• No results found

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Synthegra bv, Kerkhofstraat 21, NL-5554 HG Valkenswaard.

Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl

Bureauonderzoek en Inventariserend

Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

Elst 3 te Geffen gemeente Maasdonk

Opdrachtgever Status: definitief

Martin Koenen Adviesbureau

Vullinghspark 34 Projectleider

5591 DB Heeze drs. B.J.H.M. van den Berkmortel

Projectnummer Autorisatie Paraaf Datum

Synthegra Rapport S100312 drs. E.A. Schorn (senior prospector) 26-09-2014

(2)

Colofon

Opdrachtgever: Martin Koenen Adviesbureau te Heeze Project: Elst 3 te Geffen

Projectnummer: S100312

Titel: Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennend booronderzoek Elst 3 te Geffen Datum concept:

Datum definitief:

07-12-2010 26-09-2014

Projectleider: drs. B.J.H.M. van den Berkmortel (fysisch geograaf)

Auteurs: drs. B.J.H.M. van den Berkmortel (fysisch geograaf), drs. H. Kremer (archeoloog) Tekenaar: dhr. J. Heersink (GIS/CAD-specialist)

Autorisatie: drs. E.A. Schorn (senior prospector)

Druk: Synthegra bv, Doetinchem

ISSN: 1874-9771

Synthegra bv

Kerkhofstraat 21, NL-5554 HG Valkenswaard

Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl Bankrelatie Friesland Bank, nr. 295191155, BTW nr. NL819631288B01, HR 01115557

© Synthegra bv, 2010

(3)

INHOUD

Administratieve gegevens 4

1 Inleiding 5

1.1 Onderzoekskader 5

1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen 5

1.3 Ligging en huidige situatie plangebied 6

2 Bureauonderzoek 7

2.1 Methode 7

2.2 Landschapsgenese 7

2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied 12

2.4 Historische ontwikkeling 14

2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting 17

3 Inventariserend Veldonderzoek 19

3.1 Methode 19

3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens 19

3.3 Archeologische indicatoren 19

3.4 Archeologische interpretatie 20

4 Conclusies en aanbevelingen 21

4.1 Inleiding 21

4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen 21

4.3 Aanbevelingen 22

5 Samenvatting 23

5.1 Inleiding 23

5.2 Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek 23

5.3 Archeologische interpretatie veldonderzoek 23

5.4 Aanbeveling 24

Literatuur en kaarten 25

Bijlagen:

Bijlage 1: Overzicht van relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS waarnemingen

Bijlage 3: Boorpuntenkaart Bijlage 4: Boorprofielen

Afbeelding voorblad: Overzicht van het plangebied vanuit het westen kijkend naar het oosten (foto: B.J.H.M.

van den Berkmortel)

(4)

Administratieve gegevens

Toponiem : Elst

Plaats : Geffen

Gemeente : Maasdonk

Provincie : Noord-Brabant

Projectnummer : S100312

Bevoegde overheid : gemeente Maasdonk Opdrachtgever : Martin Koenen Adviesbureau Uitvoerende instantie : Synthegra bv

Datum uitvoering veldwerk : 24-11-2010

Uitvoerders veldwerk : drs. B.J.H.M. van den Berkmortel Onderzoeksmelding (ARCHIS) : 43.908

Datum onderzoeksmelding : 11-11-2010 Onderzoeksnummer (ARCHIS) : 50.471

Kaartblad : 45B

Periode : laat-paleolithicum t/m nieuwe tijd

Oppervlakte : ca. 1.200 m2

Perceelnummer(s) : Geffen sectie D perceel 1080

Grondgebruik : grasland en bebouwd

Geologie : dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel) Geomorfologie : golvende dekzandvlakte

Bodem : hoge zwarte enkeerdgrond

Depot : Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Noord-Brabant te ’s-Hertogenbosch

De onderzoekslocatie wordt omsloten door de volgende vier coördinaten:

noordwest X: 159924 Y: 417278 noordoost X: 159984 Y: 417278 zuidoost X: 159984 Y: 417244 zuidwest X: 159924 Y: 417244

(5)

1 Inleiding

1.1 Onderzoekskader

Synthegra heeft in opdracht van Martin Koenen Adviesbureau een archeologisch onderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Elst in Geffen (afbeelding 1.1). Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van een woning in het kader van Ruimte voor Ruimte.1 De diepte van de toekomstige bodemverstoring voor de fundering bedraagt circa 60 cm beneden het maaiveld.2 Uitgaande van een bodemverstoring van 60 cm beneden maaiveld, zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 50 cm beneden maaiveld verwacht kan worden.

Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.23 en de richtlijnen van de provincie Noord-Brabant met betrekking tot enkeerdgronden.4 Het veldwerk is uitgevoerd op 24 november 2010.

De bevoegde overheid, de gemeente Maasdonk zal de resultaten van het onderzoek toetsen en een selectiebesluit nemen.

1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen

Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden.

Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen.

De volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord:

Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

1 Schriftelijke mededeling, dhr. M. Koenen, 29-10-2010.

2 Schriftelijke mededeling, dhr. M. Koenen, 11-11-2010

3 SIKB 2010.

4 Noord-Brabant, 2007.

(6)

1.3 Ligging en huidige situatie plangebied

Het plangebied is circa 1.200 m2 groot en ligt aan de weg Elst in Geffen (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het westen, noorden en oosten begrensd door weiland en in het zuiden door de weg Elst. Het plangebied is in gebruik als weiland en is bebouwd met een schuur. De hoogte van het maaiveld bedraagt circa 5,0 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil).5

Afbeelding 1.1: Het plangebied op de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000 aangegeven met het rode kader (Bron: TOP25raster 1998. Topografische Dienst Nederland, Emmen).

5 Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl

(7)

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Dit betreffen met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied. Deze zijn aangevuld met historisch en fysisch-geografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd.

