• No results found

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Vreeltstraat 13 te Gaanderen gemeente Doetinchem

Opdrachtgever Status: definitief

Ecopart bv

Zephirlaan 5 Projectleider

7004 GP Doetinchem drs. H. Kremer

Projectnummer Autorisatie Paraaf Datum

Synthegra Rapport S110002 drs. E.A. Schorn (senior prospector) 28-05-2014

(2)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

COLOFON

Opdrachtgever : Ecopart bv te Doetinchem Project : Vreeltstraat 13 te Gaanderen Projectnummer : S110002

Titel : Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Datum concept : 14-01-11 Datum definitief : 28-05-2014 Projectleider : drs. H. Kremer

Auteurs : drs. D. Hagens (historicus), drs. H. Kremer en drs. J.H.F. Leuvering Tekenaar : dhr. J. Heersink (GIS/CAD-specialist)

Autorisatie : drs. E.A. Schorn (senior prospector)

(3)

INHOUD

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 4

SAMENVATTING 5

1 INLEIDING 6

1.1 Onderzoekskader 6

1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen 6

1.3 Ligging en huidige situatie plangebied 7

1.4 Toekomstige situatie plangebied 7

2 BUREAUONDERZOEK 8

2.1 Methode 8

2.2 Landschapsgenese 8

2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied 15

2.4 Historische ontwikkeling 18

2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting 21

3 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK 23

3.1 Methode 23

3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens 23

3.3 Archeologische indicatoren 23

3.4 Archeologische interpretatie 23

4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 25

4.1 Inleiding 25

4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen 25

4.3 Aanbevelingen 26

Bijlagen:

Bijlage 1: Overzicht van de relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS waarnemingen

Bijlage 3: Boorpuntenkaart Bijlage 4: Boorprofielen

(4)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

Administratieve gegevens

Toponiem : Vreeltstraat 13

Plaats : Gaanderen

Gemeente : Doetinchem

Provincie : Gelderland

Projectnummer : S110002

Bevoegde overheid : Gemeente Doetinchem (deskundige namens de gemeente;

drs. M. Kocken, regionaal archeoloog)

Opdrachtgever : Ecopart bv

Uitvoerende instantie : Synthegra bv Datum uitvoering veldwerk : 07-01-2011

Uitvoerders veldwerk : drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog) Onderzoeksmelding (ARCHIS) : 44.543

Datum onderzoeksmelding : 03-01-2011 Onderzoeksnummer (ARCHIS) : 49.606

Kaartblad : 41A

Periode : laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd

Oppervlakte : Circa 1.290 m2

Grondgebruik : weiland

Geologie : dekzand (Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel) Geomorfologie : golvende dekzandvlakte

Bodem : veldpodzolgronden

Depot : Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het

Provinciaal Depot van Gelderland, te Nijmegen

De onderzoekslocatie wordt omsloten door de volgende vier coördinaten:

noordwest X: 221568 Y: 439853 noordoost X: 221616 Y: 439853 zuidoost X: 221616 Y: 439806 zuidwest X: 221568 Y: 439806

(5)

Samenvatting

Inleiding

Synthegra heeft in opdracht van Ecopart bv een archeologisch. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van een woning.

Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek

De specifieke archeologische verwachting uit het bureauonderzoek is weergegeven in onderstaande tabel Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen

laat-

paleolithicum – mesolithicum

middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke

kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen

vanaf maaiveld

neolithicum – vroege middeleeuwen

middelhoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen

vanaf maaiveld

late

middeleeuwen – nieuwe tijd

laag vanaf maaiveld

Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.

Archeologische interpretatie veldonderzoek

De natuurlijke veldpodzolgrond is in het hele plangebied niet aangetroffen. De bodem is mogelijk door ploegwerkzaamheden in de bouwvoor opgenomen. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen kan daarom naar laag worden bijgesteld.

Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C- horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de middelhoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met vroege middeleeuwen aan te treffenvoor het plangebied naar laag worden bijgesteld. De lage verwachting voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan worden gehandhaafd omdat heen archeologische resten of indicatoren uit deze periode zijn aangetroffen.

Aanbeveling

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.

