezin, die het proces van het lokale overleg beoordeelt vanuit de procedures zoals die in de regelgeving zijn vastge-legd, het beleidsplan gunstig evalueerde.

Kind en Gezin valoriseert met andere woorden maximaal de visie van het lokale overleg als onaf-hankelijk orgaan, specifiek opgericht met het oog op het genuanceerd en evenwichtig detecteren van de lokale noden aan buitenschoolse opvang en het formuleren van daarop geënte beleidsopties. Als een gemeenteraad een beleidsplan niet zou be-s p r e k e n , dan laat men volgenbe-s mij een kanbe-s tot par-ticipatie liggen. Als een gemeenteraad een plan be-wust niet goedkeurt, dan rijst bovendien een pro-b l e e m . Met name wordt dan het draagvlak van het beleidsplan heel wat smaller dan wanneer het loka-le bestuur het mee ondersteunt.

Uit de feiten blijkt evenwel dat de dynamiek van het lokale overleg niet aan de gemeentebesturen v o o r b i j g a a t . Er is een feitelijke wisselwerking tus-sen de engagementen van het lokale overleg en de lokale overheid. Van de 230 gemeenten die het lo-kale overleg opstartten, hebben er al 149 een be-leidsplan geformuleerd. Deze zijn, zonder uitzon-d e r i n g, allemaal uitzon-door uitzon-de gemeenteraauitzon-d goeuitzon-dge- goedge-k e u r d . En dat illustreert het belang en de relevan-tie van de lokale overlegprocedures.

(2)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoeveel gehandicapten in Vlaanderen die thuis- horen in een voorziening gesubsidieerd door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, verblijven

Wel werd de administratie gevraagd het statuut van de uitkeringen en de bijdragen te onderzoeken in het licht van de huidige fiscale wetgeving, e n daarover een advies

Bij de uitwerking van een meerjarenpro- gramma ter realisatie van de strategiedefi- niëring pre- en perinatale zorg, werden enke- le nieuwe ideeën rond het aanbod pre-

Vertrouwenscentra kindermishandeling – Audit In het Jaarverslag 1998 van Kind en Gezin lezen we dat Kind en Gezin de opdracht gaf de vertrou- wenscentra door te lichten, enerzijds

Overeenkomstig het decreet houdende diverse bepalingen naar aanleiding van de begroting 1999 van 18 mei 1999 (Belgisch Staatsblad van 30 september 1999), kunnen

Aangezien maximum 80 % van de maximale subsidie als voorschot wordt uitbetaald, en gelet op het feit dat een SIT dat drie zorgplan- nen/1.000 inwoners opstelt voor

Wanneer bijvoorbeeld een teamvergadering rond een palliatieve patiënt in de thuiszorg wordt georganiseerd, is het evident dat dit door het SIT kan worden georganiseerd en

Het project opvoedingsondersteuning in Genk past binnen de mogelijkheden die een aantal regio- teams van verpleegkundigen van Kind en Gezin hebben om zelf een project uit