2.2 Landschapsgenese

Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn de volgende bronnen met betrekking tot de landschapsgenese geraadpleegd:

Geologische Kaart, schaal 1:600.000 Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000 Bodemkaart, schaal 1:50.000

Relevante achtergrondliteratuur

Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de lithostratigrafische indeling van de ondiepe ondergrond.6 Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1.

Geologie en geomorfologie

Het plangebied ligt in het zuidelijk zandgebied. De ondergrond wordt doorsneden door een aantal zuidoost- noordwest georiënteerde breuken, die de Roerdalslenk en het Peelblok begrenzen. Het plangebied ligt in het dalingsgebied, de Roerdalslenk. Hier is het zandpakket vaak meer dan 15 meter dik, soms zelfs 45 meter. De oudere afzettingen zijn als gevolg van tektonische bodemdaling tot grote diepte weggezakt.7

De laatste ijstijd, het Weichselien (circa 115.000 – 11.755 jaar geleden), is belangrijk geweest voor de vorming van het huidige landschap rond het plangebied. In deze periode breidde het landijs zich sterk uit, maar bereikte Nederland niet. Het klimaat werd steeds kouder en droger bij een dalende zeespiegel.8 Tijdens het Pleniglaciaal (circa 75.000 – 15.700 jaar geleden) was de bodem permanent bevroren. Hierdoor stroomde het sneeuwsmelt- en regenwater over het oppervlak af waarbij bestaande geulen werden gebruikt en dalen werden gevormd. Hierbij werd veel sediment verspoeld en opnieuw afgezet. Dit zijn de zogenaamde fluvioperiglaciale afzettingen. Ze bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en plantenresten, en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend.9 Volgens de geologische overzichtskaart van Nederland schaal 1:600.000 komen deze afzettingen in de omgeving van het plangebied in de ondergrond voor.10

In de koudste en droogste perioden van het Weichselien, met name in het Laat-Pleniglaciaal (circa 26.000 – 15.700 jaar geleden) en Laat-Glaciaal (circa 15.700 – 11.755 jaar geleden), was de vegetatie vrijwel verdwenen, waardoor op grote schaal verstuiving kon optreden.11 Hierbij is dekzand over de fluvioperiglaciale

6 De Mulder e.a. 2003 en via www.dinoloket.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de ondiepe ondergrond.

7 Berendsen, 2005.

8 Berendsen, 2004.

9 Berendsen, 2004.

10 www.dinoloket.nl

11 Berendsen, 2004.

(8)

afzettingen afgezet. Dit (vaak lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 m), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend.12 Het dekzandpakket ligt volgens de geologische overzichtskaart13 in het plangebied aan het maaiveld. Het reliëf van de dekzanden wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen.

LEGENDA

3L5 : golvende dekzandvlakte

2M48 : vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie 2M9 : vlakte van ten dele verspoelde dekzanden

2M14 : vlakte van ten dele verspoelde dekzanden; vervlakt door veen en/of overstromingsmateriaal 4L8 : lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten

3N8 : laagte ontstaan door afgraving

2M18b : terrasvlakte plaatselijk vervlakt door overstromingsmateriaal 3K14 : dekzandrug al dan niet met oudbouwlanddek

2M22 : rivierkom en oeverwalachtige vlakte 1M23 : rivierkomvlakte

Rode arcering : opgehoogde woon- of vluchtplaats

Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: Stiboka en RGD 1983, blad 45 ‘s Hertogenbosch).

12 Berendsen, 2004.

13 www.dinoloket.nl

(9)

Op de geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50.000 ligt het plangebied in een golvende dekzandvlakte ligt (afbeelding 2.1, code 3L5)14. In de omgeving van Geffen is deze golvende dekzandvlakte op veel plaatsen vergraven en/of geëgaliseerd (aangegeven met de pijltjes naar beneden en naar rechts). De rode arceringen geven een opgehoogde woon- of vluchtplaats aan. Deze verhogingen werden opgeworpen als vluchtplaats wanneer het gebied werd getroffen door overstromingen van de Maas. Het plangebied grenst volgens de geomorfologische kaart met de westzijde aan een dergelijke opgehoogde woon- of vluchtplaats.

Het Actueel Hoogtebestand Nederland laat zien dat het plangebied ligt in een relatief vlak gebied met daarbinnen enkele hoogtes (afbeelding 2.2). De opgehoogde vluchtplaats aan de westzijde van het plangebied is ook goed zichtbaar, weergegeven met oranje kleuren, maar strekt zich niet uit tot binnen het plangebied. Ook is te zien dat het plangebied is gelegen in een overgangszone, tussen een hoger gelegen gebied in het zuidoosten en een lager gelegen gebied in het noordwesten.

LEGENDA

Donkerblauw : lager dan -41 m +NAP Blauw : -41 – 4 m +NAP Groen : 4 –5,5 m +NAP Geel : 5,5 - 6 m +NAP Oranje : 6 –10 m +NAP

Rood : hoger dan 10 m +NAP

Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl).

14 Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, blad 45, 1983.

(10)

In het Holoceen (de laatste 11.755 jaar) werd het klimaat warmer en vochtiger. Door de toenemende vegetatie werd het dekzand vastgelegd en sneden beken zich in de eerder gevormde dalen in, waarbij beekdalen werden gevormd. In de omgeving van Geffen bevinden zich geen beekdalen.

Bodem

Op de bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.3) ligt het plangebied in een zone met zwarte enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig zand (afbeelding 2.3, code zEZ21).15

De enkeerdgronden worden gekenmerkt door een plaggendek. De plaggenophoging is in Zuid-Nederland in de late middeleeuwen begonnen16, toen op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast.

Plaggen werden met veemest vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken.

In de loop der tijd is hierdoor een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan.

