• No results found

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied De Elde, Schijndel, Gemeente Schijndel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied De Elde, Schijndel, Gemeente Schijndel"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologisch Bureauonderzoek en

Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied De Elde,

Schijndel, Gemeente Schijndel

G. M. H. Benerink

(2)
(3)

Archeologisch Bureauonderzoek en

Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied De Elde,

Schijndel, Gemeente Schijndel

G. M. H. Benerink

(4)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied De Elde, Schijndel, Gemeente Schijndel

G. M. H. Benerink

SOB Research,

Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek

© SOB Research

Heinenoord, november 2011 ISBN/EAN: 978-90-5801-842-7

(5)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend

Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied De Elde, Schijndel, Gemeente Schijndel

Inhoud

1. Inleiding 3

1.1 Planontwikkeling 3

1.2 Archeologisch onderzoek 3

1.3 Opdrachtverlening 3

1.4 Doel van het onderzoek 4

1.5 Fasering 4

1.6 Onderzoeksteam 5

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 7

2.1 Bureauonderzoek 7

2.2 Archeologisch verwachtingsmodel 7

2.3 Veldonderzoek 7

2.4 Uitwerking en rapportage 8

3. Resultaten archeologisch bureauonderzoek 9

3.1 Geologische en geomorfologische gegevens 9

3.2 Archeologische gegevens 11

3.3 Historische gegevens 15

3.4 Luchtfoto´s 16

3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland 17

3.6 Archeologisch verwachtingsmodel 17

4. Resultaten veldonderzoek 19

4.1 Inleiding 19

4.2 Booronderzoek IVO 19

4.3 Geologische opbouw 20

4.4 Archeologische indicatoren 21

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 23

Literatuur 25

Verklarende woordenlijst 27

Bijlage 1: Administratieve gegevens 29

Bijlage 2: Archeologische en geologische tijdschaal 31

Bijlage 3: Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie naar De Mulder et. Al, 2003 33

Bijlage 4: Overzicht Boorgegevens Archeologisch Bureauonderzoek en Verkennend Inventariserend Veldonderzoek door middel van Grondboringen Plangebied De Elde, Schijndel, Gemeente Schijndel 35

Bijlage 5: SOB Research: Gegevens 39

(6)
(7)

1. Inleiding 

1.1. Planontwikkeling

Aanleiding tot het archeologisch onderzoek was het opstellen van een postzegelbestemmingsplan voor een nieuwe aanbouw bij het Elde College aan de Putsteeg in het zuidwestelijke deel van Schijndel (Gemeente Schijndel). Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 1520 vierkante meter.

Afbeelding 1. Ligging van het onderzoeksgebied (rode stip) in Nederland.

1.2 Archeologisch onderzoek

Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Archeologische Waardenkaart van de Gemeente Schijndel een zone weergegeven met een onbekende archeologische verwachting Als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen (graafwerkzaamheden) kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden aangetast. Op basis van het vigerende landelijke (Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de KNA 3.1), provinciale en gemeentelijke beleid, zal daarom een verantwoorde afweging moeten worden gemaakt van de in het geding zijnde archeologische belangen. Door de Gemeente Schijndel is dan ook besloten dat in het kader van de planprocedure een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

1.3 Opdrachtverlening

Op basis van het door SOB Research opgestelde plan van aanpak (Aanvraag “Archeologische Bureauonderzoeken en Inventariserende Veldonderzoeken door middel van grondboringen Plangebieden Rolschaatsbaan, Dorpscentrum Wijbosch, EBC Noord en EBC De Regenboog, Schijndel, Gemeente Schijndel” , d.d. 18 november 2009) heeft Kragten Landschapsarchitectuur aan SOB Research opdracht verleend om een Archeologisch Bureauonderzoek en een IVO door middel van Grondboringen (verkennend) uit te voeren. De afbakening van het onderzoeksgebied was gelijk aan de afbakening van het plangebied, zoals deze is aangegeven door de opdrachtgever (zie Afbeelding 2 en Afbeelding 3).

(8)

Afbeelding 2. Ligging van het onderzoeksgebied (rood gemarkeerd) geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Schaal 1: 25.000.

1.4 Doel van het onderzoek

Het onderzoek was gericht op de volgende aandachtspunten:

• De geologie en de landschapsgeschiedenis ter plaatse van het onderzoeksgebied, in relatie tot de bewoningsmogelijkheden in het verleden;

• De intactheid van de bodem ter plaatse van het onderzoeksgebied

• De kans op de aanwezigheid van archeologische waarden ter plaatse van het onderzoeksgebied:

• De mate waarin mogelijk aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden door de uit te voeren werkzaamheden met aantasting kunnen worden bedreigd.

(9)

1.5 Fasering

Na de opdrachtverlening is er een begin gemaakt met het onderzoek. Eerst is gewerkt aan de voorbereiding (de uitvoering van het Archeologisch Bureauonderzoek en het opstellen van het daarop gebaseerde archeologisch verwachtingsmodel) en de planning van het onderzoek. Hierbij zijn diverse bronnen geraadpleegd om al aanwezige archeologische, historische, geologische en luchtfoto- informatie zoveel mogelijk te kunnen benutten. Vervolgens is op 17 februari 2010 een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Dit veldonderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. Tenslotte is, op basis van de verkregen gegevens, een overzicht samengesteld van de aangetroffen archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies, alsook de op basis hiervan tot stand gekomen adviezen zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.

Afbeelding 3. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd) geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Kaart. Kaartschaal 1: 2.500. ©Topografische Dienst, Emmen [2010].

(10)

1.6 Onderzoeksteam

Het onderzoek werd uitgevoerd door:

G. M. H. Benerink veldwerk, gegevensverwerking, rapportage

(11)

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken

2.1 Bureauonderzoek

Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied. Op basis van deze verworven informatie wordt een archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied opgesteld en wordt een beslissing genomen over het al dan niet uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek en de wijze waarop dit moet worden uitgevoerd. In het kader van het bureauonderzoek zijn diverse bronnen geraadpleegd, met als doel gebruik te maken van de in deze archieven beschikbare of alsnog destilleerbare informatie over de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van het gebied. Onder meer zijn daarbij kaartmateriaal van de Topografische Dienst, kaartmateriaal van TNO-NITG en Archis2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, geraadpleegd. Daarnaast werd er over het onderzoeksgebied en de directe omgeving nadere archeologische en historische informatie vergaard uit meerdere bronnen.

2.2 Archeologisch verwachtingsmodel

Op basis van het bureauonderzoek is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Hierbij gaat het vooral om een gespecificeerde verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom) en de relatie (mogelijke diepteligging en context) met de geologische ondergrond. Op basis van het archeologisch verwachtingsmodel is het onderzoeksplan voor het veldonderzoek uitgewerkt.

2.3 Veldonderzoek 2.3.1 Booronderzoek

Op basis van het onderzoeksplan is het booronderzoek op het terrein uitgevoerd. Ten einde het op basis van de informatie van het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachtingsmodel te kunnen toetsen, is gekozen voor de uitvoering van een veldonderzoek door middel van grondboringen.

Ten grondslag aan deze keuze ligt het gegeven dat relevante archeologische niveaus mogelijk door sediment zijn afgedekt, waardoor het opsporen van archeologische vindplaatsen door middel van een oppervlaktekartering niet mogelijk was. De uitvoering van grondboringen was daarom in dit geval de minst destructieve methode, waarmee met voldoende betrouwbaarheid de kans op de aan- of afwezigheid van archeologische waarden kon worden aangetoond.