(6)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

1 Inleiding

1.1 Onderzoekskader

Synthegra heeft in opdracht van Ecopart bv een archeologisch bureauonderzoek en karterend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Vreeltstraat 13 in Gaanderen (afbeelding 1.1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van een woning.

De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar uitgaande van de aanleg van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden.

Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.21 en de Leidraad Inventariserend Veldonderzoek.2 Het veldwerk is uitgevoerd op 7 januari 2011.

De bevoegde overheid, de gemeente Doetinchem, heeft een specifiek archeologisch beleid vastgesteld en beschikt over een Archeologische Verwachtings- of Beleidsadvieskaart.3 Volgens het vigerende beleid dient voor het plangebied een bureauonderzoek opgesteld te worden en/of een inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd in de vroegste fase van de planvorming.

De bevoegde overheid, de gemeente Doetinchem, zal de resultaten van het onderzoek toetsen en een selectiebesluit nemen.

1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen

Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden.

Het doel van het karterend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen en de eventueel aanwezige archeologische resten en/of vindplaatsen te inventariseren.

De volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord:

• Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

• Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig?

(7)

1.3 Ligging en huidige situatie plangebied

Het plangebied is circa 1290 m2 groot en ligt aan de Vreeltstraat 13 in Gaanderen (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het noorden en het oosten begrensd door grasland, in het zuiden door de Vreeltstraat en in het westen door het perceel behorende bij de Vreeltstraat 13. Het plangebied is in gebruik als grasland. De hoogteligging van het maaiveld bedraagt circa 14,7 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil).4

Afbeelding 1.1: Het plangebied op de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000 aangegeven met het rode kader (Bron: Topografische Dienst Nederland, Emmen/ANWB 2007).

1.4 Toekomstige situatie plangebied

Binnen het plangebied zal een woonhuis gebouwd worden.

4 Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl

(8)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Voor het bureauonderzoek zijn met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied verzameld. Dit is aangevuld met historisch en fysisch- geografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd.

2.2 Landschapsgenese

Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn de volgende bronnen met betrekking tot de landschapsgenese geraadpleegd:

• Geologische Kaart, schaal 1:600.000

• Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000

• Bodemkaart, schaal 1:50.000

• Archeologische waarde en verwachtingskaart, gemeente Doetinchem

• Relevante achtergrondliteratuur

Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de Lithostratigrafische Indeling van de Ondiepe Ondergrond.5 Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1.

Geologie en geomorfologie

Gaanderen ligt op de overgang van het rivierenlandschap van de Oude IJssel naar het dekzandlandschap dat ten noordoosten hiervan ligt. Het is een gebied dat zijn huidige vorm te danken heeft aan de gecombineerde werking van wind en water tijdens het Pleisoceen (circa 2,6 miljoen jaar geleden tot circa 11.755 jaar geleden) en het Holoceen (circa 11.55 jaar geleden tot heden).

Ten zuidwesten van Gaanderen stroomt de Oude IJssel. Tegenwoordig is dit een kleine rivier, maar tijdens de laatste ijstijd , het Weichselien (115.000 – 11.755 jaar geleden) was de rivier een belangrijke tak van de Rijn en had over het algemeen een vlechtend patroon. Deze rivier had een brede riviervlakte en werd gekenmerkt door meerdere, elkaar kruisende en zich vaak verplaatsende geulen. In periode werd door de rivier grof zand en grind afgezet, dat tot de Formatie van Kreftenheye wordt gerekend. In het Laat-Glaciaal (circa 15.700 tot 11.755 jaar geleden) verplaatste de hoofdstroom van de Rijn zich naar het westen en ontstonden er in de

(9)

gevormd dat zich uitstrekt van Gaanderen tot Doesburg. Het rivierduinzand wordt gerekend tot het Laagpakket van Delwijnen, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Boxtel. De kern van Gaanderen ligt op een rivierduin.