De totale dikte van het plaggendek bedraagt bij hoge enkeerdgronden meer dan 50 cm.17 De bouwvoor van de hoge enkeerdgronden (Aap-horizont) is 20 tot 30 cm dik en zeer donker bruin tot zwart van kleur.18 Hieronder liggen oudere niveaus/lagen van het plaggendek (Aa-horizont), die meestal wat lichter van kleur zijn. Onder het plaggendek ligt de oorspronkelijke bodem, waarschijnlijk een podzolgrond. De podzolgrond bestaat uit een A-horizont, waaronder vaak een E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig is. Hieronder ligt de B-horizont (inspoelingshorizont), die geleidelijk overgaat in de C-horizont.19 Afhankelijk van de vroegere bodembewerking is de oorspronkelijke A-, E- en/of B-horizont al dan niet intact. Vaak zijn deze door verploeging met de onderste helft van het plaggendek vermengd geraakt.

Volgens de bodemkaart komt in het plangebied grondwatertrap VII voor. Dit houdt in dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand op meer dan 80 cm beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand op meer dan 160 cm (VII) beneden maaiveld wordt aangetroffen.

15 Bodemkaart van Nederland, bron: ARCHIS II.

16 Hiddink en Renes 2007, 141 in Van Doesburg e.a. 2007.

17 De Bakker en Schelling 1989, 141.

18 Stiboka 1979, 87.

19 De Bakker en Schelling 1989, 127.

(11)

LEGENDA

zEZ21 : zwarte enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand kZn21 : vlakvaaggronden in leemarm en zwak lemig fijn zand

KWz : moerige eerdgronden met een zanddek en een moerige tussenlaag op zand cHn21 : laarpodzolgrond in leemarm en zwak lemig fijn zand

Rn47 : kalkloze poldervaaggronden in zwak siltige klei

kVz : waardveengronden op zand, beginnend ondieper dan 120 cm k… : (zandig) kleidek

Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: archis2.archis.nl).

(12)

2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied

In deze paragraaf is gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, de voormalige RACM) geraadpleegd:

Centraal Archeologisch Archief (CAA) Centraal Monumenten Archief (CMA)

Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II)

Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant gegevens van amateur archeologen

Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting (bijlage 2). Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant heeft het plangebied een hoge tot middelhoge archeologische waarde. Deze kaarten zijn indicatief en zullen voor het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel worden genuanceerd en gepreciseerd, aangezien uit deze kaarten niet blijkt wat de aard en ouderdom is van de te verwachten archeologische resten.

Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat in het onderzoeksgebied geen archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Uit de directe omgeving (binnen een straal van 300 m) is één monument en zijn twee onderzoeksmeldingen bekend. Uit de wijdere omgeving (binnen een straal van 600 m) zijn drie onderzoeksmeldingen en is één waarneming bekend.

Monumenten en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 300 m van het plangebied:

Monumentnummer 16.836:

Direct ten oosten van het plangebied ligt een terrein van hoge archeologische waarde. Het betreft de oude dorpskern van Geffen met middeleeuwse bewoning van voor 1250. Binnen de contouren van het monument kunnen in de bodem resten aangetroffen worden van vroeg moderne en waarschijnlijk ook van laat- middeleeuwse (vanaf circa 1300 n.Chr.) bewoning. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn.

Bedacht dient echter te worden dat de bewoning in de vroege en volle middeleeuwen (tot circa 1300 n.Chr.) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en grens ervan niet perse hoeft samen te vallen met die van de latere bewoning.

Onderzoeksmeldingnummer 7504:

Voor terrein op circa 125 m ten oosten van het plangebied heeft BILAN in 2004 een karterend booronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek van BILAN omvatte 5 plangebieden waarvan plangebied 2 en 4 vallen onder deze onderzoeksmelding. In plangebied 2 was van de verwachte hoge zwarte enkeerdgrond een klein deel over, in plangebied 4 was de bodem verstoord tot in de C-horizont. Op basis van het onderzoek is dan ook geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Onderzoeksmeldingnummer 7505:

Voor terrein op circa 300m ten zuidoosten van het plangebied heeft BILAN in 2004 een karterend booronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek van BILAN omvatte 5 plangebieden waarvan plangebied 1en 3 vallen onder deze onderzoeksmelding. In plangebied 1 was de oorspronkelijke bodem diep verstoord tot in het

(13)

dekzand. In het plangebied 3 was slechts een laatste restant van het oorspronkelijke podzolprofiel aanwezig.

Op basis van het onderzoek is geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Onderzoeksmeldingen en waarnemingen binnen een straal van 600 m van het plangebied

Onderzoeksmeldingnummer 40.993:

Aan de Kloosterstraat op circa 410 m ten oosten van het plangebied is door ADC archeoprojecten in mei van 2010 een booronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn nog niet beschikbaar via ARCHIS.

Onderzoeksmeldingnummer 7.729:

Aan de Dorpsstraat op circa 445 m ten zuiden van het plangebied heeft BAAC in 2007 een booronderzoek uit gevoerd. Het onderzochte terrein lag op de rand van een dekzandrug. De bodem bestond uit een intact plaggendek met daaronder gedeeltelijke en deels intacte podzolbodem. Aan de onderkant van het plaggendek was middeleeuws aardewerk aangetroffen wat wees op de mogelijke aanwezigheid van een archeologische vindplaats uit de middeleeuwen. Op basis van het onderzoek werd vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een proefsleuvenonderzoek.

Onderzoeksnummer 23.425; waarnemingsnummer 409.202:

Voor een terrein aan de Elst op circa 535 m ten westen van het plangebied heeft RAAP in 2007 een booronderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek is een vuurstenen artefact uit de steentijd aangetroffen en zijn fragmenten handgevormd aardewerk uit de prehistorie en fragmenten middeleeuws aardewerk gevonden.