Door middel van boringen kan de mate van intactheid van het geologisch profiel worden bepaald en kan inzicht worden verkregen in de geologische opbouw van een gebied. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot de Romeinse tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie. Ook voor wat betreft de Romeinse tijd en de Middeleeuwen is er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds sprake van een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning.

Soms kan de stratigrafie, de aard, de dikte, de omvang en de ouderdom van de archeologisch interessante grondlagen aan de hand van de boringen globaal worden bepaald en verder in kaart worden gebracht. Soms kunnen ook direct al archeologische indicatoren worden getraceerd.

Indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn onder meer de aanwezigheid van houtskool, verbrand bot, aardewerkfragmenten, potgruis, vuursteen, puin of verstoorde grondlagen.

(12)

2.3.2 Oppervlaktekartering

Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten aan het oppervlak. In gebieden waar archeologisch belangrijke lagen relatief dicht aan het oppervlak liggen (er is dan geen sprake van omvangrijke sedimentvorming op deze lagen) kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral vers geploegde akkers lenen zich voor deze onderzoeksmethodiek. Binnen het onderzoeksgebied is, vanwege de aanwezige bebouwing, bestrating en begroeiing, geen oppervlaktekartering uitgevoerd.

2.4 Uitwerking en rapportage

Na het veldonderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Hierbij is voortdurend sprake geweest van een terugkoppeling naar de uitkomsten van het bureauonderzoek (toetsing archeologisch verwachtingsmodel). Ter afronding van het archeologisch onderzoek is het nu voorliggende eindrapport samengesteld.

(13)

3. Resultaten archiefonderzoek

3.1 Geologische en geomorfologische gegevens

Voor het verkrijgen van inzicht in de geologische opbouw van het onderzoeksgebied en de directe omgeving daarvan kon gebruik worden gemaakt van de Bodemkaart van Nederland (Alterra), en van de Geomorfologische kaart van Nederland (Alterra). Een nadeel bij het gebruik is de relatieve grofschaligheid van deze kaarten; de informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelniveau. Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie. Een geologische kaart was niet beschikbaar.

De diepe ondergrond van het onderzochte terrein wordt gevormd door de Centrale Slenk. Tijdens de geleidelijke daling van dit gebied gedurende het Kwartair, is deze slenk opgevuld met sedimenten. In het Vroeg-Pleistoceen zijn door Rijn en Maas, die toen door Midden-Limburg stroomden, klei, zand en grind afgezet (Formaties van Tegelen, Kedichem en Sterksel). Tijdens het Midden-Pleistoceen is hierop door de Maas grof, grauw zand met wisselende hoeveelheden grind gedeponeerd. Deze afzetting is bekend als de Formatie van Veghel. In het Saalien zijn door een opleving van de breuktektoniek, de Centrale Slenk en de Slenk van Venlo dieper weggezakt. De Maas bewoog zich van de Peelhorst weg en verlegde zijn loop in oostelijke richting, naar waar hij tegenwoordig ligt.

Gedurende het Saalien zijn door de wind zand en löss afgezet. Dit tot 20 meter dikke pakket is bekend als de Formatie van Eindhoven. Gedurende de laatste IJstijd, het Weichselien, werden in het gebied dekzanden afgezet. Deze afzettingen van eolische en periglaciale oorsprong worden tot de Formatie van Twente gerekend en bestaan uit fijn zand en löss.

In de middenfase van het Weichselien, het Pleniglaciaal, heerste er een toendraklimaat. ‘s Zomers kon het sneeuwsmeltwater niet in de permanent bevroren bodem wegzakken en stroomde het over de oppervlakte, naar de laagste plekken, waar afzetting van leem plaatsvond. Deze afzetting is bekend als de Brabantse Leem. Door vorstinwerking is de top van deze pleniglaciale afzettingen vaak sterk verwrongen (cryoturbatie). Tegen het eind van het Pleniglaciaal werd het klimaat droger. Door de wind werd fijn zand afgezet, dat als een deken over grote delen van het landschap kwam te liggen. Dit Oud Dekzand II is sterk gelaagd en bestaat uit zwak lemig, matig fijn zand. Het komt niet of nauwelijks voor in de lage vlakke, gebieden van de Centrale Slenk. De dikte van dit pakket varieert tussen de 0.2 en 1.0 meter.

Gedurende de beginfase van het Laat-Weichselien ging de eolische sedimentatie door. Tijdens de eerste warme periode, het Bølling Interstadiaal (circa 12.400 - 12.000 BP) werd deze sedimentatie onderbroken en vond er enige bodemvorming plaats. In de daarop volgende koude periode, het Vroege Dryas Stadiaal (circa 12.000 - 11.800 BP), werd wederom door de wind veel zand verplaatst. Deze afzettingen, het Jong Dekzand I, bestaan uit matig fijn zand met weinig leem. In het gebied van de Centrale Slenk komt het Jong Dekzand I met name voor op de hogere, uit Oud Dekzand bestaande dekzandruggen. De dikte van dit pakket bedraagt circa 1.0 meter.

In het warmere Allerød Interstadiaal (circa 11.800 - 11.000 BP) vond weer bodemvorming plaats. Op de hogere dekzanden werd plaatselijk de Laag van Usselo gevormd, een horizont die als een grijs gebleekte laag met houtskoolresten kan worden herkend. Tijdens het Late Dryas Stadiaal (circa 11.000 - 10.330 BP) was het klimaat weer kouder en vonden er opnieuw verstuivingen plaats. Deze zandafzettingen worden Jong Dekzand II genoemd en verschillen wat samenstelling betreft nauwelijks van het Jong Dekzand I.

In het Vroeg-Holoceen werd het klimaat warmer en droger. Op beperkte schaal vond echter tijdens het Preboreaal (10.000 BP tot 9.000 BP) nog zandverstuiving vanuit de beekdalen plaats. Door de overheersende zuidwestelijke windrichting en de op de hogere delen aanwezige vegetatie, ontstonden rivierduinen aan de oostzijde van deze dalen.

(14)

Tijdens het Holoceen traden in de drogere delen van het dekzandgebied uitgebreide verstuivingen op.

Deze verstuivingen waren grotendeels het gevolg van menselijk ingrijpen in het natuurlijke landschap.

Hoofdzakelijk zijn deze verstuivingen een middeleeuws fenomeen, ontstaan door de sterke ontwikkeling van de landbouw in deze periode. De eerste verstuivingen zijn vermoedelijk echter al tegen het eind van het Subboreaal (5.000 BP tot 3.000 BP) te dateren. Het verstoven materiaal wordt tot de Formatie van Kootwijk gerekend. In de lagere delen van het dekzandgebied met een gebrekkige waterafvoer ontstond veen (Formatie van Griendtsveen). In de dalen werd materiaal afgezet (beekafzettingen) en ontstond plaatselijk ook veen. Beide laatste afzettingen behoren tot de Formatie van Singraven.

Voor wat betreft de door de Mulder et al (de Mulder et al, 2003) voorgestelde nieuwe lithostratigrafie dient het volgende opgemerkt te worden. SOB Research is van mening dat deze nieuwe lithostratigrafische terminologie in het geheel geen meerwaarde biedt voor wat betreft de koppeling tussen archeologie en geologie. Integendeel: met name in het Holocene gebied gaan hiermee mogelijkheden voor een dergelijke koppeling verloren. Daarnaast is er geen goede koppeling mogelijk tussen reeds decennia lang uitgevoerd archeologisch onderzoek en de nieuwe voorgestelde lithostratigrafische terminologie. Tevens ontbreken ook geologische kaarten, waarbij deze terminologie is gehanteerd, zodat een betrouwbare presentatie niet mogelijk is. Het is vanuit haar eigen kwaliteitsborging dat SOB Research, zeker voor wat betreft het Holocene deel van Nederland, de gangbare lithostratigrafie toepast en vooralsnog zal blijven toepassen.

Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Bodemkaart van Nederland een zone weergegeven als ‘bebouwing’ (zie Afbeelding 4). De dorpskern van Schijndel wordt grotendeels omringd door een gordel van lemige, fijn zandige hoge zwarte enkeerdgronden (zEZ23, bruin). Een dergelijke bodemopbouw wordt ook weergegeven, grenzend aan het zuidelijk deel van het onderzoeksgebied. Op enige afstand ten westen van het onderzoeksgebied worden laaggelegen beekeerdgronden weergegeven (pZg23, geel).

Afbeelding 4.De globale ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Bodemkaart van Nederland. Bron: Archis2.

(15)

Het onderzoeksgebied maakt deel uit van een zone die op de Geomorfologische Kaart van Nederland, als niet gekarteerd wordt weergegeven omdat het deel uitmaakt van de bebouwde kom van Schijndel (zie Afbeelding 5). De dorpskern van Schijndel wordt in het noorden, westen, zuiden en oosten grotendeels begrensd door een dekzandrug, al dan niet met oud bouwlanddek afgedekt (3L5, lichtbruin). Grenzend aan het zuidelijk deel van het onderzoeksgebied wordt eveneens een dekzandrug weergegeven. Op enige afstand ten westen van het onderzoeksgebied wordt een zone weergegeven als een laaggelegen vlakte van ten dele verspoelde dekzanden of löss (2M10, lichtgroen).

Afbeelding 5. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Geomorfologische Kaart van Nederland. Bron: Archis 2.

3.2 Archeologische gegevens

Voor een overzicht van reeds bestaande kennis ten aanzien van archeologische vindplaatsen binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied werden de Archeologische Waardenkaart Schijndel, de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant en ARCHIS2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geraadpleegd.

Op de Archeologische Waardenkaart Schijndel wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied een zone weergeven die wordt aangeduid als: “Terreinen van onbekende archeologische waarde” (zie Afbeelding 6).

De Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant (Provincie Noord-Brabant, 2006) is het beleidsinstrument van de Provincie Noord-Brabant met betrekking tot de afweging van archeologische belangen. Ter plaatse het onderzoeksgebied wordt op de (Kaart)laag indicatieve archeologische waarden een zone van bebouwing weergegeven.

In en rond Schijndel wordt echter een grote hoeveelheid waarnemingen weergegeven van vondsten uit de prehistorie tot en met de huidige tijd. In onderstaande paragraaf wordt getracht daarvan een chronologisch overzicht weer te geven met vondstnummer zonder daarbij elke vondst uitvoerig te bespreken. Vele van deze waarnemingen betreffen aardewerk en/of metaalvondsten die werden verzameld bij niet archeologische graafwerkzaamheden en gemeld door geëngageerde particulieren.

(16)

Daarnaast hield de Heemkundige Vereniging van Schijndel en de lokale afdeling van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN Kempen- en Peelland) zich ook actief bezig met het opsporen van mogelijke vindplaatsen, onder meer door middel van oppervlaktekarteringen.

Afbeelding 6. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd) op de Archeologische Waardenkaart van Schijndel:

Archeologische Monumenten (rode cirkels), Terreinen van hoge indicatieve archeologische waarde (rood), Terreinen van middelhoge indicatieve archeologische waarde (oranje), Terreinen van lage indicatieve archeologische waarde (wit), Niet gekarteerd (grijs) (Schijndel, 2002).

Op de Archeologische Waardenkaart van Schijndel wordt ten oosten van het onderzoeksgebied een Archeologisch Monument aangegeven en is in het bijhorende rapport beschreven als: Laat Mesolithisch werktuig en kling, Neolithische kling, een niet nader te duiden blauw kraaltje, een bronzen Romeinse schenkkan met mond in de vorm van een klaverblad en verder voornamelijk Middeleeuws en later materiaal. Tijdens een archeologisch booronderzoek werd ook Romeins en handgevormd IJzertijd aardewerk gevonden. Het booronderzoek vond plaats naar aanleiding van waargenomen IJzertijdsporen en gevonden IJzertijd- en Middeleeuws aardewerk ter plaatse.

In Archis2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zijn geen gegevens bekend van vondsten, die ter plaatse van het onderzoeksgebied zouden zijn gedaan. In de grotere omgeving van Schijndel zijn wel archeologische waarnemingen bekend, die voornamelijk dateren uit de IJzertijd de Romeinse tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd (zie Afbeelding 7).

(17)

Afbeelding 7. De ligging van in Archis2 geregistreerde waarnemingen (geel, genummerd) en vondstmeldingen (blauw, genummerd) in de (directe) omgeving van het onderzoeksgebied (paars omkaderd). Onderzoeksmeldingen zijn blauw omkaderd. Deze gegevens zijn geprojecteerd op de IKAW en de AMK kaart. Bron: Archis2.

De vroegste tastbare bewijzen voor de aanwezigheid van mensen in de omgeving van Schijndel zijn de vondst van een vuurstenen schrabber uit het Mesolithicum die in 1999 op een dekzandrug in Houterd ontdekt is en van enkele klingetjes, afslagen en een maretakspits uit het centrum van Schijndel die dateren uit het Midden tot Laat Mesolithicum (7100-4900 voor Chr. 44.167) Vuurstenen artefacten en verschillende afslagen uit de Midden-Neolithische Michelsbergcultuur (4.500 - 3.500 voor Chr.) zijn tussen 1998 en 1999 op een dekzandrug in het Aa-dal bij Smaldonk aangetroffen (39.891). Tijdens een archeologische verkenning en boorcampagne in 2000 werden nog eens 11 vuurstenen (Wommersom) artefacten en een vuurstenen kern gevonden. De werktuigen bestaan uit 1 fragment secundair gebruikte gepolijste bijl, 1 eindschrabber, 1 brok vuursteen, 1 geretoucheerde afslag, 2 geretoucheerde klingen, 2 ongeretoucheerde klingen en 2 ongeretoucheerde afslagen, waaronder ook fragmenten uit het Midden tot Laat Mesolithicum (46.262). Ook op een tweede dekzandkopje werden diverse vuurstenen artefacten uit het Midden-Neolithicum aangetroffen (Smaldonk II, 39902). Een losse Neolithische kling werd in 2000 in het centrum van Schijndel aangetroffen (401.482).

Uit de Bronstijd en de IJzertijd zijn nauwelijks sporen bekend. In de Kloostertuin in het centrum van Schijndel zijn aardewerkfragmenten uit de IJzertijd gevonden (44.166). In de onmiddellijke nabijheid werd door de Heemkundige Vereniging van Schijndel onder leiding van de heer G. van Kaathoven een perceeltje aan de Hoofdstraat 102-104 onderzocht.

Daarbij werden op 2 meter diepte diverse, niet nader te dateren, grondsporen (408.031) op tekening vastgelegd. Volgens de onderzoekers betreft het (paalgreppel) sporen uit Prehistorie, de voorlopige datering werd, wegens het ontbreken van vondstmateriaal, gezet op Bronstijd tot Romeinse Tijd.