Het rivierduinencomplex vormt de scheiding tussen het dal van de Oude IJssel en het dekzandlandschap, waar het plangebied in ligt. Het dekzand is afgezet tijdens de koudste en droogste perioden van het Weichselien, met name tijdens het Laat-Pleniglaciaal (circa 26.000 – 15.700 jaar geleden) en in sommige perioden van het Laat-Glaciaal (circa 15.700 – 11.755 jaar geleden). In deze perioden is de vegetatie vrijwel verdwenen. Hierdoor is op grote schaal verstuiving opgetreden, waarbij dekzand is afgezet.7 Dit (vaak lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 µm), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend. Het reliëf dat tijdens de dekzandafzetting is ontstaan, wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen.

In het Holoceen is het landschap alleen nog lokaal veranderd. In het dekzandlandschap sneden beken zich in.

Een voorbeeld hiervan is de Bielheimer beek, die direct ten noorden van het plangebied ligt. In de laagste delen van het dekzandgebied werd plaatselijk een dunne laag beekafzettingen afgezet. De beekafzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Singraven, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Boxtel. De beken in het dekzandgebied werden vanaf de late middeleeuwen gekanaliseerd.8 Door ontbossing vonden vanaf het neolithicum op de rivierduinen zandverstuivingen plaats. Het stuifzand wordt gerekend tot het Laagpakket van Kootwijk, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Boxtel.

Op de Geomorfologische Kaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.1) staat aangegeven dat het plangebied in een golvende dekzandvlakte ligt (code 3L5). Op de archeologische waarde en verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem (afbeelding 2.2) staat aangegeven dat het zuidwestelijke deel van het plangebied in een gebied met dekzandwelvingen (code Edw6) en het noordoostelijke deel in een gebied met dekzandvlakten en –laagten ligt.

7 Berendsen 2004, 190.

8 Oosterhout, 2009.

(10)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

Legenda

3L5 : golvende dekzandvlakte

1M18a : terrasvlakte, al dan niet bedekt met dekzand 2M9 : vlakte van ten dele verspoelde dekzanden 3K14 : dekzandrug

12B9 : hoog landduin

4L8 : lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten 3N8 : laagte ontstaan door afgraving

Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst, 1982).

(11)

Legenda

Edw6 : dekzandwelvingen

Edv9 : dekzandvlakten en -laagten

Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op de archeologische waarde en verwachtingskaart van de gemeente Doetinchem, aangegeven met het rode kader (Bron: Oosterhout, 2009).

(12)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

LEGENDA

Blauw : lager dan 14,5 m +NAP Groen : 14,5 – 15,0 m +NAP Geel : 15,0 – 15,25 m +NAP Oranje : 15,25 – 16,0 m +NAP Rood : hoger dan 16,0 m +NAP

Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl).

Op de hoogtekaart van het plangebied en omgeving is te zien dat het plangebied (aangegeven met de groene kleuren) relatief laag ligt ten opzichte van de dekzandkopjes en ruggen (oranje en rood) in het oosten. Het plangebied ligt wel duidelijk hoger dan de vlaktes van verspoelde dekzanden (blauwe kleuren).

(13)

Bodem

Op de Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.4) staat aangegeven dat binnen het plangebied veldpodzolgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand (code Hn21) voorkomen.9

In het dekzand vindt het natuurlijke proces podzolering plaats. Door infiltrerend regenwater worden kleine deeltjes zoals ijzer, aluminium en humus uitgespoeld, ook wel uitloging genoemd.10 Deze deeltjes worden door het water naar beneden getransporteerd en spoelen daar in. De veldpodzolgronden bestaan uit een humeuze, donkere bouwvoor (Ap-horizont), die circa 25 cm dik is, waaronder een E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig is.11 Hieronder ligt de bruingekleurde B-horizont (inspoelingshorizont), die geleidelijk overgaat in de C-horizont. Afhankelijk van de vroegere bodembewerking is de oorspronkelijke A-, E- en/of B-horizont in meer of mindere mate intact.