Naar verwachting zou een eventuele vuursteenvindplaats zijn verstoord, maar zijn de gevonden scherven mogelijk afkomstig van een grotendeels intacte vindplaats van landbouwers. Op basis van het onderzoek werd dan ook vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een proefsleuvenonderzoek.

De locale amateurarcheoloog (dhr. P. van Nistelrooij, Heemkundewerkgroep Vladerack) is via email benaderd en heeft op de vraag of bij hem nog informatie uit het plangebied bekend is (die niet bij de RCE is gemeld) het volgende geantwoord: “Het gebied is een van de oude toegangswegen naar Geffen. Het Elst sloot aan op de Kepkensdonkdijk die deel uitmaakt van het dijkensysteem van het Maasland. Er was een oude wiel (416.900, 159.500) aanwezig die dicht gegooid is met “rommel”. Ik heb een aantal keren de akkers, die uit komen op het Elst, doorzocht en enkele scherven Romeins aardewerk en IJzertijd aardewerk gevonden. Maar geen hoge concentraties. Prof. Modderman heeft in 1955 ook dit gebied doorkruist en gemeld dat er Romeins aardewerk aanwezig is. Het plangebied ligt volgens mij al iets hoger richting de zandrug waar de kerk van Geffen opstaat. Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart (in voorbereiding) is dit gebied omschreven als: Hoge verwachting”.20

20 Schriftelijke mededeling, dhr. P. van Nistelrooij, Heemkundewerkgroep Vladerak, 14-11-2010.

(14)

2.4 Historische ontwikkeling

Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven.

Geffen is ontstaan uit een aantal gehuchten die als een krans rondom de dorpskerk lagen. De bewoningskernen of gehuchten lagen zelf veelal in een krans om de akkers.21 Deze gehuchten zijn later aan elkaar gegroeid.22 Het plangebied ligt in het voormalige gehucht Elst. De naam Geffen werd in de 15e eeuw (kopie van een akte uit 1246) voor het eerst genoemd als in Geffene. De naam is mogelijk afgeleid van het Germaanse gabhja, waarbij de vorm gaffel is te vertalen als ‘vork’ of ‘splitsing’.23 Een andere mogelijkheid is dat de naam zou zijn afgeleid van de woorden ‘gen’ en ‘effe’, dat ‘gelegen aan het water’ betekent. Het dorp Geffen heeft eeuwenlang dichtbij water gelegen, op de grens tussen de hogere zandgronden en de lager gelegen rivierklei. Dat water was afkomstig van de rivier de Maas, die soms tot de lijn Rosmalen-Nuland- Geffen-Oss buiten zijn oevers trad.24

In 1303 kreeg Geffen het eigendomsrecht van de gemeynt in handen en werden de gronden verkocht door Jan II, de hertog van Brabant, aan de inwoners van het dorp.25 Bekend is dat de Buitenpolder van Geffen, ten noorden van het dorp, in 1325 werd opgericht.26 Deze polder overstroomde na de bedijking van de Maas, die pas rond 1400 voltooid was, regelmatig. De komgronden werden vanaf de 13e eeuw intensiever gebruikt, maar waren vanaf het moment van het sluiten van de bandijk voornamelijk te benutten als wei- en hooiland.27

In de 15e en 16e eeuw namen de afwateringsproblemen in de streek toe. Die hingen samen met het ontbreken van Maasdijken bij Beers en Cuijk, waar aanvankelijk de oeverwallen hoog genoeg waren. Maar na zware regenval in Frankrijk en de Ardennen, wat in deze periode weer vaker voorkwam, stroomde de rivier over de oeverwallen, die dus als overstort (of overlaat) gingen fungeren. Het water ging richting Grave, vanwaar het over een soms kilometers brede strook afvloeide richting Den Bosch. Daar kon het dan via de Dieze de Maas weer bereiken. De overstromingen kwamen zo vaak voor dat de ‘tweede rivier’ de naam Beerse Maas kreeg.28

Het plangebied bevindt zich weliswaar dicht bij de dorpskern van Geffen, maar heeft vanwege de lagere ligging veel meer met wateroverlast te maken gehad. Om die reden werden de Elstse boerderijen en woningen vrijwel allemaal op een verhoging gebouwd, zoals ook te zien is op het kaartbeeld van het AHN (afbeelding 2.3, gele/oranje kleur) en de geomorfologische kaart (afbeelding 2.1, rode arcering).

Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (afbeelding 2.4)29 is het plangebied niet bebouwd. Uit de gegevens van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT)30 behorende bij het minuutplan blijkt dat het

21 Kolman e.a. 1997, 40-41.

22 Kolman e.a. 1997, 164.

23 Van Berkel en Samplonius 2005, 145.

24 www.bhic.nl

25 www.bhic.nl

26 De Bont 1993, 56.

27 De Bont 1993, 56, 57.

28 www.maasmeanders.nl

29 www.watwaswaar.nl Gemeente Geffen, sectie C, blad 1. Minuutplans zijn de oorspronkelijke kadastrale kaarten die zijn vervaardigd vanaf 1811 en 1812 in navolging van de Fransen o.l.v. Napoleon Bonaparte. Het zijn grondbeschrijvingen (kadasters) van de gemeenten met hierop aangegeven de percelen, perceelnummers en gebouwen.

30 OAT = Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel. Dit is een register uit 1832 waarin diverse gegevens in vermeld staan die betrekking hebben op de betreffende percelen, zoals de eigenaar, beroep en woonplaats, alsmede het grondgebruik en de oppervlakte.

(15)

plangebied in gebruik is als bouwland. In de omgeving van het plangebied zijn langs de wegen meerdere gebouwen aanwezig. De bewoningskern van Geffen bevindt zich ten zuidoosten van het plangebied.

Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw, aangegeven met het rode kader. (Bron: www.watwaswaar.nl).

Op de kaart uit circa 1900 (afbeelding 2.5) is duidelijk te zien dat een groot deel van de gebouwen ten noorden van de weg Elst, die op het minuutplan aanwezig zijn, verdwenen zijn. De weg Elst is verhard, waarschijnlijk met klinkers. Elst wordt op deze kaart van de kern van Geffen gescheiden door de aangelegde spoorlijn. Het plangebied bestaat nog altijd uit bouwland en is niet bebouwd.

(16)

Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 1910, aangegeven met het rode kader (Bron:

Uitgeverij Nieuwland 2005, Noord-Brabant, blad 569).

Bodemverstoring

Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan.31 Volgens de ontgrondingen kaart van de provincie Noord-Brabant is het plangebied niet ontgrond.32 In het plangebied stond op het moment van veldwerk een oude varkensschuur met gierkelders. De gierkelders reikte tot een diepte van circa 1,5 meter beneden het maaiveld33 en zullen eventueel aanwezige archeologische resten verstoord hebben.

31 www.bodemloket.nl

32 Ontgrondingen kaart digitaal ontvangen van de provincie Noord-Brabant.

33 Mondelinge mededeling, dhr. Van Tuijl, 24-11-2010.

(17)

2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1.

Volgens de IKAW geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting (bijlage 2). Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant heeft het plangebied een hoge tot middelhoge archeologische waarde. Het plangebied ligt in een golvende dekzandvlakte met dekzand aan het oppervlak. Op grond van de ouderdom van het aanwezige dekzand worden binnen het plangebied archeologische resten verwacht vanaf het laat-paleolithicum.

De jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum en mesolithicum hebben als woon- en verblijfplaats vaak voor de flanken van hoger liggende terreingedeelten in het landschap gekozen, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst, nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit, wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt.

Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het toenmalige oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn aangeploegd. In situ vondsten en sporen bevinden zich onder het plaggendek voornamelijk in de top van de podzolgrond en eventuele sporen kunnen worden aangetroffen vanaf de B- horizont. Het plangebied ligt in relatief vlak gebied. Voor zover bekend was er in de directe omgeving geen open water in de vorm van een beek of een ven. Vanwege het ontbreken van open water was het plangebied waarschijnlijk minder gunstig als vestigingsplaats voor jager-verzamelaars. In de wijdere omgeving van het plangebied in een zelfde landschappelijke ligging als het plangebied is een vuurstenen artefact aangetroffen wat wijst op de aanwezigheid van jager-verzamelaars in het gebied (paragraaf 2.3; Onderzoeksnummer 23.425; waarnemingsnummer 409.202). Dit vuurstenen artefact geeft tevens aan dat hoewel het plangebied minder gunstig is als vestigingsplaats, het niet ongeschikt is voor bewoning door jager-verzamelaars.

Derhalve wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum.

Vanaf het neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In het begin combineert men de eigen teelt met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar landbouw en veeteelt en worden jagen en verzamelen steeds minder belangrijk. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die soms diep in de grond gefundeerd waren. Voor de watervoorziening worden waterputten gegraven en in en nabij de nederzetting worden afvalkuilen gegraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken, waardoor een oppervlakkige verstoring enkel impact heeft op de bovenste delen van de sporen. Ondiepe sporen kunnen echter wel zijn verdwenen. Sporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kunnen vanaf de B-horizont van de podzolgrond tot diep in de C-horizont worden aangetroffen. In de periode vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen heeft men nog steeds een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden. Met name grotere en hogere dekzandruggen hebben in deze periode een aantrekkelijke bewoningsplaats gevormd. Het plangebied is vanwege de landschappelijke ligging nog steeds een minder geschikte bewoningslocatie. Door de ontwikkelingen op het gebied van watervoorziening zoals het graven van waterkuilen en waterputten, werd de afhankelijkheid voor open water in de omgeving minder. Op dezelfde locatie als waar het vuurstenen artefact is aangetroffen zijn bij hetzelfde onderzoek aardewerk fragmenten aangetroffen uit de prehistorie en de middeleeuwen (paragraaf 2.3; Onderzoeksnummer 23.425;

waarnemingsnummer 409.202). Daarnaast heeft dhr. Van Nistelrooij op akkers in de omgeving van het plangebied enkele fragmenten aardewerk uit de ijzertijd en Romeinse tijd aangetroffen (paragraaf 2.3). Deze vondsten wijzen op bewoning in het gebied in de periode neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. De genoemde vondsten zijn gedaan in een zelfde landschappelijke ligging als het plangebied, wat aangeeft dat het plangebied een gunstige bewoningslocatie was in de periode neolithicum tot en met de vroege

(18)

middeleeuwen. Daarom is aan het plangebied vanwege de relatief gunstige landschappelijke ligging en aangetoonde bewoning in de omgeving, een hoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen.

Het plangebied bevindt zich in de late middeleeuwen en nieuwe tijd in het gehucht Elst, dat later is opgegaan in Geffen. De bewoning in Elst heeft zich vanwege de veelvuldige overstromingen, veroorzaakt door de Beerse Maas, voornamelijk geconcentreerd op ophogingen. Het plangebied ligt relatief hoog ten opzichte van de directe omgeving, maar er is geen opgehoogde woonplaats binnen het plangebied aanwezig. Uit het bestudeerde kaartmateriaal blijkt dat het verschil in bebouwingsdichtheid en –locatie aanzienlijk is gewijzigd.

De verdwenen 19e eeuwse bebouwing, die op het minuutplan nog zichtbaar is, lijkt ook op de hogere delen van het gebied te hebben gestaan. De verwachting voor resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd wordt daarom binnen het plangebied op middelhoog gesteld.