Tevens wordt vermeld dat een cultuurlaag uit de Bronstijd-IJzertijd is aangesneden.

(18)

In de Romeinse Tijd maakt Schijndel deel uit van het Romeinse Rijk. De uitbreiding van de bevolking en de daarmee gepaard gaande expansie van het landbouwareaal in de Romeinse Tijd lijkt zich echter niet in Schijndel voor te doen. Behalve een in 1864, op een verder onbekende akker, gevonden bovenstuk van een bronzen kan (39.273), een grijsbakkende randscherf op een akker in Wijbosch (401.420), een randfragment van een ruwwandige kookpot (401.481) bij een akkerloop, een omstreeks 1975 in de omgeving van de Boschwegse kerk gevonden olielampje, een in 1982 bij de afbraak van een boerderij aan het Plein aangetroffen, vermoedelijk Romeinse, grafsteen (37.000) waarvan de oorspronkelijke herkomst onbekend is en de vondst van Romeins handgevormd aardewerk ter plaatse van de kloostertuin van de Congregatie van de Zusters van Liefde aan de Kloosterstraat (44.166) zijn er in Schijndel geen sporen uit de Romeinse tijd aangetroffen.

Dit is des te opvallender omdat in de ten noorden van Schijndel liggende plaatsen, zoals Sint Michielsgestel en Halder, belangrijke vondsten uit de Romeinse Tijd bekend zijn en Schijndel vermoedelijk in de directe nabijheid de Romeinse weg van Rossum (Grinnes) naar Tongeren (Atuatuca Tungrorum) is gelegen, al is de exacte ligging van deze weg onbekend (Gazenbeek, 2003).

Na de Romeinse Tijd nam de bevolking vrij sterk af, evenals het aantal nederzettingen. Ook het areaal aan landbouwgrond kromp, doordat akkers weer bos werden. Pas in de Vroege Middeleeuwen stabiliseerde de situatie en was er zelfs weer sprake van expansie.

In een aantal fasen werd het bos omgezet in akkerland en ontstonden er nieuwe nederzettingen. De oudste nederzettingen in dit deel van Brabant lagen vrijwel allemaal op de overgang van de dekzandruggen met de grotere beekdalen. Schijndel ligt op een dekzandrug midden in een relatief vochtige uitspoelingsvlakte, midden tussen, maar ver verwijderd van, de dalen van de Dommel en de Aa. Mogelijk komt dit doordat Schijndel pas relatief laat tot ontwikkeling is gekomen op nieuw ontgonnen land. Uit de periode tussen de Romeinse Tijd en de Late Middeleeuwen zijn dan ook geen vondstmeldingen bekend uit Schijndel. Zoals in paragraaf ‘3.3 Historische gegevens’ verder wordt besproken dateert de vroegste schriftelijke vermelding van Schijndel uit de eerste helft van de 13de eeuw. Het is ook uit deze eeuw dat de vroegste middeleeuwse aardewerkvondsten dateren die in Archis worden vermeld: blauwgrijs aardewerk, een proto-steengoedbeker (401.250) uit de vroege 13de eeuw gevonden bij de aanleg van de Structuurweg. Ook aan het Eekelhof werd een Elmpterkannetje (401.284) gemeld daterende uit de 13deof 14de eeuw. De kerk in het centrum van Schijndel dateert in zijn huidige vorm uit 1839. Enkel de toren herinnert nog aan de 15de eeuwse oorsprong van deze Rooms-katholieke kerk (401.490).

Vanaf de Late Middeleeuwen kende Schijndel een doorlopende bewoning tot in de huidige tijd. Dit wordt dan ook weerspiegeld in het relatief grote aantal waarnemingen uit deze periode, met name uit de dorpskern. Om deze reden worden deze waarnemingen op de afbeelding dan ook met eenzelfde kleurcodering (groen) aangeduid. Grotere en kleinere aardewerkcomplexen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd werden aangetroffen in het Spoorpad (14.352). In de Hoofdstraat werden drie steengoedkruikjes uit Raeren (401.283) aangetroffen bij de sloop van een huis. Bij gravend onderzoek door de Heemkundige Vereniging van Schijndel werden bewoningssporen en mogelijke sporen van ambachtelijke activiteiten (smederij), samen met aardewerk uit de 17de tot 18de eeuw gedocumenteerd (408.031). Bij een veldkartering bij de Venushoeve werd aardewerk en metaal verzameld, waaronder Elmpterwaar, Langerwehe en mogelijk Proto-Steengoed (401.508), een akkerloop ten noorden van Schijndel leverde eveneens wat schervenmateriaal op (401.481) net zoals een veldloop aan de Putsteeg (401.734). Aan de Schootsestraat nabij de Venushoek werd bij graafwerkzaamheden een kuil met aardewerk uit de eerste helft van de 16de eeuw, bakstenen en natuursteen (401.261) aangetroffen, op de hoek van de Schootsestraat met de Bartokstraat werden aardewerkvondsten uit de Late Middeleeuwen gemeld (410.904). De voormalige krukboerderij, die hier gevestigd was (toponiem ’t Hof) zou een restant van een Refugiehuis van de Kruisheren geweest zijn ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog. Bij een booronderzoek (8.073) werd aardewerk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijde en een hol hangkruis met deksel aangetroffen (53.141) die kunnen geïnterpreteerd worden als

(19)

Munten werden verspreid over het grondgebied van Schijndel aangetroffen. In de Kastanjestraat werd een zilveren Spaanse munt van Filips II uit 1572 (401.248) gerapporteerd. In het noorden van Schijndel werd enkele munten uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd gemeld waaronder een gouden dukaat uit 1742 uit Utrecht (401.406), een halve gouden reaal van Philips II en een onbekende zilveren munt (401.416), een zilveren legpenning uit 1260 (Tourse groot, 401.489) en een niet nader gedetermineerde bronzen munt (401.285). In Wijbosch werd in een moestuin een muntschat (401.252;

41 munten waaronder 32 ducatons uit de Spaanse en Verenigde Nederlanden) uit ten vroegste 1673 gevonden in een moestuintje.

Verder werden op basis van de tiendkaart uit 1757 ook enkele verdwenen hoeves in Archis opgenomen waaronder drie bij het Kapeleind (401.450, 401.451, 401.452), een bij de Steeg (401.454), twee in de Hopstraat (401.466 en 401.467), een aan de Venushoek (401.476) en een in Laag Wijbosch (401.486).

Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) wordt in het huidige centrum van Schijndel een terrein van hoge archeologische waarde (Monumentnummer 16.858) afgebeeld. Dit omvat de oude dorpskern van Schijndel waarbinnen resten van vroegmoderne en laatmiddeleeuwse bewoning kunnen voorkomen. De begrenzing van dit monument is gebaseerd op 19de eeuwse en een vroeg 20ste eeuwse kaart (Bonnebladen). Hierbij dient echter rekening gehouden te worden met het feit dat bewoning in de vroege of volle middeleeuwen een meer dynamisch karakter kan gehad hebben en dat de plaats en grens van die mogelijke bewoning ook buiten de grenzen van het huidige monument kunnen vallen.

3.3 Historische gegevens

De oudste bekende schriftelijke vermelding van Schijndel stamt uit de eerste helft van de 13e eeuw, als in een document over de grenzen van Heeswijk-Dinther het dorp zijdelings wordt vermeld als Scinle.

