Archeologisch Bureauonderzoek en
Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Vlietweg 74, Leiden, Gemeente Leiden
G. M. H. Benerink
Archeologisch Bureauonderzoek en
Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Vlietweg 74, Leiden, Gemeente Leiden
G. M. H. Benerink
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Vlietweg 74, Leiden, Gemeente Leiden
G. M. H. Benerink SOB Research,
Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek
© SOB Research
Heinenoord, oktober 2011 ISBN/EAN: 978-90-5801-910-3
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend
Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Vlietweg 74, Leiden, Gemeente Leiden
Inhoud
1. Inleiding 3
1.1 Planontwikkeling 3
1.2 Archeologisch onderzoek 3
1.3 Opdrachtverlening 3
1.4 Doel van het onderzoek 4
1.5 Fasering 5
1.6 Onderzoeksteam 5
2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 7
2.1 Bureauonderzoek 7
2.2 Archeologisch verwachtingsmodel 7
2.3 Veldonderzoek 7
2.4 Uitwerking en rapportage 8
3. Resultaten archeologisch bureauonderzoek 9
3.1 Geologische en geomorfologische gegevens 9
3.2 Archeologische gegevens 12
3.3 Historische gegevens 15
3.4 Luchtfoto´s 19
3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland 19
3.6 Archeologisch verwachtingsmodel 20
4. Resultaten veldonderzoek 23
4.1 Inleiding 23
4.2 Booronderzoek IVO 23
4.3 Geologische opbouw 24
4.4 Archeologische Indicatoren 25
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 27
Literatuur 29
Verklarende woordenlijst 31
Bijlage 1: Administratieve gegevens 33
Bijlage 2: Archeologische en geologische tijdschaal 35
Bijlage 3: Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie naar De Mulder et. al, 2003 37
Bijlage 4: Overzicht Boorgegevens 39
Bijlage 5: SOB Research: Gegevens 45
1. Inleiding
1.1. Planontwikkeling
Aanleiding tot het archeologisch onderzoek vormt een voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de mogelijke bouw van een vrijstaande woning ter plaatse van de Vlietweg 74 te Leiden (Gemeente Leiden). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 1120 vierkante meter. Ten behoeve van de planologische procedure dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Afbeelding 1. Ligging van het onderzoeksgebied (rode stip) in Nederland.
1.2 Archeologisch onderzoek
Ter plaatse van het plangebied wordt op de Archeologische Waardenkaart van de Gemeente Leiden een zone weergegeven met een hoge verwachtingswaarde. Onder het Bestemmingsplan Archeologie van de Gemeente Leiden is het onderzoeksgebied gelegen binnen een zone met Waarde – Archeologie 5. Dit houdt in dat bij graafwerkzaamheden dieper dan 0.5 meter en over een oppervlakte groter dan 250 vierkante meter archeologisch onderzoek wordt verplicht ten behoeve van de vergunningprocedure.
Als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen (graafwerkzaamheden) kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden aangetast. Op basis van het vigerende landelijke (Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de KNA 3.1), provinciale en gemeentelijke beleid, zal daarom een verantwoorde afweging moeten worden gemaakt van de in het geding zijnde archeologische belangen. Door de Gemeente Leiden is dan ook besloten dat in het kader van de planprocedure een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
1.3 Opdrachtverlening
Op basis van de door SOB Research opgestelde offerte (Aanvraag “Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Vlietweg 74, Leiden, Gemeente Leiden”, d.d. 29 juni 2010) heeft VanderHelm Milieubeheer aan SOB Research opdracht verleend om een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Grondboringen (karterend) uit te voeren. De afbakening van het onderzoeksgebied was gelijk aan de afbakening van het plangebied, zoals deze is aangegeven door de opdrachtgever (zie Afbeelding 2 en Afbeelding 3).
Afbeelding 2. Ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd) geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Schaal 1: 20.000.
1.4 Doel van het onderzoek
Het onderzoek was gericht op de volgende aandachtspunten:
• De geologie en de landschapsgeschiedenis ter plaatse van het onderzoeksgebied, in relatie tot de bewoningsmogelijkheden in het verleden;
• De intactheid van de bodem ter plaatse van het onderzoeksgebied
• De kans op de aanwezigheid van archeologische waarden ter plaatse van het onderzoeksgebied:
• De mate waarin mogelijk aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden door de uit te voeren werkzaamheden met aantasting kunnen worden bedreigd.
1.5 Fasering
Na de opdrachtverlening is er een begin gemaakt met het onderzoek. Eerst is gewerkt aan de voorbereiding (de uitvoering van het Archeologisch Bureauonderzoek en het opstellen van het daarop gebaseerde archeologisch verwachtingsmodel) en de planning van het onderzoek. Hierbij zijn diverse bronnen geraadpleegd om al aanwezige archeologische, historische, geologische en luchtfoto- informatie zoveel mogelijk te kunnen benutten. Vervolgens is op 10 augustus 2010 een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Dit veldonderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. Tenslotte is, op basis van de verkregen gegevens, een overzicht samengesteld van de aangetroffen archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies, alsook de op basis hiervan tot stand gekomen adviezen zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.
1.6 Onderzoeksteam
Het onderzoek werd uitgevoerd door:
G. M. H. Benerink bureauonderzoek, rapportage
F. A. van Meurs projectcoördinatie, veldwerk, gegevensverwerking
Afbeelding 3. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd) geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN.
Kaartschaal 1: 2.500. ©Topografische Dienst, Emmen [2010].
2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken
2.1 Bureauonderzoek
Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Op basis van deze verworven informatie wordt een archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld en wordt een beslissing genomen over het al dan niet uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek en de wijze waarop dit moet worden uitgevoerd. In het kader van het bureauonderzoek zijn diverse bronnen geraadpleegd, met als doel gebruik te maken van de in deze archieven beschikbare of alsnog destilleerbare informatie over de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van het gebied. Onder meer zijn daarbij kaartmateriaal van de Topografische Dienst, kaartmateriaal van TNO-NITG, de Gemeente Leiden en Archis2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, geraadpleegd. Daarnaast werd er over het onderzoeksgebied en de directe omgeving nadere archeologische en historische informatie vergaard uit rapportages van reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken.
2.2 Archeologisch verwachtingsmodel
Op basis van het bureauonderzoek is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Hierbij gaat het vooral om een gespecificeerde verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom) en de relatie (mogelijke diepteligging en context) met de geologische ondergrond. Op basis van het archeologisch verwachtingsmodel is het onderzoeksplan voor het veldonderzoek uitgewerkt.