Op de bodemkaart is de gemiddelde grondwaterstand aangegeven door middel van zogenaamde grondwatertrappen. Het plangebied wordt gekenmerkt door een lage grondwaterstand (grondwatertrap VI). Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen de 40-80 cm beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen.12

9 Stichting voor Bodemkartering, 1982.

10 De Bakker en Schelling 1989, 30.

11 De Bakker en Schelling 1989, 127.

12 Stichting voor Bodemkartering ,1982.

(14)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

LEGENDA

Hn21 Veldpodzolgrond in leemarm en zwak lemig fijn zand pZn23 Gooreerdgronden in lemig fijn zand

Zn23 Vlakvaaggronden in lemig fijn zand

zEZ21 Hoge zwarte enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand bEZ23 Hoge bruine enkeerdgronden in lemig fijn zand

Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: Stichting voor Bodemkartering 1982, blad 41 West Aalten).

(15)

2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied

In deze paragraaf wordt gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische en/of ondergrondse bouwhistorische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, de voormalige RACM) geraadpleegd:

• Centraal Archeologisch Archief (CAA)

• Centraal Monumenten Archief (CMA)

• Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II)

Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

• Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland

• Archeologische Beleidskaart van de gemeente Doetinchem

• Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH)

Volgens zowel de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE als volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland13 geldt voor het plangebied een lage archeologische verwachting (bijlage 2). Deze kaarten zijn indicatief en zullen voor het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel worden genuanceerd en gepreciseerd, aangezien uit deze kaarten niet blijkt wat de aard en ouderdom is van de te verwachten archeologische resten.

Op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Doetinchem ligt het plangebied grotendeels in een zone met een middelhoge verwachting (AWV categorie 7). Alleen het uiterste noordoostelijke deel van het plangebied ligt in een zone met een lage verwachting (AWV categorie 8). Vanwege het gedetailleerde schaalniveau en het beleid van de gemeente wordt deze kaart als leidend beschouwd.

13 http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw/

(16)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

Legenda

Rood : AWV categorie 5 (hoog en afgedekt met plaggendek) Oranje : AWV categorie 6 (hoog)

Geel : AWV categorie 7 (middelhoog) Groen : AWV categorie 8 (laag)

Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Doetinchem, aangegeven met het rode kader (Bron: Raap 2009, Archeologische Beleidskaart, kaartbijlage 2, blad 2.

1:10.000).

Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Uit de omgeving (binnen een straal van 700 m) is één monument en zijn vier waarnemingen bekend. Uit de gegevens van de KICH blijkt dat binnen het plangebied geen (ondergrondse) bouwhistorische waarden aanwezig zijn.14

Monumenten en waarnemingen binnen een straal van 700 m van het plangebied:

(17)

(waarnemingsnummer 16.817). Ook vond men in 1988 en 1989 een zilveren munt uit 1354 en een vuurstenen spits uit waarschijnlijk de vroege bronstijd (waarnemingsnummers 21.346 en 28.649). Het monument ligt op een dekzandkop.

Waarnemingsnummer 55.438

Op 250 m ten noordoosten van het plangebied werden een drietal losse vondsten gedaan tijdens afgravingswerkzaamheden op landgoed ’t Maatje. Het gaat om een vuurstenen kling en een afslag uit de periode laat-paleolithicum – mesolithicum en handgevormd aardewerk uit de periode bronstijd – ijzertijd.

(18)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

2.4 Historische ontwikkeling

Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven.

Algemeen wordt aangenomen dat de nederzetting Gaanderen rond 800 n. Chr. is ontstaan. Een schriftelijke vermelding van Gaanderen staat echter pas in een oorkonde uit circa 1200.15 In de tekst, afkomstig uit het goederenregister van het klooster Bethlehem, wordt de naam Aldinchem, het latere Gernere (Gaanderen), vermeld.16 Waarschijnlijk lag de oorsprong van Aldinchem ten oosten van de Vulcaanstraat en ten zuiden van de Leuverinkstraat, in de bebouwde kom van het dorp.17 De naam Gernere zal zijn afgeleid van de woorden ger en laar, die omschreven kunnen worden als ‘spitse heuvelrij’.18 De nederzetting lag dan ook tussen enkele duinenrijen en/of dekzandruggen, omgeven door natte laagten. Het gebied ten noorden van de vroegmiddeleeuwse nederzetting en de Akkermansbeek stond bekend als de Elshaver Buiten en was moerassig. De latere nederzetting Gander is rond de 12e eeuw ontstaan ter plaatse van de Kerkstraat.19 Omstreeks 1660 zal het buurtschap uit ongeveer twintig boerderijen hebben bestaan.20 Gander heeft geen vaste dorpskern gekend. De meeste boerderijen lagen verspreid over een gebied dat vanaf de 14e eeuw is ontgonnen (kampontginningen).21 Langs de rivier en de beken lagen de weilanden. Na 1750 vestigden zich steeds meer mensen zich in de plaats.22 Gander ontwikkelde zich uiteindelijk tot het huidige dorp Gaanderen.