In 1299 wordt Schijndel vermeld in verband met de oprichting van de Koeveringse molen op de grens van het dorp (hier geschreven als Skinle). De naam zou zijn oorsprong danken aan een eikenbos waar men schors (skin) haalde om run (gebruikt in het leerlooiproces) te maken. Andere bronnen houden het op een samenvoegsel van schijn (spook) en loo (bos). Volgens Heesters werd Schijndel pas in 1331 een zelfstandige parochie, voorheen viel het dorp onder Dinther (Heesters 1984). Volgens de gemeente Schijndel zelf werd de gemeente in 1309 door Hertog Jan II aan de inwoners uitgegeven en werd bij acte het recht verleend en vastgelegd om vreemd vee uit de gemeente te weren. In de daaropvolgende eeuwen zou de Heerlijkheid Schijndel vele malen van eigenaar veranderen totdat de burgers in 1612 de heerlijke rechten van de toenmalige hertog kochten.

Rond 1300 bestond Schijndel vermoedelijk uit niet meer dan een kerk met enkele boerderijen en huizen die aan een pleintje lagen. Met de opkomst vanaf de 13e eeuw van ’s-Hertogenbosch als belangrijk handelscentrum, werd de Rechtestraat (ook Groteweg, nu Hoofdstraat, de van het noordwesten naar het zuidoosten lopende doorgaande weg) een deel van een belangrijke handelsroute.

Dienstverlening aan het verkeer op deze weg leidde dan ook tot het ontstaan van een tweede dorpskern, die in de vorm van lintbebouwing aan beide zijden van de Rechtestraat kwam te liggen.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (van 1568 tot 1648) werd Schijndel vrijwel geheel leeggeroofd en verwoest en gedurende de daaropvolgende periode, tijdens welke Brabant een wingewest vormt van de Republiek der Verenigde Nederlanden, verviel Schijndel in armoede. In de daaropvolgende eeuwen herstelde Schijndel langzamerhand zijn welvaart, mede door het ontstaan van ambachten zoals klompen-, hoepel- en mandenmakerij en bierbrouwerij en het ontwikkelingen van nijverheden. Bij dit laatste moet worden gedacht aan leerlooierij, vanaf de 19e eeuw, handel vanaf het midden van de 19e eeuw, steenbakkerij en waskaarsenfabriek vanaf het einde van de 19e eeuw en een kousenfabriek in het begin van de 20e eeuw.

(20)

Het onderzoeksgebied maakt in de huidige tijd deel uit van de bebouwde kom van Schijndel. Het gebied waar het huidige onderzoeksgebied is gesitueerd is in ieder geval vanaf de zeventiende eeuw cartografisch gedocumenteerd. Deze kaartdocumentatie levert informatie op voor wat betreft het mogelijke voorkomen van oude, reeds verdwenen infrastructurele werken of voormalige bebouwing.

In het kader van de analyse van historisch kaartmateriaal werden het Kadastrale Minuutplan uit 1811 - 1832 en de Topografische Kaarten uit 1900, 1910, 1919, 1928, 1956, 1967, 1978 en 1988 geraadpleegd. De eerste kaart waar genoeg detail op zichtbaar is het Kadastrale Minuutplan uit 1811 - 1832. Hierop is te zien dat het onderzoeksgebied onbebouwd is. In de Oorspronkelijk Aanwijzende Tabellen wordt het gebied beschreven als bouwland (zie Afbeelding 8). Op de Topografische Kaarten wordt duidelijk dat het onderzoeksgebied tot in 1978 onbebouwd is gebleven. Op de topografische kaart van 1988 wordt voor het eerst het huidige scholencomplex weergegeven. In het noordelijke en zuidelijke deel van het onderzoeksgebied is dan de huidige bebouwing gerealiseerd.

Afbeelding 8. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Kaart uit 1811 – 1832. Schaal: 1:5.000. Bron: www.watwaswaar.nl.

3.4 Luchtfoto’s

In het kader van het onderzoek werden geen luchtfoto’s geraadpleegd. Het onderzoeksgebied maakt immers deel uit van het bebouwde gebied en is deels begroeid met bomen, zodat er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische sporen zichtbaar zouden zijn.

(21)

3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland

Tijdens het onderzoek werd het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd (zie Afbeelding 9). Op basis van de AHN kan worden aangenomen dat het onderzoeksgebied ter plaatse van een relatief laag liggende zone ligt (het rode/oranje is het gevolg van de aanwezige bebouwing).

Afbeelding 9. De positie van het onderzoeksgebied (rood gemarkeerd), geprojecteerd op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN 2007). De blauwe en groene zones betreffen lager gelegen gedeelten, de gele en oranje zones betreffen hoger gelegen delen. (c) AHN - www.ahn.nl

3.6 Archeologisch verwachtingsmodel

Op basis van de beschikbare geologische, archeologische en historische gegevens kan worden ingeschat dat er binnen het plangebied archeologische sporen kunnen worden aangetroffen. Ter plaatse van het plangebied bevinden zich, van oorsprong dagzomende, dekzandafzettingen van de Formatie van Twente. In hoeverre het bodemprofiel nog intact aanwezig zal zijn is niet bekend. Dit geldt ook voor de invloed van post-depositionele processen op het aanwezige bodemarchief.

In de top van de dekzandafzettingen kunnen in principe archeologische resten aanwezig zijn uit het Laat-Paleolithicum, het Mesolithicum, het Neolithicum, de Bronstijd, de IJzertijd, de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen. Waarschijnlijk worden de Afzettingen van Twente afgedekt door een esdek. Dit esdek is vanaf de Late Middeleeuwen als gevolg van landbewerking ontstaan. In en op dit esdek kunnen archeologische resten worden aangetroffen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.

Uit de bestudering van het kaartmateriaal blijkt dat het onderzoeksgebied in ieder geval vanaf begin 19e eeuw tot aan het eind van de 20e eeuw onbebouwd is geweest. Het is onbekend of er voor het begin van de 19e eeuw bebouwing in het onderzoeksgebied aanwezig is geweest. Ook is de mate van verstoring die is veroorzaakt door de bouwwerkzaamheden binnen het onderzoeksgebied nog niet duidelijk.

(22)

Voor wat betreft mogelijke aanwezige archeologische resten kan het gaan om diverse complextypen als vuursteenvindplaatsen, nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafheuvels, grafvelden of begravingen, een cultusplaats of heiligdom, sporen van vuursteenbewerking, metaalbewerking en infrastructuur, maar ook om sporen van grondbewerking (akkerlaag, ploegsporen, moestuin). De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische sporen is op dit moment nog niet bekend.

Archeologische vindplaatsen kunnen herkend worden aan de hand van de aanwezigheid van archeologische of landschappelijke correlaten, zoals een cultuurlaag of een akkerlaag, paalkuilen, resten van (bak)stenen muurwerk of funderingen, haardplaatsen, waterput(ten) of waterkuilen, greppels, omheiningen, aardewerkfragmenten, houtskool, vuurstenen werktuigen en vuursteenafval, natuurstenen werktuigen, (verbrand) menselijk en dierlijk botmateriaal, enzovoorts.

(23)

4. Resultaten veldonderzoek

4.1 Inleiding

Het onderzoeksgebied ligt in het zuidwestelijke deel van Schijndel. Het ligt ten zuiden van de Putsteeg aan de rand van de bebouwde kom. Het zuidwestelijk deel van het onderzoeksgebied was ten tijde van het veldonderzoek in gebruik als schoolplein met een bestrating van stoeptegels. Het centrale deel was grotendeels begroeid met enkele bomen, struiken en gras. Het overige deel van het onderzoeksgebied was bebouwd en behoorde tot de school (zie ook Afbeelding 11). Het maaiveld lag op een hoogte van circa 8.40 meter +NAP. Hierbij lag het onderzoeksgebied duidelijk hoger dan het bouwland ten zuidwesten en het park ten zuidoosten daarvan.