2.3 Veldonderzoek 2.3.1 Booronderzoek
Op basis van het onderzoeksplan is het booronderzoek op het terrein uitgevoerd. Ten einde het op basis van de informatie van het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachtingsmodel te kunnen toetsen, is gekozen voor de uitvoering van een veldonderzoek door middel van grondboringen.
Ten grondslag aan deze keuze ligt het gegeven dat relevante archeologische niveaus mogelijk door sediment zijn afgedekt, waardoor het opsporen van archeologische vindplaatsen door middel van een oppervlaktekartering niet mogelijk was. De uitvoering van grondboringen was daarom in dit geval de minst destructieve methode, waarmee met voldoende betrouwbaarheid de kans op de aan- of afwezigheid van archeologische waarden kon worden aangetoond.
Door middel van boringen kan de mate van intactheid van het geologisch profiel worden bepaald en kan inzicht worden verkregen in de geologische opbouw van een gebied. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot de Romeinse tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie. Ook voor wat betreft de Romeinse tijd en de Middeleeuwen is er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds sprake van een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning.
Soms kan de stratigrafie, de aard, de dikte, de omvang en de ouderdom van de archeologisch interessante grondlagen aan de hand van de boringen globaal worden bepaald en verder in kaart worden gebracht. Soms kunnen ook direct al archeologische indicatoren worden getraceerd.
Indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn onder meer de aanwezigheid van houtskool, verbrand bot, aardewerkfragmenten, potgruis, vuursteen, puin of verstoorde grondlagen.
2.3.2 Oppervlaktekartering
Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten aan het oppervlak. In gebieden waar archeologisch belangrijke lagen relatief dicht aan het oppervlak liggen (er is dan geen sprake van omvangrijke sedimentvorming op deze lagen) kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral vers geploegde akkers lenen zich voor deze onderzoeksmethodiek. Binnen het onderzoeksgebied is, vanwege de aanwezige begroeiing en verharding, en het daardoor ontbreken van vondstzichtbaarheid, geen oppervlaktekartering uitgevoerd.
2.4 Uitwerking en rapportage
Na het veldonderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Hierbij is voortdurend sprake geweest van een terugkoppeling naar de uitkomsten van het bureauonderzoek (toetsing archeologisch verwachtingsmodel). Ter afronding van het archeologisch onderzoek is het nu voorliggende eindrapport samengesteld.
3. Resultaten archiefonderzoek
3.1 Geologische en geomorfologische gegevens
Het onderzoeksgebied ligt in het westelijk veengebied, dat is ontstaan in het Holoceen. Het Holoceen is het jongste geologische tijdvak dat ongeveer 10.000 jaar geleden een aanvang nam en doorloopt tot de huidige tijd. Het betreft een relatief warme periode, die gekenmerkt wordt door een zeespiegelstijging als gevolg van het smelten van ijskappen. Onder invloed van een variërende zee- invloed werd in de Zuid-Hollandse kustvlakte een zeer heterogeen sedimentpakket afgezet. Deze sedimentatie vond bovenop de reeds aanwezige Pleistocene ondergrond plaats.
Rond 7000 jaar geleden lag de zeespiegel aanzienlijk lager dan het huidige niveau. Omstreeks deze tijd ontstonden in West-Nederland, iets ten westen van de huidige kustlijn, strandwallen. Hierachter bevond zich een wadden- en kweldergebied. Aan de rand van dit kweldergebied ontstonden door uittredend grondwater zoetwatermoerassen, waarin veenvorming optreedt.
Onder invloed van een gestage zeespiegelstijging en het Atlanticum kwam de kustlijn steeds verder land inwaarts te liggen. Dit heeft als gevolg dat ook het kustmoeras steeds verder landinwaarts geschoven werd en er over het reeds gevormde veen nieuwe mariene sedimenten werden afgezet. Op deze wijze ontstonden op het oude Pleistocene landoppervlak een dunne laag veen met daarop een pakket mariene afzettingen. Dit veen is het Basisveen (Formatie van Nieuwkoop), de mariene afzettingen vormen de afzettingen van Calais (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer).
Vanaf 5000 jaar geleden nam de relatieve zeespiegelstijging af. Doordat er meer zand werd aangevoerd konden de strandwallen zich stabiliseren en werd de kust weer in westelijke richting uitgebouwd. De achter de strandwallen gelegen lagune slibde steeds verder op. Uiteindelijk zorgden het aaneensluiten van de strandwallen en een verminderde sedimenttoevoer er voor dat de lagune niet helemaal kon dichtslibben. Door de aanvoer van regen en rivierwater trad verzoeting op en kon er op grote schaal veenvorming plaatsvinden. In eerste instantie was er sprake van een eutroof (voedselrijk) milieu waarin riet- en broekveen wordt gevormd. Naarmate het veenpakket dikker werd en de veenvormende planten niet meer bij het grond water konden, ontstonden er oligotrofe (voedselarme) milieus waarin, uit voornamelijk veenmosveen bestaand, hoogveen werd gevormd. Het veen dat op deze wijze is ontstaan en op de mariene afzettingen is gelegen, vormt het Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop).
Tot het eind van het eerste millennium van de jaartelling bestond het gebied achter de strandwallen uit een vrijwel aaneengesloten veengebied, slechts onderbroken door enkele zeegaten en kreeksystemen.
(De Mulder et al. 2003). Vanaf de13e eeuw werd het gebied ontgonnen en aan de noordzijde bedijkt.
Nadien namde overstromingsfrequentie af en vond er nog maar weinig sedimentatie plaats.
Voor wat betreft de door de Mulder et al (de Mulder et al, 2003) voorgestelde nieuwe lithostratigrafie (zie Bijlage 3) dient het volgende opgemerkt te worden. SOB Research is van mening dat deze nieuwe lithostratigrafische terminologie in het geheel geen meerwaarde biedt voor wat betreft de koppeling tussen archeologie en geologie. Integendeel: met name in het Holocene gebied gaan hiermee mogelijkheden voor een dergelijke koppeling verloren. Daarnaast is er geen goede koppeling mogelijk tussen reeds decennia lang uitgevoerd archeologisch onderzoek en de nieuwe voorgestelde lithostratigrafische terminologie. Tevens ontbreken ook geologische kaarten, waarbij deze terminologie is gehanteerd, zodat een betrouwbare presentatie niet mogelijk is. Het is vanuit haar eigen kwaliteitsborging dat SOB Research, zeker voor wat betreft het Holocene deel van Nederland, de gangbare lithostratigrafie toepast en vooralsnog zal blijven toepassen.