Het plangebied is mogelijk vanaf de late middeleeuwen afgedekt door een plaggendek. Van het plaggendek gaat een beschermende werking uit op eventuele archeologische sporen en resten van voor de late middeleeuwen. Oppervlakkige verstoringen zoals ploegen hebben hierdoor geen of een geringe invloed op het onderliggende bodemarchief. Door de aanwezigheid van een plaggendek zullen eventueel aanwezige vindplaatsen vanaf het laat-paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen redelijk tot goed bewaard zijn gebleven.

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen laat-

paleolithicum – mesolithicum

middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke

kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen

Onder het plaggendek, in de podzolbodem

neolithicum – vroege middeleeuwen

hoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen

Onder het plaggendek, tot in het dekzand

late

middeleeuwen – nieuwe tijd

middelhoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen

vanaf maaiveld

Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.

(19)

3 Inventariserend Veldonderzoek

3.1 Methode

Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is aan de hand van de richtlijnen van de provincie Noord-Brabant voor enkeerdgronden34 een verkennend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 6 boringen per hectare uitgevoerd. Hiermee is het onderzoek verkennend voor alle perioden. Aangezien het plangebied circa 1.200 m2 groot is, is het minumum aantal van 4 boringen gezet.

Vanwege het geringe oppervlak en de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) zijn de boringen zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verdeeld. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een meetwiel.

Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment is verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 510435 en bodemkundig36 geïnterpreteerd.

3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens

De locaties van de boringen staan in bijlage 3 en de boorprofielen in bijlage 4. In het terrein loopt geleidelijk op naar de schuur die op een verhoging is gebouwd. De hoogte van het maaiveld ligt tussen circa 4,8 en 5,3 m +NAP.37

De natuurlijke ondergrond binnen het plangebied bestaat uit goed gesorteerd, matig fijn, matig siltig lichtbruin wit zand dat naar onder toe sterk roesthoudend wordt. Dit zand is geïnterpreteerd als dekzand behorend tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel. Dit dekzand is aangetroffen vanaf een diepte van 105 cm beneden het maaiveld.

Direct op het dekzand, met uitzondering van boringen 1 en 4, ligt een donkerbruin grijze, zwak humueze bovengrond (Aap- en Aa-horizont) van 55 tot 110 cm dik. Op grond van de dikte van de bovengrond (meer dan 50 cm) kan de bodem geclassificeerd worden als een hoge zwarte enkeergrond. In boring 1 is de eerste 30 cm van de bovengrond geroerd. Daaronder lijkt de bodem intact net als in boring 4. Boringen 1 en 4 zijn geplaatst op de verhoging rond de aanwezige schuur. Vermoedelijk is rond de schuur het terrein opgehoogd met antropogeen opgebracht, op dekzand lijkend, lichtbruin, wit zand. De bodem is hier tot in het dekzand verstoord. In boringen 2 en 3 komen in de bovengrond brokken dekzand vermengd met de humeuze Aa- horizont voor en ligt de bovengrond direct op het roesthoudende dekzand. Aangenomen wordt dat de bodem in boringen 2 en 3 is verstoord tot in het dekzand. In geen van de boringen is onder de humeuze bovengrond een (restant van een) podzolgrond aangetroffen.

3.3 Archeologische indicatoren

Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het verkennend booronderzoek had dan ook niet tot doel archeologische resten op te sporen.

34 SIKB 2006.

35 Nederlands Normalisatie-instituut 1989.

36 De Bakker en Schelling 1989.

37 www.ahn.nl

(20)

3.4 Archeologische interpretatie

De verwachte podzolgrond onder het plaggendek is tijdens het veldonderzoek in het hele plangebied niet aangetroffen. Aangenomen wordt dat deze podzolgrond is verstoord door ploegwerkzaamheden en is opgenomen in het bovenliggende plaggendek. Dit betekent dat vuursteenvindplaatsen, die voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen bestaan in de top van de oorspronkelijke podzolgrond, niet meer in situ liggen. De middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum kan daarom naar laag worden bijgesteld.

Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C- horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Uit het veldonderzoek blijkt echter dat in het westelijk deel (boringen 2 en 3) van het plangebied en in het oostelijke deel (boringen 1 en 4) onder de aanwezige schuur, de bodem is verstoord tot in de C-horizont. Daarom kan de hoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen en de middelhoge verwachting voor het aantreffen van resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd voor het plangebied naar laag worden bijgesteld.

(21)

4 Conclusies en aanbevelingen

4.1 Inleiding

Het doel van een archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen en een middelhoge verwachting voor resten uit de late-middeleeuwen en nieuwe tijd. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen.

4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen

Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

De ondergrond in het plangebied bestaat uit goed gesorteerd, goed afgerond dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). De bodem in het plangebied bestaat uit een donkerbruin grijze, zwak humeuze bovengrond (Aap- en Aa-horizont) van 55 tot 110 cm dik. Op grond van de dikte van de bovengrond (meer dan 50 cm) kan de bodem geclassificeerd worden als een hoge zwarte enkeergrond. Boringen 1 en 4 zijn geplaatst op de verhoging rond de aanwezige schuur.

Vermoedelijk is rond de schuur het terrein opgehoogd met antropogeen opgebracht, op dekzand lijkend, lichtbruin, wit zand. De bodem is hier tot in het dekzand verstoord. In boringen 2 en 3 komen in de bovengrond brokken dekzand vermengd met de humeuze Aa-horizont voor en ligt de bovengrond direct op het roesthoudende dekzand. Aangenomen wordt dat de bodem in boringen 2 en 3 is verstoord tot in het dekzand. In geen van de boringen is onder de humeuze bovengrond een (restant van een) podzolgrond aangetroffen.

In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.

De middelhoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen uit het laat- paleolithicum en mesolithicum kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. De hoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen en de middelhoge archeologische verwachting voor resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd kunnen op grond van de resultaten van het veldonderzoek eveneens naar laag worden bijgesteld.