Afbeelding 10. Foto van het plangebied, waarop duidelijk het niveauverschil te zien is tussen schoolplein en het naastliggende bouwland.

4.2 Booronderzoek IVO

Binnen het onderzoeksgebied zijn boringen uitgevoerd met een gelijkmatige spreiding over het terrein, rekening houdend met de aanwezige bebouwing (zie Afbeelding 11). In totaal werden tijdens het IVO vier boringen uitgevoerd tot een diepte tussen 1.45 en 1.70 meter beneden het maaiveld. Per boorpunt is tot op de uiteindelijke diepte van maximaal 1.70 meter beneden het maaiveld geboord met een edelmanboor met een diameter van 12 centimeter. Bij iedere afzonderlijke boring werden de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen en archeologische sporen ten opzichte van het maaiveld ingemeten.

(24)

De locatie van de boringen is bepaald met gebruikmaking van een meetlint en werd ingemeten ten opzichte van de bestaande bebouwing in het onderzoeksgebied. De bijbehorende hoogteliggingen van het maaiveld werden ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De AHN kent een onnauwkeurigheid van 6 tot 10 centimeter (zie Bijlage 4).

4.3 Geologische opbouw

Op basis van de gegevens van het booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van het onderzoeksgebied sprake is van opgebrachte grond, bestaand uit een zandpakket, op esdek, op een natuurlijk profiel van dekzand van de Formatie van Twente en Brabantse leem. Het aangetroffen pakket opgebrachte grond is in ieder geval tussen de 0.75 meter en 0.90 meter dik. Het is heterogeen van opbouw, en bevat soms wat puinresten. De top van het natuurlijke dekzand werd aangetroffen tussen een diepte van 6.96 meter +NAP (Boring nr.: 4) en 7.33 meter +NAP (Boring nr.: 2).

Afbeelding 11. De positie van de boorpunten van het IVO (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Kaart. Het onderzoeksgebied is rood omkaderd. Schaal 1: 2.500. ©Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2010].

(25)

Afbeelding 12. Grafische weergave van de boringen. Groen: verstoord bodemprofiel. Donkergrijs: Esdek. Grijs: Brabantse leem.

Lichtbruin: dekzand. Zwart: verharding.

Toen het gebied bebouwd werd met het schoolgebouw is er vooraf grond opgebracht om het terrein enigszins op te hogen. Mogelijk is daarbij het toen aanwezige esdek ten gevolge van de bouwwerkzaamheden deels verstoord. In Boring nr.: 4 is een enigszins verstoord profiel aangetroffen bovenop het dekzand. Hetzelfde geldt mogelijk voor Boring nr.: 3. In de Boringen nr.: 1 en 2 lijkt het aanwezige esdek nog wel intact op het onderliggende dekzand aanwezig te zijn.

4.4 Archeologische indicatoren

In alle boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van puinbrokjes/ -spikkels, zowel in de opgebrachte grond als in het esdek. Verder werd in Boring nr.: 1 en 3 bovenin het esdek een fragment van een faience-bord aangetroffen uit de 18e eeuw of later. Deze indicatoren kunnen beschouwd worden als bemestingsvondsten, die tijdens bewerking van het land samen met mest zijn opgebracht.

(26)
(27)

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Aanleiding tot het archeologisch onderzoek vormt het opstellen van een postzegelbestemmingsplan voor een nieuwe aanbouw bij het Elde College aan de Putsteeg in het zuidwesten van Schijndel (Gemeente Schijndel). Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 1520 vierkante meter.

Als gevolg van de te voorziene bodemingrepen (graaf- en bouwwerkzaamheden) zouden mogelijk archeologisch relevante horizonten kunnen worden verstoord. Op basis van het vigerende landelijke (o.m. Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007) en de KNA 3.1), het provinciale en gemeentelijke beleid moest daarom een verantwoorde inschatting en afweging worden gemaakt van de mogelijk in het geding zijnde archeologische belangen.

Hiertoe is door SOB Research, in opdracht van Kragten, een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-Overig) uitgevoerd. Dit met het doel om de geologische opbouw, de intactheid van de bodem en de kans op de aanwezigheid van archeologische en cultuurhistorische waarden vast te stellen.

Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek, waarbij de beschikbare archeologische, historische en geologische informatie werd geraadpleegd en geanalyseerd, is een Archeologisch Verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied opgesteld.

De toetsing van het Archeologisch Verwachtingsmodel heeft plaatsgevonden op basis van de resultaten van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-Overig).

Hierbij zijn 4 boringen uitgevoerd tot op een diepte van minimaal 1.45 meter beneden het maaiveld en maximaal 1.70 meter beneden het maaiveld.

Op basis van de gegevens van het booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van het onderzoeksgebied sprake is van opgebrachte grond, bestaand uit een zandpakket, op esdek, op een natuurlijk profiel van dekzand van de Formatie van Twente en Brabantse leem. Het aangetroffen pakket opgebrachte grond is in ieder geval tussen de 0.75 meter en 0.90 meter dik. Het is heterogeen van opbouw, en bevat soms wat puinresten. De top van het natuurlijke dekzand werd aangetroffen tussen een diepte van 6.96 meter +NAP (Boring nr.: 4) en 7.33 meter +NAP (Boring nr.: 2).

Het aangetroffen geologisch profiel was grotendeels in overeenstemming met het profiel dat op basis van het Archeologisch Verwachtingsmodel kon worden verwacht. Er werd een esdek op dekzand aangetroffen, weliswaar afgedekt door een pakket opgebrachte grond. Ten tijde van de bouw van het schoolgebouw is er eerst grond opgebracht om het terrein enigszins op te hogen. Mogelijk is daarbij het toen aanwezige esdek ten gevolge van de bouwwerkzaamheden deels verstoord. In Boring nr.: 4 is een enigszins verstoord profiel aangetroffen tot in het dekzand. Hetzelfde geldt mogelijk voor Boring nr.: 3. In de Boringen nr.: 1 en 2 lijkt het aanwezige esdek nog wel intact op het onderliggende dekzand aanwezig te zijn. De aanwezigheid van een relatief dunne laag dekzand binnen het onderzoeksgebied in combinatie met de oorspronkelijk lage ligging en de aanwezigheid direct ten westen van het plangebied van een vlakte met ten dele verspoelde dekzanden, doet vermoeden dat het onderzoeksgebied mogelijk is gelegen binnen deze zone van vlakten met ten dele verspoelde dekzanden.

In het kader van de planontwikkeling zal ter plaatse van het onderzoeksgebied een nieuwe aanbouw worden gerealiseerd. Hierbij zal de bodem worden verstoord, door graaf- en sloopwerkzaamheden. Op basis van de onderzoeksresultaten kan het volgende worden aanbevolen. Er zijn aanwijzingen dat in twee boringen (Boring nr.: 3 en 4) de top van het dekzand (C-horizont) en dus ook het bovenliggende esdek verstoord is, en dat de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden ter plaatse, daardoor klein is (alleen diepere sporen zouden bewaard kunnen zijn gebleven).