Voor het verkrijgen van inzicht in de geologische opbouw van het onderzoeksgebied en de directe omgeving daarvan kon gebruik worden gemaakt van de rapportages van RAAP (Oude Rengerink, 1999), van de Bodemkaart van Nederland (zie Afbeelding 4) en van de Geomorfologische kaart van Nederland (zie Afbeelding 5). Een nadeel bij het gebruik is de relatieve grofschaligheid van de twee laatstgenoemde kaarten; de informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelniveau. Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie.
Afbeelding 4. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op de Bodemkaart van Nederland.
Bron: Archis2/Alterra.
Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Bodemkaart (zie Afbeelding 4) een zone weergegeven als kalkarme leek- en woudeerdgronden, bestaande uit klei (code pMn86C). Meer naar het zuiden toe worden liedeerdgronden bestaande uit zavel weergegeven (code U30Tnr123).
Ter plaatse van het noordelijke gedeelte van het onderzoeksgebied wordt op de Geomorfologische Kaart van Alterra (zie Afbeelding 5) een zone weergegeven als ‘lage dijk’ (code D1). Het zuidelijke gedeelte van het onderzoeksgebied is gelegen binnen een zone die wordt weergegeven als een ‘rivier- inversierug’ (code 3K26). Ten zuiden daarvan ligt een ‘rivierkomvlakte’ (code 1M23).
Afbeelding 5.De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op de Geomorfologische Kaart van Nederland. Bron: Archis2/Alterra.
Bij een uitgebreid booronderzoek van RAAP in de Oostvlietpolder in 19991 is op de Afzettingen van Calais (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer) een pakket Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) aangetroffen. In het oosten van de polder bereikt het veen een dikte van maximaal 2.0 meter. Onderin is het veen kleiig, naar boven toe niet meer. In het oostelijke deel van de polder leek de top van het veen niet geërodeerd te zijn, terwijl dat in het westelijk deel wel het geval leek te zijn. Dit als gevolg van erosie en de vorming van kreken vanuit de Vliet. Het kan in dit geval zowel gaan om Duinkerke I- (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) als Tiel 0-kreken (Formatie van Echteld). Ook het onderzoeksgebied ligt voor een groot deel op oever-/kreekafzettingen (zie Afbeelding 6). Voor het gebied waarin het onderzoeksgebied ligt wordt er vanuit gegaan dat het alleen om Afzettingen van Duinkerke I gaat (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren). Verder zijn tot circa 0.3 meter beneden maaiveld de bovenste afzettingen aangerijkt met zand. Dit zand werd ter verbetering van de bouwvoor aangevoerd vanuit het duingebied.
De Vliet, die aan de westzijde langs de Oostvlietpolder loopt, is vermoedelijktussen 3450 en 2750 BP ontstaan. Dit kan afgeleid worden uit het voorkomen van de Afzettingen van Tiel-0 (Formatie van Echteld) langs de Vliet. De Vliet heeft zich in het Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) ingesneden, waarbij in een strook van ca. 200 meter aan weerszijden van de Vliet oeverafzettingen zijn afgezet op het veen. Ten oosten daarvan bestaat de ondergrond uit Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) op Afzettingen van Calais (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer) (Oude Rengerink, 1999).
1 Hierbij zijn geen boringen uitgevoerd ter plaatse van het onderzoeksgebied.
Afbeelding 6.De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd) op een kaart van RAAP, waarop het krekensysteem en vindplaatsen, aangetroffen bij het booronderzoek zijn weergegeven. Bron: Oude Rengerink, 1999.
3.2 Archeologische gegevens
Voor een overzicht van reeds bestaande kennis ten aanzien van archeologische vindplaatsen binnen - en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied werden de Archeologische Waardenkaart van de Gemeente Leiden en Archis2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geraadpleegd.
De Archeologische Waardenkaart van de Gemeente Leiden is het beleidsinstrument van de Gemeente Leiden met betrekking tot de afweging van archeologische belangen. Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de kaart een zone weergegeven met een hoge verwachting (zie Afbeelding 8). Op de kaart van het Bestemmingsplan Archeologie (zie Afbeelding 9) is het onderzoeksgebied gelegen binnen een zone met hoge archeologische waarde (Waarde-5).
Op de Archeologische Monumentenkaart van Zuid-Holland (AMK; Den Haag/Amersfoort: 1994) worden ter plaatse van het onderzoeksgebied geen terreinen met een archeologische status aangegeven. Wel worden in Archis2 in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied enkele Archeologische Monumenten afgebeeld (zie Afbeelding 7). Op slechts 50 meter ten oosten van het onderzoeksgebied wordt een terrein van hoge archeologische waarde aangegeven (Monumentnummer 15.377), bestaande uit sporen van bewoning uit de Midden-Romeinse Tijd (70-270 na Christus) tot in de Middeleeuwen (500-1500 na Christus).
Op circa 500 meter afstand naar het westen, wordt eveneens een terrein van hoge archeologische waarde afgebeeld (Monumentnummer 3.180). In dit geval een terrein met resten van de hofstede Vredenhoef daterend uit de Late Middeleeuwen. Op ongeveer 700 meter naar het zuidwesten wordt nog een terrein weergegeven met een zeer hoge archeologische waarde (Monumentnummer 16.280).
Hier gaat het om twee veenwegen uit de Late Bronstijd of IJzertijd en sporen van bewoning uit het Neolithicum.
In Archis2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zijn geen gegevens bekend van vondsten, die ter plaatse van het onderzoeksgebied zouden zijn gedaan. In de omgeving van het onderzoeksgebied zijn archeologische vondsten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd gedaan. Zo zijn bij booronderzoeken van het archeologisch bureau RAAP in de Oostvlietpolder, eind jaren negentig, diverse vindplaatsen uit voornamelijk de IJzertijd en Romeinse Tijd geïnventariseerd (zie Afbeelding 6). Deze zijn zowel gelegen op een stelsel van kreekruggen als op de oeverafzettingen, rondom het onderzoeksgebied, op dieptes tussen circa 0.3 en 0.7 meter beneden maaiveld (Waarnemingnummer 137.667, 138.365 tot en met 138.368).
Bij een proefsleuvenonderzoek en een begeleiding van Archeomedia werden ten zuiden van het onderzoeksgebied enkele veenwegen uit de Late Bronstijd/IJzertijd aangetroffen (Waarnemingnummer 408.526 en 408.532).