Vanaf de 20e eeuw groeiden de dorpen Gaanderen en het ten zuidoosten liggende Terborg meer naar elkaar toe, totdat de twee dorpen een nagenoeg aan één gegroeide kern vormden.

Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (afbeelding 2.6)23 is te zien dat het plangebied en de omgeving onbebouwd is. Het plangebied maakt onderdeel uit van Het Schildbroek, waaruit blijkt dat het gebied kort daarvoor uit heidegebied bestond. Het woord ‘broek’ verwijst naar een (voormalig) moerassig gebied. Uit de gegevens van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT)24 behorende bij het minuutplan staat beschreven dat het plangebied binnen drie percelen ligt, bestaande uit bos. De Vreeltstraat, de zuidelijke begrenzing van het plangebied, is al een bestaande weg.

Op de kaart uit circa 1900 (afbeelding 2.7) wordt duidelijk dat het plangebied onbebouwd blijft en dan onderdeel uitmaakt van een weilandperceel. het omringende landschap wordt gekenmerkt door een

15 Van Berkel en Samplonius 2005, 140.

16 Roes 2002, 2.

17 Roes 2002, 9-10.

18 Van Berkel en Samplonius 2005, 140.

19 Stenvert e.a. (red.), 147.

(19)

kampenlandschap met geïsoleerde bebouwing. De Bielheimerbeek direct ten noorden van het plangebied is nog niet gekanaliseerd en loopt noordelijker dan in de huidige situatie (afbeelding 1.1).

Afbeelding 2.6: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw, aangegeven met het rode kader (Bron: www.watwaswaar.nl).

Afbeelding 2.7: Ligging van het plangebied op de kaart uit 1900, aangegeven met het rode kader (Bron:

Uitgeverij Nieuwland 2005, Gelderland, blad 494).

(20)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

Bodemverstoring

Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan.25

(21)

2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1.

Op de leidinggevende Archeologische Beleidskaart van de gemeente Doetinchem ligt het plangebied grotendeels in een zone met een middelhoge verwachting (AWV categorie 7). Alleen het uiterste noordoostelijke deel van het plangebied ligt in een zone met een lage verwachting (AWV categorie 8).

Het plangebied ligt in een golvende dekzandvlakte. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd.

Jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum kozen als woon- en verblijfplaats vaak voor de hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst. Nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt. Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten bevinden zich voornamelijk in de top van de podzolgrond en eventuele sporen kunnen worden aangetroffen vanaf de B-horizont. Het plangebied ligt in een golvende dekzandvlakte, vlakbij een beek. Dit maakt het plangebied een gunstige vestigingsplaats voor jager-verzamelaars. In de omgeving van het plangebied is een kling en een vuursteenafslag gevonden (waarnemingsnummer 55438). Het betreft een losse vondst uit een afgegraven gebied. Daarom wordt een middelhoge verwachting toegekend voor het aantreffen van archeologische waarden uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum.

Vanaf het neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men akkerbouw met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar akkerbouw en veeteelt. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoorziening terwijl in en nabij de nederzetting afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken. In de periode vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen heeft men nog steeds een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden in de nabijheid van water. In de omgeving van het plangebied is één waarneming bekend van handgevormd aardewerk uit de periode bronstijd – ijzertijd (waarnemingsnummer 55438). Het betreft een losse vondst uit een afgegraven gebied. Daarom wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen.