(22)

4.3 Aanbevelingen

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Maasdonk), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht geldt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Maasdonk.

(23)

5 Samenvatting

5.1 Inleiding

Synthegra heeft in opdracht van Martin Koenen Adviesbureau een archeologisch onderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Elst in Geffen. Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van een woning in het kader van Ruimte voor Ruimte.38 De diepte van de toekomstige bodemverstoring voor de fundering bedraagt circa 60 cm beneden het maaiveld.39 Uitgaande van een bodemverstoring van 60 cm beneden maaiveld, zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 50 cm beneden maaiveld verwacht kan worden.

5.2 Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek

Volgens de IKAW geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant heeft het plangebied een hoge tot middelhoge archeologische waarde. Het plangebied ligt in een golvende dekzandvlakte met dekzand aan het oppervlak.

Op grond van de ouderdom van het aanwezige dekzand worden binnen het plangebied archeologische resten verwacht vanaf het laat-paleolithicum. Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in onderstaande tabel.

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen laat-

paleolithicum – mesolithicum

middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke

kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen

Onder het plaggendek, in de podzolbodem

neolithicum – vroege middeleeuwen

hoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen

Onder het plaggendek, tot in het dekzand

late

middeleeuwen – nieuwe tijd

middelhoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen

vanaf maaiveld

Tabel 5.1: Archeologische verwachting per periode.

5.3 Archeologische interpretatie veldonderzoek

De verwachte podzolgrond onder het plaggendek is tijdens het veldonderzoek in het hele plangebied niet aangetroffen. Aangenomen wordt dat deze podzolgrond is verstoord door ploegwerkzaamheden en is opgenomen in het bovenliggende plaggendek. Dit betekent dat vuursteenvindplaatsen, die voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen bestaan in de top van de oorspronkelijke podzolgrond, niet meer in situ liggen. De middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum kan daarom naar laag worden bijgesteld.

Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C- horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Uit het veldonderzoek blijkt echter dat in het westelijk deel (boringen 2 en 3) van het plangebied en in het oostelijke deel (boringen 1 en 4) onder de aanwezige schuur, de bodem is verstoord tot in de C-horizont. Daarom kan de hoge verwachting om archeologische waarden uit

38 Schriftelijke mededeling, dhr. M. Koenen, 29-10-2010.

39 Schriftelijke mededeling, dhr. M. Koenen, 11-11-2010

(24)

de perioden neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen en de middelhoge verwachting voor het aantreffen van resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd voor het plangebied naar laag worden bijgesteld.

5.4 Aanbeveling

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.

(25)

Literatuur en kaarten

Literatuur

Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus.

Staring Centrum, Wageningen.

Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen.

Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen.

Berkel, G. van, en K. Samplonius, 2006: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht.

Bont, C. de, 1993: ‘…al het merkwaardige in bonte afwisseling…’. Een historische geografie van Midden- en Oost-Brabant, Waalre (Stichting Brabants Heem).

Kolman, C., B. Olde Meierink en R. Stenvert, 1997: Monumenten in Nederland. Noord-Brabant, Zeist en Zwolle.

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989: NEN 5104: Geotechniek - Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

Provincie Noord-Brabant, 2007: Minimumeisen Provincie Noord-Brabant ten behoeve van de rapportage van archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend en waardestellend booronderzoek, ’s Hertogenbosch.

Provincie Noord-Brabant, 2007: Onderzoekseisen Provincie Noord-Brabant ten behoeve van archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend en waardestellend booronderzoek, ’s Hertogenbosch.

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer , 2006a: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1. SIKB, Gouda.

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006b: Leidraad inventariserend veldonderzoek;

Deel: karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda.

Stichting voor Bodemkartering, 1979: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, toelichting bij het kaartblad 45 Oost (’s-Hertogenbosch), Wageningen.

Kaarten

Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst, 1983: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 45 (’s-Hertogenbosch), Wageningen/Haarlem.

TNO Bouw en Ondergrond, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (www.dinoloket.nl)

(26)

Uitgeverij Nieuwland, 2005, Grote Historische Atlas van Noord-Brabant, ca. 1905, schaal 1:25.000. Tilburg.

Internet (geraadpleegd november 2010) archis2.archis.nl

www.ahn.nl www.bhic.nl www.bodemloket.nl www.dinoloket.nl www.maasmeanders.nl www.watwaswaar.nl

(27)

Bijlagen:

(28)

1 - Overzicht van relevante geologische en

archeologische tijdvakken

(29)

Ouderdom

in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie

Holoceen 1

Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas

(koud) Allerød (warm) Vroege Dryas

(koud) Laat-

Weichselien (Laat- Glaciaal)

Bølling (warm)

2

Laat- Pleniglaciaal

Midden- Pleniglaciaal Midden- 3

Weichselien (Pleniglaciaal)

Vroeg-

Pleniglaciaal 4 5a 5b 5c Vroeg-

Weichselien (Vroeg- Glaciaal)

5d Eemien

(warme periode) 5e Eem

Formatie Formatie

van Kreftenheye

Formatie van Drente Saalien (ijstijd) 6

Holsteinien (warme periode) Elsterien (ijstijd)

Formatie van

Urk Formatie

van Peelo

Formatie van Boxtel

Cromerien (warme periode)

Pre-Cromerien

Formatie van Sterksel

Formatie van Beegden

11.755 12.745 13.675 14.025 15.700

29.000

50.000

75.000

115.000 130.000

370.000 410.000

475.000

850.000

2.600.000

(30)