Ten slotte zou de Gracht van Corbulo ongeveer ter plaatse van de huidige Vliet kunnen hebben gelegen, aan de noordzijde van het onderzoeksgebied. De hoge archeologische verwachtingswaarde op de Waardenkaart van de Gemeente Leiden ter plaatse van de zone langs de Vliet hangt hiermee samen (Hessing, 2004/Gemeente Leiden, 2010).
Afbeelding 7. De ligging van in Archis2 geregistreerde waarnemingen (geel, genummerd) en monumenten (rood omkaderd) in de (directe) omgeving van het onderzoeksgebied (paars). Onderzoeksmeldingen zijn blauw omkaderd. Bron:
Archis2.
Afbeelding 8. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw) op een uitsnede van de Archeologische Waardenkaart van de Gemeente Leiden. Rood: aangetoonde waarde. Roze: hoge verwachting. Schaal: 1: 5.000. Bron: Gemeente Leiden.
Afbeelding 9. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw) op een uitsnede van het Archeologisch Bestemmingsplan van de Gemeente Leiden. Rood: Waarde-3. Oranje: Waarde-5. Schaal: 1: 5.000. Bron: Gemeente Leiden.
3.3 Historische gegevens
De Oostvlietpolder en de omgeving daarvan zijn ongeveer in de 12e/13e eeuw ontgonnen. Daarbij vormde de oostoever van de Vliet de ontginningsas. Haaks hierop werden noordwest-zuidoost georiënteerde verkavelingssloten gegraven. Deze verkaveling is tegenwoordig nog aanwezig.
Middeleeuwse vindplaatsen zullen derhalve vooral onder de huidige bewoning liggen, waar enige oude boerderijen wellicht middeleeuwse voorgangers hebben gehad.
De Oostvlietpolder is ontstaan uit de samenvoeging van de voormalige Hofpolder en de Vlietpolder De grens van de beide polders werd gevormd door de voormalige Hofweg, die een stuk ten oosten van het onderzoeksgebied was gelegen. Het onderzoeksgebied lag dus in de voormalige Hofpolder (of Hoflantspolder).
In het kader van de analyse van historisch kaartmateriaal werden onder meer een kaart uit 1615 van Balthasar & Florisz. van Berckenrode, een kaart uit 1687 van Dou & van Brouckhuijsen, een kaart uit 1746 van Bolstra, het Kadastrale Minuutplan uit 1811 - 1832 en de Topografische Kaarten uit 1876, 1903, 1924, 1950 en 1958 geraadpleegd. Vanwege de grofschaligheid van de kaarten uit 1615, 1687 en 1746 kunnen niet met zekerheid uitspraken worden gedaan over de situatie binnen het onderzoeksgebied
Op de historische kaart van 1615 (zie Afbeelding 10) wordt de Oostvlietpolder voor het eerst goed weergegeven. Hierop is te zien dat het onderzoeksgebied toen waarschijnlijk niet bebouwd was. Op enige afstand naar het westen wordt wel een boerderij afgebeeld. Waarschijnlijk liep hier de reeds aanwezige Hofweg via een veer/brug over het water. Ook ten oosten van het onderzoeksgebied wordt langs de Vliet, aan de oostzijde van de Hofweg, een boerderij afgebeeld. Op de kaarten van 1687 (niet afgebeeld 2) en 1746 (zie Afbeelding 11) worden inmiddels nog twee andere boerderijen afgebeeld juist ten oosten grenzend aan het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied lijkt dan nog steeds onbebouwd te zijn. Ook op het Kadastrale Minuutplan en de Topografische Kaarten tot 1950 blijft het perceel onbebouwd (zie Afbeelding 12 en 13). Pas op de Topografische Kaart van 1950 wordt binnen het onderzoeksgebied een schuur afgebeeld (zie Afbeelding 14). Deze situatie binnen het onderzoeksgebied handhaaft zich tot in het heden.
Vanaf het begin van de 17e eeuw, is het onderzoeksgebied dus waarschijnlijk onbebouwd gebleven tot in de 20e eeuw. Over de situatie binnen het onderzoeksgebied voorafgaand aan 1615 kunnen geen uitspraken worden gedaan, vanwege het ontbreken van kaarten uit deze periode.
2 Enkele kaarten worden niet afgebeeld omdat op deze kaarten een vergelijkbare situatie aanwezig is als op de voorafgaande of latere kaart.
Afbeelding 10. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de kaart van Balthasar & Florisz. van Berckenrode uit 1615. Bron: www.watwaswaar.nl.
Afbeelding 12. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van het Kadastrale Minuutplan uit 1811-1832. Schaal 1: 5.000. Bron: www.watwaswaar.nl.
Afbeelding 13. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Topografische Kaart uit 1876. Schaal 1: 10.000. Bron: www.watwaswaar.nl.
Afbeelding 14. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Topografische Kaart uit 1958. Schaal 1: 10.000. Bron: www.watwaswaar.nl.
3.4 Luchtfoto’s
In het kader van het onderzoek werd één luchtfoto geraadpleegd (niet in dit rapport weergegeven). Dit betrof een foto gemaakt op 24 mei 1989 (ROBAS, fotonummer 30511). Op de luchtfoto is te zien dat het onderzoeksgebied toen deels bebouwd was (schuur) en deels begroeid. Er zijn ter plaatse van het onderzoeksgebied geen aanwijzingen te zien die duiden op de aanwezigheid van archeologisch resten.
3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland
Tijdens het onderzoek werd het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd (zie Afbeelding 15). De rode, oranje en gele zones betreffen hoger gelegen gedeelten. De groene en blauwe zones betreffen lager gelegen gedeelten. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat het onderzoeksgebied ter plaatse van een relatief laag gelegen zone ligt. Echter, de hoger gelegen zones op de kaart, betreffen in de meeste gevallen bebouwing. Te zien is dat het onderzoeksgebied hoger is gelegen dan het land ten zuiden ervan. Deze relatief hogere ligging heeft mogelijk te maken met de aanwezigheid van een kreekrug. Op basis van de AHN kan worden aangenomen dat het maaiveld op een hoogte variërend van circa 0.70 en 1.05 meter -NAP ligt.
Afbeelding 15. De positie van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De blauwe en groene zones betreffen lager gelegen gedeelten, de gele en oranje zones betreffen hoger gelegen delen. Schaal: 1: 10.000. (c) AHN - www.ahn.nl.
3.6 Archeologisch verwachtingsmodel
Op basis van de beschikbare geologische, archeologische en historische gegevens kan worden ingeschat dat er binnen het onderzoeksgebied archeologische sporen uit de Prehistorie tot en met de Nieuwe Tijd kunnen worden aangetroffen. Ter plaatse van het onderzoeksgebied bevinden zich kleiafzettingen van Duinkerke (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) op Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) op Afzettingen van Calais (klei- en zandafzettingen) (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer). De top van de Afzettingen van Duinkerke (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) kan dagzomend worden aangetroffen.