In de middeleeuwen behoorde het plangebied tot het onontgonnen landschap ten noorden van de bewoningskern van Gaanderen. De meeste boerderijen lagen geïsoleerd en verspreid over een gebied dat vanaf de 14e eeuw werd ontgonnen als kampontginningen. Uit bestudering van historisch kaartmateriaal blijkt dat het plangebied (kort) voor het begin van de 19e eeuw waarschijnlijk nog uit heidegronden bestond. Het plangebied werd in deze periode in cultuur gebracht en in gebruik genomen als agrarisch gebied. Er is geen historische bebouwing bekend in de directe omgeving van het plangebied en evenmin zijn vondsten bekend uit de periode vanaf de late middeleeuwen. Om deze redenen geldt voor het plangebied een lage verwachting voor nederzettingsresten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd.

(22)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen

laat-

paleolithicum – mesolithicum

middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke

kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen

vanaf maaiveld

neolithicum – vroege middeleeuwen

middelhoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen

vanaf maaiveld

late

middeleeuwen – nieuwe tijd

laag vanaf maaiveld

Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.

(23)

3 Inventariserend Veldonderzoek

3.1 Methode

Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is aan de hand van de Leidraad Inventariserend Veldonderzoek26 een karterend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 10 boringen per hectare uitgevoerd. Hiermee is het onderzoek verkennend voor vuursteenvindplaatsen uit de steentijd en karterend voor nederzettingsresten uit de latere perioden. Aangezien het plangebied circa 1.290 m2 groot is, zijn in totaal 5 boringen gezet, dit is het minimum aantal boringen voor plangebieden kleiner dan 1 hectare. Vanwege het geringe oppervlak zijn de boringen zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verdeeld. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een meetlint.

Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment is gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 4 x 4 mm en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 510427 en bodemkundig28 geïnterpreteerd.

3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens

De locaties van de boringen staan in bijlage 3 en de boorprofielen in bijlage 4. In het terrein zijn geen hoogteverschillen waargenomen. Het terrein is dus relatief vlak.

Op basis van het bureauonderzoek werden in het plangebied veldpodzolgronden verwacht, ontwikkeld in dekzand (Formatie van Boxtel).

Alle vijf boringen laten een uniform beeld zien. Vanaf een diepte van 30 cm beneden maaiveld is de C- horizont aangetroffen. De C-horizont bestaat uit matig tot sterk siltig, matig fijn, goed afgerond, roesthoudend zand dat is geïnterpreteerd als dekzand (Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel). Op een diepte van circa 1 meter beneden maaiveld is grondwater aangetroffen. De boringen worden afgedekt door een bouwvoor (Ap-horizont) van matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, wortelhoudend, bruin zand. In boring 2 werd een geringe hoeveelheid puin aangetroffen. Op basis van de resultaten van het booronderzoek is het niet mogelijk vast te stellen welk bodemtype oorspronkelijk aanwezig is geweest. Er zijn geen restanten van een voormalige podzolgrond aangetroffen (E-horizont en/of B-horizont).

3.3 Archeologische indicatoren

Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.

3.4 Archeologische interpretatie

De natuurlijke veldpodzolgrond is in het hele plangebied niet aangetroffen en is mogelijk door ploegwerkzaamheden opgenomen in de bouwvoor. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige

26 SIKB 2006.

27 Nederlands Normalisatie-instituut 1989.

28 De Bakker en Schelling 1989.

(24)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen kan daarom naar laag worden bijgesteld.

Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C- horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de middelhoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met vroege middeleeuwen aan te treffenvoor het plangebied naar laag worden bijgesteld. De lage verwachting voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan worden gehandhaafd omdat geen archeologische resten of indicatoren uit deze periode zijn aangetroffen.

(25)

4 Conclusies en aanbevelingen

4.1 Inleiding

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum en nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd gold een lage verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen.

4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen

Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

Vanaf een diepte van 30 cm beneden maaiveld is de C-horizont aangetroffen. De C-horizont bestaat uit matig tot sterk siltig, matig fijn, goed afgerond, roesthoudend zand dat is geïnterpreteerd als dekzand (Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel). De boringen worden afgedekt door een bouwvoor (Ap-horizont) van matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, wortelhoudend, bruin zand. Op basis van de resultaten van het booronderzoek is het niet mogelijk vast te stellen welk bodemtype oorspronkelijk aanwezig is geweest. Er zijn geen restanten van een voormalige podzolgrond aangetroffen (E-horizont en/of B-horizont).

Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig?

In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht.

Op grond van de beantwoording van de bovenstaande vraag zijn de twee onderstaande onderzoeksvragen niet meer van toepassing.

Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische waarden?

Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten?

In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.

De middelhoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. De lage archeologische verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek worden gehandhaafd.

(26)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

4.3 Aanbevelingen

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Doetinchem, die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht geldt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Doetinchem.

(27)

Literatuur en kaarten

Literatuur

Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus.

Staring Centrum, Wageningen.

Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen.

Berkel, G. van, en K. Samplonius, 2006: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht.

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989: NEN 5104 Geotechniek - Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

Oosterhout, F. van, 2009: Archeologische monumentenzorg in het landelijk gebied van Doetinchem, Gemeente Doetinchem, Toelichting op de archeologische waarden en verwachtingskaart, RAAP rapport 1943, Weesp.

Roes, R.L., 2002: Geschiedenis van Gaanderen. Nederzetting Aldinchem is oorsprong van Gaanderen deel I en II, in: Kronyck. Tijdschrift van de oudheidkundige kring Deutekom en de oudheidkundige vereniging Salehem en Gander, Doetinchem.

Stenvert, R., C. Kolman, S. van Ginkel-Meester, E. Stades-Vischer, S. Broekhoven en R. Rommes, 2006:

Monumenten in Nederland. Noord-Holland, Zwolle en Zeist.

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel:

karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda.

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2011: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2. SIKB, Gouda.

Kaarten

ANWB 2007: Topografische Atlas van Gelderland, schaal 1:25.000. Den Haag.

Oosterhout, F. van, 2009: Archeologische monumentenzorg in het landelijk gebied van Doetinchem, Gemeente Doetinchem, Archeologische waarden en verwachtingskaart, RAAP rapport 1943, kaartbijlage 1, blad 2.

(28)

Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek, Vreeltstraat 13 te Gaanderen

Projectnummer: S110002

RAAP, 2009: Archeologische Beleidskaart schaal Kaartbijlage 2, blad 2, 1:10.000, RAAP rapport 1943, Weesp.

Stichting voor Bodemkartering, 1982: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 41 West (Aalten), Wageningen.

Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst, 1982: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 41 (Aalten), Wageningen/Haarlem.

TNO Bouw en Ondergrond, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (www.dinoloket.nl)

Uitgeverij Nieuwland, 2005: Grote Historische Atlas van Gelderland, circa 1905, schaal 1:25.000. Tilburg.

Internet (geraadpleegd januari 2011) archis2.archis.nl

www.ahn.nl www.bodemloket.nl www.dinoloket.nl

www.geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw/

www.kich.nl www.watwaswaar.nl

(29)

Bijlagen:

(30)

Bijlage 1: Overzicht van relevante geologische en archeologische

tijdvakken

(31)

Ouderdom

in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie

Holoceen 1

Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas

(koud) Allerød (warm) Vroege Dryas

(koud) Laat-

Weichselien (Laat- Glaciaal)

Bølling (warm)

2

Laat- Pleniglaciaal

Midden- Pleniglaciaal Midden- 3

Weichselien (Pleniglaciaal)

Vroeg-

Pleniglaciaal 4 5a 5b 5c Vroeg-

Weichselien (Vroeg- Glaciaal)

5d Eemien

(warme periode) 5e Eem

Formatie Formatie

van Kreftenheye

Formatie van Drente Saalien (ijstijd) 6

Holsteinien (warme periode) Elsterien (ijstijd)

Formatie van

Urk Formatie

van Peelo

Formatie van Boxtel

Cromerien (warme periode)

Pre-Cromerien

Formatie van Sterksel

Formatie van Beegden

11.755 12.745 13.675 14.025 15.700

29.000

50.000

75.000

115.000 130.000

370.000 410.000

475.000

850.000

2.600.000

(32)

Cal. jaren v/n Chr.