(28)

In twee andere boringen (Boring nr.: 1 en 2) is wel een intact profiel aangetroffen. Het is daarbij onduidelijk of er ter plaatse van de bebouwing binnen het onderzoeksgebied nog een intacte dekzandtop te verwachten is. In verband met het uitgraven van de bouwput voor de funderingen van de bestaande school, wordt deze kans klein geacht. Vanwege de geringe oppervlakte van de intacte zone binnen het onderzoeksgebied wordt geen verder archeologisch onderzoek aanbevolen binnen het onderzoeksgebied.

Afbeelding 13. Een door de opdrachtgever geleverde schets van de toekomstige situatie van het onderzoeksgebied geprojecteerd op een satellietfoto van de bestaande bebouwing.

(29)

Literatuur

- Berkvens, R: Archeologische Waardenkaart Schijndel; Archeologische Vereniging Kempen- en Peelland (AWN-afdeling 23), Asten: 2004

- Gazenbeek, A. E.: Aanvullende Archeologische Inventarisatie Nieuwbouwlocatie Vicaris van Alphenstraat / Kluisstraat, Schijndel; Heinenoord: 2003.

- Mulder, E. F. J. de, M. C. Geluk, I. L. Ritsema, W. E. Westerhof en T. E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003

- Provincie Noord-Brabant: Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant, 2006; internet: 2009

- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2);

Amersfoort: 2010

- Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB)/Provincie Noord-Brabant:

Archeologische Monumentenkaart Noord-Brabant; Amersfoort: 1994

- Robas-producties/Topografische Dienst: Foto-atlas Noord-Brabant; Den Ilp/Emmen: 1989 - SOB Research: Aanvraag “Archeologische Bureauonderzoeken en Inventariserende

Veldonderzoeken door middel van grondboringen Plangebieden Rolschaatsbaan, Dorpscentrum Wijbosch, EBC Noord en EBC De Regenboog, Schijndel, Gemeente Schijndel”; SOB Research, Heinenoord: 2009

- Tol, A.J., et al.: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek;

Amsterdam: 2006

- www.schijndel.nl - www.watwaswaar.nl

- Zagwijn, W. H., Nederland in het Holoceen; ’s Gravenhage: 1991.

(30)

(31)

Verklarende woordenlijst

antropogeen veroorzaakt door menselijk handelen

archeologische aanwijzing voor de aanwezigheid in het verleden van mensen indicator

bioturbatie door dieren en planten veroorzaakte sporen in een grondlaag

C14 datering bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden

afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.

C-horizont moerige of minerale laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen

dagzomen het (nagenoeg) aan het oppervlak komen van een gesteente of sediment dekzand fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk

door windwerking ontstaan zijn.

Edelmanboor grondboor, te vergelijken met een palenboor eolisch onder invloed van de wind

erosie verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los

materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water

esdek verhoogd bouwland ontstaan door ophoging door bemesting. Voor de bemesting werd potstalmest vermengd met zand, plaggen of bosstrooisel gebruikt. Ontstaan in de Late Middeleeuwen. Een esdek is tenminste 40 cm dik.

fluviatiel onder invloed van een rivier

Holoceen jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 11000 BP tot heden) horst deel van de aardkorst dat tussen breuken omhoog is gekomen

in situ bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten

interstadiaal relatief warme periode binnen een glaciaal

kling geretoucheerd vuurstenen (snij)gereedschap dat bijgewerkt is meanderen zich bochtig door het landschap slingeren (van waterlopen)

Mesolithicum Midden Steentijd, tussen circa 10.000 BP en 7.000 BP. In bepaalde delen van Nederland loopt het Mesolithicum langer door.

(32)

Neolithicum Jonge Steentijd, tussen circa 7.000 BP en 4000 BP. Tijdens het Neolithicum introductie landbouw in Nederland

Paleolithicum Oude Steentijd, tussen circa 800.000 BP en 10.000 BP periglaciaal - gebied dat grenst aan de ijskap tijdens een IJstijd

- klimaatzone in grensgebied ijsbedekking tijdens een IJstijd - kenmerkende verschijnselen van grensgebied ijsbedekking permafrost permanent bevroren ondergrond

Pleistoceen geologisch tijdperk dat ongeveer 2,3 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen

pleniglaciaal koudste periode laatste van de laatste IJstijd, het Weichselien, circa 20.000 BP tot 13.000 BP

podzol bodem waarin de humus door uitspoeling uit de bovengrond (A1-horizont) verdwenen is en op enige diepte weer neergeslagen is als een donkere band (B-horizont). Tussen de A1-horizont en de B-horizont ontstaat een grijze, humus en ijzer arme laag: de A2-horizont. Podzolisering vindt vooral plaats in zure, mineraal en lutum arme zandgronden.

pollenanalyse statistische studie van stuifmeelkorrels en sporen, die in sedimenten gevonden worden. Doel is onder meer milieureconstructie

Saalien voorlaatste glaciaal, circa 250.000 BP tot 130.000 BP, waarin het landijs tot Nederland doordrong.

sediment door wind, water en/of ijs verplaatste en vervolgens afgezette korrels of deeltjes (bijvoorbeeld zand, grind, lutum, silt)

stadiaal koude periode binnen een glaciaal

Weichselien laatste glaciaal, circa 120.000 BP tot 11.000 BP. De ijskap reikte toen niet tot Nederland.

(33)

Bijlage 1

Administratieve gegevens

Projectnaam: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied De Elde, Schijndel, Gemeente Schijndel

Opdrachtgever: Kragten Landschapsarchitectuur

Schoolstraat 8 6040 AA Roermond Tel.: 088 - 3366333

Contactpersoon: de heer E. van Hees Tel.: 0475 - 395979

E-mail: evh@kragten.nl

Uitvoerder: SOB Research

Hofweg 13, Heinenoord

Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 604432

Fax: 0575 476139

E-mail: sobresearch@wxs.nl Bevoegde Overheid: Gemeente Schijndel

Postbus 5

5480 AA Schijndel Tel. : 073 - 544 09 99 Fax: 073 – 547 88 40 E-mail: info@schijndel.nl Archeologisch adviseur voor

Bevoegde Overheid:

Adviseur Gemeente Schijndel en Regio Den Bosch Ronald van Genabeek

Tel.: 073-6155811 Mob.: 06-10912758

E-mail: r.vangenabeek@s-hertogenbosch.nl

Datum opdracht: 18 november 2009

Datum concept rapport: 22 februari 2010 Datum definitief rapport: 30 november 2011

Plaats: Schijndel Gemeente: Schijndel Provincie: Noord-Brabant

Toponiem: Elde college

Huidig grondgebruik: Bebouwing, bos Toekomstige situatie: Aanbouw school

Kaartblad: 45D

Geologie: Dekzand van de Formatie van Twente

Kadastrale gegevens: Kadastrale gemeente Schijndel, Sectie G, nummer 4504 Geomorfologie: Dekzandrug (+/- oud bouwlanddek)

Bodemtype: Hoge zwarte enkeerdgronden bestaande uit lemig fijn zand Grondwatertrap: onbekend

NAP-hoogte maaiveld: Circa 8.40 meter +NAP

Coördinaten: NW: 157.810/402.923 ZW: 157.748/402.863 NO: 157.825/402.912 ZO: 157.765/402.852 Oppervlakte onderzoeksgebied: Circa 1520 vierkante meter

Kaart onderzoeksgebied: zie Afbeelding 2 en Afbeelding 3

CMA/ AMK-status: N.v.t.

CAA -nr.: N.v.t.

(34)

CMA -nr.: N.v.t.