Ter plaatse van het onderzoeksgebied kunnen archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum worden aangetroffen in de top van - of op de Afzettingen van Calais (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer). Echter vanwege de aanwezigheid van strandwallen ten westen van het onderzoeksgebied, waarop reeds Neolithische bewoning is vastgesteld is het waarschijnlijk dat vindplaatsen uit deze periode zich eerder op deze hoger gelegen strandwallen concentreren. Vindplaatsen uit de Bronstijd en de IJzertijd kunnen worden aangetroffen in of op het Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop). Er moet echter rekening mee worden gehouden dat het Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) binnen het onderzoeksgebied niet meer intact aanwezig kan zijn, als gevolg van erosie door de aanwezige
Archeologische resten uit de IJzertijd tot en met de Romeinse Tijd kunnen zich in/op de Afzettingen van Duinkerke (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) bevinden. Ook zou de Gracht van Corbulo ongeveer op de locatie van de Vliet vlak ten noorden van het onderzoeksgebied kunnen hebben gelegen. De kans op het aantreffen van archeologische resten uit de IJzertijd/Romeinse Tijd is hoog, vanwege de ligging van het onderzoeksgebied op kreek- en oeverafzettingen van Duinkerke I (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren).
In deze afzettingen zijn op een diepte tussen circa 0.3 en 0.7 meter, door RAAP tien vindplaatsen aangetroffen in de Oostvlietpolder. Deze aangetroffen vindplaatsen zijn overigens wel buiten het onderzoeksgebied gelegen.
De kans op archeologische resten uit de Middeleeuwen/Nieuwe Tijd is klein. Dit omdat op oude kaarten vanaf 1615 tot 1950 geen bebouwing staat aangegeven binnen het onderzoeksgebied. Resten van bewoning uit de Late Middeleeuwen en de 16e eeuw moeten eerder verwacht worden ter plaatse van de oude boerderijen ten oosten en ten westen van het onderzoeksgebied, toch kan het aantreffen van resten uit deze periode niet geheel uitgesloten worden.
De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische sporen is op dit moment nog niet bekend.
Archeologische vindplaatsen kunnen herkend worden aan de hand van de aanwezigheid van een bewoningsniveau of een akkerlaag, door middel van vuursteen, fragmenten aardewerk, houtskool of bijvoorbeeld botmateriaal. In hoeverre het bodemprofiel (en daarmee mogelijk archeologische resten) nog intact aanwezig zal zijn is niet bekend. Dit geldt ook voor de invloed van post-depositionele processen op het aanwezige bodemarchief.
4. Resultaten veldonderzoek
4.1 Inleiding
Het onderzoeksgebied ligt in de Oostvlietpolder ten zuiden van Leiden aan de Vlietweg. Het onderzoeksgebied was ten tijde van het veldonderzoek in gebruik als een verhard erf met een schuur en voor een deel bosschages. De aanwezige schuur leek niet tot nauwelijks gefundeerd. Het grootste deel van het terrein was verhard met puin of betonplaten, op het deel met de bosschages na (zie Afbeelding 16). Een mestvaalt in het zuidoostelijk deel van het terrein was voor een deel ingegraven.
Het maaiveld lag op een hoogte tussen 0.70 en 1.05 meter -NAP.
Afbeelding 16. De positie van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd in Google Earth. Aangegeven is de indeling en functie van het terrein.
4.2 Booronderzoek IVO
De grondboringen zijn voor een deel in samenwerking met medewerkers van VanderHelm Milieubeheer uitgevoerd, die het milieukundig onderzoek op het terrein uitvoerden. Binnen het onderzoeksgebied zijn de boringen uitgevoerd afhankelijk van de situatie van het terrein, zoals aanwezige verharding. In totaal werden tijdens het IVO zes boringen uitgevoerd tot een diepte tussen 1.00 en 4.00 meter beneden het maaiveld. Per boorpunt is tot op een diepte van 1.30 meter beneden het maaiveld geboord met een edelmanboor met een diameter van 7 of 12 centimeter. Vervolgens zijn de boringen verdiept met een gutsboor met een diameter van 3 centimeter. Bij iedere afzonderlijke boring werden de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen en archeologische sporen ten opzichte van het maaiveld ingemeten (ASB, NEN5104). De locatie van de boringen is bepaald met gebruikmaking van een gps-systeem (Geo-Explorer CE/ Geo XT). De bijbehorende hoogteliggingen van het maaiveld werden ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De AHN kent een onnauwkeurigheid van 6 tot 10 centimeter (zie Bijlage 4).
4.3 Geologische opbouw
Op basis van de gegevens van het booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van het onderzoeksgebied sprake is van een verstoorde bovenlaag, bestaand uit zand of zandige klei, opgebracht dan wel vergraven. Daaronder volgt een natuurlijk profiel van Afzettingen van Duinkerke (klei) (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) op Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) en Afzettingen van Calais (klei) (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer).
De opgebrachte/verstoorde laag bleef in de meeste boringen beperkt tot een dikte van circa 0.40 meter.
Alleen in Boring nr.: 1 tot en met 3 was de verstoring meer diepgaand (tot 0.70 en 1.50 meter). De verstoring waargenomen in Boring nr.: 2 is het gevolg van de aanwezigheid van een oude kavelsloot, die langs het perceel moet hebben gelopen, haaks op de dijk (ontginningsas) langs de Vliet.
De top van het natuurlijke Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) werd aangetroffen tussen een diepte van 2.23 meter -NAP (Boring nr.: 4) en 2.67 meter -NAP (Boring nr.: 1), dit is dieper dan het veen in de rest van de polder. Mede hierdoor kan geconcludeerd worden dat de top van het veenpakket hier niet meer intact aanwezig is door erosie van de naastliggende Vliet en de daaruit voort komende kleinere kreken. De lagere ligging kan ook deels worden veroorzaakt door inklinking van het veen, door het gewicht van een dikker kleipakket van kreek- en oeverafzettingen dat hier aanwezig is. De top van de Afzettingen van Duinkerke I (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) zal plaatselijk verstoord zijn bij de bouw van de aanwezige schuur, het ingraven van de mestvaalt en sloot en over het algemeen door agrarisch landgebruik.
In de boringen werden geen archeologische indicatoren aangetroffen, dan wel aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van de Gracht van Corbulo.