14C jaren Chronostratigrafie Pollen

zones Vegetatie Archeologische

perioden Nieuwe tijd Vb2

Middeleeuwen

Vb1 Romeinse tijd

IJzertijd Subatlanticum

koeler vochtiger

Va

Loofbos eik en hazelaar

overheersen haagbeuk veel cultuurplanten

rogge, boekweit, korenbloem

IVb Bronstijd

Subboreaal koeler

droger IVa

Loofbos eik en hazelaar

overheersen beuk>1% invloed

landbouw

(granen) Neolithicum

Atlanticum warm vochtig

III

Loofbos eik, els en hazelaar

overheersen in zuiden speelt linde een grote rol

Boreaal

warmer II

den overheerst hazelaar, eik, iep,

linde, es

Mesolithicum

Preboreaal

warmer I

eerst berk en later den overheersend

Late Dryas LW III parklandschap

Allerød LW II dennen- en

berkenbossen

Vroege Dryas open

parklandschap Laat-

Weichselien (Laat- Glaciaal)

Bølling

LW I open vegetatie met kruiden en berkenbomen

Laat-Paleolithicum

Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)

perioden met een poolwoestijn en perioden met een

toendra

Vroeg- Weichselien

(Vroeg- Glaciaal)

perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap Eemien

(warme periode) loofbos

Midden-Paleolithicum

2650

5000

8000

9000

10.150 10.800 11.800 12.000

13.000 0

815

3755

7020

8240

11.755 12.745 13.675 14.025

15.700 1950

75.000

115.000 130.000 35.000 8800 5300 4900 2000 800 12 0 450 1500

(33)

Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en Archis waarnemingen

(34)

Legenda

Vondsten per periode

:

Paleolithicum

:

Neolithicum

:

Bronstijd

: : : :

: : : :

: : : : :

:

: : : : : : : : : : : : : : : :

:

55438

11544 28649

21346 16817

407933

405213 405197 3739

3740

3403433540 32541

39416 29247

12494

13910

12323

221000 222000

439000440000

Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen

Vreeltstraat 13 te Gaanderen

0 250 500

Meter

±

Archeologisch monument + monumentnummer Terrein van archeologische betekenis

Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde archeologische verwachting

trefkans

hoog (water) middelhoog (water) laag (water)

(35)

Bijlage 3: Boorpuntenkaart

(36)

!

!

!

!

!

13

Bielheimerbeek

Vreeltstraat

5

4 3

2

1

439800439900440000

Boorpuntenkaart

Vreeltstraat 13 te Gaanderen schaal:

S110002 BO-IVO-K_12012011_JH_1.0

±

1:1000

Legenda

! Boorpunt Plangebied

(37)

Bijlage 4: Boorprofielen

(38)

Pagina 1 / 1

Boring: 1

0

50

100

0

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten wortels, bruin, Ap horizont

-30

Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-50

Zand, matig fijn, sterk siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-80

Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs, C horizont

-120

Boring: 2

0

50

100

0

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten wortels, sporen baksteen, resten wortels, bruin, Ap horizont

-30

Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-50

Zand, matig fijn, sterk siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-80

Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs, C horizont

-120

Boring: 3

0

50

100

0

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten wortels, bruin, Ap horizont

-30

Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-50

Zand, matig fijn, sterk siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-80

Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs, C horizont

-120

Boring: 4

0

50

100

0

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten wortels, bruin, Ap horizont

-30

Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-50

Zand, matig fijn, sterk siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-80

Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs, C horizont

-120

Boring: 5

0

50

0

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten wortels, bruin, Ap horizont

-30

Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, grijsoranje, C horizont

-50

Zand, matig fijn, sterk siltig, matig

(39)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarom geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd.. Eventueel aanwezige resten

Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden die deze hoge verwachting bevestigen, maar evenmin kan op basis van het veldonderzoek de aanwezigheid van

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen

Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de

Daarnaast is in de groenstrook (boring 13, 14 en 15) achter de supermarkt, in het zuidoosten van het plangebied, de bodem tot in de C-horizont verstoord. Dit geldt ook voor de

Voor het plangebied gold een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, Guts, Akkerlaag scherpe

Derhalve kunnen rond de boringen 1-3 nog archeologische resten intact aanwezig zijn Vanwege het aangetroffen plaggendek en deels aanwezige podzolgrond blijft voor