Middeleeuwen

Vb1 Romeinse tijd

IJzertijd Subatlanticum

koeler vochtiger

Va

eik en hazelaar overheersen

haagbeuk veel cultuurplanten

rogge, boekweit, korenbloem

IVb Bronstijd

Subboreaal koeler

droger IVa

Loofbos eik en hazelaar

overheersen beuk>1% invloed

landbouw

(granen) Neolithicum

Atlanticum warm vochtig

III

Loofbos eik, els en hazelaar

overheersen in zuiden speelt linde een grote rol

Boreaal

warmer II

den overheerst hazelaar, eik, iep,

linde, es

Mesolithicum

Preboreaal

warmer I

eerst berk en later den overheersend

Late Dryas LW III parklandschap

Allerød LW II dennen- en

berkenbossen

Vroege Dryas open

parklandschap Laat-

Weichselien (Laat- Glaciaal)

Bølling

LW I open vegetatie met kruiden en berkenbomen

Laat-Paleolithicum

Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)

perioden met een poolwoestijn en perioden met een

toendra

Vroeg- Weichselien

(Vroeg- Glaciaal)

perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap Eemien

(warme periode) loofbos

Midden-Paleolithicum

Saalien (ijstijd)

Vroeg-Paleolithicum

2650

5000

8000

9000

10.150 10.800 11.800 12.000

13.000 815

3755

7020

8240

11.755 12.745 13.675 14.025

15.700

75.000

115.000 130.000

300.000 35.000 8800 5300 4900 2000 800 12 0 450

Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder . (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder . (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot . (1994). Atmosferische data volgens Stuiver . (1998).

Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen.

Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).

Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).

et al

et al et al et al

(31)

2 - Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS

waarnemingen

(32)

Legenda

Vondsten per periode

:

Paleolithicum

:

Neolithicum

:

Vroege Middeleeuwen

:

Late Middeleeuwen

:

Nieuwe tijd

: : :

: : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :

409219

409217 409202

16836

7504

14816 20409

7505

7506

7729

23425 40993

37628

159000 160000

417000418000

0 250 500 Meter

±

Archeologisch monument + monumentnummer Terrein van archeologische betekenis

Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde

Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd plangebied

onderzoeksmeldingen archeologische verwachting trefkans

hoog (water) middelhoog (water) laag (water) water hoog middelhoog laag zeer laag niet gekarteerd onbekend

(33)

3 - Boorpuntenkaart

(34)

!

!

!

!

4A 2A

Elst Elst

Broekstraat

4 3

2

1

417200417300417400

schaal:

S100312 BO-IVO-V_06122010_JH_1.0

0 12,5 25 50 Meter

±

1:1000

Legenda

! Boorpunt Plangebied

(35)

4 - Boorprofielen

(36)

Projectcode: S100312 Projectnaam: Elst Geffen

Datum: 24-11-2010

50

100

150

-30

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, Aa horizont

-75

Zand, matig fijn, matig siltig, licht bruinwit, opgebracht, lijkt dekzand

-105

Zand, matig fijn, matig siltig, sterk roesthoudend, licht oranjegeel, C horizont dekzand

-150

Zand, matig fijn, matig siltig, wit, C horizont dekzand

-170

50

100

spikkels

-50

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijs, Aa horizont, bruine brokjes, geroerd

-110

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, lichtgeel, C horizont dekzand

-120

Zand, matig fijn, matig siltig, sterk roesthoudend, licht oranjegeel, C horizont dekzand in de top oerbrokjes

-140

Boring: 3

0

50

100

weiland

0

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen baksteen, bruingrijs, verstoord gele brokjes

-35

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht grijsbruin, verstoord gele brokken, gevlekt

-110

Zand, matig fijn, matig siltig, sterk roesthoudend, oranjegeel, C horizont dekzand

-135

Boring: 4

0

50

100

weiland

0

Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, Aap horizont

-55

Zand, matig fijn, matig siltig, licht bruinwit, opgebracht, lijkt dekzand

-110

Zand, matig fijn, matig siltig, sterk roesthoudend, licht oranjegeel, C horizont dekzand

-120

(37)

Grind, zwak zandig

Grind, matig zandig

Grind, sterk zandig

Grind, uiterst zandig

zand

Zand, kleiïg

Zand, zwak siltig

Zand, matig siltig

Zand, sterk siltig

Zand, uiterst siltig

veen

Veen, mineraalarm

Veen, zwak kleiïg

Veen, sterk kleiïg

Veen, zwak zandig

Veen, sterk zandig

Klei, matig siltig

Klei, sterk siltig

Klei, uiterst siltig

Klei, zwak zandig

Klei, matig zandig

Klei, sterk zandig

leem

Leem, zwak zandig

Leem, sterk zandig

overige toevoegingen zwak humeus

matig humeus

sterk humeus

zwak grindig

matig grindig

sterk grindig

zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur

olie

geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie uiterste olie-water reactie

p.i.d.-waarde

>0

>1

>10

>100

>1000

>10000

monsters

geroerd monster

ongeroerd monster

overig

bijzonder bestanddeel

Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand

Gemiddeld laagste grondwaterstand

slib

water

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden die deze hoge verwachting bevestigen, maar evenmin kan op basis van het veldonderzoek de aanwezigheid van

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen

15 Beoordeling door dhr. Vermunt, archeologisch adviseur van gemeente Steenbergen.. Het betreft een poldervaaggrond. In het onderliggende kleipakket is nauwelijks sprake van

Daarnaast is in de groenstrook (boring 13, 14 en 15) achter de supermarkt, in het zuidoosten van het plangebied, de bodem tot in de C-horizont verstoord. Dit geldt ook voor de

Voor het plangebied gold een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, Guts, Akkerlaag scherpe

Derhalve kunnen rond de boringen 1-3 nog archeologische resten intact aanwezig zijn Vanwege het aangetroffen plaggendek en deels aanwezige podzolgrond blijft voor

Hamaland Advies heeft in opdracht van BJZ.nu uit Almelo een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd voor een ongenummerd landbouwperceel aan