Afbeelding 17 (zie vorige pagina). De positie van de boorpunten van het IVO (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Het onderzoeksgebied is rood omkaderd. Schaal 1: 1000. ©Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2010].
Afbeelding 18. Grafische weergave van de boringen.
Legenda:
Zwart: bestrating/slootvulling Groen: verstoring
Blauw/grijs: Afzettingen van Duinkerke Bruin: Hollandveen
Lichtblauw: Afzettingen van Calais
4.4 Archeologische indicatoren
In geen van de boringen werden archeologische indicatoren aangetroffen.
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Aanleiding tot het archeologisch onderzoek vormt een voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de mogelijke bouw van een vrijstaande woning ter plaatse van de Vlietweg 74 te Leiden (Gemeente Leiden). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 1000 vierkante meter. Ten behoeve van de planologische procedure dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Als gevolg van de te voorziene bodemingrepen (graaf- en bouwwerkzaamheden) zouden mogelijk archeologisch relevante horizonten kunnen worden verstoord. Op basis van het vigerende landelijke (o.m. Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007) en de KNA 3.1), het provinciale en gemeentelijk beleid moest daarom een verantwoorde inschatting en afweging worden gemaakt van de mogelijk in het geding zijnde archeologische belangen.
Hiertoe is door SOB Research, in opdracht van VanderHelm Milieubeheer, een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO- Overig) uitgevoerd. Dit met het doel om de geologische opbouw, de intactheid van de bodem en de kans op de aanwezigheid van archeologische en cultuurhistorische waarden vast te stellen.
Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek, waarbij de beschikbare archeologische, historische en geologische informatie werd geraadpleegd en geanalyseerd, is een Archeologisch Verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied opgesteld.
De toetsing van het Archeologisch Verwachtingsmodel heeft plaatsgevonden op basis van de resultaten van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-Overig).
Hierbij zijn 6 boringen uitgevoerd tot op een diepte van minimaal 1 meter beneden het maaiveld en maximaal 4 meter beneden het maaiveld.
Op basis van de gegevens van het booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van het onderzoeksgebied sprake is van een verstoorde bovenlaag, bestaand uit zand of zandige klei, opgebracht dan wel vergraven. Daaronder volgt een natuurlijk profiel van Afzettingen van Duinkerke (klei) (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) op Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) en Afzettingen van Calais (klei) (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer).
De opgebrachte/verstoorde laag bleef in de meeste boringen beperkt tot een dikte van circa 0.40 meter.
Alleen in Boring nr.: 1 tot en met 3 was de verstoring meer diepgaand (tot 0.70 en 1.50 meter). De verstoring waargenomen in Boring nr.: 2 is het gevolg van de aanwezigheid van een oude kavelsloot, die langs het perceel moet hebben gelopen, haaks op de dijk (ontginningsas) langs de Vliet.
De top van het natuurlijke Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) werd aangetroffen tussen een diepte van 2.23 meter -NAP (Boring nr.: 4) en 2.67 meter -NAP (Boring nr.: 1), dit is dieper dan het veen in de rest van de polder. Mede hierdoor kan geconcludeerd worden dat de top van het veenpakket hier niet meer intact aanwezig is door erosie van de naastliggende Vliet en de daaruit voort komende kleinere kreken. De lagere ligging kan ook deels worden veroorzaakt door inklinking van het veen, door het gewicht van een dikker kleipakket van kreek- en oeverafzettingen dat hier aanwezig is. De top van de Afzettingen van Duinkerke I (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) zal plaatselijk verstoord zijn bij de bouw van de aanwezige schuur, het ingraven van de mestvaalt en sloot en over het algemeen door agrarisch landgebruik.
In de boringen werden geen archeologische indicatoren aangetroffen, dan wel aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van de Gracht van Corbulo.
Het aangetroffen geologisch profiel was in overeenstemming met het profiel dat op basis van het Archeologisch Verwachtingsmodel kon worden verwacht. In het kader van de planontwikkeling zal ter plaatse van het onderzoeksgebied mogelijk woningbouw worden gerealiseerd. Hierbij zal de bodem worden verstoord, door graafwerkzaamheden en door heiwerkzaamheden. Het exacte bouwplan is vooralsnog niet bekend. Men gaat er van uit dat de nieuwe woning op dezelfde plek komt als de
huidige schuur, die overigens niet tot nauwelijks gefundeerd is. Gelet op de bodemopbouw zal er wel geheid gaan worden, en funderingen tot minstens 0.8 meter diep aangebracht worden.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan het volgende worden aanbevolen. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de kans op het aantreffen van archeologische resten in de Afzettingen van Calais (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer) erg laag is. De kans op het aantreffen van archeologische resten in het Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop) is eveneens laag, vanwege erosie van de top van het desbetreffende pakket.
De kans op het aantreffen van archeologische resten in de Afzettingen van Duinkerke (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) is op basis van de aanwezige situatie in het onderzoeksgebied groter. Vanwege de aanwezige verstoorde top van de Afzettingen van Duinkerke (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren) (minimaal 0.40 meter) kunnen alleen diepergaande archeologische sporen (kuilen, waterputten) nog aanwezig zijn. Echter door het ontbreken van archeologische indicatoren en akker- of leeflagen in de boringen, alsmede de resultaten van het booronderzoek van RAAP in 1999 waar in boringen in de onmiddellijke nabijheid van het onderzoeksgebied ook geen archeologische indicatoren of vindplaatsen aangetroffen werden, wordt de kans klein geacht archeologische resten aan te treffen binnen het onderzoeksgebied. Daarom wordt op basis van de onderzoeksresultaten vervolgonderzoek binnen het onderzoeksgebied niet noodzakelijk geacht.
Literatuur
- Gemeente Leiden: Archeologische Waardenkaart van de Gemeente Leiden; Leiden: 2009 - Gemeente Leiden: Bestemmingsplan Archeologie; Leiden: 2010
- Hessing, W. A. M.: Archeologische waarden en verwachtingen op het grondgebied van Leiden. Inventarisatie, kaarten en vertaling naar het ruimtelijk beleid; Amersfoort: 2004
- Mulder, E. F. J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W. E. Westerhof en T. E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003
- Oude Rengerink, J.A.M.: Oostvlietpolder, Gemeente Leiden. Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI-1). RAAP-rapport 428; Amsterdam: 1999
- Oude Rengerink, J.A.M.: Oostvlietpolder, vindplaatsen 2, 5, 6 en 7, Gemeente Leiden.
Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI-2). RAAP-rapport 480; Amsterdam: 1999 - Provincie Zuid-Holland: Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland; Den Haag: 2010 - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2);
Amersfoort: 2010
- Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB)/Provincie Zuid-Holland:
Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland; Amersfoort/Den Haag: 1994 - Robas-producties/Topografische Dienst: Foto-atlas Zuid-Holland; Den Ilp: 1989
- SOB Research: Aanvraag “Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Vlietweg 74, Leiden, Gemeente Leiden”:
Heinenoord: 2010 - http://www.ahn.nl
- http://www.watwaswaar.nl
Verklarende woordenlijst
antropogeen door menselijk handelen
C14 datering bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.
differentiële klink verschijnsel waarbij relatief hoog of laag liggende gebieden door geologische of fysische processen laag of hoog (andersom) komen te liggen. Ook wel omgekeerde klink of reliëfinversie genoemd
dy organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken
erosie verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water
estuarium een min of meer trechtervormige monding van een rivier die binnen het bereik van getijdestromingen ligt
eutroof veen veen dat in een voedselrijk milieu ontstaan is fluviatiel onder invloed van een rivier
GBKN Grootschalige Basiskaart Nederland geul rivier- of kreekbedding
gorzenlandschap gebied dat boven gemiddeld hoogwater ligt en pas bij de hoogste vloeden onderloopt
gyttja organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken
Hollandveen alle veenpakketten die gedurende het Holoceen zijn ontstaan met uitzondering van het basisveen. De definitie van ‘Hollandveen’ betreft dus in feite bijna alle veenpakketten die gedurende de afgelopen 8000 jaar zijn ontstaan
Holoceen jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 9000 jaar voor Chr.
tot heden)
in situ bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten
klink maaivelddaling van veen- en kleigronden door ontwatering, oxidatie van organisch materiaal en krimp
lagunair, lagune ondiepe baai, beschermd tegen open zee door een strandwal of haf
marien het milieu waar sedimentatie plaatsvindt die direct wordt beïnvloed door de zee
meanderen zich bochtig door het landschap slingeren (van waterlopen) mesotroof veen veen, dat in matig voedselrijk milieu is ontstaan
modderklei afzettingen in het perimariene gebied, bestaande uit kleiige venen en venige kleien
moernering veenafgraving, hoofdzakelijk ten behoeve van zoutwinning en de winning van brandstof (turf)
oligotroof veen veen, dat in voedselarm milieu is ontstaan
oxidatie (traag) verbrandingsproces van organisch materiaal in reactie met zuurstof perimarien het milieu, waarin de sedimentatie wordt beïnvloed door de zee (via het rivier-
en kreekstelsel), maar waar mariene afzettingen van betekenis ontbreken Pleistoceen geologisch tijdperk dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de
IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen
pollenanalyse statistische studie van stuifmeelkorrels en sporen, die in sedimenten gevonden worden. Doel is onder meer milieureconstructie
regressiefase periode waarin de zee-invloed afneemt (als gevolg van een daling van de zeespiegel of als gevolg van sluiting van strandwallencomplex) na een transgressiefase
sediment afzetting gevormd door bezinksel of neerslag
sondeerijzer lange, dunne metalen 'prikstok', die onder meer wordt gebruikt om antropogene sporen te op te sporen
stroomrug restant van een door zand- en klei-afzettingen verlande, oude stroomgeul.
Door differentiële klink meestal hoger gelegen dan de omgeving
transgressiefase fase waarin de invloed van de zee zich in het binnenland uitbreidt (als gevolg van stijging van de zeespiegel of als gevolg van erosie van het
strandwallencomplex)
verlandingsklei klei die aan het einde van een transgressiefase wordt afgezet
Bijlage 1
Administratieve gegevens
Projectnaam: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Vlietweg 74, Leiden, Gemeente Leiden
Opdrachtgever: VanderHelm Milieubeheer
Nobelsingel 2
2652 XA Berkel en Rodenrijs Tel. (010) 249 24 60
Fax (010) 249 24 70 E-mail: info@vdhelm.nl
Uitvoerder: SOB Research
Hofweg 13, Heinenoord
Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 604432
Fax: 0575 476139
E-mail: sobresearch@wxs.nl
Bevoegde Overheid: College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Leiden
Postbus 9100 2300 PC Leiden Tel.: 071- 516 5165
Datum opdracht: 30 juli 2010
Datum conceptrapport: 29 september 2011 Datum definitief rapport: 7 oktober 2011
Plaats: Leiden Gemeente: Leiden Provincie: Zuid-Holland Toponiem: Oostvlietpolder Huidig grondgebruik: begroeiing, gras, bebouwing, verharding Toekomstige situatie: bebouwing
Kaartblad: 30H
Geologie: Afzettingen van Duinkerke op Hollandveen op Afzettingen van Calais
Kadastrale gegevens: Kadastrale Gemeente Leiden: perceel V2259 (gedeeltelijk) Geomorfologie: Noordelijk deel: Lage dijk (D1). Zuidelijk deel: Rivier-
inversierug (3K26)
Bodemtype: Kalkarme leek-/woudeerdgronden (pMn86c) Grondwatertrap: III
NAP-hoogte maaiveld: tussen 0.7 meter -NAP en 1.05 meter -NAP Coördinaten: NW: 92.280/461.006 ZW: 92.301/460.963
NO: 92.293/461.014 ZO: 92.315/460.971 Oppervlakte onderzoeksgebied: 1120 vierkante meter
Kaart plangebied: zie Afbeelding 2 en Afbeelding 3
CMA/ AMK-status: N.v.t.
CAA -nr.: N.v.t.
CMA -nr.: N.v.t.
ARCHIS -monument nr.: N.v.t.
ARCHIS -waarneming nr.: N.v.t.
Onderzoeksmeldingsnr.: 42.324
Deponering documentatie: Provinciaal Depot Zuid-Holland Kalkovenweg 23
2401 LJ Alphen aan den Rijn Documentalist: de heer F. Kleinhuis tel: 0172-421688
Deponering digitale documentatie: e-depot (www.edna.nl)
Bijlage 2
Archeologische en geologische tijdschaal
Op het hierbij geboden overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de linkerkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en geven de betrouwbaarste dateringen. Bron:
ROB, 1988.