ARCHIS -monument nr.: N.v.t.

ARCHIS -waarneming nr.: N.v.t.

Onderzoeksmeldingsnummer: 39.289

Deponering documentatie: Provinciaal Depot Noord-Brabant Directie SCO, Bureau Cultuur Postbus 90151

5200 MC’s-Hertogenbosch Documentalist: de heer R. Louer Tel: 06-5384454319

Deponering digitale documentatie: e-depot (www.edna.nl)

(35)

Bijlage 2

Archeologische en geologische tijdschaal

Op het hierbij geboden overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de linkerkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en geven de betrouwbaarste dateringen. Bron:

ROB, 1988.

(36)
(37)

Bijlage 3

Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de

lithostratigrafie naar De Mulder et. Al, 2003

gebruikelijke terminologie terminologie (naar De Mulder et al., 2003)

Afzettingen van Duinkerke 3(A, B) Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren

Afzettingen van Duinkerke 2 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren

Afzettingen van Duinkerke 1 (A, B) Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren

Afzettingen van Duinkerke O Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren

Hollandveen Formatie van Nieuwkoop; Hollandveen

Laagpakket

Basisveen Formatie van Nieuwkoop: Basisveen Laag

Afzettingen van Calais 4 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais 3 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais 2 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais 1 Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Jonge Duin- en Strandafzettingen Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Schoorl Oude Duin- en Standafzettingen Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van

Zandvoort

Formatie van Twente: dekzand Formatie van Boxtel: Laagpakket van Wierden Formatie van Kreftenheye: rivierduinen Formatie van Boxtel: Laagpakket van Delwijnen Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye

Formatie van Kreftenheye: Afzettingen van Wijchen

Formatie van Kreftenheye: Laag van Wijchen

Afzettingen van Tiel 3 Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel 2 Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel 1 (A, B) Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel O Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum 4 Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum 3 Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum 2 Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum 1 Formatie van Echteld

(38)
(39)

Bijlage 4

Overzicht Boorgegevens Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied De Elde, Schijndel, Gemeente Schijndel

Boring: 1 Coördinaten: X: 157799,4 NAP: 8,45 Beschrijver: SB

Y: 402899,9 Oxi/red: 0 Boorder: SB Datum: 17-02-2010 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,00 - 0,15 stenen rood bruin Opgebracht, (sub-)recent

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: verharding Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,15 - 0,25 matig grof zand geel grijs Bouwzand

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,25 - 0,80 zand grijs bruin Opgebracht, (sub-)recent

Lithologie: heterogeen Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: puinbrokjes Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,80 - 1,15 matig fijn zand, matig donker grijs Aan Esdek humeus

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: puinspikkels, aardewerk Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,15 - 1,25 matig fijn zand licht geel grijs C Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,25 - 1,50 matig fijn zand geel C Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: okergeel, zwak lemig Boortype: Edelman 12

(40)

Boring: 2 Coördinaten: X: 157790,7 NAP: 8,43 Beschrijver: SB

Y: 402890,5 Oxi/red: 0 Boorder: SB Datum: 17-02-2010 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,00 - 0,75 zand grijs bruin Opgebracht, (sub-)recent

Lithologie: heterogeen Consistentie: 0 Organische Inhoud: wortels

Opmerking: vlekken donkergrijs en geelgrijs zand Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,75 - 1,10 matig fijn zand, matig donker grijs Aan Esdek humeus

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: puinspikkels, organische restjes Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,10 - 1,20 matig fijn zand licht geel grijs C Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,20 - 1,40 matig fijn zand licht grijs C Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: zwak lemig, bruinige vlekken Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,40 - 1,45 matig fijn zand licht geel grijs C Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 12

(41)

Boring: 3 Coördinaten: X: 157799,2 NAP: 8,45 Beschrijver: SB

Y: 402888,3 Oxi/red: 0 Boorder: SB Datum: 17-02-2010 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,00 - 0,15 stenen rood bruin Opgebracht, (sub-)recent

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: verharding Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,15 - 0,25 matig grof zand geel grijs Bouwzand

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,25 - 0,90 zand grijs bruin Opgebracht, (sub-)recent

Lithologie: heterogeen Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: donkergrijze en geelgrijze vlekken Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,90 - 1,05 matig fijn zand, matig donker grijs Aan Esdek humeus

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: puinspikkels, aardewerk Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,05 - 1,25 matig fijn zand bruin grijs Aan Esdek

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

heterogeen

Opmerking: enkele donkergrijze vlekken Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,25 - 1,35 matig fijn zand geel C Dekzand

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: okergeel Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,35 - 1,55 leem licht blauw grijs Fluvioperiglaciale Afzettingen

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 12

(42)

Boring: 4 Coördinaten: X: 157769,5 NAP: 8,36 Beschrijver: SB

Y: 402852,7 Oxi/red: 0 Boorder: SB Datum: 17-02-2010 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,00 - 0,90 zand donker bruin Opgebracht, (sub-)recent

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: vanaf 55 cm heterogeen, donkergrijze en geelgrijze vlekken, puinbrokjes Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0,90 - 1,15 matig fijn zand, matig donker grijs Esdek

humeus Vergraven

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: met leembrokjes, vlekjes geel zand Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,15 - 1,40 zand bruin grijs Vergraven

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

heterogeen

Opmerking: donkergrijze en geelgrijze vlekken, leembrokjes Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,40 - 1,45 zand geel C Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: okergeel, zwak lemig Boortype: Edelman 12

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1,45 - 1,70 leem licht blauw grijs Fluvioperiglaciale Afzettingen

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 12

(43)

Bijlage 5

SOB Research: Gegevens

Naam: SOB Research Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek B.V.

Bezoekadres: Hofweg 13, Heinenoord Postadres: Postbus 5060

3274 ZK Heinenoord Telefoon: 0186 604432 Fax: 0575 476139 E-Mail: sobresearch@wxs.nl

Directeur: Jhr. J. E. van den Bosch Raad van Advies: J. van de Erve (Voorzitter)

Prof. dr. ir. J. T. Fokkema (Vice-Voorzitter) J. van Kerchove (Secretaris)

Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam Inschrijvingsnummer Register: 24346983

BTW nummer: NL 8118.55.600.B.01 Bankrelatie: Rabobank Graafschap-Noord Rekeningcourant: Nr.: 3543.43.181

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen het gemengd gebied winkelcentrum ’t Zuid met de bestemming ‘Gemengd 5’ zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande detailhandel gesteld op 25%.. van het

Lithologie: zand, sterk siltig, zwak humeus, donkergrijsgeel, matig fijn, spoor wortelresten, kalkloos Bodemkundig: A/C-menglaag, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie

Uit het archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen blijkt dat er binnen het onderzoeksgebied een archeologische vindplaats in de vorm van

Vlakbij het plangebied zijn bij dezelfde begeleiding boringen uitgevoerd die duidelijk maken dat het plangebied niet in een strand- vlakte ligt, maar dat ook hier een duinrug of

Voor het bureauonderzoek zijn ge- raadpleegd: de onderzoeksgegevens van de afdeling Archeologie, historische kaarten, de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk

Op basis van het door SOB Research opgestelde plan van aanpak (“Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Emmabaan 58, Koewacht, Gemeente Terneuzen”,

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) treedt op als Archeologisch Adviseur van de Gemeente Hellevoetsluis. Het geconstateerd ongeschonden geologisch profiel ter

Met nadruk wordt er op gewezen dat het bureauonderzoek en het verkennend inventariserend veldonderzoek de eerste stappen zijn in het inventariseren van archeologische waarden in een