Bijlage 3
Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de
lithostratigrafie naar De Mulder et. al, 2003
gebruikelijke terminologie terminologie (naar De Mulder et al., 2003)
Afzettingen van Duinkerke 3(A, B) Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren
Afzettingen van Duinkerke 2 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren
Afzettingen van Duinkerke 1 (A, B) Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren
Afzettingen van Duinkerke O Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren
Hollandveen Formatie van Nieuwkoop; Hollandveen
Laagpakket
Basisveen Formatie van Nieuwkoop: Basisveen Laag
Afzettingen van Calais 4 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais 3 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais 2 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais 1 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Jonge Duin- en Strandafzettingen Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Schoorl Oude Duin- en Standafzettingen Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van
Zandvoort
Formatie van Twente: dekzand Formatie van Boxtel: Laagpakket van Wierden Formatie van Kreftenheye: rivierduinen Formatie van Boxtel: Laagpakket van Delwijnen Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye
Formatie van Kreftenheye: Afzettingen van Wijchen
Formatie van Kreftenheye: Laag van Wijchen
Afzettingen van Tiel 3 Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel 2 Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel 1 (A, B) Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel O Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum 4 Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum 3 Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum 2 Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum 1 Formatie van Echteld
Bijlage 4
Overzicht Boorgegevens
Boring: 1 Coördinaten: X: 92297 NAP: -0,77 Beschrijver: AM
Y: 460966 Oxi/red: Boorder AM Datum: 10-08-2010
Opmerking boring tot 1,5 m gezet door VanderHelm, vervolgens verdiept
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,00 - 0,08 stenen grijs Bestrating
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking: beton Boortype
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,08 - 0,70 zand bruin Vergraven
Opgebracht, (sub-)recent
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking: met recent puin Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,70 - 1,50 klei grijs Afz. van Duinkerke
Lithologie: onderin zandig Consistentie: Sterk gerijpt Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,50 - 1,90 klei grijs bruin Afz. van Duinkerke
Lithologie: Consistentie: Sterk - matig Organische Inhoud:
Opmerking: sterk organisch Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,90 - 2,55 veen bruin Hollandveen
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud: hout (algemeen)
Opmerking: naar onder meer riet Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
2,55 - 3,00 klei grijs Afz. van Calais
Lithologie: met veenlaagjes Consistentie: Matig gerijpt Organische Inhoud: riet (wortels) Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
3,00 - 3,25 klei grijs Afz. van Calais
Lithologie: Consistentie: Ongerijpt Organische Inhoud: riet (wortels)
Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
3,25 - 3,85 klei grijs Afz. van Calais
Lithologie: met zandlaagjes Consistentie: Organische Inhoud: riet (wortels)
Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
3,85 - 4,00 klei grijs Afz. van Calais
Lithologie: Consistentie: Ongerijpt Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Guts 3
Boring: 2 Coördinaten: X: 92294,5 NAP: -1,05 Beschrijver: AM
Y: 460978, Oxi/red: Boorder EX Datum: 10-08-2010
Opmerking
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,00 - 1,10 zand bruin Opgebracht, (sub-)recent
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking: recent puin, dempingsmateriaal sloot Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,10 - 1,40 klei zwart Slootvulling
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud: dy
Opmerking: zeer slibrijk Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,40 - 1,50 hout Slootvulling
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,50 - 1,95 veen bruin Hollandveen
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,95 - 2,00 klei licht bruin grijs Afz. van Calais
Lithologie: Consistentie: Matig gerijpt Organische Inhoud:
Opmerking: met veenresten
Boring: 3 Coördinaten: X: 92290 NAP: -0,84 Beschrijver: EX
Y: 460986 Oxi/red: Boorder EX Datum: 10-08-2010
Opmerking op pad
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,00 - 0,70 zand bruin Opgebracht, (sub-)recent
Vergraven
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking: sterk puinhoudend Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,70 - 1,00 klei grijs Afz. van Duinkerke
Lithologie: Consistentie: Sterk gerijpt Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Edelman 7
Boring: 4 Coördinaten: X: 92282 NAP: -0,83 Beschrijver: AM
Y: 460988 Oxi/red: Boorder EX Datum: 10-08-2010
Opmerking boring in schuur (peilbuis)
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,00 - 0,08 stenen grijs Bestrating
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Edelman 12
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,08 - 0,30 zand bruin Opgebracht, (sub-)recent
Vergraven
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Edelman 12
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,30 - 1,40 klei grijs Afz. van Duinkerke
Lithologie: Consistentie: Sterk gerijpt Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Edelman 12
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,40 - 2,30 veen donker bruin Hollandveen
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking: naar onder bruin Boortype Edelman 12
Boring: 5 Coördinaten: X: 92275 NAP: -0,7 Beschrijver: AM
Y: 460997 Oxi/red: Boorder AM Datum: 10-08-2010
Opmerking in bos; enige boring met vrijwel volledig intact profiel
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,00 - 0,40 matig fijn zand bruin Vergraven
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking: met puin Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,40 - 0,80 klei licht bruin grijs Afz. van Duinkerke
Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,80 - 1,60 klei licht blauw grijs Afz. van Duinkerke
Lithologie: naar onder zandig Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,60 - 1,85 klei licht bruin grijs Afz. van Duinkerke
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,85 - 2,00 klei bruin Afz. van Duinkerke
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking: naar onder sterk venig Boortype Guts 3
Boring: 6 Coördinaten: X: 92280 NAP: -1,01 Beschrijver: AM
Y: 460977 Oxi/red: Boorder AM Datum: 10-08-2010
Opmerking
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,00 - 0,40 klei, sterk zandig bruin Vergraven
Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
0,40 - 1,10 klei blauw grijs Afz. van Duinkerke
Lithologie: Consistentie: Sterk gerijpt Organische Inhoud:
Opmerking: met zwarte zwemen Boortype Edelman 7
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,10 - 1,30 klei bruin grijs Afz. van Duinkerke
Lithologie: Consistentie: Sterk gerijpt Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,30 - 1,55 veen donker bruin Hollandveen
Lithologie: veen, matig veraard Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype Guts 3
Diepte: Grondsoort: Kleur Horizont: Interpretatie:
1,55 - 2,00 veen bruin Hollandveen
Lithologie: veen, sterk amorf Consistentie: Organische Inhoud:
Opmerking:
Boortype
Bijlage 5
SOB Research: Gegevens
Naam: SOB Research Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek B.V.
Bezoekadres: Hofweg 13, Heinenoord Postadres: Postbus 5060
3274 ZK Heinenoord Telefoon: 0186 604432 Fax: 0575 476139 E-Mail: sobresearch@wxs.nl
Directeur: Jhr. J. E. van den Bosch Raad van Advies: J. van de Erve (Voorzitter)
Prof. dr. ir. J. T. Fokkema (Vice-Voorzitter) J. van Kerchove (Secretaris)
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam Inschrijvingsnummer Register: 24346983
BTW nummer: NL 8118.55.600.B.01 Bankrelatie: Rabobank Graafschap-Noord Rekeningcourant: Nr.: 3543.43.181